Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 10 oktober 2013
gepubliceerd op 23 oktober 2013

Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot bepaling van de regels betreffende de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen

bron
gemeenschappelijke gemeenschapscommissie van brussel-hoofdstad
numac
2013031812
pub.
23/10/2013
prom.
10/10/2013
ELI
eli/besluit/2013/10/10/2013031812/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE VAN BRUSSEL-HOOFDSTAD


10 OKTOBER 2013. - Besluit van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie tot bepaling van de regels betreffende de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen


Het Verenigd College, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, § 1, I, 1° ;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen, artikel 63;

Gelet op de wet van 28 december 1984 tot afschaffing of herstructurering van sommige instellingen van openbaar nut en andere overheidsdiensten, artikel 8bis, ingevoegd bij de wet van 26 juni 1990;

Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikelen 2, 3, 6, 7, 39, 63 en 64;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 september 1967, 19 maart 1970, 21 november 1972, 15 mei 1975, 30 juli 1986, 21 april 1987, 1 maart 2007 en 17 mei 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 64, lid 1, van de wet op de ziekenhuizen voor de bij toepassing van de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegde overheden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 2007;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 oktober 1971, 20 oktober 1972 en 2 juni 1977;

Gelet op het ministerieel besluit van 11 mei 2007 tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst;

Overwegende de mededeling van de (Europese) Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 februari 2013;

Gelet op het akkoord van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor de Financiën en de Begroting, gegeven op 6 mei 2013;

Gelet op het advies van de Commissie voor Gezondheidszorg van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, gegeven op 21 november 2012;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 16 juli 2013 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemeen HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° « Wet » : de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;2° « Ziekenhuis » : de verzorgingsinrichting bedoeld in artikelen 2, 3 en 7 van de wet;3° « Psychiatrisch verzorgingstehuis » : het doorgangstehuis ten behoeve van psychiatrische patiënten bedoeld in artikel 6 van de wet;4° « Verenigd College » : het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschaps-commissie;5° « Ministers » : de Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid;6° « Bestuur » : de Diensten van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad;7° « Ambtenaren » : de ambtenaren, stagiairs en contractuele personeelsleden van het Bestuur, die aangesteld zijn bij de dienst infrastructuur en/of de inspectiedienst;8° « Bouwheer » : de beheerder van het ziekenhuis of van het psychiatrisch verzorgingstehuis;9° « Dagen » : kalenderdagen;10° « Bouwkalender » : meerjarenplan goedgekeurd in Verenigd College dat de werken en de bedragen vaststelt, die het voorwerp kunnen uitmaken van een aanvraag tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;11° « Maximale kostprijs » : de kostprijs vastgesteld overeenkomstig het ministerieel besluit van 11 mei 2007 tot vaststelling van de maximumkostprijs die in aanmerking kan worden genomen voor de betoelaging van nieuwbouwwerken, uitbreidingswerken en herconditioneringswerken van een ziekenhuis of een dienst;12° « Waarborg » : de waarborg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie voor de terugbetaling van de leningen die de Bouwheren van de ziekenhuizen hebben aangegaan voor de financiering van het door de Federale Staat gesubsidieerde deel van het betoelaagbaar bedrag van de bouw- en verbouwingswerken alsook de uitrusting en de apparatuur van de ziekenhuizen, krachtens artikelen 63 en 64 van de wet; 13° « Financiële instelling » : de Europese Investeringsbank (E.I.B.), de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (C.E.B), een kredietinstelling die de vergunning bedoeld in artikel 7 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen heeft bekomen en de ermee verbonden vennootschappen in de zin van artikel 11 van het Wetboek van vennootschappen alsook iedere kredietinstelling die ressorteert onder een andere lidstaat van de Europese Unie en die, in overeenstemming met Titel III van de voormelde wet van 22 maart 1993, haar werkzaamheden op het Belgische grondgebied mag uitoefenen. HOOFDSTUK II.- Algemene bepaling

Art. 2.De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie kan een financiële tegemoetkoming verlenen om de kosten voor de nieuwbouw-, uitbreidings- en herconditioneringswerken, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen of psychiatrische verzorgingstehuizen te dekken. Zij kan eveneens een waarborg verlenen op het saldo van het betoelaagbaar bedrag dat niet door haar financiële tegemoetkoming wordt gedekt.

De gezamenlijke toepassing van de toekenning van de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en van de waarborg kan niet leiden tot tussenkomsten die de maximale kostprijs overschrijden.

De regels met betrekking tot de financiële tegemoetkoming en de waarborg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden door dit besluit bepaald. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden om voor tegemoetkoming en waarborg in aanmerking te komen

Art. 3.Komen in aanmerking voor een tegemoetkoming, de aanvragen die uitgaan van een ziekenhuis of een psychiatrisch verzorgingstehuis dat een vergunning, in de zin van artikel 39 van de wet, heeft verkregen.

Art. 4.De leningen waarop de waarborg betrekking heeft, moeten door de Bouwheer bij een financiële instelling worden aangegaan.

De duur van de gewaarborgde leningen wordt bepaald door de duur van de investeringen waarop deze betrekking hebben, en mag in geen geval meer dan dertig jaar bedragen.

De waarborg kan slechts worden toegekend voor zover uit voorzichtige voorspellingen blijkt dat het project reële kansen maakt op financieel succes.

Bovendien kan de waarborg enkel worden toegekend indien : 1° de Bouwheer er zich mee akkoord verklaart om, op eenvoudig verzoek van de Ministers of het Bestuur, een conventionele hypotheek af te sluiten ten gunste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, of om de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat of elk ander zakelijk zekerheidsrecht te verstrekken voor de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft en, in voorkomend geval, voor een gedeelte of het geheel van zijn onroerende goederen, ten belope van het door de Commissie vastgestelde bedrag;2° de financiële instelling zich akkoord verklaart met een pari passu-clausule tussen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financiële instelling voor de opbrengst van de verkoop van het goed, die de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en/of de financiële instelling toekomt.Die pari passu-clausule wordt toegepast wanneer de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de financiële instelling een hypotheek hebben genomen op de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft, en deze onroerende goederen het voorwerp van een gedwongen verkoop uitmaken; 3° de financiële instelling er zich mee akkoord verklaart om voor de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening geen andere waarborgen te nemen dan een hypotheek of een hypothecair mandaat op de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft.

Art. 5.Onverminderd de in artikel 2, tweede lid, opgesomde beperkingen, dekt de waarborg het saldo van het uitstaande bedrag van de lening en de verschuldigde interesten, met uitsluiting van de verwijlinteresten en de tussentijdse interesten.

De betaling van de waarborg door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ontlast de Bouwheer niet. Bij betaling van de waarborg beschikt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over een integraal verhaalrecht tegenover de Bouwheer en wordt gesubrogeerd in de rechten van de financiële instelling. Ze kan slechts aanspraak maken op de waarborgen waarover de financiële instelling beschikt ten opzichte van de Bouwheer voor andere leningen dan die gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, na vereffening van alle andere schulden dan de lening die werd gewaarborgd door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

TITEL II. - Principeakkoord HOOFDSTUK I. - Wat betreft de tegemoetkoming

Art. 6.§ 1. De Bouwheer dient in twee exemplaren een aanvraag tot principeakkoord bij het Bestuur in.

Deze aanvraag omvat : 1° de beraadslaging van de aanvragende Bouwheer, in voorkomend geval, door de toezichthoudende overheid goedgekeurd;2° de verbintenissen bepaald in artikel 2, 2°, van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 september 1967, 19 maart 1970, 21 november 1972, 15 mei 1975, 30 juli 1986, 21 april 1987, 1 maart 2007 en 17 mei 2007;3° een verklaring waaruit blijkt dat nog geen opdracht werd gegeven tot het uitvoeren van de werken en leveringen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag tot principeakkoord;4° een algemeen ontwikkelingsplan dat volgende informatie bevat : a) de programmering van de infrastructuur vergeleken met de bestaande programmering;b) een technisch dossier dat omvat : - de beschrijving van de bestaande toestand; - een beschrijving van de geplande infrastructuur die noodzakelijk is om aan de voorziene programmering te voldoen, samen met een schets van de plannen van de werken waardoor de impact van de uit te voeren werken kan worden beoordeeld en die de verkeersstromen bevat; - de eventuele fasering; - het voorstel van tijdschema voor uitvoering; - de berekeningen van de oppervlakten, per functie en in totaal, van de bestaande toestand en na uitvoering van het project; - per fase van het project, de geschatte budgetten hieraan verbonden. § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van de in § 1 bedoelde aanvraag stuurt het Bestuur de Bouwheer hetzij een ontvangstbericht toe, indien bedoeld dossier volledig is, hetzij een bericht waarbij hij wordt verzocht zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen twee maanden na de verklaring van volledigheid van het dossier delen de Ministers, na akkoord van het Verenigd College, aan de Bouwheer hun beslissing over de toekenning van het « principeakkoord » mee en formuleren, in voorkomend geval, de opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien.

Op het ogenblik waarop zij hun principeakkoord verlenen, bepalen de Ministers de elementen van het in § 1, tweede lid, 4°, bedoelde algemeen ontwikkelingsplan waarvan de verwezenlijking in aanmerking wordt genomen voor tegemoetkoming en bepalen het maximumbedrag van de toelage, de planning van de werken en de toegekende reglementaire percentages. § 4. De betekening van de goedkeuring van het principeakkoord houdt de vaste belofte tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in, in geval van voorfinanciering van de werken door de Bouwheer, in de zin van artikel 24. Deze belofte verleent een subjectief recht op de uitbetaling van de tegemoetkoming. In dit geval, mogen de Ministers de toekenning van de tegemoetkoming niet weigeren tenzij ze vaststellen dat de in artikel 11 vastgestelde voorwaarden niet werden nageleefd.

De betekening van de goedkeuring van het principeakkoord vermeldt de vervaldagen voor de uitbetaling van de tegemoetkoming, ten belope van de uitvoering van negen tienden van de werken.

Zodra de vaste belofte van tegemoetkoming wordt betekend, leggen de Ministers de nodige kredieten vast op de begroting van het jaar van toekenning van de vaste belofte tot financiële tegemoetkoming en bepalen de uiterste datum voor de uitvoering van de vastlegging, overeenkomstig artikel 53 van de ordonnantie van 21 november 2006 houdende de bepalingen die van toepassing zijn op de begroting de boekhouding en de controle. De vastlegging waartoe er wordt overgegaan, dekt het geheel van de betrokken aanneming. De vereffeningskredieten worden ingeschreven in het begrotingsjaar dat overeenkomt met het jaar dat in het door het Verenigd College goedgekeurde meerjarenplan is aangeduid. § 5. Als de werken in een door het Verenigd College goedgekeurde bouwkalender worden opgenomen, is het principeakkoord voor een periode van twee jaar geldig. Binnen deze termijn dient het voorontwerp van de werken te worden ingediend. De Ministers kunnen deze termijn verlengen. HOOFDSTUK II. - Wat betreft de waarborg

Art. 7.§ 1. De aanvraag tot toekenning van een principeakkoord aangaande de waarborg kan door de Bouwheer ten vroegste worden ingediend bij de aanvraag tot goedkeuring van het in artikel 6 bedoelde dossier "principeakkoord" van de werken. De aanvraag wordt gericht aan het Bestuur bij een ter post aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar of met elk door de Ministers bepaald ander middel dat een vaste dagtekening verleent aan de verzending.

Deze aanvraag omvat de volgende documenten : 1° het verslag van de vergadering van de bevoegde organen van de Bouwheer, waarin melding wordt gemaakt van de beslissing tot aanvraag van een principeakkoord voor de waarborg;dit verslag wordt, in voorkomend geval, door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; 2° het financieel plan van het project waaruit blijkt dat de uitbating minstens de uitgaven dekt en een voldoende terugbetalingscapaciteit waarborgt;3° de eigendomstitel van de grond waarop het bouwwerk zal worden opgetrokken of ingericht of, indien de Bouwheer over een zakelijk recht beschikt, een kopie van de overeenkomst die de grondslag vormt voor het zakelijk recht;4° een verklaring van de Bouwheer waarbij wordt verduidelijkt of de goederen waarvan hij eigenaar is, al dan niet bezwaard zijn met (een) hypothecair(e) manda(a)t(en) en, a fortiori, (een) hypothecaire inschrijving(en).In elk geval dient bij de aanvraag een hypothecair attest te worden toegevoegd; 5° op verzoek van het Bestuur voegt de Bouwheer bij zijn aanvraag een door een vastgoedexpert opgestelde schatting toe van de handelswaarde van alle goederen waarvan hij eigenaar is;6° wanneer de Bouwheer een private rechtspersoon is, een verklaring waarin deze er zich mee akkoord verklaart om, op eenvoudig verzoek van het Bestuur, een conventionele hypotheek af te sluiten ten gunste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscomissie, of om de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat te verstrekken voor de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft en, in voorkomend geval, voor een gedeelte of het geheel van zijn onroerende goederen, ten belope van het door de Commissie vastgestelde bedrag.Deze verklaring is facultatief, wanneer de Bouwheer overweegt te onderhandelen met de Europese Investeringsbank (E.I.B.) of de Ontwikkelingsbank van de Raad van Europa (C.E.B) om een leningscontract op te maken; 7° een verklaring van de financiële instelling waarbij deze zich akkoord verklaart met een pari passu-regeling zoals bedoeld in artikel 4, vierde lid, 2°, met toelichting van de modaliteiten van de pari passu-regeling zoals die wordt voorgesteld door de financiële instelling. § 2. Het Bestuur controleert of de aanvraag aan de bepalingen van § 1 beantwoordt. Binnen veertien dagen na ontvangst van de aanvraag stuurt het Bestuur de Bouwheer een ontvangstbericht toe, dat aangeeft of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en dat, in voorkomend geval, de datum van ontvankelijkheid vermeldt. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag aan de in § 1 bedoelde vereisten beantwoordt. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Binnen veertien dagen na de datum van ontvankelijkheid kunnen de Ministers of het Bestuur het advies van één of meerdere externe experts vragen. Deze kunnen de Bouwheer om bijkomende inlichtingen vragen. Ze leggen hun advies aan het Bestuur voor binnen zestig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag. § 3. De Ministers beslissen binnen negentig dagen na de in § 2 bedoelde ontvankelijkheidsverklaring over de toekenning van een principeakkoord met betrekking tot de waarborg. De Bouwheer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van de Ministers.

Een principeakkoord met betrekking tot de waarborg vermeldt onder meer het project waarop het betrekking heeft en de eventuele opmerkingen.

Darbij wordt, in voorkomend geval, de Bouwheer uitgenodigd om aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypothecair mandaat of een conventionele hypotheek te verlenen voor de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft en, in voorkomend geval, voor een gedeelte of het geheel van zijn onroerende goederen, ten belope van het door de Commissie vastgestelde bedrag. Daardoor krijgt de Bouwheer de toestemming om te onderhandelen met de financiële instelling van zijn keuze en een ontwerp van leningscontract op te maken.

Art. 8.Ten laatste negentig dagen vóór de aanvang van de werken waarop het project betrekking heeft, kan de Bouwheer de wijziging van het principeakkoord op de waarborg aanvragen. Die aanvraag tot wijziging wordt omstandig gemotiveerd en omvat de documenten die gewijzigd zijn ten opzichte van de aanvraag van het aanvankelijke principeakkoord. De aanvraag wordt per aangetekende brief verstuurd naar het Bestuur of tegen ontvangstbericht afgegeven aan de gemachtigde ambtenaar of met elk door de Ministers bepaald ander middel dat een vaste dagtekening verleent aan de verzending.

Binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Bestuur de Bouwheer een ontvangstbericht toe, dat aangeeft of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en dat, in voorkomend geval, ook de datum van ontvankelijkheid wordt vermeld. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag aan de in het eerste lid vermelde formele vereisten beantwoordt. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

De Ministers of het Bestuur kunnen het advies van één of meerdere externe experten vragen.

De Ministers beslissen over de aanvraag tot wijziging van het principeakkoord binnen zestig dagen na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag.

De Bouwheer ontvangt per aangetekende brief de kennisgeving van het akkoord of de negatieve beslissing van de Ministers.

TITEL III. - Voorontwerp

Art. 9.§ 1. De Bouwheer dient in twee exemplaren bij het Bestuur een dossier voorontwerp in.

Dit dossier wordt samengesteld als volgt : 1° de administratieve documenten : a) de beraadslaging van de Bouwheer, in voorkomend geval, door de toezichthoudende overheid goedgekeurd;b) het advies van de brandweerdienst;c) in voorkomend geval, de aanvraag tot een stedenbouwkundige vergunning;2° de plannen, namelijk : a) de plannen op schaal 1/100e, per verdieping en van het geheel, dit wil zeggen de bouw en verbouwde oppervlakten alsook de niet-verbouwde bestaande oppervlakten;b) de plannen van de verschillende niveaus, de gevelaanzichten en de hoofddoorsneden op 1 of 2 procent, waaruit onder meer blijkt dat de toegankelijkheid van de gebouwen, zowel binnen als buiten, voor personen met een beperkte mobiliteit in acht werd genomen;3° de volgende technische informatie : a) de lijst van de bruto bebouwde oppervlakten per verdieping;b) de geotechnische proeven;c) een beknopte beschrijving van de technische aspecten van de ruwbouw, de aangewende technieken, de technische uitrusting, het meubilair en de omgevingen;d) de maatregelen die voorzien worden voor het energiebeheer van het of de gebouwen;e) een voorstel tot de samenstelling van de verschillende in te schrijven opdrachten;f) de planning van de werken;g) per projectfase een raming van de kostprijs van de geplande bouwwerken. § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier voorontwerp zendt het Bestuur naar de Bouwheer hetzij een ontvangstbericht indien bedoeld dossier volledig is, hetzij een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen vier maanden van volledigheid van het dossier delen de Ministers aan de Bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van het voorontwerp mee en formuleren, in voorkomend geval, de opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien.

Onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 4, houdt de betekening van de goedkeuring van het voorontwerp de principiële belofte tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in.

TITEL IV. - Ontwerpen en gunning van de overheidsopdrachten HOOFDSTUK I. - Ontwerpen

Art. 10.§ 1. De ontwerpen passen het voorontwerp toe zonder van de fundamentele en kenmerkende punten te kunnen afwijken.

Het dossier ontwerp wordt in twee exemplaren bij het Bestuur ingediend.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° de beraadslaging van de Bouwheer, in voorkomend geval, door de toezichthoudende overheid goedgekeurd;2° de algemene plannen en alle detailplannen die noodzakelijk zijn voor het goede begrip van de kunstwerken en waaruit blijkt dat de ziekenhuishygiëne, de ergonomie en de toegankelijkheid van de gebouwen, zowel binnen als buiten, voor personen en patiënten met een beperkte mobiliteit in aanmerking werden genomen;3° het bijzonder bestek dat opgemaakt is op basis van de type-bestekken van de Federale Overheidsdienst Openbare werken en dat de gunningsvoorwaarden van de opdracht omvat, met dien verstande dat voor de vaststelling van de prijs het bijzonder bestek een overeenkomst tegen forfaitaire prijs oplegt, behoudens afwijking toegestaan door de Ministers, alsook de uitvoeringsvoorwaarden van de opdracht, de technische beschrijvingen van de werken en leveringen waaruit onder meer blijkt dat de energieprestatie van de gebouwen in acht werd genomen, de beschrijvende opmetingsstaat, het model van inschrijving, het model van samenvattende opmetingsstaat of het model van inventaris;4° het ramend bestek dat opgesteld is per artikel van de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris;5° in voorkomend geval, de volledige stedenbouwkundige vergunning. § 2. Binnen dertig dagen na ontvangst van het dossier ontwerp zendt het Bestuur naar de Bouwheer hetzij een ontvangstbericht, indien het dossier volledig is, hetzij een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld. § 3. Binnen twee maanden van volledigheidsverklaring van het dossier delen de Ministers aan de Bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van het ontwerp mee en formuleren, in voorkomend geval, de opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien. HOOFDSTUK II. - Gunning van de opdrachten

Art. 11.§ 1. Alle opdrachten worden volgens de voorschriften van de wet van 15 juni 2006 betreffende de overheidsopdrachten en bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten gegund. § 2. Het dossier met betrekking tot de overheidsopdracht wordt door de Bouwheer in drie exemplaren, behoudens andersluidende bepaling, bij het Bestuur ingediend.

Dit dossier wordt als volgt samengesteld : 1° de gemotiveerde beraadslaging waarin de Bouwheer de geselecteerde inschrijver aanstelt;in het geval van een ondergeschikt Bestuur wordt deze beraadslaging door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; 2° het bijzonder bestek, het ramend bestek en de plannen die als basis dienden voor de overheidsopdracht;3° de bewijzen van publiciteit;4° de ingediende inschrijvingen met al hun bijlagen;de niet weerhouden inschrijvingen worden in één exemplaar toegestuurd; 5° het proces-verbaal van de opening van de inschrijvingen en het verslag van de ontwerper over de gunning van de overheidsopdracht;6° de samenvattende opmetingsstaat of de inventaris opgemaakt door de geselecteerde inschrijver. § 3. Binnen dertig dagen na ontvangst van het in § 2 bedoelde dossier zendt het Bestuur naar de Bouwheer hetzij een ontvangstbericht, indien het dossier volledig is, hetzij een bericht waarbij hij verzocht wordt zijn dossier te vervolledigen en waarbij de ontbrekende stukken worden vermeld.

Binnen twee maanden van volledigheid van het dossier delen de Ministers aan de Bouwheer hun beslissing over de goedkeuring van de overheidsopdracht mee en formuleren, in voorkomend geval, de opmerkingen die uit het ingediende dossier voortvloeien. § 4. Onverminderd de bepalingen van artikel 6, § 4, bepalen de Ministers, bij de in § 3, tweede lid, bedoelde betekenis, het definitieve bedrag van de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, wat een subjectief recht op de uitbetaling van de tegemoetkoming verleent, indien aan alle in dit besluit bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

De Ministers leggen de nodige kredieten vast op de begroting van het aangeduide jaar. De vastlegging waartoe wordt overgegaan, dekt het geheel van de betrokken opdracht.

TITEL V. - Toekenning van de waarborg HOOFDSTUK I. - Procedure

Art. 12.Na ontvangst van de in artikelen 6, § 4, en 11, § 4, bedoelde vaste belofte tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, kan de Bouwheer een aanvraag indienen tot toekenning van de waarborg voor de uitvoering van zijn project.

Art. 13.De aanvraag tot toekenning van de waarborg omvat volgende documenten : 1° het ondertekende verslag van de vergadering van de bevoegde organen van de Bouwheer, waarin melding wordt gemaakt van de beslissing om een aanvraag in te dienen tot toekenning van de waarborg;dit verslag wordt, in voorkomend geval, door de toezichthoudende overheid goedgekeurd; 2° in voorkomend geval, het hypothecair mandaat of de conventionele hypotheek;3° de ontwerpen van de financieringscontracten.Deze ontwerpen omvatten : a. een terugbetalingsschema met onderscheid tussen het hoofdbedrag en de interesten;b. de duur van de lening;c. de verplichting voor de Bouwheer om alle bewijzen te leveren betreffende het gebruik van de lening voor de vooropgestelde doelstellingen en voor de goede uitvoering van het project waarvoor de lening werd toegekend;d. het verbod voor de Bouwheer om, zonder voorafgaande toestemming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft en, in voorkomend geval, een gedeelte of het geheel van zijn onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van een conventionele hypotheek of een hypothecair mandaat met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie te vervreemden of in pand te geven aan derden, voordat de gewaarborgde lening volledig is terugbetaald;e. een clausule die verduidelijkt dat, in geval van een gelijktijdige waarborg door de Gemeenschappelijke Gemeenschapcommissie en een borgstelling door een derde, deze laatste ten opzichte van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie als hoofdschuldenaar, hoofdelijk verbonden met de Bouwheer, zodat die derde zich niet kan verhalen tegen de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie indien hij dient te betalen in de plaats van de Bouwheer, wordt beschouwd. Daarentegen zal de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommisie, indien zij de financiële instelling moet terugbetalen, integraal verhaalrecht hebben tegen de borg; f. een clausule die verduidelijkt dat de financiële instelling zich het recht voorbehoudt om, zonder vooropzeg of ingebrekestelling, de onmiddellijke terugbetaling te eisen van alle bedragen die werden opgenomen van de lening : - indien de opgenomen bedragen niet uitsluitend worden gebruikt voor de vooropgestelde doelstellingen, tijdens de volledige duur van de leningovereenkomst; - indien de verklaringen van de Bouwheer in de leningovereenkomst of de aan de financiële instelling verstrekte inlichtingen onjuist of onvolledig blijken, hetzij tijdens het onderzoek van de leningaanvraag, hetzij tijdens de duur van de leningovereenkomst; - indien de Bouwheer niet regelmatig voldoet aan de verplichtingen waartoe hij zich contractueel verbonden heeft krachtens de leningovereenkomst.

Indien één van deze gevallen zich voordoet, kan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de financiële instelling vragen om de lening op te zeggen; g. een clausule die verduidelijkt dat de Bouwheer aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toestemming vraagt voor de geldopnames naarmate de werken vorderen;h. een verklaring van de financiële instelling waarbij deze er zich mee akkoord verklaart om : - al de door artikel 17 bepaalde voorwaarden na te leven; - geen andere waarborg dan een hypotheek of een hypothecair mandaat te vestigen op de onroerende goederen die het voorwerp uitmaken van de door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie gewaarborgde lening; - indien door de financiële instelling en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een hypotheek zou zijn gevestigd op de onroerende goederen waarop het project betrekking heeft, de opbrengst van de gebeurlijke gedwongen verkoop van bedoelde goederen evenredig te verdelen tussen de financiële instelling en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 14.Het Bestuur controleert of de aanvraag aan de bepalingen van artikel 13 beantwoordt. Binnen veertien dagen na de ontvangst van de aanvraag stuurt het Bestuur de Bouwheer een ontvangstbericht dat aangeeft of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en dat, in voorkomend geval, de datum van ontvankelijkheid vermeldt. De ontvankelijkheid houdt in dat de aanvraag aan de in artikel 13 vermelde formele vereisten beantwoordt. De datum van ontvankelijkheid is de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.

Binnen veertien dagen na de datum van ontvankelijkheid kan het Bestuur het advies van één of meerdere externe experten vragen. Deze kunnen de Bouwheer om bijkomende inlichtingen vragen. Ze leggen hun advies voor aan het Bestuur binnen dertig dagen na ontvangst van de adviesaanvraag.

Art. 15.Het Verenigd College beslist binnen negentig dagen na de in artikel 14 bedoelde ontvankelijkheidsverklaring over de toekenning van de waarborg. De Bouwheer wordt per aangetekende brief in kennis gesteld van de beslissing van het Verenigd College.

Bij toekenning van de waarborg, wordt het financieringscontract medeondertekend door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door de Ministers, met vermelding van de volgende clausule : "De Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie verbindt er zich toe de waarborg toe te kennen tegen de voorwaarden bepaald in het besluit van het Verenigd College van 10 oktober 2013 tot bepaling van de regels betreffende de financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in de bouw, de uitbreiding, de verbouwing en de uitrusting van ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen".

De waarborg heeft slechts uitwerking vanaf de datum van medeondertekening van het financieringscontract door de Ministers. HOOFDSTUK II. - Verplichtingen verbonden aan de toekenning van de waarborg Afdeling 1. - Verplichtingen van de Bouwheer

Art. 16.Indien er, op verzoek van het Bestuur, een hypothecair mandaat of een hypotheek wordt gevestigd, of indien een hypotheek wordt ingeschreven, worden de kosten en lasten door de Bouwheer gedragen.

De Bouwheer mag het goed dat het voorwerp uitmaakt van het hypothecair mandaat of de hypotheek op generlei wijze bezwaren met een zekerheid ten gunste van een derde, behoudens de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers.

De Bouwheer verbindt er zich toe om elke vervreemding van de goederen die het voorwerp uitmaken van het hypothecair mandaat of de hypotheek of elke bezwaring van die goederen met een zakelijk recht te onderwerpen aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers, en dit gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering, voor roerende goederen, en minstens aan de duur van de terugbetaling van de lening, voor onroerende goederen. De Bouwheer brengt de financiële instelling schriftelijk op de hoogte van elke aanvraag die hij indient bij de Ministers.

De Bouwheer dient het goed dat het voorwerp uitmaakt van het hypothecair mandaat of van de hypotheek te beheren als een goede huisvader, en moet het onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering, voor roerende goederen, en minstens aan de duur van de terugbetaling van de lening, voor onroerende goederen.

Het Bestuur kan te allen tijde van de Bouwheer een recent attest vragen van het bevoegde hypotheekkantoor, waaruit blijkt of er op de goederen die het voorwerp uitmaken van het project al dan niet een hypotheek is gevestigd. Afdeling 2. - Verplichtingen van de financiële instelling

Art. 17.§ 1. Indien uit het in artikel 16, laatste lid, bedoelde attest blijkt dat door een derde een hypotheek werd gevestigd op de goederen in kwestie zonder de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers, kunnen de Ministers of het Bestuur eisen dat de financiële instelling, tenzij deze afziet van de toegekende waarborg, het gewaarborgde financieringscontract onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen. § 2. Voor de goederen die het voorwerp uitmaken van het project zal de financiële instelling geen hypothecair mandaat bekomen, noch zo'n mandaat omzetten in een hypothecaire inschrijving, noch een hypothecaire inschrijving nemen, noch de vervroegde terugbetaling van de lening eisen zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers. oe Indien blijkt dat de Bouwheer zijn project niet heeft uitgevoerd overeenkomstig met het toegekende principeakkoord op de waarborg of het gewijzigde principeakkoord, kan het Bestuur eisen dat de financiële instelling, tenzij deze afziet van de toegekende waarborg, het gewaarborgde financieringscontract onmiddellijk opzegt en aldus de onmiddellijke betaling eist van alle verschuldigde bedragen. § 3. De financiële instelling mag in geen geval, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers, een bijkomende hypothecair mandaat of hypothecaire inschrijving bekomen op onroerende goederen waarop het project reeds betrekking heeft en die verstrekt werden tot zekerheid voor de kredieten met betrekking tot bedoeld project, waarvan de lening door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt gewaarborgd. Zij zal ook niet overgaan tot de uitwinning van haar hypotheek op de onroerende goederen, die het voorwerp uitmaken van het project en verstrekt werden tot zekerheid voor de kredieten met betrekking tot het project, waarvan de lening door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt gewaarborgd, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers.

De financiële instelling mag op de bedoelde goederen geen hypothecair mandaat of hypothecaire inschrijving bekomen als dekking van andere kredieten dan de kredieten waarop het project betrekking heeft, noch een dergelijk hypothecair mandaat omzetten in een hypothecaire inschrijving en/of overgaan tot de uitwinning van haar hypotheek, zonder de voorafgaande toestemming van de Ministers.

Indien, in de hoger vermelde gevallen, de Ministers niet reageren op een door de financiële instelling ingediende aanvraag tot toestemming binnen een termijn van twee maanden, die begint te lopen op de dag van ontvangst van de aanvraag die de financiële instelling per aangetekende brief met ontvangstbericht richt aan het Bestuur, wordt dit gebrek aan reactie gelijkgesteld met de hoger vermelde toestemming van de Ministers. De Ministers kunnen die termijn van twee maanden verlengen voor één maand wanneer ze, wegens uitzonderlijke omstandigheden, niet kunnen beslissen over de aanvraag binnen de oorspronkelijke termijn van twee maanden. In dat geval delen de Ministers die verlenging mee aan de financiële instelling binnen de oorspronkelijke termijn van twee maanden. § 4. De toekenning van de waarborg vervalt wanneer de financiële instelling één van zijn verplichtingen zoals bedoeld in §§ 1 tot 3 niet nakomt.

TITEL VI. - Uitvoering van de overheidsopdrachten HOOFDSTUK I. - Bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen

Art. 18.Het bevel tot aanvang der werken of tot uitvoering der leveringen mag niet worden verleend vooraleer de in artikelen 6, § 4, en 11, § 4, bedoelde vaste belofte tot financiële tegemoetkoming van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie werd betekend.

Aan het Bestuur wordt een afschrift bezorgd van dit aan de geselecteerde inschrijver gerichte bevel.

Art. 19.Het toezicht op de uitvoering van de overheidsopdrachten wordt door de voor deze opdracht aangestelde ambtenaren verricht. HOOFDSTUK II. - Vorderingsstaten

Art. 20.- Op het einde van elke maand stelt de Bouwheer een vorderingsstaat van de uitvoering van de overheidsopdracht in twee exemplaren op, overeenkomstig de modellen die door de Ministers worden bepaald.

De documenten worden door de geselecteerde inschrijver of zijn gemachtigde en de Bouwheer medeondertekend voor akkoord en bij het Bestuur ingediend.

Binnen de maand van hun indiening door de Bouwheer kan het Bestuur opmerkingen maken op de vorderingsstaten. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan de overheidsopdrachten die in uitvoering zijn

Art. 21.- De wijzigingen aan de overheidsopdrachten die in uitvoering zijn, worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de tegemoetkoming.

Nochtans, indien wijzigingen of bijkomende werken noodzakelijk bleken tijdens de uitvoering van de opdracht, dan kunnen ze in aanmerking genomen worden voor zover ze binnen vijftien dagen na de vaststelling van hun noodzakelijke karakter en vóór hun uitvoering gemotiveerd werden en aan het Bestuur betekend werden en voor zover ze de maximale kostprijs niet overschrijden. HOOFDSTUK IV. - Uitvoeringstermijn

Art. 22.Termijnverlengingen moeten het voorwerp uitmaken van een schriftelijke aanvraag van de geselecteerde inschrijver en van een beraadslaging van de Bouwheer. De onderbrekingen moeten het voorwerp uitmaken van schriftelijke bevelen tot stopzetting en tot hervatting. HOOFDSTUK V. - Opleveringen

Art. 23.- De Bouwheer gaat over tot de opleveringen tegen de voorwaarden die door het algemeen bestek worden voorgeschreven. Het Bestuur wordt minstens vijf dagen vooraf verwittigd van de data vastgelegd voor de opleveringen.

TITEL VII. - Vereffening van de tegemoetkomingen HOOFDSTUK I. - Overheidsopdrachten van werken

Art. 24.De Bouwheer kan zelf de kosten verbonden aan de verwezenlijking van het project voorfinancieren zodra de in artikel 6, § 4, bedoelde goedkeuring van het principeakkoord werd betekend.

Hij is verantwoordelijk voor de voorfinanciering van de betrokken aanneming tussen het moment van uitbetaling van de facturen aan de geselecteerde inschrijver en het moment van de betaling van de tegemoetkoming.

Art. 25.Onverminderd de in artikel 24 bedoelde mogelijkheid van voorfinanciering en voor zover de nodige vereffeningskredieten beschikbaar zijn op het begrotingsjaaar, worden de voorschotten op de tegemoetkoming uitgekeerd naar rato van het in de in artikel 11 bedoelde beslissing van goedkeuring van het project toegekende reglementaire percentage en dit ten belope van de uitvoering van negen tienden van de werken, op maandelijkse voorlegging van de vorderingsstaten, overeenkomstig artikel 20. Het Bestuur berekent de voorschotten binnen de maand van ontvangst van de vorderingsstaten.

Art. 26.Wanneer de werken voltooid en voorlopig opgeleverd zijn, wordt het totaalbedrag van de tegemoetkoming bepaald, overeenkomstig artikel 29, in functie van de in artikel 28 bedoelde eindafrekening van de aanneming.

Dit totaalbedrag, vastgelegd door het Bestuur binnen zes maanden na ontvangst van het volledige dossier van de eindafrekening van de aanneming, wordt door de Ministers goedgekeurd.

Voor zover de nodige vereffeningskredieten beschikbaar zijn op het begrotingsjaaar, wordt het saldo van de tegemoetkoming binnen de maand van de ministeriële goedkeuring aan de Bouwheer uitgekeerd. In voorkomend geval wordt de in artikelen 6, § 4, laatste lid, en 11, § 4, tweede lid, bedoelde vastlegging aangepast. HOOFDSTUK II. - Overheidsopdrachten voor werken van gering belang en opdrachten voor leveringen

Art. 27.Voor de overheidsopdrachten voor werken van minder dan 50.000 euro, exclusief btw, en voor de opdrachten voor leveringen wordt de tegemoetkoming in één keer uitgekeerd, binnen de maand na voorlopige oplevering en ontvangst door het Bestuur van de in artikel 28 bedoelde eindafrekening.

Nochtans, voor de leveringen waarvan het bedrag van 50.000 euro, exclusief btw, overschrijdt, maar lager is dan 100.000 euro, exclusief btw, mag de tegemoetkoming in twee keer worden uitgekeerd.

TITEL VIII. - Eindafrekening van de aanneming

Art. 28.De Bouwheer dient binnen zes maanden volgend op het einde van de aanneming, het dossier "Eindafrekening van de aanneming" in drie exemplaren bij het Bestuur in, behoudens in geval van overmacht dat behoorlijk dient te worden gemotiveerd.

Dit dossier wordt samengesteld als volgt : 1° het proces-verbaal van de voorlopige oplevering;2° de tabel die het totale verschuldigde bedrag vaststelt, overeenkomstig het model dat door de Ministers wordt bepaald;3° de bewijsstukken en afrekeningen vermeld in de onder 2° bedoelde tabel;4° een samenvattende tabel van de vorderingsstaten, overeenkomstig het model dat door de Ministers wordt bepaald;5° een tabel met de rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn en de bijlagen ervan, overeenkomstig het model dat door de Ministers wordt bepaald;6° in voorkomend geval, de factuur van de geotechnische proeven;7° in voorkomend geval, de facturen van de aansluitingen op het water-, gas- en elektriciteitsnet. TITEL IX. - Bedrag dat in aanmerking komt voor de tegemoetkoming

Art. 29.De kostprijs van de werken, leveringen en prestaties die in aanmerking komt voor de tegemoetkoming omvat volgende posten : 1° het totaalbedrag dat verschuldigd is aan de geselecteerde inschrijver en dat voortvloeit uit de in artikel 28, 2°, bedoelde tabel, na aftrek van de eventuele niet-betoelaagbare posten van de inschrijving en van de verrekeningen en wijzigingen die niet aanvaard zijn;2° de contractuele herzieningen die voortvloeien uit de schommelingen van de lonen en sociale lasten alsook van de materialen en die het gevolg zijn van de toepassing van de in het bestek goedgekeurde formules;3° de algemene kosten, die forfaitair zijn vastgesteld op 10 procent van het totaal van de bedragen opgenomen in 1° en 2° ;4° de belasting over de toegevoegde waarde berekend op 1° tot 3° ;5° de kostprijs van de eventuele geotechnische proeven;6° de kostprijs van de eventuele water-, gas- en elektriciteitsaansluitingen voor zover ze door de distributiemaatschappij werden verricht. In voorkomend geval wordt het bedrag van de werken waarvan de aanbesteding niet overeenstemt met de gegevens van het ontwerp afgetrokken van het in aanmerking komende bedrag.

TITEL X. - Toezicht en sancties

Art. 30.De ambtenaren oefenen ter plaatse of op stukken toezicht uit op de naleving van de fysische, bouwtechnische en kwalitatieve normen, alsook op het gebruik van de gebouwen.

De Bouwheer moet alle documenten met betrekking tot de aanbesteding en de toewijzing van de overheidsopdrachten bijhouden gedurende een periode van vijf jaar na oplevering van de werken of leveringen. Die documenten moeten aan het Bestuur worden voorgelegd indien het erom vraagt. De Bouwheer werkt mee aan de uitoefening van het toezicht. Op eenvoudig verzoek overhandigt hij aan de ambtenaren de documenten die nuttig zijn voor het toezicht.

Art. 31.§ 1. De Bouwheer mag de bestemming en het gebruik van het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een tegemoetkoming niet veranderen gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering, behoudens indien het goed of de met het nog af te schrijven saldo overeenstemmende opbrengst van zijn verkoop bestemd blijven voor de ziekenhuisexploitatie of voor een activiteit van openbaar nut en op voorwaarde dat de Ministers hun uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming hebben gegeven. § 2. De Bouwheer moet elke vervreemding van het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een tegemoetkoming of elke vestiging van een zakelijk recht op dat goed onderwerpen aan de uitdrukkelijke en voorafgaande toestemming van de Ministers gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering. § 3. De Bouwheer moet het goed dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een tegemoetkoming beheren als een goede huisvader en het onderhouden gedurende een periode die minstens gelijk is aan de duur van de boekhoudkundige afschrijving. § 4. Bij overtreding van §§ 1 en 2 zullen de toegekende tegemoetkomingen worden teruggevorderd ten belope van een bedrag dat wordt berekend naar rato van het nog niet vervallen gedeelte van de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering alsook naar rato van het deel van de betoelaagbare oppervlakte van het gesubsidieerde goed waarvan de bestemming werd gewijzigd, dat werd vervreemd of bezwaard met een zakelijk recht.

Bij overtreding van § 3 zullen de Ministers de Bouwheer aanmanen om zich te schikken naar die bepaling binnen de door hen vastgelegde termijn. Indien de Bouwheer niet het verwachte gevolg geeft aan die aanmaning, zullen de toegekende tegemoetkomingen worden teruggevorderd ten belope van een bedrag dat wordt berekend naar rato van het nog niet vervallen gedeelte van de duur van de boekhoudkundige afschrijving van de investering.

Indien de Bouwheer een tegemoetkoming heeft bekomen voor de uitvoering van zijn project en indien dat project niet is uitgevoerd of niet wordt uitgebaat binnen een redelijke uitvoeringstermijn, zullen de toegekende tegemoetkomingen volledig worden teruggevorderd.

Art. 32.Voorafgaand aan elke beslissing van de Ministers genomen op grond van artikel 31, § 4, nemen zij het advies in van de bevoegde afdeling van de Adviesraad voor Gezondheids- en Welzijnszorg van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en horen de Bouwheer.

TITEL XI. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 33.Dit besluit is van toepassing op alle aanvragen tot tegemoetkoming, met inbegrip van deze waarover nog geen beslissing werd genomen, ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 34.De Ministers kunnen het, luidens dit besluit, aantal exemplaren van de in te dienen dossiers wijzigen.

Art. 35.Het ministerieel besluit van 3 november 1969 tot bepaling van de reglementering met betrekking tot de financiële tussenkomst van de Staat voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 18 oktober 1971, 20 oktober 1972 en 2 juni 1977 wordt opgeheven, voor wat betreft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 36.Dit besluit treedt in werking op 10 oktober 2013.

Art. 37.De Ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2013.

Voor het Verenigd College : De Leden van het Verenigd College, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, C. FREMAULT G. VANHENGEL

^