gepubliceerd op 12 december 2013
Koninklijk besluit betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie, de sociale promotie en de promotie op diploma naar een hogere personeelscategorie
7 NOVEMBER 2013. - Koninklijk besluit betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie, de sociale promotie en de promotie op diploma naar een hogere personeelscategorie
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, de artikelen 117, eerste lid, 2°, 3°, 5° en tweede lid, 118, § 1, eerste en tweede lid, 119, eerste lid, vervangen bij de wet van 31 juli 2013, de artikelen 119/1 en 119/2, ingevoegd bij de wet van 31 juli 2013, en artikel 272, gewijzigd bij de wet van 20 juni 2012;
Gelet op de wet van 23 december 1955 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en navigatoren, het artikel 16, vervangen bij de wet van 13 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 28 februari 2007, het artikel 16bis, ingevoegd bij de wet van 13 juli 1976 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2005 en 28 februari 2007, en het artikel 18, vervangen bij de wet van 13 juli 1976 en gewijzigd bij de wet van 28 februari 2007;
Gelet op de wet van 11 november 2002 betreffende de hulpofficieren van de krijgsmacht, het artikel 18, gewijzigd bij de wet van 28 februari 2007, en het artikel 19, gewijzigd bij de wet van 28 februari 2007;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en de kandidaat-hulpofficieren piloot;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie en de sociale promotie naar een hogere personeelscategorie;
Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende het statuut van de militaire luchtverkeersleiders en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders en luchtgevechtsleiders;
Gelet op het protocol van onderhandelingen N-356 van het Onderhandelingscomité van het militair personeel, gesloten op 10 juli 2013;
Gelet op het advies 54.020/4 van de Raad van State, gegeven op 9 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit: 1° wordt verstaan onder: a) "de wet van 28 februari 2007": de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht;b) "sociale promotie": de opname bedoeld in artikel 114 van de wet van 28 februari 2007;c) "overgang": de opname bedoeld in artikel 115 van de wet van 28 februari 2007;d) "promotie op diploma": de opname bedoeld in artikel 116 van de wet van 28 februari 2007;e) "de minister": de minister van Landsverdediging;f) "de DGHR": de directeur-generaal human resources;g) "krijgsmachtdeel": de landmacht, de luchtmacht, de marine en de medische dienst zoals bepaald in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten;2° wordt, telkens als een graad wordt vermeld, ook de gelijkwaardige graad in aanmerking genomen. § 2. Voor de verschillende overgangen, promoties op diploma en sociale promoties bepaalt de minister jaarlijks, per vakrichting en per taalstelsel, het aantal kandidaten, dat kan worden aanvaard. Daarbij specificeert hij de bijzonderheden van de vacatures die een gevolg hebben op de selectie.
De minister kan het aantal kandidaten dat kan worden aanvaard evenwel per krijgsmachtdeel bepalen.
De DGHR of de overheid die hij hiertoe aanwijst, bepaalt, binnen de grenzen van de opengestelde plaatsen, de overdracht van niet bezette plaatsen, binnen eenzelfde wedstrijd voor de overgang, de promotie op diploma of de sociale promotie.
De DGHR of de overheid die hij aanwijst bepaalt, per wedstrijd, de prioriteit die zal worden toegepast bij de toewijzing van de opengestelde plaatsen wanneer eenzelfde deelnemer aan de toelatingsvoorwaarden voldoet voor verschillende sessies van overgang, promotie op diploma of sociale promotie. § 3. De resultaten behaald voor de psychotechnische proeven afgelegd in het kader van het koninklijk besluit van 11 september 2003 betreffende de werving van de militairen zijn geldig voor de kandidaten bedoeld in onderhavig besluit.
De bepalingen hernomen in de artikelen 26, §§ 1 en 3, en 27bis, § 2, 3°, van hetzelfde besluit zijn eveneens van toepassing voor de psychotechnische proeven afgelegd in het kader van de overgang, de sociale promotie of de promotie op diploma. § 4. Voor zover zij niet onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit besluit, zijn de volgende bepalingen van het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader van toepassing op de kandidaten die een vorming ontvangen met het oog op hun overgang, promotie op diploma of sociale promotie : 1° de vrijstelling van vormingsgedeelten of cursussen bedoeld in artikel 19;2° het uitstel bedoeld in de artikelen 20 en 21;3° de voortzetting van de vorming bedoeld in het artikel 40;4° het regime van de kandidaten bedoeld in de artikelen 23 tot 26, waarbij het peterschap evenwel wordt beperkt tot de kandidaten van de sociale promotie en de promotie op diploma;5° de beoordeling van de kandidaten bedoeld in de artikelen 27 tot 29;6° de samenstelling, de procedure en de mogelijke beslissingen van, naargelang het geval, de deliberatie- of de evaluatiecommissie, bedoeld in de artikelen 30 tot 36. De beslissing van de deliberatiecommissie waarbij een kandidaat de vorming mag herbeginnen en aangehecht mag worden aan de volgende promotie, bij een onvoldoende beoordeling van zijn professionele hoedanigheden is evenwel niet toepasselijk. § 5. De kandidaat die niet slaagt in de vorming met het oog op zijn overgang, promotie op diploma of sociale promotie wegens onvoldoende professionele of karakteriële hoedanigheden, kan zich ten vroegste de derde sessie volgend op de mislukking opnieuw kandidaat stellen met het oog op dezelfde overgang, sociale promotie of promotie op diploma, onverminderd de toepassing van de leeftijdslimieten bepaald in dit besluit.
Art. 2.Voor de kandidaten van de overgang, de promotie op diploma en de sociale promotie, wordt een selectiecomité opgericht dat ermee belast is de waarde van de kandidaat te beoordelen en de kandidaten te rangschikken.
Het selectiecomité wordt voorgezeten door een hoofdofficier.
Naast de voorzitter, bestaat het bovendien uit volgende leden : 1° twee officieren hoger in graad dan de te beoordelen kandidaten, waarvan een hoofdofficier;2° een officier, met adviserende stem, hoger in graad dan de te beoordelen kandidaten, belast met de voordracht van de kandidaturen;3° een officier of een hoofdonderofficier, zonder stemrecht, die de functie van secretaris vervult. De voorzitter en de leden worden aangewezen door de DGHR of de overheid die hij aanwijst.
TITEL 2. - De promotie op diploma en de overgang binnen dezelfde personeelscategorie HOOFDSTUK 1. - De promotie op diploma van de beroepsvrijwilliger naar beroepsonderofficier van niveau B
Art. 3.Met het oog op zijn promotie op diploma kan de beroepsvrijwilliger aanvaard worden als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B door de minister wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op zijn opname in de hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau B omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 8° ;2° de leeftijd van 45 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van zijn aanvaarding;3° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid, volgens de criteria bepaald door de minister;4° voor de vrijwilliger die voor een functie bij de marine solliciteert, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;5° houder zijn van een bachelor of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift vóór de afsluitingsdatum van de inschrijvingen voor de promotie op diploma;6° geslaagd zijn voor het examen bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger of van dit examen vrijgesteld zijn volgens de bepalingen van artikel 8, § 2, van dezelfde wet;7° niet afgewezen worden door de DGHR of de overheid die hij aanwijst;8° batig gerangschikt worden bij de overgangsproef bedoeld in artikel 117, eerste lid, 4°, van de wet van 28 februari 2007, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen. Overeenkomstig het eerste lid, 7°, kan de DGHR, of de autoriteit die hij aanwijst, een kandidatuur afwijzen op basis van het persoonlijk dossier van de betrokken militair. Het geheel van de beoordelingselementen die in beschouwing kunnen worden genomen wordt bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 8°, omvat psychotechnische proeven en de beoordeling van de waarde van de kandidaat door het selectiecomité bedoeld in artikel 2.
Art. 4.De korpscommandant brengt een advies uit over de wijze van dienen en de geschiktheid om dienst te doen in de categorie van de beroepsonderofficieren van niveau B van de beroepsvrijwilliger die zich kandidaat stelt en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 6°, voldoet.
Het advies wordt uitgedrukt door de beoordeling "Gunstig" of "Ongunstig". De beoordeling "Gunstig" wordt aangevuld met één der volgende vermeldingen : uitstekend, zeer goed, goed, tamelijk goed.
Elk advies moet met redenen omkleed zijn en aan de betrokkene worden betekend. Deze kan binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving een verweerschrift indienen bij de korpscommandant tegen de beoordeling of de vermelding bedoeld in het tweede lid. Naar aanleiding van het verweerschrift kan deze laatste zijn advies of de eraan verbonden vermelding wijzigen. De korpscommandant stelt betrokken militair in kennis indien hij desbetreffende beoordeling of vermelding wijzigt of bevestigt.
Het advies wordt aan de DGHR overgemaakt, langs de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid. Elke beoordeling in ongunstige zin uitgebracht door deze overheid, wordt aan de betrokkene betekend vooraleer ze wordt toegezonden aan de DGHR, eventueel vergezeld van een verweerschrift ingediend binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, aanvaardt of verwerpt de kandidatuur. De beslissing wordt aan de betrokkene betekend.
Art. 5.De beroepsvrijwilliger legt psychotechnische proeven af. Deze proeven hebben tot doel te beoordelen of de betrokkene de vereiste karakteriële hoedanigheden en het vereiste intellectueel potentieel bezit.
De nadere uitvoeringsregels betreffende de psychotechnische proeven worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art. 6.Voor het opmaken van de rangschikking houdt het selectiecomité rekening met : 1° het resultaat van de psychotechnische proeven bedoeld in artikel 5, berekend op 20 punten;2° de waarde van de kandidaat, beoordeeld door het selectiecomité op grond van de krachtens artikel 4 uitgebrachte adviezen en van de inhoud van zijn persoonlijk dossier, berekend op 80 punten, overeenkomstig de procedure bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister. De kandidaat die niet ten minste de helft van de punten behaalt voor de beoordeling van zijn waarde, wordt evenwel niet gerangschikt.
Het selectiecomité weerhoudt de kandidaten met inachtneming van de opgestelde rangschikking en van het aantal beschikbare plaatsen per vakrichting, per taalstelsel en, naargelang het geval, per krijgsmachtdeel.
Indien twee kandidaten hetzelfde puntentotaal behalen, wordt voorrang gegeven : 1° aan de kandidaat met de hoogste graad;2° bij gelijke graad, aan deze met de meeste anciënniteit in de graad;3° bij gelijke graad en anciënniteit, aan diegene waarvan de kandidatuur het grootst aantal keren afgewezen werd;4° bij gelijke graad, bij gelijke anciënniteit en bij hetzelfde aantal afwijzingen, aan de oudste. De niet-rangschikking of de al dan niet batige rangschikking bij de overgangsproef wordt aan de kandidaat betekend door de voorzitter van het selectiecomité.
Art. 7.§ 1. De bij de overgangsproef batig gerangschikte beroepsvrijwilliger wordt met het oog op het volbrengen van een vorming met een duur van achttien maanden door de minister aanvaard als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B. De aanvaarding door de minister wordt aan de kandidaat betekend door de DGHR of de overheid die hij aanwijst.
De vorming bedoeld in artikel 119/2 van de wet van 28 februari 2007, bestaat uit een gedeelte van de vormingscyclus van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B van de bijzondere werving, bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 7 november 2013. betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader. De concrete vorming wordt vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau B volgen de vorming overeenkomstig de vakrichting waarvoor ze door de minister werden aanvaard. § 2. De kandidaat die van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie de toestemming krijgt om een herexamen af te leggen op het einde van zijn vorming moet dit herexamen afleggen op de datum vastgesteld, naargelang het geval, door de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, zonder dat hem nog aanvullende cursussen worden gegeven. Hij kan de toestemming krijgen om de stage- of evaluatieperiode aan te vangen. Het herexamen moet worden afgelegd, ten vroegste, op de vijfde werkdag na de beslissing van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie en, ten laatste, drie maanden na deze datum.
De kandidaat die door de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B. § 3. Op het einde van de stageperiode en de evaluatieperiode maakt de korpscommandant, respectievelijk, een stageverslag en een evaluatieverslag op betreffende de geschiktheid van de kandidaat om de functies van beroepsonderofficier van niveau B uit te oefenen.
De kandidaat die door de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B. HOOFDSTUK 2. - De promotie op diploma van de beroepsonderofficier van niveau C naar beroepsonderofficier van niveau B
Art. 8.Met het oog op zijn promotie op diploma kan de beroepsonderofficier van niveau C aanvaard worden als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B door de minister wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op zijn opname in de hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau B omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;2° de leeftijd van 45 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van zijn aanvaarding;3° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister;4° voor de onderofficier die voor een functie bij de marine solliciteert, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;5° houder zijn van een bachelor of van een gelijkwaardig diploma of getuigschrift vóór de afsluitingsdatum van de inschrijvingen voor de promotie op diploma;6° niet afgewezen worden door de DGHR of de overheid die hij aanwijst;7° batig gerangschikt worden bij de overgangsproef bedoeld in artikel 117, eerste lid, 4°, van de wet van 28 februari 2007, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen. Overeenkomstig het eerste lid, 6°, kan de DGHR, of de autoriteit die hij aanwijst, een kandidatuur afwijzen op basis van het persoonlijk dossier van de betrokken militair. Het geheel van de beoordelingselementen die in beschouwing kunnen worden genomen wordt bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 7°, omvat de beoordeling van de waarde van de kandidaat door het selectiecomité bedoeld in artikel 2.
Art. 9.De korpscommandant brengt een advies uit over de wijze van dienen en de geschiktheid om dienst te doen in de categorie van de beroepsonderofficieren van niveau B van de beroepsonderofficier van niveau C die zich kandidaat stelt en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 8, eerste lid, 1° tot 5°, voldoet.
Het advies wordt uitgedrukt door de beoordeling "Gunstig" of "Ongunstig". De beoordeling "Gunstig" wordt aangevuld met één der volgende vermeldingen : uitstekend, zeer goed, goed, tamelijk goed.
Elk advies moet met redenen omkleed zijn en aan de betrokkene worden betekend. Deze kan binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving een verweerschrift indienen bij de korpscommandant tegen de beoordeling of de vermelding bedoeld in het tweede lid. Naar aanleiding van het verweerschrift kan deze laatste zijn advies of de eraan verbonden vermelding wijzigen. De korpscommandant stelt betrokken militair in kennis indien hij desbetreffende beoordeling of vermelding wijzigt of bevestigt.
Het advies wordt aan de DGHR overgemaakt, langs de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid. Elke beoordeling in ongunstige zin uitgebracht door deze overheid, wordt aan de betrokkene betekend vooraleer ze wordt toegezonden aan de DGHR, eventueel vergezeld van een verweerschrift ingediend binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, aanvaardt of verwerpt de kandidatuur. De beslissing wordt aan de betrokkene betekend.
Art. 10.Voor het opmaken van de rangschikking houdt het selectiecomité rekening met de waarde van de kandidaat, beoordeeld door het selectiecomité op grond van de krachtens artikel 9 uitgebrachte adviezen, en van de inhoud van zijn persoonlijk dossier, berekend op 100 punten, overeenkomstig de procedure bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De kandidaat die niet ten minste de helft van de punten behaalt voor de beoordeling van zijn waarde, wordt evenwel niet gerangschikt.
Het selectiecomité weerhoudt de kandidaten met inachtneming van de opgestelde rangschikking en van het aantal beschikbare plaatsen per vakrichting, per taalstelsel en, naargelang het geval, per krijgsmachtdeel.
Indien twee kandidaten hetzelfde puntentotaal behalen, wordt voorrang gegeven : 1° aan de kandidaat met de hoogste graad;2° bij gelijke graad, aan deze met de meeste anciënniteit in de graad;3° bij gelijke graad en anciënniteit, aan diegene waarvan de kandidatuur het grootst aantal keren afgewezen werd;4° bij gelijke graad, bij gelijke anciënniteit en bij hetzelfde aantal afwijzingen, aan de oudste. De niet-rangschikking of de al dan niet batige rangschikking bij de overgangsproef wordt aan de kandidaat betekend door de voorzitter van het selectiecomité.
Art. 11.§ 1. De bij de overgangsproef batig gerangschikte beroepsonderofficier van niveau C wordt met het oog op het volbrengen van een evaluatieperiode met een duur van drie maanden door de minister aanvaard als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B. De aanvaarding door de minister wordt aan de kandidaat betekend door de DGHR of de overheid die hij aanwijst. § 2. Op het einde van de evaluatieperiode maakt de korpscommandant een evaluatieverslag op betreffende de geschiktheid van de kandidaat om de functies van beroepsonderofficier van niveau B uit te oefenen.
De kandidaat die door de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B.
Art. 12.§ 1. De beroepsonderofficier van niveau C, die door de minister als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B werd aanvaard, behoudt zijn graad en anciënniteit gedurende de evaluatieperiode. § 2. In functie van de graad en de anciënniteit waarmee hij bekleed is op de dag vóór het beëindigen van zijn evaluatieperiode, wordt de kandidaat-beroepsonderofficier van niveau B door de minister benoemd in de overeenstemmende graad, zoals bepaald in de rechter kolom van de tabel van de bijlage bij dit besluit, op de zesentwintigste dag van de laatste maand van het trimester waarin hij de evaluatieperiode met goed gevolg heeft beëindigd. HOOFDSTUK 3. - De overgang van de beroepsofficier van niveau B naar beroepsofficier van niveau A
Art. 13.Met het oog op zijn overgang kan de beroepsofficier van niveau B aanvaard worden als kandidaat-beroepsofficier van niveau A door de minister, wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op zijn opname in de hoedanigheid van beroepsofficier van niveau A omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;2° de leeftijd van 43 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van zijn aanvaarding;3° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister;4° voor de officier die voor een functie bij de marine solliciteert, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;5° de basis stafvorming met succes gevolgd hebben vóór de afsluitingsdatum van de inschrijvingen voor de overgang;6° niet afgewezen worden door de DGHR of de overheid die hij aanwijst;7° batig gerangschikt worden bij de overgangsproef bedoeld in artikel 117, eerste lid, 4°, van de wet van 28 februari 2007, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen. Overeenkomstig het eerste lid, 6°, kan de DGHR, of de autoriteit die hij aanwijst, een kandidatuur afwijzen op basis van het persoonlijk dossier van de betrokken militair. Het geheel van de beoordelingselementen die in beschouwing kunnen worden genomen wordt bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 7°, omvat de beoordeling van de waarde van de kandidaat door het selectiecomité bedoeld in artikel 2.
Art. 14.De korpscommandant brengt een advies uit over de wijze van dienen en de geschiktheid om dienst te doen in de categorie van de beroepsofficieren van niveau A van de beroepsofficier van niveau B die zich kandidaat stelt en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 13, eerste lid, 1° tot 5°, voldoet.
Het advies wordt uitgedrukt door de beoordeling "Gunstig" of "Ongunstig". De beoordeling "Gunstig" wordt aangevuld met één der volgende vermeldingen : uitstekend, zeer goed, goed, tamelijk goed.
Elk advies moet met redenen omkleed zijn en aan de betrokkene worden betekend. Deze kan binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving een verweerschrift indienen bij de korpscommandant tegen de beoordeling of de vermelding bedoeld in het tweede lid. Naar aanleiding van het verweerschrift kan deze laatste zijn advies of de eraan verbonden vermelding wijzigen. De korpscommandant stelt betrokken militair in kennis indien hij desbetreffende beoordeling of vermelding wijzigt of bevestigt.
Het advies wordt aan de DGHR overgemaakt, langs de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid. Elke beoordeling in ongunstige zin uitgebracht door deze overheid, wordt aan de betrokkene betekend vooraleer ze wordt toegezonden aan de DGHR, eventueel vergezeld van een verweerschrift ingediend binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, aanvaardt of verwerpt de kandidatuur. De beslissing wordt aan de betrokkene betekend.
Art. 15.Voor het opmaken van de rangschikking houdt het selectiecomité rekening met de waarde van de kandidaat, beoordeeld door het selectiecomité op grond van de krachtens artikel 14 uitgebrachte adviezen en van de inhoud van zijn persoonlijk dossier, berekend op 100 punten, overeenkomstig de procedure bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De kandidaat die niet ten minste de helft van de punten behaalt voor de beoordeling van zijn waarde, wordt evenwel niet gerangschikt.
Het selectiecomité weerhoudt de kandidaten met inachtneming van de opgestelde rangschikking en van het aantal beschikbare plaatsen per vakrichting, per taalstelsel en, naargelang het geval, per krijgsmachtdeel.
Indien twee kandidaten hetzelfde puntentotaal behalen, wordt voorrang gegeven : 1° aan de kandidaat met de hoogste graad;2° bij gelijke graad, aan deze met de meeste anciënniteit in de graad;3° bij gelijke graad en anciënniteit, aan diegene waarvan de kandidatuur het grootst aantal keren afgewezen werd;4° bij gelijke graad, bij gelijke anciënniteit en bij hetzelfde aantal afwijzingen, aan de oudste. De niet-rangschikking of de al dan niet batige rangschikking bij de overgangsproef wordt aan de kandidaat betekend door de voorzitter van het selectiecomité.
Art. 16.§ 1. De bij de overgangsproef batig gerangschikte beroepsofficier van niveau B wordt, met het oog op het volbrengen van een evaluatieperiode met een duur van drie maanden, door de minister aanvaard als kandidaat-beroepsofficier van niveau A. De aanvaarding door de minister wordt aan de kandidaat betekend door de DGHR of de overheid die hij aanwijst. § 2. Op het einde van de evaluatieperiode maakt de korpscommandant een evaluatieverslag op betreffende de geschiktheid van de kandidaat om de functies van beroepsofficier van niveau A uit te oefenen.
De kandidaat die door de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van niveau A. § 3. De beroepsofficier van niveau B, die door de minister als kandidaat-beroepsofficier van niveau A werd aanvaard, behoudt zijn graad en anciënniteit gedurende zijn basisvorming.
Hij wordt in de categorie van de beroepsofficieren van niveau A opgenomen, op de laatste dag van de laatste maand van het trimester waarin hij de evaluatieperiode met goed gevolg heeft beëindigd, met zijn graad en zijn anciënniteit in die graad.
Hij wordt gerangschikt na de beroepsofficieren van niveau A, van de bijzondere werving met dezelfde graad en dezelfde anciënniteit in die graad.
TITEL 3. - De sociale promotie naar een hogere personeelscategorie HOOFDSTUK 1. - De sociale promotie van de beroepsvrijwilliger naar beroepssonderofficier van niveau C
Art. 17.Met het oog op zijn sociale promotie kan de beroepsvrijwilliger aanvaard worden als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C door de minister wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op zijn opname in de hoedanigheid van beroepsonderofficier van niveau C omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;2° de leeftijd van 43 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van zijn aanvaarding;3° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister;4° voor de vrijwilliger die voor een functie bij de marine solliciteert, medisch geschikt zijn voor dienst op zee;5° geslaagd zijn voor het examen bedoeld in artikel 8, § 1, van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger of van dit examen vrijgesteld zijn volgens de bepalingen van artikel 8, § 2, van dezelfde wet;6° niet afgewezen worden door de DGHR of de overheid die hij aanwijst;7° batig gerangschikt worden bij de overgangsproef, zoals bepaald bij artikel 117, eerste lid, 4°, van de wet van 28 februari 2007, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen. Overeenkomstig het eerste lid, 6°, kan de DGHR, of de autoriteit die hij aanwijst, een kandidatuur afwijzen op basis van het persoonlijk dossier van de betrokken militair. Het geheel van de beoordelingselementen die in beschouwing kunnen worden genomen wordt bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 7°, omvat psychotechnische proeven, evenals de beoordeling van de waarde van de kandidaat door het selectiecomité bedoeld in artikel 2.
Art. 18.De korpscommandant brengt, naast de beoordelingen bedoeld in artikel 73 van de wet van 28 februari 2007, een advies uit over de wijze van dienen en de geschiktheid om dienst te doen in de categorie van de beroepsonderofficieren van niveau C van de beroepsvrijwilliger die zich kandidaat stelt en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 17, eerste lid, 1° tot 5°, voldoet.
Het advies wordt uitgedrukt door de beoordeling "Gunstig" of "Ongunstig". De beoordeling "Gunstig" wordt aangevuld met één der volgende vermeldingen : uitstekend, zeer goed, goed, tamelijk goed.
Elk advies moet met redenen omkleed zijn en aan de betrokkene worden betekend. Deze kan binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving een verweerschrift indienen bij de korpscommandant tegen de beoordeling of de vermelding bedoeld in het tweede lid. Naar aanleiding van het verweerschrift kan deze laatste zijn advies of de eraan verbonden vermelding wijzigen. De korpscommandant stelt betrokken militair in kennis indien hij desbetreffende beoordeling of vermelding wijzigt of bevestigt.
Het advies wordt aan de DGHR overgemaakt, langs de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid. Elke beoordeling in ongunstige zin uitgebracht door deze overheid, wordt aan de betrokkene betekend vooraleer ze wordt toegezonden aan de DGHR, eventueel vergezeld van een verweerschrift ingediend binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, aanvaardt of verwerpt de kandidatuur. De beslissing wordt aan de betrokkene betekend.
Art. 19.De beroepsvrijwilliger legt psychotechnische proeven af. Deze proeven hebben tot doel te beoordelen of de betrokkene de vereiste karakteriële hoedanigheden en het vereiste intellectueel potentieel bezit.
De nadere uitvoeringsregels betreffende de psychotechnische proeven worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art. 20.Voor het opmaken van de rangschikking houdt het selectiecomité rekening met : 1° het resultaat van de psychotechnische proeven bedoeld in artikel 19, berekend op 20 punten;2° de waarde van de kandidaat, beoordeeld door het selectiecomité op grond van de krachtens artikel 18 uitgebrachte adviezen en van de inhoud van zijn persoonlijk dossier, berekend op 80 punten, overeenkomstig de procedure bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister. De kandidaat die niet ten minste de helft van de punten behaalt voor de beoordeling van zijn waarde, wordt evenwel niet gerangschikt.
Het selectiecomité weerhoudt de kandidaten met inachtneming van de opgestelde rangschikking en van het aantal beschikbare plaatsen per vakrichting, per taalstelsel en, naargelang het geval, per krijgsmachtdeel.
Indien twee kandidaten hetzelfde puntentotaal behalen, wordt voorrang gegeven : 1° aan de kandidaat met de hoogste graad;2° bij gelijke graad, aan deze met de meeste anciënniteit in de graad;3° bij gelijke graad en anciënniteit, aan diegene waarvan de kandidatuur het grootst aantal keren afgewezen werd;4° bij gelijke graad, bij gelijke anciënniteit en bij hetzelfde aantal afwijzingen, aan de oudste. De niet-rangschikking of de al dan niet batige rangschikking bij de overgangsproef wordt aan de kandidaat betekend door de voorzitter van het selectiecomité.
Art. 21.§ 1. De bij de overgangsproef batig gerangschikte beroepsvrijwilliger wordt met het oog op het volbrengen van een vorming met een duur van achttien maanden door de minister aanvaard als kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C. De aanvaarding door de minister wordt aan de kandidaat betekend door de DGHR of de overheid die hij aanwijst.
De vorming, bedoeld in artikel 118, § 1, tweede lid, van de wet van 28 februari 2007, bestaat uit een gedeelte van de vormingscyclus van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C van de normale werving, bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader. De concrete vorming wordt vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De kandidaat-beroepsonderofficieren van niveau C volgen de vorming overeenkomstig de vakrichting waarvoor zij door de minister werden aanvaard. § 2. De kandidaat die van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie de toestemming krijgt om een herexamen af te leggen op het einde van zijn vorming moet dit herexamen afleggen op de datum vastgesteld, naargelang het geval, door de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, zonder dat hem nog aanvullende cursussen worden gegeven. Hij kan de toestemming krijgen om de stage- of evaluatieperiode aan te vangen. Het herexamen moet worden afgelegd, ten vroegste, op de vijfde werkdag na de beslissing van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie en, ten laatste, drie maanden na deze datum.
De kandidaat die door de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C. § 3. Op het einde van de stageperiode en de evaluatieperiode maakt de korpscommandant, respectievelijk, een stageverslag of een evaluatieverslag op betreffende de geschiktheid van de kandidaat om de functies van beroepsonderofficier van niveau C uit te oefenen.
De kandidaat die door de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsonderofficier van niveau C. HOOFDSTUK 2. - De sociale promotie van de beroepsonderofficier van niveau B of C naar beroepsofficier van niveau B
Art. 22.Met het oog op zijn sociale promotie kan de beroepsonderofficier van niveau B of C door de minister aanvaard worden als kandidaat-beroepsofficier van niveau B wanneer hij aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° niet meer dan vier keer afgewezen zijn met het oog op zijn opname in de hoedanigheid van beroepsofficier van niveau B omdat hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in 2° tot 7° ;2° de leeftijd van 43 jaar niet bereikt hebben op 31 december van het jaar van zijn aanvaarding;3° geslaagd zijn voor de militaire tests van lichamelijke geschiktheid volgens de criteria bepaald door de minister;4° voor de onderofficier die voor een functie bij de marine solliciteert medisch geschikt zijn voor dienst op zee;5° geslaagd zijn voor volgende taalexamens : a) het examen over de grondige kennis van de Nederlandse of van de Franse taal bedoeld in artikel 2 van de wet van 30 juli 1938 betreffende het gebruik der talen bij het leger;b) het examen over de wezenlijke kennis van de andere taal, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van dezelfde wet;6° niet afgewezen worden door de DGHR of de overheid die hij aanwijst;7° batig gerangschikt worden bij de overgangsproef, zoals bepaald bij artikel 117 van de wet van 28 februari 2007, binnen de grenzen van het aantal opengestelde plaatsen. Overeenkomstig het eerste lid, 6°, kan de DGHR, of de autoriteit die hij aanwijst, een kandidatuur afwijzen op basis van het persoonlijk dossier van de betrokken militair. Het geheel van de beoordelingselementen die in beschouwing kunnen worden genomen wordt bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De overgangsproef bedoeld in het eerste lid, 7°, omvat psychotechnische proeven, evenals de beoordeling van de waarde van de kandidaat door het selectiecomité bedoeld in artikel 2.
Art. 23.De korpscommandant brengt, naast de beoordelingen bedoeld in artikel 73 van de wet van 28 februari 2007, een advies uit over de wijze van dienen en de geschiktheid om dienst te doen in de categorie van de beroepsofficieren van niveau B van de beroepsonderofficier die zich kandidaat stelt en aan de voorwaarden bedoeld in artikel 22, eerste lid, 1° tot 5°.
Het advies wordt uitgedrukt door de beoordeling "Gunstig" of "Ongunstig". De beoordeling "Gunstig" wordt aangevuld met één der volgende vermeldingen : uitstekend, zeer goed, goed, tamelijk goed.
Elk advies moet met redenen omkleed zijn en aan de betrokkene worden betekend. Deze kan binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving een verweerschrift indienen bij de korpscommandant tegen de beoordeling of de vermelding bedoeld in het tweede lid. Naar aanleiding van het verweerschrift kan deze laatste zijn advies of de eraan verbonden vermelding wijzigen. De korpscommandant stelt betrokken militair in kennis indien hij desbetreffende beoordeling of vermelding wijzigt of bevestigt.
Het advies wordt aan de DGHR overgemaakt, langs de onmiddellijk hogere hiërarchische overheid. Elke beoordeling in ongunstige zin uitgebracht door deze overheid wordt aan de betrokkene betekend vooraleer ze wordt toegezonden aan de DGHR, eventueel vergezeld van een verweerschrift ingediend binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving. De DGHR of de overheid die hij aanwijst, aanvaardt of verwerpt de kandidatuur.
De beslissing wordt aan de betrokkene betekend.
Art. 24.De beroepsonderofficier legt psychotechnische proeven af.
Deze proeven hebben tot doel te beoordelen of de betrokkene de vereiste karakteriële hoedanigheden en het vereiste intellectueel potentieel bezit.
De nadere uitvoeringsregels betreffende de psychotechnische proeven worden bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister.
Art. 25.Voor het opmaken van de rangschikking houdt het selectiecomité rekening met : 1° het resultaat van de psychotechnische proeven bedoeld in artikel 24, berekend op 20 punten;2° de waarde van de kandidaat, beoordeeld door het selectiecomité op grond van de krachtens artikel 23 uitgebrachte adviezen en van de inhoud van zijn persoonlijk dossier, berekend op 80 punten, overeenkomstig de procedure bepaald in een reglement uitgevaardigd door de minister. De kandidaat die niet ten minste de helft van de punten behaalt voor de beoordeling van zijn waarde, wordt evenwel niet gerangschikt.
Het selectiecomité weerhoudt de kandidaten met inachtneming van de opgestelde rangschikking en van het aantal beschikbare plaatsen per vakrichting, per taalstelsel en, naargelang het geval, per krijgsmachtdeel.
Indien twee kandidaten hetzelfde puntentotaal behalen, wordt voorrang gegeven : 1° aan de kandidaat met de hoogste graad;2° bij gelijke graad, aan deze met de meeste anciënniteit in de graad;3° bij gelijke graad en anciënniteit, aan diegene waarvan de kandidatuur het grootst aantal keren afgewezen werd;4° bij gelijke graad, bij gelijke anciënniteit en bij hetzelfde aantal afwijzingen, aan de oudste. De niet-rangschikking of de al dan niet batige rangschikking bij de overgangsproef wordt aan de kandidaat betekend door de voorzitter van het selectiecomité.
Art. 26.§ 1. De bij de overgangsproef batig gerangschikte beroepsonderofficier wordt met het oog op het volbrengen van een vorming met een duur van achttien maanden door de minister aanvaard als kandidaat-beroepsofficier van niveau B. De aanvaarding door de minister wordt aan de kandidaat betekend door de DGHR of de overheid die hij aanwijst.
De vorming bedoeld in artikel 118, § 1, eerste lid, van de wet van 28 februari 2007, bestaat uit een gedeelte van de vormingscyclus van kandidaat-beroepsofficier van niveau B bedoeld in artikel 14 van het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader. De concrete vorming wordt vastgelegd in een reglement uitgevaardigd door de minister.
De kandidaat-beroepsofficieren van niveau B volgen de vorming overeenkomstig de vakrichting waarvoor ze door de minister werden aanvaard. § 2. De kandidaat die van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie de toestemming krijgt om een herexamen af te leggen op het einde van zijn vorming moet dit herexamen afleggen op de datum vastgesteld door, naargelang het geval, de schoolcommandant of de hoofdofficier verantwoordelijk voor de vorming van de kandidaat in het militair organisme waar de kandidaat zijn vorming volgt, zonder dat hem nog aanvullende cursussen worden gegeven. Hij kan de toestemming krijgen om de evaluatieperiode aan te vangen. Het herexamen moet worden afgelegd, ten vroegste, op de vijfde werkdag na de beslissing van de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie en, ten laatste, drie maanden na deze datum.
De kandidaat die door de deliberatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van niveau B. § 3. Op het einde van de evaluatieperiode maakt de korpscommandant een evaluatieverslag op betreffende de geschiktheid van de kandidaat om de functies van beroepsofficier van niveau B uit te oefenen.
De kandidaat die door de evaluatiecommissie of de beroepsinstantie als definitief mislukt wordt beschouwd, verliest van rechtswege de hoedanigheid van kandidaat-beroepsofficier van niveau B. TITEL 4. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en eindbepalingen HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen Afdeling 1. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september
1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren piloten
Art. 27.In artikel 5, § 4, van het koninklijk besluit van 2 september 1978 betreffende het statuut van de hulpofficieren en de kandidaat-hulpofficieren piloot, vervangen bij het koninklijk besluit van 13 mei 2004, worden de woorden "beroeps- of het aanvullingskader" vervangen door het woord "beroepskader".
Art. 28.In het opschrift van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden "de beroeps- of de aanvullingsofficieren" vervangen door de woorden "de beroepsofficieren van niveau A of niveau B".
Art. 29.In het opschrift van afdeling 1, van hoofdstuk III, van hetzelfde besluit worden de woorden "het beroepskader" vervangen door de woorden "het kader van de beroepsofficieren van niveau A".
Art. 30.In artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 september 2003, worden de woorden "in het beroepskader van vervangen door de woorden "als beroepsofficier van niveau A in".
Art. 31.In artikel 16, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002, worden de woorden "van niveau A" ingevoegd tussen de woorden "van beroepsofficier" en de woorden "opgenomen met" en worden de woorden "van niveau A" ingevoegd tussen de woorden "de beroepsofficier" en de woorden "met dezelfde graad".
Art. 32.In het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de woorden "het aanvullingskader" vervangen door de woorden "het kader van de beroepsofficieren van niveau B".
Art. 33.In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de woorden "in het aanvullingskader" vervangen door de woorden "als beroepsofficier van niveau B".
Art. 34.In artikel 18, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 14 maart 2002 wordt het woord "aanvullingsofficier" telkens vervangen door de woorden "beroepsofficier van niveau B".
Art. 35.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden "of naar het kader van de aanvullingsofficieren" vervangen door de woorden "niveau A of niveau B";2° in het tweede lid, worden de woorden "of van de aanvullingsofficieren" vervangen door de woorden "niveau A of niveau B". Afdeling 2. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2004
betreffende het statuut van de militaire luchtverkeersleiders en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders en luchtgevechtsleiders
Art. 36.In artikel 13, § 4, van het koninklijk besluit van 25 april 2004 betreffende het statuut van de militaire verkeersleiders en de medische geschiktheid van de militaire luchtverkeersleiders en luchtgevechtsleiders, worden de woorden "beroeps- of het aanvullingskader" vervangen door het woord "beroepskader".
Art. 37.In het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden de woorden "het beroeps- of aanvullingskader" vervangen door de woorden "het beroepskader van niveau A of niveau B".
Art. 38.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling I vervangen als volgt : "Afdeling I. - Overgang naar het kader van de beroepsofficieren van niveau A".
Art. 39.In artikel 24, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "in het beroepskader" vervangen door de woorden "als beroepsofficier van niveau A".
Art. 40.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling II vervangen als volgt : "Afdeling II. - Overgang naar het kader van de beroepsofficieren van niveau B".
Art. 41.In artikel 26 van hetzelfde besluit worden de woorden "het aanvullingskader" vervangen door de woorden "het beroepskader van niveau B" en worden de woorden "de aanvullingsofficier" vervangen door de woorden "de beroepsofficier van niveau B". HOOFDSTUK 2. - Opheffingsbepaling
Art. 42.Het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie en de sociale promotie naar een hogere personeelscategorie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 juni 2001, 26 september 2002, 13 januari 2003, 8 mei 2003, 12 augustus 2003, 11 september 2003, 23 juni 2005, 23 mei 2006, 14 december 2006 en 6 december 2012, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 3. - Overgangsbepalingen
Art. 43.In afwijking van artikelen 3, 8, 17 en 22, binnen de drie jaren die volgen op de inwerkingtreding van dit besluit, mag de militair, die de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling de leeftijd van 45 jaar niet bereikt heeft, voor zover hij aan de andere aanvaardingsvoorwaarden bedoeld in dit besluit voldoet, een aanvraag indienen voor, naargelang het geval, een promotie op diploma of een sociale promotie.
Art. 44.In afwijking van artikel 13, binnen de drie jaren die volgen op de inwerkingtreding van dit besluit, mag de militair, die de dag vóór de inwerkingtreding van deze bepaling de leeftijd van 51 jaar niet bereikt heeft, voor zover hij aan de andere aanvaardingsvoorwaarden bedoeld in dit besluit voldoet, een aanvraag indienen voor een overgang. HOOFDSTUK 4. - Eindbepalingen
Art. 45.Treden in werking op 31 december 2013 : 1° de artikelen 114, 115, 116, 117, 118, 119, 119/1 en 119/2, van de wet van 28 februari 2007, zoals gewijzigd bij de wet van 31 juli 2013;2° dit besluit.
Art. 46.De minister bevoegd voor Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 7 november 2013.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM
Bijlage aan het koninklijk besluit van 7 november 2013 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie, de sociale promotie en de promotie op diploma naar een hogere personeelscategorie Tabel - Opname van de kandidaat-beroepsonderofficieren van het niveau B, gesproten uit de personeelscategorie van de beroepsonderofficieren van het niveau C, in de personeelscategorie van de beroepsonderofficieren van het niveau B
1
2
Grade et ancienneté à la veille de la date de la fin de la formation Graad en anciënniteit op de dag vóór de datum van het beëindigen van de vorming
Grade et ancienneté dans la catégorie de personnel des sous-officiers de carrière du niveau B Graad en anciënniteit in de personeelscategorie van de beroepsonderofficieren van het niveau B
1.1.
Sergent avec 1 an à 4 ans d'ancienneté Sergeant met 1 à 4 jaar anciënniteit
2.1.
Premier sergent-major avec moins de 1 an d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.2.
Premier sergent avec moins de 1 an d'ancienneté Eerste sergeant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.2.
Premier sergent-major avec moins de 1 an d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.3.
Premier sergent avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Eerste sergeant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.3.
Premier sergent-major avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.4.
Premier sergent avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Eerste sergeant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.4.
Premier sergent-major avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.5.
Premier sergent avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Eerste sergeant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.5.
Premier sergent-major avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.6.
Premier sergent avec au moins 4 ans et moins de 5 ans d'ancienneté Eerste sergeant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.6.
Premier sergent-major avec au moins 4 ans et moins de 5 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.7.
Premier sergent avec au moins 5 ans et moins de 6 ans d'ancienneté Eerste sergeant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.7.
Premier sergent-major avec au moins 5 ans et moins de 6 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.8.
Premier sergent-major avec moins de 1 an d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.8.
Premier sergent-major avec au moins 6 ans et moins de 7 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 6 jaar en minder dan 7 jaar anciënniteit
1.9.
Premier sergent-major avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.9.
Premier sergent-major avec au moins 7 ans et moins de 8 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 7 jaar en minder dan 8 jaar anciënniteit
1.10.
Premier sergent-major avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.10.
Premier sergent-major avec au moins 8 ans et moins de 9 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 8 jaar en minder dan 9 jaar anciënniteit
1.11.
Premier sergent-major avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.11.
Premier sergent-major avec au moins 9 ans et moins de 10 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 9 jaar en minder dan 10 jaar anciënniteit
1.12.
Premier sergent-major avec au moins 4 ans et moins de 5 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.12.
Premier sergent-major avec au moins 10 ans et moins de 11 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 10 jaar en minder dan 11 jaar anciënniteit
1.13.
Premier sergent-major avec au moins 5 ans et moins de 6 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.13.
Premier sergent-major avec au moins 11 ans et moins de 12 ans d'ancienneté Eerste sergeant-majoor met minstens 11 jaar en minder dan 12 jaar anciënniteit
1.14.
Adjudant avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.14.
Adjudant avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.15.
Adjudant avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.15.
Adjudant avec au moins 1 ans et moins de 2 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.16.
Adjudant avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.16.
Adjudant avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.17.
Adjudant avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.17.
Adjudant avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.18.
Adjudant avec au moins 4 ans et moins de 5 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
2.18.
Adjudant avec au moins 4 ans et moins de 5 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 4 jaar en minder dan 5 jaar anciënniteit
1.19.
Adjudant avec au moins 5 ans et moins de 6 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
2.19.
Adjudant avec au moins 5 ans et moins de 6 ans d'ancienneté Adjudant met minstens 5 jaar en minder dan 6 jaar anciënniteit
1.20.
Adjudant-chef avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.20.
Adjudant-chef avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant-chef met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.21.
Adjudant-chef avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
2.21.
Adjudant-chef avec au moins 1 an et moins de 2 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 1 jaar en minder dan 2 jaar anciënniteit
1.22.
Adjudant-chef avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
2.22.
Adjudant-chef avec au moins 2 ans et moins de 3 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 2 jaar en minder dan 3 jaar anciënniteit
1.23.
Adjudant-chef avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
2.23.
Adjudant-chef avec au moins 3 ans et moins de 4 ans d'ancienneté Adjudant-chef met minstens 3 jaar en minder dan 4 jaar anciënniteit
1.24.
Adjudant-major avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
2.24.
Adjudant-major avec moins de 1 an d'ancienneté Adjudant-majoor met minder dan 1 jaar anciënniteit
1.25.
Adjudant-major avec au moins 1 an d'ancienneté Adjudant-majoor met minstens 1 jaar anciënniteit
2.25.
Adjudant-major avec au moins 1 an d'ancienneté Adjudant-majoor met minstens 1 jaar anciënniteit
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 7 november 2013 betreffende de overgang binnen dezelfde personeelscategorie, de sociale promotie en de promotie op diploma naar een hogere personeelscategorie.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Landsverdediging, P. DE CREM