Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 november 2015
gepubliceerd op 25 november 2015

Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken en federale overheidsdienst justitie
numac
2015000604
pub.
25/11/2015
prom.
09/11/2015
ELI
eli/besluit/2015/11/09/2015000604/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 NOVEMBER 2015. - Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, houdt verband met de pensioenproblematiek binnen de politiesector en meer bepaald met de toestand ontstaan na het arrest nr 103/2014 van 10 juli 2014 van het Grondwettelijk Hof.

Om de redenen uiteengezet in voormeld arrest heeft het Hof de gehele preferentiële pensioenregeling voor de leden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie vernietigd.

Met het oog op een billijke, humane, progressieve maar tevens juridisch sluitende regeling werd een stelsel van non-activiteit ontworpen dat mede het voorwerp uitmaakt van dit besluit. Het betreft dus een reglementaire regeling die complementair is aan een eerdere wettelijke bijsturing. Hiervoor wordt verwezen naar de invoering van een nieuw artikel 88/1 in de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen dat in wezen voor de politie het equivalent is van artikel 90 van dezelfde wet en 2.500 personeelsleden betreft.

Om terug te keren naar het besluit, dat voorziet vooreerst in een structurele statutaire mogelijkheid voor de personeelsleden van het operationeel kader die de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt, om een aangepaste betrekking aan te vragen. Langer werken is één van de pijlers van het beleid van deze Regering en derhalve beantwoordt dit aan de noodzaak en aan de wil om een leeftijdsbewust personeelsbeleid bij de politie te implementeren. Daarvoor wordt concreet geopteerd voor een concept van nationale herplaatsingsprocedure met lokale commissies. Een dergelijke aanpak laat een meer geïndividualiseerde benadering toe hetgeen doeltreffender is dan de eerder concurrentiële mobiliteitsprocedure. De artikelen 1 t.e.m. 5 van dit besluit omschrijven de procedure en statutaire gevolgen in deze.

Inzake de beschouwing van de Raad van State m.b.t. het artikel VI.II.98 RPPol, betreft het geen uitbreiding van de prerogatieven maar wel een bevestiging van de toepasbaarheid van artikel 15, 3° van de syndicale wet van 24 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/03/1999 pub. 08/05/1999 numac 1999000340 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten sluiten. Deze redite werd dus in de tekst geschrapt.

Artikel 6 bevat vervolgens het voormelde stelsel met betrekking tot de non-activiteit voorafgaand aan de pensionering.

De overheid ontwierp uiteindelijk een reglementaire regeling die berust op vrijwilligheid en op een leeftijdscriterium. Ingevolge het advies van de Raad van State werd artikel XII.XIII.1 RPPol verduidelijkt en werd het tweede criterium m.b.t de loopbaanduurtijd niet behouden. Verder houdt de ontworpen regeling ook rekening met het specifieke karakter van het politieberoep. De omstandigheden waarin de leden van het operationeel kader moeten optreden zijn te allen tijde potentieel gevaarlijk tot extreem gevaarlijk. De psycho-sociale last, de bestendige stress, de gestelde fysische vereisten alsmede de absolute beschikbaarheidsplicht, dag en nacht, zoals omschreven in de artikelen 125 en 126 van de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, maken het tot een bijzonder veiligheidsberoep. In sommige gevallen zijn zij de laatste en desnoods substitutieve garant voor de overheid om de openbare orde te verzekeren. Als veruitwendiging van de openbare macht zijn o.a. de politieambtenaren bovendien de bevoorrechte doelwitten van diegenen die, om welke reden ook, de maatschappij willen ontwrichten.

De bepaling van artikel XII.XIII.1 in fine RPPol heeft tot doel het geheel juridisch sluitend te maken inzake de officierenproblematiek : alle ex-rijkswachtofficieren leveren zodoende een extra inspanning van ten minste 2 jaren.

De voorwaarde onder artikel XII.XIII.1, eerste lid, 2° RPPol is dezelfde als die vervat in de artikelen 5 en 10 van de wet van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/03/2001 pub. 18/04/2001 numac 2001000369 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden sluiten betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden en is ingegeven door de beschouwingen van het arrest van het Grondwettelijk Hof.

De non-activiteit vangt, conform de ondergrens in het Regeerakkoord, ten vroegste aan op 58 jaar. Dit impliceert een verhoging met 4, respectievelijk 2 jaar van de vroegere preferentiële leeftijden van 54 en 56. Zij kan maximaal vier jaar bedragen. Om in dat raam de toetsing aan artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering van de pensioenregelingen mogelijk te maken, zal dat artikel worden gewijzigd. Conform het Regeerakkoord zal die periode van non-activiteit voorafgaand aan de pensionering in aanmerking komen voor het bepalen van het recht op pensioen maar niet voor de berekening van het pensioenbedrag.

Het voorgestelde wachtgeld is degressief. 74 % komt quasi overeen met het pensioenbedrag en wordt toegekend aan diegenen die een volle loopbaan hebben. De degressiviteit moet, gelet op het beleid dat deze Regering voorstaat, de betrokkenen er toe aanzetten om de loopbaan nog te verlengen, maar die keuze berust uiteindelijk bij het individu zelf.

Dit besluit treedt in werking navolgend op de regeling beoogd door het nieuwe artikel 88/1 van de wet van 28 december 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/12/2011 pub. 30/12/2011 numac 2011021115 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen. Zodoende wordt de politie in een vergelijkbare toestand geplaatst als die van de andere veiligheidssectoren, zijnde met een eigen uittrederegeling die zal gelden tot alle regelingen van vervroegde uittreding in de federale openbare sector, met inbegrip van dit besluit, aangepast worden in uitvoering van het Regeerakkoord en nadat besprekingen werden gevoerd in het Nationaal Pensioencomité over de zware beroepen. Het Regeerakkoord vermeldt met name : "De leeftijds- en loopbaanvoorwaarden voor de regelingen van vervroegde uittreding in de federale openbare sector (verlof voorafgaand aan pensioen, disponibiliteit en andere) zullen gealigneerd worden op de voorwaarden voor de individuele werkloosheid met bedrijfstoeslag.".

Conform het Regeerakkoord, geldt de uittrederegeling in ieder geval tot en met 2019.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS

ADVIES 58.113/2 VAN 21 SEPTEMBER 2015 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `HOUDENDE BEPALINGEN INZAKE HET EINDELOOPBAANREGIME VOOR PERSONEELSLEDEN VAN HET OPERATIONEEL KADER VAN DE GEINTEGREERDE POLITIE'.

Op 26 augustus 2015 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 21 september 2015.

De kamer was samengesteld uit Pierre VANDERNOOT, kamervoorzitter, Martine BAGUET en Luc DETROUX, staatsraden, Sébastien VAN DROOGHENBROECK en Marianne DONY, assessoren, en Bernadette VIGNERON, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Roger WIMMER, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre VANDERNOOT. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 21 september 2015.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp 1. Voor de ontwerpen van koninklijk besluit waardoor, rechtstreeks of onrechtstreeks, de ontvangsten kunnen worden beïnvloed, of nieuwe uitgaven kunnen ontstaan, is krachtens het koninklijk besluit van 16 november 1994 `betreffende de administratieve en begrotingscontrole' de voorafgaande akkoordbevinding van de minister die bevoegd is voor de begroting vereist. Uit het dossier blijkt niet dat dat vormvereiste vervuld is. De steller van het ontwerp moet daarop toezien. 2. Het ontworpen artikel VI.II.98, tweede lid, bepaalt dat artikel 15, 3°, van de wet van 24 maart 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/03/1999 pub. 08/05/1999 numac 1999000340 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten sluiten `tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten' van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 15 van die wet luidt als volgt : "Onder de voorwaarden bepaald door de Koning en onverminderd de andere prerogatieven welke hun door deze wet worden toegekend, mogen de representatieve vakorganisaties : [...] 3° aanwezig zijn op de vergelijkende examens en op de examens welke voor de personeelsleden worden georganiseerd onverminderd de prerogatieven van de examencommissies; [...] Die wet machtigt de Koning niet de prerogatieven van de vakorganisaties uit te breiden.

Het tweede lid van het ontworpen artikel VI.II.98 moet derhalve worden weggelaten. 3. Het ontworpen artikel XII.XIII.1, eerste lid, 1°, bepaalt dat het personeelslid van de politiediensten vanaf de leeftijd van 58 jaar recht heeft op non-activiteit voorafgaand aan de pensionering indien hij vóór 10 juli 2014 de preferentiële vervroegde pensioenleeftijd van 54, 56 of 58 jaar heeft bereikt (1) of ten minste 33,5 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector heeft.

Daar het leeftijdscriterium dat reeds in het begin van de zin staat, in de bepaling onder 1° nodeloos wordt herhaald, moet artikel XII.XIII.1 worden herschreven om duidelijkheid te verschaffen over de voorwaarden waaronder de geplande maatregel zal worden toegepast. De tekst moet in het bijzonder duidelijk aangeven dat de voorwaarde inzake de 33,5 jaren dienstanciënniteit op 10 juli 2014 vervuld moet zijn.

Los daarvan, en wat de grond van de zaak betreft, doet het recht op non-activiteit voorafgaand aan de pensionering, in zoverre het geldt voor personen die ten minste 33,5 jaren anciënniteit in de openbare sector hebben, een verschillende behandeling ontstaan die, indien ze niet wordt gerechtvaardigd, als discriminerend kan worden beschouwd in het licht van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. 4. Door in het derde lid van artikel XII.XIII.3 te bepalen dat de vermelde periode van zes maanden ingaat "te rekenen vanaf de bekendmaking van dit besluit", ziet de steller van de tekst over het hoofd dat die bepaling een wijzigingsbepaling is.

De termijn moet in voorkomend geval worden berekend vanaf de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit.

Voor het overige wordt naar opmerking 5 verwezen. 5. Uit artikel 7 van het ontwerp blijkt dat het besluit onmiddellijk in werking treedt op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. Tenzij er een specifieke reden bestaat om af te wijken van de gangbare termijn van inwerkingtreding, vastgesteld bij artikel 6, eerste lid, van de wet van 31 mei 1961 `betreffende het gebruik der talen in wetgevingszaken, het opmaken, bekendmaken en inwerkingtreden van wetten en verordeningen', moet in principe worden afgezien van de onmiddellijke inwerkingtreding, teneinde elkeen een redelijke termijn te geven om kennis te nemen van de nieuwe regels.

De griffier, Bernadette Vigneron De voorzitter, Pierre Vandernoot _______ Nota (1) Het leeftijdscriterium dat reeds in het begin van de zin staat, wordt aan het begin van de bepaling onder 1° nodeloos herhaald. 9 NOVEMBER 2015. - Koninklijk besluit houdende bepalingen inzake het eindeloopbaanregime voor personeelsleden van het operationeel kader van de geïntegreerde politie FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/1998 pub. 05/01/1999 numac 1998021488 bron diensten van de eerste minister Wet tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus sluiten tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, artikel 121, vervangen bij de wet van 26 april 2002;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 maart 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/03/2001 pub. 31/03/2001 numac 2001000327 bron ministerie van binnenlandse zaken en ministerie van justitie Koninklijk besluit tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten sluiten tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten (RPPol);

Gelet op het protocol van onderhandelingen nr. 365/1 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten, gesloten op 13 mei 2015;

Gelet op het advies van de Inspecteur-generaal van Financiën, gegeven op 15 juli 2015;

Gelet op het advies van de Raad van burgemeesters, gegeven op 16 juli 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Ambtenarenzaken, d.d. 20 augustus 2015;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 15 oktober 2015;

Gelet op advies nr. 58.113/2 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel VI.II.85 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2010, het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 10/02/2014 numac 2014003030 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de Nationale Bank van België en de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 03/06/2014 numac 2013207228 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere mindervalide werklieden en werklieden met ernstige lichamelijke problemen, indien zij worden ontslagen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 15/07/2014 numac 2013207169 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2012 sluiten en het koninklijk besluit van 20 april 2015, wordt aangevuld met een bepaling onder 9°, luidende : "9° in het raam van het eindeloopbaanregime bedoeld in hoofdstuk VII een aangepaste betrekking heeft verkregen.".

Art. 2.In artikel VI.II.86, tweede lid, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 10/02/2014 numac 2014003030 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de Nationale Bank van België en de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 03/06/2014 numac 2013207228 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere mindervalide werklieden en werklieden met ernstige lichamelijke problemen, indien zij worden ontslagen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 15/07/2014 numac 2013207169 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2012 sluiten en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 april 2015, worden de woorden "artikel VI.II.85, 2° en 2° bis" vervangen door de woorden "artikel VI.II.85, 2°, 2° bis en 9° ".

Art. 3.In artikel VI.II.88, derde lid, RPPol, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2014Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 10/02/2014 numac 2014003030 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit waarbij de Nationale Bank van België en de bank-, wissel-, krediet- en spaarinstellingen bedoeld in artikel 322 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gemachtigd worden tijdelijk toegang te hebben tot het Rijksregister van de natuurlijke personen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 03/06/2014 numac 2013207228 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de verlenging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 2011 betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding in het kader van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag voor sommige oudere mindervalide werklieden en werklieden met ernstige lichamelijke problemen, indien zij worden ontslagen type koninklijk besluit prom. 03/02/2014 pub. 15/07/2014 numac 2013207169 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 april 2013, gesloten in het Paritair Comité voor het garagebedrijf, betreffende de wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 december 2012 sluiten, worden de woorden "en 9°, " ingevoegd tussen de woorden "artikel VI.II.85, 2°, " en de woorden "geschieden in een ander korps".

Art. 4.In artikel VI.II.89, eerste lid, RPPol, worden de woorden "De herplaatsing van een personeelslid gebeurt" vervangen door de woorden "Met uitzondering van de herplaatsing bedoeld in artikel VI.II.85, 9°, gebeurt de herplaatsing van een personeelslid".

Art. 5.In Deel VI, Titel II, RPPol wordt een hoofdstuk VII ingevoegd dat de artikelen VI.II.93 tot VI.II.103 bevat, luidende : "Hoofdstuk VII. Het eindeloopbaanregime Art. VI.II.93. Onder "eindeloopbaanregime" moet worden begrepen de mogelijkheid tot het verkrijgen van een aangepaste betrekking, bij een politiewerkgever, in het licht van een leeftijdsbewust personeelsbeleid.

Onder "aangepaste betrekking" moet worden begrepen een statutaire betrekking van het operationeel dan wel van het administratief en logistiek kader die aangepast is aan het profiel en de mogelijkheden van het betrokken personeelslid.

Art. VI.II.94. Het personeelslid van het operationeel kader dat de leeftijd heeft van ten minste 58 jaar kan een aanvraag tot eindeloopbaanregime indienen.

Art. VI.II.95. De aanvraag daartoe, met vermelding van de beoogde betrekkingen, wordt door het personeelslid ingediend bij de eindeloopbaancommissie bedoeld in artikel VI.II.97 met afschrift aan de personeelsdienst van zijn werkgever.

Art. VI.II.96. De, naargelang van het geval, gemeente- of politieraad of de bij artikel 56, tweede lid, van de wet daartoe gedelegeerde overheid of de Minister, of de daartoe gedelegeerde directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie, kent, na advies van de eindeloopbaancommissie, desgevallend een aangepaste betrekking toe waarin het betrokken personeelslid wordt herplaatst en mits, desgevallend, wederzijds akkoord van de betrokken werkgevers over de termijn van inplaatsstelling die maximaal vier maanden beslaat.

Art. VI.II.97. De eindeloopbaancommissie bestaat uit de volgende leden aangewezen door de in artikel VI.II.96 bedoelde overheid : 1° twee vertegenwoordigers van het betrokken politiekorps;2° een expert gespecialiseerd in personeelsbeleid gericht op de duurzame inzetbaarheid van de personeelsleden. Art. VI.II.98. De commissie hoort de aanvrager.

Art. VI.II.99. De commissie houdt in haar advies rekening met de functiebeschrijving van de beschikbare aangepaste betrekkingen en met het profiel en de mogelijkheden van het personeelslid.

Art. VI.II.100. De commissie kan slechts geldig adviseren indien de meerderheid van zijn leden aanwezig is en beslist bij geheime stemming en bij gewone meerderheid van de stemmen.

Het advies wordt bezorgd aan het personeelslid en de betrokken werkgevers.

Art. VI.II.101. De commissies en de betrokken personeelsleden kunnen een gegevensbank met aangepaste betrekkingen in de geïntegreerde politie raadplegen, beheerd door de dienst personeelsbeheer van de directie personeel van de federale politie.

Art. VI.II.102. Het personeelslid dat herplaatst is in een aangepaste betrekking behoudt zijn rechten op zijn weddeschaal en, in voorkomend geval, baremische loopbaan.

Art. VI.II.103. De overheid bedoeld in artikel VI.II.15 kan het personeelslid dat tewerkgesteld is in een aangepaste betrekking vervangen.".

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een deel XIIbis ingevoegd dat de artikelen XII.XIII.1 tot XII.XIII.6 bevat, luidende : "Deel XIIbis. De non-activiteit voorafgaand aan de pensionering Art. XII.XIII.1. Het personeelslid van het operationeel kader dat een preferentiële vervroegde pensioenleeftijd van 54, 56 of 58 jaar genoot vóór 10 juli 2014 heeft recht op een non-activiteit voorafgaand aan de pensionering voor zover het ook aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° de leeftijd van 58 jaar hebben bereikt;2° bij de aanvang van de non-activiteit, ten minste twintig aanneembare dienstjaren in de openbare sector tellen voor de opening van het recht op pensioen, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en van andere periodes die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking worden genomen;3° op het einde van de non-activiteit, die een maximale duur van vier jaar heeft, voldoen aan de voorwaarden om aanspraak te maken op vervroegd pensioen, vermeld in artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering van de pensioenregelingen. In afwijking van het eerste lid, 1°, moeten de officieren die vóór 10 juli 2014 een preferentiële vervroegde pensioenleeftijd van 58 jaar hadden, op het ogenblik van het aanvatten van de non-activiteit voorafgaand aan de pensionering de leeftijd hebben van ten minste 60 jaar.

Art. XII.XIII.2. De aanvraag daartoe wordt door het personeelslid ingediend bij, naar gelang van het geval, de korpschef of de directeur-generaal van het middelenbeheer en de informatie of de dienst die zij daartoe aanwijzen en dit ten vroegste zes maanden vóór het ogenblik waarop de voorwaarden bedoeld in artikel XII.XIII.1 vervuld zijn.

Art. XII.XIII.3. De non-activiteit vangt aan op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de voorwaarden bedoeld in artikel XII.XIII.1 vervuld zijn. De beslissing daartoe wordt getroffen door de overheid bedoeld in artikel VI.II.96.

De overheid beschikt in elk geval over een beslissingstermijn van maximaal vier maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag.

Voor de aanvragen van personeelsleden die aan de voorwaarden voldoen in de periode van zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deel XIIbis, beschikt de overheid over een beslissingstermijn van maximaal drie maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag.

De non-activiteit vangt dan aan ten vroegste op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de beslissing wordt getroffen.

Art. XII.XIII.4. Het personeelslid is in non-activiteit tot de eerste dag van de maand waarin het voldoet aan de voorwaarden voor het nemen van het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van de wet van 15 mei 1984Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1984 pub. 21/02/2012 numac 2012201027 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 03/06/2010 numac 2010000322 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen Officieuze coördinatie in het Duits type wet prom. 15/05/1984 pub. 06/02/2015 numac 2015000046 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/05/1984 pub. 17/11/2015 numac 2015000649 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende maatregelen tot harmonisering van de pensioenregelingen.

Art. XII.XIII.5. Het personeelslid in non-activiteit voorafgaand aan de pensionering ontvangt een wachtgeld gelijk aan : 1° 74 % van de laatste activiteitswedde wanneer het bij het ingaan van de non-activiteit 37,5 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt;2° 70 % van de laatste activiteitswedde wanneer het bij het ingaan van de non-activiteit 37 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt;3° 66 % van de laatste activiteitswedde wanneer het bij het ingaan van de non-activiteit 36 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt;4° 62 % van de laatste activiteitswedde wanneer het bij het ingaan van de non-activiteit 35 jaren dienstanciënniteit in de openbare sector telt of minder. Onder "laatste activiteitswedde" dient te worden verstaan de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties met uitzondering van toelagen en vergoedingen. Het vakantiegeld en de eindejaarstoelage worden volgens dezelfde proporties toegekend.

Art. XII.XIII.6. De overheid bedoeld in artikel VI.II.15 kan het personeelslid dat in non-activiteit voorafgaand aan de pensionering is, vervangen.".

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 8.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 november 2015.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, J. JAMBON De Minister van Justitie, K. GEENS

^