gepubliceerd op 29 juli 1999
Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van artikel 130 van de Grondwet bevoegde overheid
4 MEI 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van artikel 130 van de Grondwet bevoegde overheid
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987 en gewijzigd bij de wetten van 30 december 1988, 22 december 1989 en 30 maart 1994, inzonderheid op de artikelen 46bis, eerste lid, 87 en 97bis;
Gelet op het advies van de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, afdeling Financiering gegeven op 23 juli 1998;
Gelet op het protocol van 11 juli 1997 tussen de federale regering en de overheid bevoegd inzake gezondheidsbeleid op grond van artikel 130 van de Grondwet wat betreft de vaststelling en de goedkeuring van de kalender voor de uitvoering van de werken, bedoeld in artikel 46bis, eerste lid van de wet op de ziekenhuizen;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;
Gelet op de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op het feit dat er voor de Duitstalige Gemeenschap met ingang van 1 januari 1996 dringend een nieuwe kalender voor de uitvoering van de werken vastgesteld moet worden, teneinde de ziekenhuizen niet te bestraffen en het mogelijk te maken dat er met hun investeringen rekening gehouden wordt in het budget van financiële middelen;
Overwegende dat de bouwkalender voor de periode 1990-1995 die het voorwerp uitmaakt van het protocolakkoord van 24 oktober 1991 een niet-opgebruikt saldo van 25 113 512 BF heeft nagelaten dat naar de volgende dienstjaren kan worden overgedragen;
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.Voord de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder : 1° de wet op de ziekenhuizen : de op 7 augustus 1987 gecoördineerde wet;2° de federale Minister : de minister tot wiens bevoegdheid op federaal niveau de vaststelling van de verpleegdagprijs behoort;3° de Duitstalig Gemeenschap : de overheid bevoegd voor het gezondheidsbeleid op grond van artikel 130 van de Grondwet;4° de kalender : de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerstelid van de wet op de ziekenhuizen;5° de werken : de werken betreffende de bouw en de verbouwing van een ziekenhuis of een ziekenhuisdienst, of de eerste uitrusting of de eerste aanschaf van apparatuur, waarvoor de in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde tegemoetkoming toegekend wordt;6° de goedkeuring : de in artikel 26 van de wet op de ziekenhuizen bedoelde goedkeuring;7° het princiepsakkoord : het princiepsakkoord bedoeld in de bijlage bij het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen;8° het ziekenhuisbudget : het overeenkomstig Titel III, Hoofdstuk V, Afdeling 1, Onderafdeling 3 van de wet op de ziekenhuizen per
ziekenhuis vastgestelde budget.
Art. 2.De kalender wordt volgens de onderscheiden onderdelen van een project per dienstjaar vastgesteld en goedgekeurd, voor zover de Duitstalige Gemeenschap in hetzelfde dienstjaar de desbetreffende werken en leveringen goedgekeurd en er de nodige kredieten voor vastgelegd heeft.
Art. 3.De kalender mag maar goedgekeurd worden voor zover het bedrag van de afschrijvingen in het ermee verbonden ziekenhuisbudget het voor de Duitstalige Gemeenschap overeenkomstig artikel 4 vastgestelde bedrag niet overschrijdt.
Art. 4.Het voor de Duitstalige Gemeenschap bepaalde bedrag van de afschrijvingen bedraagt 25 113 512 BF en wordt als volgt over de verschillende dienstjaren verspreid : Voor het jaar 1996 :0,4 miljoen; 1997 :0,5 miljoen; 1998 :2,7 miljoen; 1999 :2,5 miljoen; 2000 :8,5 miljoen; 2001 :9,0 miljoen; 2002 :0,7 miljoen; 2003 :0,6 miljoen; 2004 :0,1 miljoen; 2005 :0,1 miljoen.
Art. 5.§ 1. Voor de toepassing van artikel 4 baseert men zich bij de berekening van het bedrag van de afschrijvingen op de afschrijvingstermijnen, bepaald bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 14 december 1987. § 2. Indien de aard van de werken echter niet geheel gepreciseerd kan worden, gaat men uit van het principe dat 80 procent betrekking heeft op onroerende goederen, 15 procent op het medisch materiaal en 5 procent op het niet-medisch materiaal.
Art. 6.De goedkeuring van de kalender moet gevalideerd worden door een door de Duitstalige Gemeenschap opgemaakt getuigschrift.
Art. 7.Indien de Duitstalige Gemeenschap op het einde van een dienstjaar de in artikel 4 bedoelde bedragen niet geheel opgebruikt heeft, blijft het saldo ter beschikking van die Gemeenschap.
Art. 8.Het koninklijk besluit van 24 oktober 1991 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen wordt opgeheven.
Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.
Art. 10.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 mei 1999. {line}ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN