gepubliceerd op 03 februari 2003
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987
9 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, inzonderheid op artikel 138, vervangen bij de wet van 14 januari 2002;
Gelet op het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
Gelet op het advies van de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, uitgebracht op 23 april 2002;
Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34549 gegeven op 19 december 2002 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecöordineerde wetten op de Raad van State;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 in werking zal treden op datum van 1 december 2002;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 29 september 2002 verwijst naar de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 november 1993 tot uitvoering van artikel 37 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, die werden afgeschaft met de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging;
Overwegende dat het koninklijk besluit van 29 september 2002 tevens geen rekening heeft gehouden met de wijzigingen inzake daghospitalisatie, aangebracht door het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen;
Overwegende dat onderhavig koninklijk besluit, dat het koninklijk besluit van 29 september 2002, wijzigt, wel rekening houdt met wijzigingen in de reglementering aangebracht door voornoemde wet betreffende de maximumfactuur en met het koninklijk besluit van 25 april 2002;
Dat om deze reden onderhavig besluit, dat de voornoemde bepalingen van het koninklijk besluit van 29 september 2002 in overeenstemming brengt met de veranderde reglementering; zo snel mogelijk dient te worden genomen en bekendgemaakt;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken, Besluit :
Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt vervangen door de volgende bepaling : «
Artikel 1.Artikel 13 8 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, is van toepassing op de patiënten in daghospitalisatie voor de volgende categorieën van verstrekkingen : 1° de verstrekkingen bedoeld in het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, welke zijn opgenomen in de bijlage van dit besluit;2° de verstrekkingen welke zijn opgenomen in bijlage 3, punt 6, van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van de financiële middelen van de ziekenhuizen.
Art. 2.In artikel 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 2002, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het artikel 2, eerste lid worden de woorden "van dezelfde wet " vervangen door de woorden " van de wet op de ziekenhuizen";2° de bepalingen van het artikel 2, eerste lid, 1°, 2° en 3° worden vervangen als volgt : « 1° de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19, 1°, 2°, 3° en 6°, van de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, alsmede de gerechtigden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 13° en 15°, van voornoemde wet, die de verhoogde tegemoetkoming genieten, voorzover ze niet opgenomen zijn in het 2° van dit artikel;2° de rechthebbenden aan wie één van de in de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen voor gehandicapten bedoelde tegemoetkomingen wordt toegekend, met uitzondering van de rechthebbenden op een integratietegemoetkoming, behorend tot de categorieën 3 en 4, bedoeld in artikel 6, § 4, eerste lid, 3° en 4°, van hoger vermelde wet van 27 februari 1987, waarvoor daadwerkelijk de aftrek, bedoeld in artikel 8, § 1, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 betreffende de inkomensvervangende en de integratietegemoetkoming, werd toegepast;3° de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in het artikel 32, § 1, 1° tot 5° en 7°, van het koninklijk besluit van 29 december 1997 houdende de voorwaarden waaronder de toepassing van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen wordt verruimd, en de rechthebbenden, bedoeld in het artikel 32, § 1, 6° van het vorenbedoelde koninklijke besluit van 29 december 1997, voorzover zij de verhoogde tegemoetkoming genieten, toegekend op grond van artikel 37, § 19, 1° tot 3° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;4° de rechthebbenden op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47, § 1, van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen en van de personen die te hunnen laste zijn;5° de rechthebbenden bedoeld in het artikel 3 van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging voor het incontinentiemateriaal, bedoeld in artikel 34, 14° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;6° de rechthebbenden opgenomen in een Sp-dienst (palliatieve zorg), alsmede de rechthebbenden,bedoeld in het artikel 7octies van het koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in het honorarium voor bepaalde verstrekkingen;7° de rechthebbenden bedoeld in artikel 37, § 16bis , van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.»
Art. 3.In het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 wordt in de plaats van artikel 3, dat artikel 5 wordt, een nieuw artikel 3 ingevoegd, luidende : « Art. 3 : De verzekeringsinstellingen, bedoeld in het artikel 2, i) van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, delen aan de ziekenhuizen uiterlijk op het ogenblik van de kennisgeving van het akkoord of weigering tot tenlasteneming, zoals bedoeld in het artikel 9 van het koninklijk besluit van 24 december 1963 houdende verordening op de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de noodzakelijke informatie met betrekking tot de toepassing van het voorgaande artikel mee.
De verzekeringsinstellingen delen tevens de informatie, bedoeld in het eerste lid, mee met betrekking tot de rechthebbenden, die één of meer van de hoedanigheden, opgesomd in het artikel twee, eerste lid van dit besluit, gedurende een periode van hospitalisatie verwerven.
De ziekenhuizen zijn ertoe gehouden het artikel 2 van dit besluit voor de hospitalisatieperiode toe te passen vanaf de datum van het akkoord of weigering tot tenlasteneming van de hospitalisatie door de verzekeringsinstelling of vanaf de datum van opname in een Sp-dienst.
De Minister kan de modaliteiten vaststellen op welke ze de informatieoverdracht, bedoeld in het eerste en het tweede lid van dit artikel dient te gebeuren.
Indien in het ziekenhuis de centrale inning, bij toepassing van artikel 136 van de wet op de ziekenhuizen, geschiedt door een dienst die daartoe door de Medische Raad is ingesteld, deelt de ziekenhuisbeheerder de in dit artikel bedoelde informatie mede aan deze dienst. »
Art. 4.In het koninklijk besluit van 29 september van 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 wordt in de plaats van artikel 4, dat artikel 6 wordt, een nieuw artikel 4 ingevoegd, luidende : «
Art. 4.De bepalingen van de artikelen 2 en 3 zijn van toepassing op de hospitalisatieperioden die een aanvang nemen ten vroegste op datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Voor de ononderbroken hospitalisatieperioden die een aanvang genomen hebben vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit zijn eveneens de bepalingen van de artikelen 2 en 3 van toepassing maar slechts vanaf de datum van het eerstvolgende akkoord of weigering tot tenlasteneming van de hospitalisatie door de verzekeringsinstelling of vanaf de datum van opname in een Sp-dienst ten vroegste vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit. »
Art. 5.Artikel 5 van het koninklijk besluit van 29 september 2002 tot uitvoering van artikel 138 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt artikel 7 van dat besluit.
Art. 6.De bijlage van voornoemd koninklijk besluit van 29 september 2002 wordt vervangen door de bijlage gevoegd bij dit koninklijk besluit.
Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 december 2002.
Art. 8.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel. 9 januari 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE
Bijlage. - Verstrekkingen uitgevoerd in daghospitalisatie Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 september 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid, J. TAVERNIER De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE