Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 07 april 2019
gepubliceerd op 30 april 2019

Koninklijk besluit betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten

bron
federale overheidsdienst justitie en federale overheidsdienst financien
numac
2019030397
pub.
30/04/2019
prom.
07/04/2019
ELI
eli/besluit/2019/04/07/2019030397/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

7 APRIL 2019. - Koninklijk besluit betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De structuur van dit KB is opgebouwd in functie van de belangrijkste machtigingen die de wet van 8 juli 2018 "houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest" (hierna de "CAP-wet") aan de Koning toevertrouwt ter uitvoering ervan.

Dit besluit heeft tot doel het drempelbedrag voor de mededeling van financiële verrichtingen en contracten aan het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten (CAP) (hoofdstuk 2) vast te leggen, alsook de modaliteiten van de mededeling van gegevens aan het CAP door de informatieplichtigen (hoofdstuk 3), de modaliteiten van de gegevensuitwisseling met de informatiegerechtigden en de duurtijd van de bewaring van de gegevens in het CAP met inachtneming van de bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer t.o.v. de verwerking van persoonsgegevens (hoofdstukken 4 en 5), de financieringsmodaliteiten van het CAP (hoofdstuk 6), de modaliteiten van de oplegging van de administratieve geldboetes in geval van niet naleving van artikel 4 van de CAP-wet (hoofdstuk 7) en tot slot de overgangsmaatregelen die een naadloze overgang van het huidige CAP naar het nieuwe CAP mogelijk moeten maken (hoofdstuk 8).

De CAP-wet heeft immers het CAP volledig uit de fiscale sfeer gehaald.

Het koninklijk besluit van 17 juli 2013 (hierna het "oude CAP-KB") betreffende de werking van het CAP voert enkel artikel 322, § 3, van het WIB92 uit, waarvan het toepassingsgebied sedert de inwerkingtreding van de CAP-wet louter aanvullend is geworden t.o.v. dat van de CAP-wet zelf. Dit impliceert dat de meeste bepalingen van het oude CAP-KB die van toepassing zijn op de modaliteiten van de mededeling van gegevens aan het CAP door informatieplichtigen en op de modaliteiten van de gegevensuitwisseling met de informatiegerechtigden, alsook op de duurtijd van de bewaring van de gegevens in het CAP, in een nieuw koninklijk besluit tot uitvoering van de CAP-wet moeten worden overgenomen.

Als antwoord op een opmerking van de Raad van State in het advies nr. 65.232/2 van 20 februari 2019, wordt vermeld dat het oude CAP-KB volgens dezelfde logica opgeheven en vervangen moet worden door een nieuw koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 322, § 3, van het WIB(92), dat de voormelde praktische modaliteiten voortaan zal vastleggen door middel van een eenvoudige verwijzing naar die welke in het voorliggende besluit worden bepaald. Een dergelijk koninklijk besluit is thans nog in voorbereiding. HOOFDSTUK 1. - Definities Hoofdstuk 1 van het voorliggend koninklijk besluit behandelt de definities die hierin worden gehanteerd.

Bovenop de definities in de wet zelf worden er nog acht bijkomende definities toegevoegd die tot doel hebben de inhoud van bepaalde delen van het KB, hoofdzakelijk inzake de financiering van het CAP, tegelijk beknopter en nauwkeuriger te maken.

De mededeling van de gegevens per batch van één burgerlijk jaar onder het huidige, statische CAP wordt onder het nieuwe, dynamische CAP vervangen door een mededeling telkens er een significante gebeurtenis plaatsvindt. Dit verantwoordt de opname van een specifieke definitie van een "gebeurtenis" in artikel 2.

De definitie van "werkdag" is toegevoegd aan de zeven oorspronkelijk voorziene definities om aan de opmerking van de Raad van State in het voormeld advies 65.232/2 tegemoet te komen. HOOFDSTUK 2. - Drempelbedrag voor de mededeling van financiële verrichtingen en contracten Hoofdstuk 2 is de uitvoering van de machtiging in artikel 4, 5de lid, van de CAP-wet.

De drempels inzake financiële verrichtingen waarbij contanten worden betrokken, werden in nauw overleg met de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) en de FOD Financiën vastgesteld. De drempels inzake financiële contracten zijn dezelfde als in het oude CAP-KB, maar verwijzen voortaan naar de drempels bepaald in het Wetboek van Economisch recht. Een eventuele wijziging van deze laatste drempels zal bijgevolg automatisch die van de drempels in het voorliggende besluit impliceren. HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten van de mededeling van gegevens aan het CAP door informatieplichtigen Hoofdstuk 3 is de uitvoering van de machtiging in artikel 5, § 1, van de CAP-wet.

De standaardtermijn voor de mededeling van gegevens door informatieplichtigen bedraagt 5 werkdagen vanaf de datum van de betrokken gebeurtenis. Het leveringstempo zelf is aan het oordeel van de informatieplichtige zelf overgelaten, voor zover dat voormelde mededelingstermijn nageleefd wordt. De informatie kan dus dagelijks, tweemaal per week of zelfs wekelijks geleverd worden.

Een uitzondering wordt gemaakt voor de verzekeringsmaatschappijen, die de informatie binnen een maximumtermijn van 90 kalenderdagen aan het CAP moeten bezorgen. Deze uitzondering wordt gemotiveerd door een aantal specifieke regels waaraan spaar- en beleggingsverzekeringen gebonden zijn, die afwijken van die van de andere (bancaire) producten die onder het toepassingsgebied van het CAP vallen. Deze specifieke regels hebben belangrijke consequenties voor een correcte rapportering aan het CAP: - voor alle spaar- en beleggingsverzekeringen geldt een opzegrecht van 30 dagen. De verzekeringnemer heeft bijgevolg het recht om de overeenkomst op te zeggen binnen 30 dagen vanaf de inwerkingtreding ervan. De opzeg heeft tot gevolg dat het verzekeringscontract wordt geacht nooit te hebben bestaan. In zo'n geval zou het contract nooit aan het CAP aangegeven mogen worden zolang voormelde opschortende voorwaarde nog loopt; - bovendien geldt voor tak 23-verzekeringen verbonden aan een gestructureerd fonds in de regel een inschrijvingsperiode van minstens 30 dagen alvorens de gelden daadwerkelijk in het fonds kunnen worden geïnvesteerd. Indien de marktomstandigheden na deze inschrijvingsperiode niet gunstig blijken, wordt het fonds niet opengesteld en zal er geen zakenrelatie tot stand komen. Indien het fonds wel wordt opengesteld, geniet de verzekeringnemer vanaf dat moment voormeld opzegrecht.

Dit leidt ertoe dat een nieuwe klantenrelatie voor een spaar- of beleggingsverzekering pas met zekerheid kan worden aangegeven aan het CAP 30 tot 60 dagen na de onderschrijving van dit product door deze klant.

De aangifte aan het CAP door verzekeringsmaatschappijen wordt beperkt tot twee types van financiële contracten: - de levensverzekeringsovereenkomst die onder tak 21, als bedoeld in bijlage II van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen valt, alsook de verzekeringsovereenkomst die onder de takken 23, 25 of 26 als bedoeld in voormelde bijlage II valt en waarbij het beleggingsrisico door de verzekeringnemer wordt gedragen, met uitzondering evenwel van de overlijdensverzekeringen alsook van de contracten gesloten in het kader van één van de drie pijlers van het Belgisch pensioenstelsel (artikel 4, 1ste lid, 3°, b), van de CAP-wet), - het hypothecair krediet, als bedoeld in artikel I.9, 53/3°, van het Wetboek van economisch recht, ongeacht de benaming of de vorm, toegekend aan een natuurlijke persoon die hoofdzakelijk handelt met een oogmerk dat geacht kan worden vreemd te zijn aan zijn handels-, beroeps- of ambachtelijke activiteiten (artikel 4, 1ste lid, 3°, d), van de CAP-wet).

Eens afgesloten, blijken dergelijke contracten zeer stabiel over de duurtijd te zijn. Vandaar dat een licht uitgestelde mededeling van het bestaan ervan aan het CAP weinig problemen stelt.

De overige bepalingen uit dit hoofdstuk 4 werden van het oude CAP-KB overgenomen. HOOFDSTUK 4. - Modaliteiten van de gegevensuitwisseling met de informatiegerechtigden Hoofdstuk 3 is de uitvoering van de machtiging in artikel 7, tweede lid, van de CAP-wet.

Ook de meeste bepalingen uit dit hoofdstuk 4 werden van het oude CAP-KB overgenomen, echter met dien verstande dat de communicatie tussen de Nationale Bank van België (NBB) en de informatiegerechtigden of hun centraliserende organisatie voortaan enkel via een beveiligd elektronisch kanaal mag gebeuren, krachtens artikel 7 van de CAP-wet.

Artikel 17 beschrijft in details de gegevens die respectievelijk door de informatiegerechtigde, door diens centraliserende organisatie en door de NBB moeten worden geregistreerd, teneinde een opspoorbaarheid van alle aanvragen om informatie uit het CAP mogelijk te maken met het oog op de uitoefening van het inzagerecht bepaald door artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (EU) 2016/679 van 27 april 2016 (AVG) en artikel 8, § 1, van de CAP-wet.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat artikel 17 aan het voorschrift van artikel 15 van de AVG voldoet. Immers, doordat het nieuwe CAP een dynamische database is, is de NBB in staat, niet enkel de allerlaatste stand van zaken m.b.t. de rekeningen en financiële contracten van een bepaalde natuurlijke persoon te geven, doch ook een volledig overzicht van alle persoonsgegevens geregistreerd op naam van de betrokkene voor een bepaalde periode of zelfs sedert het opstarten van het huidige CAP. Bij een raadpleging van het CAP wordt alle informatie die hierin voorkomt met betrekking tot de gevraagde periode aan de vragende centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, aan de informatiegerechtigde geleverd. Het is aan deze laatste om de informatie die niet nodig is voor de uitvoering van haar opdracht van algemeen nut te verwijderen en te vernietigen. Deze filtering maakt deel uit van de informatiesysteembeveiligingsmaatregelen die in de overeenkomst moeten worden opgenomen welke de NBB krachtens art. 9 van de CAP-wet met de betrokken centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, met de betrokken informatiegerechtigde sluit vooraleer deze toegang te geven tot het CAP. De NBB deelt het volledige overzicht sedert het opstarten van het huidige CAP mee aan iedere hierin geregistreerde persoon die zijn/haar toegangsrecht uitoefent. Op grond van het voorwerp van de aanvraag van de derde zoals bedoeld in artikel 13 van het voorliggende besluit is het dan ook mogelijk om te bepalen welke informatie effectief aan deze derde werd afgeleverd. Inderdaad, alle gegevens die op dat globale overzicht voorkomen, werden aan de betrokken centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, aan de informatiegerechtigde meegedeeld, behalve uiteraard alle rekeningen gesloten en contractuele relaties beëindigd vóór de periode gespecifieerd in de aanvraag van deze derde, alle rekeningen geopend en contractuele relaties aangegaan na deze periode, en alle financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn die buiten deze periode hebben plaatsgevonden. Zodoende is de betrokkene perfect in staat om - zij het onrechtstreeks - de persoonsgegevens te reconstrueren die de NBB aan de betrokken derde heeft overgemaakt. HOOFDSTUK 5. - Verwerking van de persoonsgegevens, duurtijd van de bewaring van de gegevens in het CAP Hoofdstuk 5 is de uitvoering van de machtiging in artikel 5, § 1, van de CAP-wet, bovenop de algemene uitvoeringsmacht van de Koning wat de praktische modaliteiten betreft van de uitoefening van het inzagerecht en van het recht op verbetering van de eigen gegevens door de personen die in het CAP zijn geregistreerd.

Al de bepalingen uit dit hoofdstuk 6 werden van het oude CAP-KB overgenomen.

In het voormeld advies stelt de Raad van State de vraag waarom de Gegevensbeschermingsautoriteit (GBA) niet om advies werd gevraagd.

De CAP-wet zelf bevat reeds een heel hoofdstuk met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens (artikelen 5 t/m 9) dat destijds aan het advies van de GBA werd onderworpen, en dat aangepast werd om rekening te houden met de opmerkingen van de GBA. Deze artikelen van de CAP-wet bevatten alle normatieve regels m.b.t. de bescherming van persoonsgegevens. Het voorliggende besluit beperkt zich ertoe de praktische modaliteiten te regelen van: - de uitoefening van het (principieel door de AVG en de CAP-wet bepaalde) inzagerecht door natuurlijke personen (art. 18 van het besluit), - de uitoefening van het (eveneens principieel door de AVG en de CAP-wet bepaalde) verbeteringsrecht door natuurlijke personen (art. 19 van het besluit), - de berekeningswijze van de tienjarige termijn van bewaring van de gegevens zoals bepaald in art. 5, § 1, van de CAP-wet (art. 20 van het besluit).

Er zijn m.a.w. geen nieuwe normatieve bepalingen in het voorliggende besluit doch enkel praktische toepassingsmodaliteiten. Daarom werd de GBA niet geraadpleegd, te meer daar de bepalingen van de artikelen 17 t/m 19 nagenoeg ongewijzigd ontleend zijn aan het oude CAP-KB: - art. 18 van het voorliggende besluit neemt art. 17 van het oude KB-CAP over, - art. 19 van het voorliggende besluit neemt art. 18 van het oude KB-CAP over, - art. 20 van het voorliggende besluit neemt tot slot art. 8 van het oude KB-CAP over.

Het oude KB-CAP was wel voor advies aan de toenmalige Commissie voor de bescherming van het privéleven voorgelegd, waarvan de aanbevelingen (advies nr. 36/2011 van 21 december 2011) in aanmerking werden genomen in de eindversie ervan. Aangezien voornoemde Commissie dus wel degelijk voorafgaand is geraadpleegd, zij het in 2011 al, aangaande praktische toepassingsregels die sedertdien nagenoeg ongewijzigd zijn gebleven, leek het overbodig dezelfde regels opnieuw aan het advies van de GBA voor te leggen. HOOFDSTUK 6. - Financiële bepalingen Hoofdstuk 6 is de uitvoering van de machtigingen in artikel 10, derde lid van de CAP-wet m.b.t.: - de wijze van berekening van het voorschot dat ten laste wordt gelegd van de verschillende centraliserende organisaties of, bij gebrek hiervan, van de informatiegerechtigden, - de wijze van berekening van het definitieve bedrag van het aandeel van iedere centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, van iedere informatiegerechtigde in de kosten van de NBB, - de frequentie van de facturen gericht door de NBB aan de centraliserende organisaties of, bij gebrek hiervan, aan de informatiegerechtigden, - de betalingstermijn van deze facturen.

De machtiging die aan de Koning werd gegeven door artikel 10, tweede lid, van de CAP-wet om andere relevante factoren te bepalen dan het aantal aanvragen om informatie uit het CAP als parameters voor de verdelingssleutel van de kosten tussen informatiegerechtigden is niet gebruikt, bij gebrek aan dergelijke, voor de hand liggende, relevante factoren.

De artikelen 21 tot en met 23 met betrekking tot het financiële regime van het nieuwe CAP vormen de juridische vertaling van de drie cruciale principes die in artikel 10 van de CAP-wet vermeld staan, nl.: - de NBB wordt provisioneel (uiterlijk bij de inproductiename van het nieuwe CAP, in principe op 30 juni 2019, behoudens onvoorziene omstandigheden) betaald voor de ontwikkelingskosten en volgens marktconforme voorwaarden voor de werkingskosten; - alle gebruikers van het CAP nemen een proportioneel deel van de kosten voor hun rekening, in verhouding tot hun effectief aantal aanvragen om informatie van het CAP. Dit geldt zowel voor de ontwikkelingskosten als voor de werkingskosten; - facturen worden uiterlijk binnen 30 kalenderdagen betaald (60 dagen voor de eindfactuur van de NBB m.b.t. zijn investeringskosten).

De investeringskost, berekend tegen de voorheen door de NBB meegedeelde tarieven, zal vermoedelijk ongeveer 2 miljoen euro bedragen. Deze investeringskost wordt verdeeld tussen een "consortium" van centraliserende organisaties in verhouding tot een door het voorliggende besluit vastgelegde verdeelsleutel, berekend op grond van de redelijke verwachtingen die de verschillende categorieën van informatiegerechtigden hebben meegedeeld inzake het aantal aanvragen om informatie van het CAP . Deze forfaitaire verdeelsleutel rust dus eveneens op het criterium "aantal van hun respectievelijke aanvragen om informatie uit het CAP" zoals bedoeld door art. 10, 2de lid, van de CAP-wet.

In het begin van ieder jaar wordt bij een gezamenlijk door de Ministers van Justitie en Financiën genomen ministerieel besluit het tarief vastgesteld van de bijdrage aan de investeringskosten die tijdens dat jaar voor elke raadpleging van het CAP door informatiegerechtigden of hun centraliserende organisatie moet worden betaald. Dit bedrag wordt berekend op grond van het vermoedelijke aantal raadplegingen van het CAP voor dat jaar en van het uitstaande bedrag van de afschrijvingsschijf van de investeringen m.b.t. datzelfde jaar. De NBB int deze bijdrage bij de centraliserende organisaties of, bij gebrek hiervan, bij de informatiegerechtigden op driemaandelijkse basis, samen met zijn eigen werkingskosten (zie volgend gedachtestreepje). Op het einde van het jaar wordt het effectief door de NBB geïnd bedrag dan verdeeld tussen de leden van het voornoemde "consortium" op grond van voormelde forfaitaire verdeelsleutel.

Wat de werkingskosten betreft, verandert er niets tot voormelde datum van inproductiename van het nieuwe CAP vermits tot dan enkel de FOD Financiën het oude CAP zal blijven raadplegen (met uitzondering van enkele marginale raadplegingen door onderzoeksrechters en Parketmagistraten). Deze kosten blijven dus zo lang uitsluitend ten laste van de FOD Financiën vallen. Vanaf voormelde datum wordt het tarief per raadpleging in het begin van elk jaar (alsook voor het laatste semester van 2020, prorata temporis) door de NBB zelf berekend op grond van de verwachte (en vrij stabiele) werkingskosten voor dat (deel van het) jaar enerzijds, en van het aantal verwachte raadplegingen voor datzelfde (deel van het) jaar anderzijds. De werkingskosten worden driemaandelijks geïnd op grond van dit provisioneel eenheidstarief vermenigvuldigd met het aantal raadplegingen van het afgelopen kwartaal door iedere gebruiker. Op het einde van het burgerlijk jaar wordt het eenheidstarief eenmalig herberekend op grond van de reële werkingskosten van de NBB en het reële aantal aanvragen om informatie van het CAP per gebruiker tijdens het betrokken jaar. Het verschil (in plus of in min) tussen dit bedrag en de reeds betaalde kwartaalprovisies wordt ofwel gefactureerd ofwel terugbetaald door de NBB in het begin van het volgend burgerlijk jaar.

Facturen of creditnota's voor een bedrag van minder dan 100 euro worden tot slot niet uitgeschreven wegens de te hoge administratieve kost t.o.v. het bekomen voordeel. HOOFDSTUK 7. - Modaliteiten van de oplegging van administratieve geldboetes Hoofdstuk 7 is de uitvoering van de machtiging in artikel 13, § 7, van de CAP-wet.

Deze bepalingen werden overgenomen van gelijkaardige koninklijk besluiten met betrekking tot de vaststelling en inning van administratieve geldboetes.

Er werd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid geboden door voormeld artikel om toepassingsschalen van de administratieve geldboetes vast te stellen, om het systeem zo eenvoudig als mogelijk te houden.

Dergelijke schalen kunnen nog altijd op een later tijdstip worden ingevoerd, mocht dit nodig blijken. HOOFDSTUK 8. - Inwerkingtreding van de artikelen 4 en 13 van de CAP-wet Hoofdstuk 8 is de uitvoering van de machtiging in artikel 26 van de CAP-wet.

Noteer dat de inwerkingtreding op 1 januari 2020 van de artikelen 4 en 13 van de CAP-wet onontbeerlijk is voor een naadloze overgang van het huidige naar het nieuwe CAP HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepalingen Hoofdstuk 9 is de uitvoering van de machtiging in artikel 26 van de CAP-wet en van de algemene uitvoeringsmacht van de Koning wat de praktische modaliteiten van een naadloze overgang van het oude naar het nieuwe CAP betreft.

De data in dit hoofdstuk werden vastgelegd in overleg met de voornaamste beroepsfederaties van de informatieplichtigen (m.n.

Febelfin en Assuralia). HOOFDSTUK 1 0. - Inwerkingtreding De NBB zal uiteraard niet nalaten de verschillende centraliserende organisaties of, bij gebrek ervan, de betrokken informatiegerechtigden op de hoogte te brengen van de vooropgestelde datum en in een later stadium van de precieze datum waarop hoofdstuk 4 in werking zal treden. Zoals eerder toegelicht, is de thans door de NBB weerhouden datum 30 juni 2020. HOOFDSTUK 1 1. - Uitvoeringsbepaling Dit hoofdstuk behoeft geen bijzondere toelichting.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Justitie, K. GEENS

ADVIES 65.232/2 VAN 20 FEBRUARI 2019 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "BETREFFENDE DE WERKING VAN HET CENTRAAL AANSPREEKPUNT VAN REKENINGEN EN FINANCIELE CONTRACTEN" Op 22 januari 2019 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vice Eersteminister en Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude, en Minister van Ontwikkelingssamenwerking verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten".

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 20 februari 2019. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Patrick Ronvaux, staatsraden, Sébastien Van Drooghenbroeck en Jacques Englebert, assessoren, en Béatrice Drapier, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Jean Luc Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre Vandernoot.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 februari 2019.

Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of het ontwerp onder die beperkte bevoegdheid valt, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van alle feitelijke gegevens die de regering in aanmerking kan nemen als zij moet beoordelen of het nodig is een verordening vast te stellen of te wijzigen.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten `op de Raad van State', gecoördineerd op 12 januari 1973, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvereisten Artikel 36, lid 4, van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 "betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming)" (hierna: "de AVG") luidt: "De lidstaten raadplegen de toezichthoudende autoriteit bij het opstellen van een voorstel voor een door een nationaal parlement vast te stellen wetgevingsmaatregel, of een daarop gebaseerde regelgevingsmaatregel in verband met verwerking".

Uit het dossier dat aan de Raad van State bezorgd is, blijkt niet dat de Gegevensbeschermingsautoriteit geraadpleegd is aangaande dit ontwerp. Het - ongunstige - advies 15/2018 van 28 februari 2018 (1) van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer over het voorontwerp dat ontstaan gegeven heeft aan de wet van 8 juli 2018 `houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest' (hierna: "de CAP wet"), kan niet beschouwd worden als het advies dat krachtens de voornoemde bepaling van de AVG over dit ontwerp gegeven moet worden.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. In het eerste lid moeten de woorden "de artikelen 4, § 5" vervangen worden door de woorden "de artikelen 4, vijfde lid".2. In de aanhef moet eveneens verwezen worden naar het advies van de Nationale Bank, dat vereist is bij de artikelen 5, § 1, en 7, tweede lid, van de CAP-wet. DISPOSITIEF Artikel 1 Gelet op het feit dat meer bepaald in artikel 4, 2°, sprake is van "werkdagen", moet dat begrip gedefinieerd worden indien de steller van het ontwerp wil afwijken van de rechtspraak ter zake, volgens welke zaterdagen werkdagen zijn (2).

Artikel 16 De steller van het ontwerp moet kunnen verantwoorden waarom in het tweede lid, c, anders dan in punt b van hetzelfde lid, bepaald wordt dat, wanneer de rechtspersoon niet eenduidig geïdentificeerd kan worden op grond van de identificatiegegevens van artikel 6, de mededeling niet beperkt wordt tot "de lijst van alle in het CAP geregistreerde personen waarvan de identificatiegegevens overeenkomen met die welke in de aanvraag werden meegedeeld".

Artikelen 17 en 18 In artikel 17, derde lid, van het ontwerp worden de gegevens opgesomd die de NBB moet registreren voor iedere aanvraag om informatie van het CAP die zij ontvangt. Daarin ontbreken de gegevens die meegedeeld zijn in het antwoord.

Teneinde de persoon waarop deze informatie slaat te garanderen dat hij zijn recht op inzage van de verwerkte gegevens die hem aanbelangen kan uitoefenen, welk recht verankerd is in artikel 15 van de AVG en waarvan de uitoefening gegarandeerd moet worden door de NBB in haar hoedanigheid van verantwoordelijke voor de verwerking (artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 8 juli 2018), moet de NBB eveneens de gegevens - de persoonsgegevens -, registreren die meegedeeld zijn als antwoord op de aanvraag om informatie.

Artikel 18 moet eveneens aldus aangevuld worden dat daarin wordt bepaald dat de betrokken persoon die daarom vraagt niet alleen de lijst toegestuurd krijgt met de gegevens die op hem slaan en die geregistreerd zijn in het CAP, zoals bepaald in het ontworpen artikel 18, derde lid, maar ook een lijst met de aanvragen om informatie over hem, met de gegevens die op hem betrekking hebben en die meegedeeld zijn naar aanleiding van die aanvragen om informatie, alsook met de ontvangers aan wie die gegevens verstrekt zijn, overeenkomstig het voornoemde artikel 15 van de AVG en artikel 8, § 1, tweede lid, van de wet.

Artikel 22 Onder voorbehoud van een relevante verklaring die de steller van het ontwerp in dat geval zou moeten kunnen geven, lijken de percentages die opgegeven worden in paragraaf 1, eerste lid, niet in overeenstemming te zijn met de regel die vervat is in artikel 10, tweede lid, van de CAP-wet, luidens welke "[n]iettegenstaande andersluidende wettelijke bepalingen (...) de door de NBB gedragen kosten [, met inbegrip van de inrichtingskosten,] onder alle verschillende informatiegerechtigden en centraliserende organisaties verdeeld [worden] in verhouding tot het aantal van hun respectievelijke aanvragen om informatie uit het CAP en, in voorkomend geval, tot elke andere relevante factor bepaald door de Koning", temeer daar die percentages vast zijn (3) Als voor de opgegeven percentages uitgegaan wordt van een "andere relevante factor bepaald door de Koning", moet in de aanhef eveneens verwezen worden naar artikel 10, tweede lid, van de CAP-wet.

Artikel 24 In de tweede zin wordt er geen rekening mee gehouden dat artikel 13, § 1, derde lid, van de CAP-wet bepaalt dat de informatieplichtige die verdacht wordt van een inbreuk gehoord of minstens opgeroepen wordt.

In de voorliggende tekst staat immers dat het "verweer schriftelijk" dient te gebeuren.

Artikel 26 Ter wille van zowel de duidelijkheid als de overeenstemming met artikel 13, § 6, eerste zin, van de CAP-wet dienen, aan het einde van artikel 26 van het ontwerp, de woorden "definitief is geworden of het arrest van de Raad van State in kracht van gewijsde is gegaan" vervangen te worden door de woorden "uitvoerbaar is geworden krachtens artikel 13, § 6, van de wet van 8 juli 2018".

Artikel 32 Uit het oogpunt van de rechtszekerheid is het geen gelukkige keuze om een tekst in werking te doen treden op grond van feitelijke gegevens, waarvan de adressaten van de regel niet noodzakelijkerwijze op de hoogte worden gebracht.

Bijgevolg is het beter om in het derde lid de ministers bevoegd voor Justitie en Financiën te machtigen hoofdstuk 4 van het ontwerp in werking doen te treden, met dien verstande dat zij die machtiging aldus ten uitvoer leggen dat de datum van inwerkingtreding van dat hoofdstuk 4 samenvalt met de "de datum van inproductiename van het CAP2".

Slotopmerking Gelet op de strekking van het ontworpen besluit dient daarbij het koninklijk besluit van 17 juli 2013 `betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992' opgeheven te worden, naar welk besluit overigens verwezen wordt in het derde lid van de aanhef.

De griffier De voorzitter B. Drapier P. Vandernoot _______ Nota's (1) Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 54-3114/1, 161. (2) Zie bv: RvS, 20 mei 2010, nr.204.165, Piret; 11 februari 2014, nr. 226.375, Libert. (3) Zie de adviezen van de inspecteurs van Financiën van 1 augustus en 29 oktober 2018. 7 APRIL 2019. - Koninklijk besluit betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest, zoals gewijzigd bij wet van 7 november 2018, de artikelen 4, vijfde lid, 5, § 1, 7, tweede lid, 10, derde lid, 13, § 7, en 26;

Gelet op artikel 322, § 5, 2de lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op het verzoek van de Nationale Bank van België (NBB), geformuleerd op 16 januari 2019 op grond van artikel 26 van voormelde wet van 8 juli 2018;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse van 12 september 2018, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Gelet op het advies van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën bij de FOD Financiën, gegeven op 1 augustus 2018;

Gelet op het advies van het Interfederaal Korps van de Inspectie van financiën bij de FOD Justitie, gegeven op 29 oktober 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 12 december 2018;

Gelet op het advies nr. CON/2018/57 van de Europese Centrale Bank, gegeven op 14 december 2018;

Gelet op het advies nr. 65.232/2 van de Raad van State, gegeven op 20 februari 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 21 februari 2019 op grond van de artikelen 5, § 1, en 7, tweede lid, van voormelde wet van 8 juli 2018;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën en de Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.De definities in artikel 2 van de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest zijn eveneens van toepassing op onderhavig besluit.

Voor de toepassing van dit besluit wordt bovendien verstaan: 1° onder "CAP-wet": de hierboven vermelde wet van 8 juli 2018;2° onder "gebeurtenis", naargelang het geval: a) het begin of het einde van de hoedanigheid van (mede)houder van een bank- of betaalrekening gehouden bij een informatieplichtige, b) het begin of het einde van de hoedanigheid van volmachtdrager van een bank- of betaalrekening gehouden bij een informatieplichtige, c) het begin of het einde van een contractuele relatie tussen de cliënt en de informatieplichtige met betrekking tot een bepaalde soort van financiële contracten zoals bedoeld in artikel 4, 3°, van de CAP-wet, d) de uitvoering van een of meerdere financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn, welke op dezelfde datum door de informatieplichtige voor rekening van zijn cliënt wordt (worden) uitgevoerd, hetzij in eigen persoon, hetzij door toedoen van eenzelfde natuurlijke persoon, alsook e) de tussenkomst van een natuurlijke persoon die de contanten daadwerkelijk stort of ontvangt in het kader van een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn welke door deze cliënt door toedoen van de informatieplichtige werd uitgevoerd;3° onder "CAP2": de IT-infrastructuur en -toepassing van het CAP zoals aangepast door de NBB om de vereisten van de CAP-wet in aanmerking te nemen;4° onder "datum van inproductiename van het CAP2": de datum waarop de NBB het CAP2 toegankelijk maakt voor de centraliserende organisaties en, bij gebrek aan dergelijke centraliserende organisaties, voor de informatiegerechtigden;5° onder "investeringskosten": alle kosten gedragen door de NBB in het kader van de analyse, de ontwikkeling, de tests en de implementatie van het CAP2 in productie-omgeving, alsook van de verdere evolutie van de inhoud of van de functionaliteiten van het CAP2 of van het informaticaplatform waarop het steunt.6° onder "investering": het deel van de investeringskosten dat het voorwerp uitmaakt van een afzonderlijke factuur van de NBB;7° onder "werkingskosten": alle kosten gedragen door de NBB in de context van het CAP2, behalve de investeringskosten;8° onder "werkdag": elke weekdag van maandag tot en met vrijdag, met uitzondering van de feestdagen. HOOFDSTUK 2. - Drempelbedrag voor de mededeling van financiële verrichtingen en contracten

Art. 2.De informatieplichtige is vrijgesteld van de mededeling aan het CAP van de informatie bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2° van de CAP-wet wanneer het bedrag van de betrokken financiële verrichtingen waarbij contanten betrokken zijn geen van de volgende drempels overschrijdt: 1° wat de in artikel 2, 9°, eerste lid, a) en b) van de CAP-wet bedoelde verrichtingen betreft: - een bedrag van 3.000 euro per omwisseling-, aankoop- of verkoopverrichting, of - een globaal bedrag van 3.000 euro van verschillende omwisseling-, aankoop- of verkoopverrichtingen verricht op dezelfde dag door dezelfde persoon, ongeacht of hij of zij in de hoedanigheid van cliënt of van volmachtdrager van een cliënt handelt; 2° wat de in artikel 2, 9°, eerste lid, c) van de CAP-wet bedoelde verrichtingen betreft die niet bedoeld zijn in artikel 2, 9°, tweede lid van dezelfde wet: - een bedrag van 1.000 euro per storting of afhaling, of - een globaal bedrag van 1.000 euro van verschillende stortingen of afhalingen verricht op dezelfde dag door dezelfde persoon, ongeacht of hij of zij in de hoedanigheid van cliënt of van volmachtdrager van een cliënt handelt.

Art. 3.Het bestaan van een contractuele relatie betreffende een in artikel 4, eerste lid, 3°, e), g) of h) van de CAP-wet bedoelde soort van financiële contracten moet niet aan het CAP worden meegedeeld wanneer alle betrokken kredietovereenkomsten in het toepassingsgebied vallen van artikel VII.3, § 3, 1°, van het Wetboek van Economisch recht. HOOFDSTUK 3. - Modaliteiten van de mededeling van gegevens aan het CAP door informatieplichtigen

Art. 4.Iedere informatieplichtige deelt aan het CAP de in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde gegevens mee: 1° uiterlijk negentig kalenderdagen na de datum van de gebeurtenis bedoeld in artikel 1, tweede lid, 2°, c), wanneer de informatieplichtige een in artikel 3, 6° van de CAP-wet bedoelde onderneming is;2° uiterlijk vijf werkdagen na de datum van alle andere in artikel 1, tweede lid, 2° bedoelde gebeurtenissen.

Art. 5.In al hun uitwisselingen met het CAP maken de informatieplichtigen zich kenbaar door middel van hun inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of, bij gebrek aan een dergelijk nummer, van hun Legal Entity Identifier (LEI) zoals bedoeld in artikel 26(6) van de verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012.

Art. 6.De informatieplichtigen delen aan het CAP de volgende identificatiegegevens mee die ze op grond van bewijskrachtige officiële documenten verkregen hebben, zowel aangaande hun cliënten en diens volmachtdragers als aangaande de natuurlijke personen die contanten daadwerkelijk storten of ontvangen voor rekening van een cliënt: 1° met betrekking tot een natuurlijke persoon: a.zijn/haar identificatienummer bij het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij gebrek aan een dergelijk nummer, zijn/haar identificatienummer zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, b. bij gebrek aan registratie bij het Rijksregister van de natuurlijke personen of bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid: zijn/haar naam, zijn/haar eerste officiële voornaam, zijn/haar geboortedatum of, wanneer de juiste datum onbekend of onzeker is, zijn/haar geboortejaar, zijn/haar geboorteplaats wanneer deze plaats gekend is, en zijn/haar geboorteland;2° met betrekking tot een rechtspersoon: a.het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, of b. bij gebrek aan registratie bij de Kruispuntbank van Ondernemingen: de volledige benaming, de eventuele rechtsvorm en het land van vestiging.

Art. 7.Ten opzichte van iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die overeenkomstig artikel 6 wordt geïdentificeerd, deelt de informatieplichtige alle in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde gegevens mee. Hierbij wordt met betrekking tot ieder gegeven gepreciseerd: 1° of het betrekking heeft op een gebeurtenis die respectievelijk in artikel 4, eerste lid, 1°, 2° of 3° van de CAP-wet wordt bedoeld, 2° wanneer het betrekking heeft op een gebeurtenis bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1° van de CAP-wet: het nummer van de betrokken bank- of betaalrekening, 3° wanneer het betrekking heeft op een gebeurtenis bedoeld in artikel 4, eerste lid, 2° of 3° van de CAP-wet: de soort van het betrokken financieel contract of van de betrokken financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn, zoals respectievelijk bedoeld in artikel 4, 3°, a) tot en met j) en in artikel 2, 9°, a) tot en met e) van de CAP-wet, 4° of de betrokken persoon in deze gebeurtenis handelt in de hoedanigheid van cliënt, van volmachtdrager of van natuurlijke persoon die contanten daadwerkelijk stort of ontvangt voor rekening van een cliënt, 5° wanneer het betrekking heeft op een gebeurtenis bedoeld in artikel 4, eerste lid, 1° of 3° van de CAP-wet: de aard (begin of einde) van de aan het CAP meegedeelde gebeurtenis, en 6° de datum van de gebeurtenis. Voor de toepassing van het eerste lid geldt dat: 1° wanneer eenzelfde rekening gezamenlijk aangehouden is door verschillende cliënten, het nummer van deze rekening ten opzichte van iedere medehouder moet worden meegedeeld;2° wanneer er verschillende volmachtdragers zijn voor eenzelfde rekening, het nummer van deze rekening ten opzichte van iedere volmachtdrager moet worden meegedeeld.

Art. 8.Elke bank- of betaalrekening moet worden geïdentificeerd door middel van een Belgisch IBAN-nummer.

Deze regel geldt eveneens voor: 1° bank- of betaalrekeningen waarop een cliënt contanten stort of waaruit hij/zij contanten afhaalt.Geen enkele geldopneming of storting van contanten kan bijgevolg worden uitgevoerd op een bank- of betaalrekening die niet door een Belgisch IBAN-nummer op naam van de betrokken cliënt geïdentificeerd wordt; 2° vereenvoudigde interne rekeningen die door een kredietinstelling gebruikt worden om een storting van contant geld door een toevallige cliënt vast te leggen en die bijgevolg moeten worden beschouwd als zijnde geopend op naam van deze cliënt.

Art. 9.De NBB bepaalt de structuur en het formaat van de in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde gegevens alsook de technische modaliteiten, de drager en het kanaal van de elektronische mededeling ervan aan het CAP.

Art. 10.Het toezicht door de NBB op de aan het CAP meegedeelde gegevens beperkt zich: 1° tot de naleving door de informatieplichtigen van alle in artikel 9 bedoelde technische vereisten, en 2° tot de juistheid van het ingebouwd controlenummer in het Belgisch IBAN-nummer, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, het identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen. De NBB verbetert in geen geval de gegevens die door een informatieplichtige aan het CAP worden meegedeeld. Gegevens die niet aan de in het eerste lid bedoelde controles voldoen, worden geacht niet aan het CAP meegedeeld te zijn. De NBB brengt onverwijld de informatieplichtige in kennis hiervan, op de elektronische wijze die zij bepaalt. De informatieplichtige deelt het CAP zo spoedig mogelijk de overeenkomstig de in artikel 9 bepaalde technische instructies opgemaakte of bezorgde gegevens aan het CAP mee, teneinde alsnog aan zijn informatieverplichting te voldoen.

De informatieplichtige verbetert onjuiste gegevens die hij eerder aan het CAP heeft meegedeeld overeenkomstig de bijzondere technische modaliteiten die de NBB te dien einde vastlegt.

Art. 11.De NBB registreert de datum van ontvangst van de door de informatieplichtigen meegedeelde gegevens en meldt de ontvangst ervan langs hetzelfde elektronische transmissiekanaal. HOOFDSTUK 4. - Modaliteiten van de gegevensuitwisseling met de informatiegerechtigden

Art. 12.De aanvragen om informatie van het CAP worden aan de NBB verzonden en de antwoorden op deze vragen worden door de NBB verstuurd via een van de volgende elektronisch transmissiekanalen tussen de NBB en het uniek contactpunt van de centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, van de betrokken informatiegerechtigde: 1° in principe, een rechtstreekse en beveiligde verbinding, of ieder ander beveiligd elektronisch transmissiekanaal dat de NBB bepaalt, waardoor de aanvraag om informatie volautomatisch behandeld en beantwoord wordt;2° bij wijze van uitzondering, een beveiligde e-mail, een beveiligd elektronisch uitwisselingsportaal, of ieder ander beveiligd elektronisch transmissiekanaal dat de NBB bepaalt, dat de tussenkomst van hiertoe door het Directiecomité van de NBB gemachtigde personeelsleden van de NBB vereist.

Art. 13.Iedere aanvraag om informatie van het CAP heeft als voorwerp hetzij een bank- of betaalrekening geïndividualiseerd door middel van de in artikel 8 bedoelde identificatiegegevens, hetzij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon geïndividualiseerd door middel van de in artikel 6 bedoelde identificatiegegevens. Aanvragen om informatie van het CAP die betrekking hebben op een of meerdere van de kalenderjaren 2010, 2011, 2012 en 2013 mogen echter de natuurlijke personen die een in artikel 6, 1°, a, bedoeld identificatienummer beschikken ook individualiseren door middel van de identificatiegegevens bedoeld in artikel 6, 1°, b.

De aanvragen om informatie van het CAP vermelden ook de periode of het ogenblik waarop de aan de informatiegerechtigde mee te delen gegevens betrekking moeten hebben.

Art. 14.De NBB bepaalt de structuur en het formaat van de aanvragen om informatie van het CAP die naar haar worden verzonden, alsook van de antwoorden die zij hierop geeft.

Art. 15.Het toezicht door de NBB op de bij haar ingediende aanvragen om informatie van het CAP beperkt zich: 1° tot de naleving van alle in de artikelen 12 tot en met 14 bedoelde voorwaarden, en 2° tot de juistheid van het ingebouwd controlenummer in het Belgisch IBAN-nummer, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, het identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid en het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen. De NBB beantwoordt geen aanvraag om informatie van het CAP die niet aan alle in het eerste lid bedoelde controles voldoet. De NBB brengt onverwijld de centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, de informatiegerechtigde die de aanvraag heeft ingediend hiervan op de hoogte, door toedoen van het in artikel 12 bedoeld uniek contactpunt, op de wijze die de NBB bepaalt.

Art. 16.In haar antwoord deelt de NBB de volgende informatie mee aan de centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, aan de informatiegerechtigde die de aanvraag heeft ingediend, door toedoen van het in artikel 12 bedoeld uniek contactpunt: 1° indien de aanvraag om informatie van het CAP om een bank- of betaalrekeningnummer gaat: de identificatiegegevens betreffende de houder of de medehouders en de eventuele volmachtdrager(s), alsook de datum van de relevante gebeurtenissen bedoeld in artikel 1, 2°, a) en b);2° indien de aanvraag om informatie van het CAP om een persoon gaat: de lijst van alle in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde gegevens met betrekking tot deze persoon, alsook de datum van de relevante gebeurtenissen bedoeld in artikel 1, 2°. Echter, indien de aanvraag om informatie van het CAP betrekking heeft op: a. een persoon over wie geen gegevens in het CAP kunnen worden gevonden door middel van de in artikel 6 bedoelde identificatiegegevens, dan wordt zulks in het antwoord vermeld;b. een natuurlijke persoon die niet eenduidig kan worden geïdentificeerd op grond van de in artikel 6 bedoelde identificatiegegevens, dan is het antwoord van de NBB beperkt tot de lijst van alle in het CAP geregistreerde personen waarvan de identificatiegegevens overeenkomen met die welke in de aanvraag werden meegedeeld;c. een rechtspersoon is die niet eenduidig kan worden geïdentificeerd op grond van de in artikel 6 bedoelde identificatiegegevens, dan deelt de NBB in haar antwoord de lijst mee van de in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde gegevens en de datum van de relevante gebeurtenissen bedoeld in artikel 1, 2° met betrekking tot alle in het CAP geregistreerde rechtspersonen waarvan de identificatiegegevens overeenkomen met die welke in de aanvraag werden meegedeeld.

Art. 17.De informatiegerechtigde registreert ten minste de volgende gegevens voor iedere aanvraag om informatie van het CAP die hij indient: 1° de datum van verzending van de aanvraag om informatie van het CAP aan de centraliserende organisatie of, bij gebrek hieraan, aan het CAP;2° de unieke referte van de aanvraag om informatie, welke bestaat uit het nummer of de refertes van het dossier van de informatiegerechtigde in het kader waarvan de aanvraag wordt ingediend, aangevuld met het unieke volgnummer van de aanvraag ingediend in het kader van dit dossier;3° de identiteit en, in voorkomend geval, de hoedanigheid, de graad en/of de functie van de natuurlijke persoon die de aanvraag namens de informatiegerechtigde indient;4° het voorwerp van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 13;5° de motivatie van de aanvraag;6° de datum van ontvangst van de informatie van het CAP;en 7° in voorkomend geval, de datum van vernietiging van de van het CAP ontvangen informatie. De centraliserende organisatie registreert ten minste de volgende gegevens voor iedere aanvraag om informatie van het CAP die een informatiegerechtigde door haar toedoen indient: 1° de datum van ontvangst van de aanvraag vanwege de informatiegerechtigde;2° de identiteit van deze informatiegerechtigde;3° de unieke referte van de aanvraag om informatie, zoals bedoeld in het eerste lid, 2° ;4° het voorwerp van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 13;5° de motivatie van de aanvraag;6° de datum van verzending aan het CAP van de aanvraag om informatie voor rekening van de informatiegerechtigde;7° de datum van ontvangst van de informatie van het CAP door de centraliserende organisatie;en 8° de datum van verzending door de centraliserende organisatie van de informatie van het CAP aan de informatiegerechtigde. De NBB registreert ten minste de volgende gegevens voor iedere aanvraag om informatie van het CAP die zij ontvangt: 1° het unieke volgnummer dat de NBB aan de aanvraag toekent;2° de datum van ontvangst van de aanvraag om informatie van het CAP;3° de identiteit van de centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, van de informatiegerechtigde die de aanvraag indient;4° de unieke referte van de aanvraag om informatie, zoals bedoeld in het eerste lid, 2° ;5° het voorwerp van de aanvraag, zoals bedoeld in artikel 13;en 6° de datum van verzending door de NBB van het antwoord op deze aanvraag. HOOFDSTUK 5. - Verwerking van persoonsgegevens, duurtijd van de bewaring van de gegevens in het CAP

Art. 18.Elke persoon krijgt inzage in de gegevens die op zijn naam in het CAP zijn geregistreerd alsook, op uitdrukkelijk verzoek en binnen de grenzen bepaald in artikel 8, § 1, tweede lid van de CAP-wet, in de lijst van alle instellingen, overheden en personen aan wie zijn gegevens tijdens de zes kalendermaanden voorafgaand aan de datum van zijn aanvraag werden meegedeeld en in het voorwerp van hun aanvraag zoals bedoeld in artikel 13, door een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende aanvraag aan de hoofdzetel van de NBB te richten.

Iedere natuurlijke persoon is ertoe gehouden bij zijn schriftelijke aanvraag een duidelijk leesbare fotokopie recto verso te voegen van: 1° zijn identiteitskaart bedoeld in artikel 6 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, of bij gebrek aan beschikking over een dergelijke kaart, 2° de verblijfsvergunning uitgereikt op het tijdstip van de inschrijving in het wachtregister bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, van voormelde wet van 19 juli 1991, of bij gebrek aan beschikking over een dergelijke vergunning, 3° de identiteitskaart, het paspoort, de vervangende reisvergunning of enig ander bewijskrachtig officieel identiteitsdocument uitgereikt aan een vreemdeling die geen verblijf houdt in het Rijk, door de Staat waar hij verblijft of waarvan hij onderdaan is. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt door de NBB kosteloos verzonden op het adres van de betrokken natuurlijke persoon zoals opgegeven in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij gebrek ervan, op het adres vermeld op het voorgelegde officiële identiteitsdocument.

Iedere rechtspersoon is ertoe gehouden bij zijn schriftelijke aanvraag een duidelijk leesbare fotokopie recto verso te voegen van het in het tweede lid bedoeld officieel identiteitsdocument uitgereikt aan zijn gevolmachtigde, samen met het bewijs van de volmacht. De in het eerste lid bedoelde informatie wordt door de NBB kosteloos verzonden naar het adres van de zetel van de betrokken rechtspersoon zoals opgegeven in de Kruispuntbank voor Ondernemingen of, bij gebrek aan registratie bij de Kruispuntbank voor Ondernemingen, naar het adres van de gevolmachtigde zoals opgegeven in het Rijksregister van de natuurlijke personen of, bij gebrek aan inschrijving van deze laatste in het Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals vermeld op het in het tweede lid, 2° of 3° bedoelde officiële identiteitsdocument dat door de gevolmachtigde werd voorgelegd.

Art. 19.Elke persoon kan kosteloos, in eigen persoon of door toedoen van een gevolmachtigde, de rechtzetting van onjuiste gegevens vragen die op zijn naam in het CAP zijn geregistreerd, hetzij aan de NBB, hetzij bij voorkeur aan de informatieplichtige die deze gegevens aan het CAP heeft meegedeeld.

Ingeval de aanvraag om rechtzetting bij de NBB wordt ingediend, moet de betrokken persoon aan zijn schriftelijke aanvraag een duidelijk leesbare fotokopie recto verso toevoegen van het identiteitsdocument bedoeld in artikel 18, tweede lid, wanneer het om een natuurlijke persoon gaat of in artikel 18, vierde lid, wanneer het om een rechtspersoon gaat, samen met de nauwkeurige aanwijzing van de volgens hem recht te zetten gegevens en met elk document dat de gegrondheid van de aanvraag staaft. De NBB verzendt onverwijld dit verzoek om rechtzetting aan de informatieplichtige die de betwiste gegevens aan het CAP heeft meegedeeld, overeenkomstig de structuur en het bestandsformaat, de technische modaliteiten, de drager en het elektronisch transmissiekanaal die de NBB bepaalt.

De informatieplichtige verbetert de onjuiste gegevens die in zijn eigen bestanden op naam van de betrokkene zijn geregistreerd en deelt de verbeterde gegevens onverwijld aan het CAP overeenkomstig de structuur en het bestandsformaat, de technische modaliteiten, de drager en het elektronisch transmissiekanaal die de NBB bepaalt.

Art. 20.De bewaartermijn van de in het CAP geregistreerde gegevens vervalt: 1° wat de in artikel 7 bedoelde gegevens betreft die verband houden met de hoedanigheid van houder, medehouder of van volmachtdrager van een bank- of betaalrekening: tien jaar vanaf het einde van het burgerlijk jaar tijdens hetwelk de informatieplichtige het einde van deze hoedanigheid aan het CAP heeft meegedeeld;2° wat de in artikel 7 bedoelde gegevens betreft die verband houden hetzij met het bestaan op naam van de cliënt van een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn hetzij met de hoedanigheid van natuurlijke persoon die de contanten daadwerkelijk stort of ontvangt voor rekening van de cliënt in het kader van voormelde verrichting: tien jaar vanaf het einde van het burgerlijk jaar tijdens hetwelk de informatieplichtige het bestaan van deze financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn aan het CAP heeft meegedeeld;3° wat de in artikel 7 bedoelde gegevens betreft die verband houden met het bestaan van een contractuele relatie betreffende een bepaalde categorie van financiële contracten: tien jaar vanaf het einde van het burgerlijk jaar tijdens hetwelk de informatieplichtige het einde van de contractuele relatie betreffende de betrokken categorie van financiële contracten aan het CAP heeft meegedeeld;4° wat de in artikel 6 bedoelde identificatiegegevens betreft: bij het verstrijken van het laatste burgerlijk jaar van een ononderbroken periode van tien burgerlijke jaren tijdens welke geen enkele gegevens betreffende het bestaan van een bank- of betaalrekening, van een financiële verrichting waarbij contanten betrokken zijn of van een contractuele relatie betreffende om het even welke categorie van financiële contracten bedoeld in artikel 4, 3° van de CAP-wet in het CAP is geregistreerd in verband met de betrokken persoon. Na afloop van voormelde bewaartermijn worden de vervallen gegevens onherroepelijk geschrapt. Ze worden in geen geval aan de informatieplichtigen terugbezorgd. HOOFDSTUK 6. - Financiële bepalingen

Art. 21.§ 1. In het begin van elk burgerlijk jaar dat volgt op de datum van inproductiename van het CAP2 stelt de NBB het provisionele bedrag vast van de bijdrage aan zijn werkingskosten die voor iedere raadpleging van het CAP tijdens het betrokken burgerlijke jaar verschuldigd is. Dit provisionele bedrag per aanvraag om informatie van het CAP wordt berekend door het bedrag van de voor dat burgerlijk jaar door de NBB verwachte werkingkosten te delen door het totale aantal aanvragen om informatie van het CAP voor hetzelfde burgerlijk jaar zoals op voorzichtige wijze door de NBB geschat op grond van de door iedere centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, iedere informatiegerechtigde meegedeelde prognose. Dit provisionele bedrag per aanvraag om informatie van het CAP wordt door de NBB aan iedere centraliserende organisatie en, bij gebrek aan een dergelijke centraliserende organisatie, aan iedere informatiegerechtigde meegedeeld volgens de technische modaliteiten en door middel van de drager en het elektronisch transmissiekanaal die de NBB bepaalt.

Op de datum van inproductiename van het CAP2 stelt de NBB het provisionele bedrag per aanvraag om informatie van het CAP vast met betrekking tot het burgerlijke jaar tijdens hetwelk deze datum valt, op identieke wijze als bepaald in het eerste lid, doch met dien verstande dat deze berekening op de verwachtingen in verband met de rest van het lopende burgerlijke jaar steunt. § 2. In het begin van elk burgerlijk kwartaal volgend op de datum van inproductiename van het CAP2 factureert de NBB aan elke centraliserende organisatie of, bij gebrek aan een dergelijke centraliserende organisatie, aan iedere informatiegerechtigde een provisionele bijdrage aan zijn werkingskosten. Deze bijdrage wordt berekend door het in § 1 bedoelde, provisionele bedrag per aanvraag om informatie van het CAP te vermenigvuldigen door het reële aantal aanvraag om informatie van het CAP ingediend tijdens het voorgaande burgerlijke kwartaal door de betrokken centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, door de betrokken informatiegerechtigde. § 3. Binnen het semester volgend op het einde van elk in § 1 bedoeld burgerlijk jaar stelt de NBB het definitieve bedrag vast van de bijdrage aan zijn werkingskosten die verschuldigd is voor iedere aanvraag om informatie van het CAP verricht tijdens het afgelopen burgerlijk jaar. Dit definitieve bedrag per aanvraag om informatie van het CAP wordt berekend door het bedrag van de tijdens het afgelopen burgerlijk jaar effectief door de NBB gedragen werkingkosten te delen door het totaal aantal aanvragen om informatie van het CAP verricht tijdens hetzelfde burgerlijk jaar.

De NBB berekent het bedrag van de definitieve bijdrage van elke centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, van iedere informatiegerechtigde aan zijn werkingskosten voor het afgelopen burgerlijk jaar door het in het eerste lid bedoelde definitieve bedrag per aanvraag om informatie van het CAP te vermenigvuldigen door het aantal aanvragen om informatie van het CAP ingediend tijdens het afgelopen burgerlijk jaar door de betrokken centraliserende organisatie of informatiegerechtgde.

Het definitieve bedrag per aanvraag om informatie van het CAP en dat van de definitieve bijdrage van elke centraliserende organisatie of informatiegerechtigde aan de werkingskosten van de NBB, welke betrekking hebben op het burgerlijke jaar tijdens hetwelk de datum van inproductiename van het CAP2 valt, wordt op identieke wijze als bepaald in de eerste twee leden berekend, doch met dien verstande dat deze berekening betrekking heeft op de gegevens betreffende de periode tussen de datum van inproductiename van het CAP2 en het einde van het betrokken burgerlijke jaar.

Al naargelang de definitieve bijdrage van iedere centraliserende organisatie of informatiegerechtigde aan de werkingskosten van de NBB, na aftrek van de door de NBB overeenkomstig § 2 gefactureerde provisionele bedragen, een debet- of een creditsaldo vertoont, maakt ze het voorwerp uit van een factuur of van een creditnota uitgeschreven door de NBB. Deze factuur of creditnota vermeldt het in het eerste lid bedoelde definitieve bedrag per aanvraag om informatie van het CAP.

Art. 22.§ 1. De NBB factureert het bedrag van de investeringskosten aan de volgende instellingen: 1° a rato van 17 %, aan de FOD Justitie, 2° a rato van 14 %, aan de FOD Financiën, 3° a rato van 57 %, aan de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, 4° a rato van 3 %, aan de Nationale kamer van Gerechtsdeurwaarders, 5° a rato van 9 %, aan de Cel voor Financiële informatieverwerking. De NBB maakt de factuur op: - binnen de kalendermaand volgend op de datum van inproductiename van het CAP2, wat de initiële investeringskosten van het CAP2 betreft, - binnen de kalendermaand volgend op de datum van de inproductiename van iedere latere update of uitbreiding van de inhoud of van de functionaliteiten van het CAP2 of van het informaticaplatform waarop het CAP2 steunt. § 2. In het begin van elk burgerlijk jaar dat volgt op de datum van inproductiename van het CAP2 stellen de Ministers die respectievelijk Financiën en Justitie in hun bevoegdheden hebben het bedrag vast van de bijdrage aan de investeringskosten die aan de in § 1, eerste lid bedoelde instellingen verschuldigd is voor iedere aanvraag om informatie van het CAP verricht tijdens het betrokken burgerlijke jaar. Dit eenheidsbedrag per aanvraag om informatie van het CAP wordt berekend door het globale bedrag van de verschillende investeringen die tot deze datum door de NBB aan de in § 1, eerste lid bedoelde instellingen werden gefactureerd te delen door het in artikel 21, § 1, eerste lid bedoelde totale, door de NBB verwachte aantal aanvragen om informatie van het CAP voor het lopende burgerlijke jaar. Voor de toepassing van deze regel geldt dat de berekening van de waarde van de investeringen rekening houdt met een lineaire afschijving van iedere afzonderlijke investering a rato van tien burgerlijke semesters, waarvan het eerste het burgerlijke semester is van de datum van de factuur die de NBB voor de betrokken investering heeft verzonden. De waarde van de investeringen welke in aanmerking moet worden genomen voor de voormelde berekening van het eenheidsbedrag per aanvraag om informatie van het CAP is dus de totale waarde van de afschrijvingsschijven met betrekking tot de semesters die het betrokken burgerlijk jaar telt.

Bij de inproductiename van het CAP2 stellen de in het eerste lid bedoelde Ministers het bedrag vast van de bijdrage aan de investeringskosten die aan de in § 1, eerste lid bedoelde instellingen verschuldigd is voor iedere aanvraag om informatie van het CAP verricht gedurende het burgerlijke jaar tijdens hetwelk deze datum valt, op identieke wijze als bepaald in het eerste lid, doch met dien verstande dat deze berekening betrekking heeft op het in artikel 21, § 1, tweede lid bedoelde totale aantal aanvragen om informatie van het CAP verwacht door de NBB voor de rest van het lopende burgerlijke jaar.

De NBB factureert het, naargelang het geval in het eerste of in het tweede lid bedoelde, eenheidsbedrag per aanvraag om informatie van het CAP dat door de centraliserende organisaties en, bij gebrek aan een dergelijke centraliserende organisatie, door de informatiegerechtigden tegelijk met en op dezelfde wijze als de in artikel 21, § 2 bedoelde provisionele bijdrage aan zijn werkingskosten.

Alle eenheidsbedragen per aanvraag om informatie van het CAP die de NBB overeenkomstig het derde lid geïnd heeft tijdens een gegeven burgerlijk jaar maken het voorwerp uit van een creditnota gericht in het begin van het volgende burgerlijke jaar aan iedere instelling bedoeld in § 1, eerste lid, in verhouding tot de percentages bepaald in hetzelfde lid.

Art. 23.Geen factuur of creditnota wordt uitgeschreven voor bedragen van minder van 100 euro die aan of door de NBB krachtens de artikelen 21 en 22 verschuldigd zouden zijn .

Het bedrag van de facturen en creditnota's uitgeschreven krachtens de artikelen 21 en 22 is betaalbaar: 1° binnen de dertig kalenderdagen na de datum van ontvangst, wat de facturen bedoeld in artikel 21, § 2, betreft, 2° binnen de dertig kalenderdagen na de datum van verificatie, doch uiterlijk binnen de zestig kalenderdagen na de datum van ontvangst, wat de facturen en creditnota's bedoeld in artikel 21, § 3, en artikel 22 betreft. Iedere centraliserende organisatie of, bij gebrek hiervan, iedere informatiegerechtigde kan de praktische modaliteiten van de uitgifte en van de verzending van in dit hoofdstuk bedoelde facturen en creditnota's met de NBB overeenkomen. HOOFDSTUK 7. - Modaliteiten van de oplegging van administratieve geldboetes

Art. 24.De formele vaststelling door de Administratie van de Thesaurie van het mogelijke bestaan van een inbreuk op de in artikel 4 van de CAP-wet bedoelde verplichtingen wordt op straffe van nietigheid via een beveiligd elektronisch platform of, indien dit onmogelijk is, met een aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de informatieplichtige binnen een termijn van dertig kalenderdagen volgend op deze formele vaststelling. De informatieplichtige wordt in deze kennisgeving opgeroepen om zijn verweermiddelen mondeling te doen gelden bij de Administratie van de Thesaurie binnen de dertig kalenderdagen na de datum van de voornoemde kennisgeving op straffe van verval. De informatieplichtige mag echter ervoor kiezen zijn verweermiddelen binnen dezelfde termijn te doen gelden via het voornoemd platform of, indien dit onmogelijk is, schriftelijk in plaats van mondeling.

De Administratie van de Thesaurie stelt het in het eerste lid bedoelde beveiligd elektronisch platform ter beschikking. Dit platform garandeert de oorsprong en de integriteit van de inhoud van de zending door middel van aangepaste beveiligingstechnieken.

De Minister van Financiën kan de voorwaarden voor het gebruik van het platform en de uitzonderingen bepalen, alsook de modaliteiten van de toegang tot dit platform en de eraan gebonden rechten en verplichtingen.

Art. 25.De beslissing om een administratieve geldboete op te leggen, de aanvullende vermeldingen bedoeld in artikel 13, § 4, van de CAP-wet en het verzoek tot betaling van de geldboete worden op straffe van nietigheid ter kennis gebracht van de informatieplichtige binnen een termijn van dertig kalenderdagen volgend op deze beslissing via het in artikel 24, eerste lid, bedoelde platform of, indien dit onmogelijk is, met een aangetekend schrijven.

Art. 26.De administratieve geldboete wordt door middel van een storting of overschrijving betaald op het rekeningnummer vermeld in het verzoek tot betaling zoals bedoeld in artikel 25, binnen een termijn van dertig kalenderdagen volgend op de dag waarop de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete uitvoerbaar is overeenkomstig artikel 13, § 6, van de CAP-wet.

Art. 27.De kennisgeving door de Administratie van de Thesaurie van de beslissing om een geldboete op te leggen aan de in artikel 13, § 3, van de CAP-wet bedoelde personen, de aanvullende vermeldingen bedoeld in artikel 13, § 4, van de CAP-wet en het verzoek tot betaling van de geldboete moeten op straffe van nietigheid via het in artikel 24, eerste lid, bedoelde platform of, indien dit onmogelijk is, met een aangetekend schrijven worden verzonden binnen een termijn van drie kalendermaanden volgend op de formele vaststelling door de Administratie van de Thesaurie dat de informatieplichtige het bedrag van de administratieve geldboete na afloop van de in artikel 26 bepaalde termijn volledig of gedeeltelijk onbetaald heeft gelaten. HOOFDSTUK 8. - Inwerkingtreding van de artikelen 4 en 13 van de CAP-wet

Art. 28.Onverminderd de toepassing van de bepalingen van het hoofdstuk 9 van dit besluit treden de artikelen 4 en 13 van de CAP-wet in werking op 1 januari 2020. HOOFDSTUK 9. - Overgangsbepalingen

Art. 29.§ 1. Na ontvangst van de laatste bestanden die de gegevens bedoeld in de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 17 juli 2013 betreffende de werking van het centraal aanspreekpunt bedoeld in artikel 322, § 3, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bevatten en die betrekking hebben op het burgerlijk jaar 2019, consolideert de NBB alle in het CAP beschikbare gegevens. De NBB past de structuur van deze gegevens aan de vereisten van de hoofdstukken 3 en 4 van dit besluit aan. Te dien einde: - wordt 1 januari van het eerste burgerlijk jaar tijdens hetwelk het bestaan van een bankrekening of van een contractuele relatie betreffende om het even welke van de in artikel 1, 5°, van voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013 bedoelde categorieën van financiële contracten aan het CAP werd meegedeeld, geacht de datum van de opening van deze bankrekening of van het aanknopen van deze contractuele relatie te zijn in de zin van artikel 7, 6°, van dit besluit; - wordt 31 december van het laatste burgerlijk jaar tijdens hetwelk het bestaan van een bankrekening of van een contractuele relatie betreffende om het even welke van de in artikel 1, 5°, van voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013 bedoelde soorten van financiële contracten aan het CAP werd meegedeeld, geacht de datum van de afsluiting van deze bankrekening of van de beëindiging van deze contractuele relatie te zijn in de zin van artikel 7, 6°, van dit besluit. Deze regel is echter niet van toepassing wanneer dit laatste burgerlijk jaar het jaar 2019 is. § 2. Uiterlijk op 29 mei 2020 moeten de informatieplichtigen, volgens de in artikel 9 bepaalde modaliteiten, de in de artikelen 6 tot en met 8 informatie aan het CAP meedelen met betrekking tot de in 2019 afgesloten bankrekeningen enerzijds, en beëindigde contractuele relaties betreffende om het even welke van de in artikel 1, 5° van voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013 bedoelde soorten van financiële contracten anderzijds. 31 december 2019 wordt geacht de datum van de afsluiting van deze bankrekening of van de beëindiging van deze contractuele relatie te zijn in de zin van artikel 7, 6°.

Art. 30.Uiterlijk op 29 mei 2020 moeten de informatieplichtigen, volgens de in artikel 9 bepaalde modaliteiten, de in de artikelen 6 tot en met 8 bedoelde informatie aan het CAP meedelen met betrekking tot de volgende rekeningen en financiële contracten die op 1 januari 2020 bestaan: - de betaalrekeningen, - de volmachtdragers van bank- en betaalrekeningen, - de categorieën van financiële rekeningen bedoeld in artikel 4, 3°, a) en b) van de CAP-wet, alsook - de bankrekeningen en de in artikel 1, 5° van voormeld koninklijk besluit van 17 juli 2013 bedoelde financiële contracten welke niet eerder aan het CAP werden meegedeeld. 1 januari 2020 wordt geacht de datum te zijn van, naargelang het geval, de opening van de rekening, het aangaan van de contractuele relatie of de aanvang van de volmacht, in de zin van artikel 7, 6°.

Art. 31.In afwijking van artikel 4 delen de informatieplichtigen de informatie bedoeld in artikel 4 van de CAP-wet betreffende de periode met ingang vanaf 1 januari 2020, uiterlijk op 29 juni 2020 mee. HOOFDSTUK 1 0. - Inwerkingtreding

Art. 32.De hoofdstukken 1, 8, 10 en 11 treden in werking op de tiende dag volgend op de datum van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De hoofdstukken 2, 3, 5, 6, 7 en 9 treden in werking op 1 januari 2020.

Hoofdstuk 4 treedt in werking op de datum van inproductiename van het CAP2. HOOFDSTUK 1 1. - Uitvoeringsbepaling

Art. 33.De Minister die bevoegd is voor Financiën en de Minister die bevoegd is voor Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 7 april 2019.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, A. DE CROO De Minister van Justitie, K. GEENS

^