gepubliceerd op 03 oktober 1997
Protocol tussen de Federale Regering en de in artikel 130 van de Grondwet inzake gezondheidspolitiek bevoegde overheden tot bepaling van de vaststelling en de goedkeuring van de kalender van de werken bedoeld in artikel 46bis van de wet op de ziekenhuizen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN, VOLKSGEZONDHEID EN LEEFMILIEU
11 JULI 1997. Protocol tussen de Federale Regering en de in artikel 130 van de Grondwet inzake gezondheidspolitiek bevoegde overheden tot bepaling van de vaststelling en de goedkeuring van de kalender van de werken bedoeld in artikel 46bis van de wet op de ziekenhuizen
Gelet op de respectievelijke bevoegdheden inzake gezondheidspolitiek waarover de Federale Regering, en de van de in artikel 130 van de Grondwet bedoelde overheid, hierna de Gemeenschap genoemd; beschikken op het vlak van het gezondheidsbeleid;
Overwegende dat de Staat zich, krachtens artikel 46bis van de gecoördineerde ziekenhuiswet er toe heeft verbonden om met de Gemeenschappen overleg te plegen inzake de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender van de werken bedoeld in artikel 46bis van de vorenbedoelde wet;
Overwegende dat dit overleg heeft plaats gehad en geleid heeft tot het sluiten van het voorliggend protocolakkoord tussen de Federale Regering en de Duitstalige Gemeenschap;
Overwegende dat het noodzakelijk is een bouwkalender van de werken voor de jaren 1996 tot 2005 te bepalen;
Overwegende dat de bouwkalender van de werken voor de jaren 1990 tot 1995, uit het protocolakkoord van 24 oktober 1991, een niet gebruikt overschot van 25 113 512 BF heeft dat kan worden overdragen op de volgende boekjaren;
Overwegende de behoeften van de ziekenhuizen die volgens de in artikel 130 van de Grondwet genoemde overheid staan.
Institutioneel kader Ingevolge de grondwetsherzieningen van 1983 en 1988 en de bijzondere wetten tot hervorming der instellingen werden de bevoegdheden tussen de Federale Staat en de Gemeenschap verdeeld.
Inzake het gezondheidsbeleid werden de bevoegdheden als volgt verdeeld : 1. De Federale Staat is bevoegd gebleven inzake de organieke wetgeving.2. Inzake de programmatie bepaalt de Staat de basisregels, meer in het bijzonder de programmatiecriteria : de Gemeenschap bepaalt prioriteiten bij de toepassing en neemt de individuele programmatiebeslissingen.3. De Staat bepaalt de nationale erkenningsnormen : de Gemeenschap bepaalt de overige normen en is bevoegd voor het toestaan en intrekken van de erkenning.De Gemeenschap is eveneens bevoegd inzake het toezicht en de inspectie van de instellingen vanuit het oogpunt van de gezondheidszorg. 4. Inzake de door de organieke wetgeving geregelde financiering van de exploitatie van de ziekenhuizen is de Staat bevoegd : ook de Z.I.V. is de uitsluitende bevoegdheid van de Staat.
Volgens dit schema bepaalt de Staat het algemeen kader : wat binnen dit kader door de Gemeenschap wordt toegestaan komt qua werking in aanmerking voor de financiering op het niveau van de Staat (begroting Volksgezondheid, begroting R.I.Z.I.V.). 1. Voorwerp van de kalender 1.1. De Duitstalige Gemeenschap zal overeenkomstig artikel 46bis van de gecoördineerde-ziekenhuiswet, voor alle werken die betrekking hebben op de bouw en de herconditionering van een ziekenhuis of van een ziekenhuisdienst, evenals op de eerste uitrusting en de eerste aankoop van toestellen, een kalender goedkeuren. 1.2. De kalender betreft luidens artikel 46bis van de voormelde wet alle werken waarvoor de vergunning na 31 december 1986 werd verleend en waarvoor de Gemeenschap respectievelijk de toewijzing van de werken en de levering aan de aannemer heeft goedgekeurd en de nodige kredieten vastgelegd, na 1 september 1988. 2. Criteria voor de goedkeuring van de kalender 2.1. De goedkeuring van de kalender voor de uitvoering der werken zal slechts worden verleend voor zover het bedrag aan afschrijvingen, dat voor de Duitstalige Gemeenschap wordt vastgesteld, niet wordt overschreden. 2.2. Het bedrag aan afschrijvingen dat in het nationaal ziekenhuisbudget wordt voorzien, wordt als volgt vastgesteld : 2.2.1. Het niet gebruikt overschot van 25 113 512 BF van eind 1995 wordt als volgt overdragen naar de bouwperiode van 1996 tot 2005 inbegrepen en als volgt op de verschillende boekjaren verdeeld : voor het jaar1996 : 0,4 miljoen; 1997 : 0,5 miljoen; 1998 : 2,7 miljoen; 1999 : 2,5 miljoen; 2000 : 8,5 miljoen; 2001 : 9,0 miljoen; 2002 : 0,7 miljoen; 2003 : 0,6 miljoen; 2004 : 0,1 miljoen; 2005 : 0,1 miljoen. 2.2.2. De sub 2.2.1. vermelde bedragen worden jaarlijks aangepast overeenkomstig de formule die geldt voor de aanpassing van de bouwplafonds. 2.2.3. Het sub 2.2.1. vermelde bedrag kan worden verhoogd na overleg tussen de Federale overheid en de Gemeenschap, voor specifieke investeringen inzake medisch materiaal die het gevolg zijn van het door de Federale overheid gevoerde beleid. 2.3. De sub 2.2.1. voorziene bedragen zijn voor herziening vatbaar, vijf jaren na de ondertekening van het voorliggend protocolakkoord, mits hierover een nieuw akkoord tussen de Federale overheid en de Gemeenschap wordt bereikt. 2.4. Voor de berekening van het bedrag aan afschrijvingen dat gepaard gaat met een investering wordt uitgegaan van de afschrijvingstermijnen zoals voorzien in het opgelegd boekhoudkundig plan (koninklijk besluit van 14 augustus 1987, gewijzigd door het koninklijk besluit van 14 december 1987).
Indien bij een investeringsbeslissing de aard van de investering nog niet volledig kan gepreciseerd worden, dan wordt ervan uitgegaan dat 80 procent betrekking heeft op onroerende goederen, 15 procent op medisch materiaal en 5 procent op niet-medisch materiaal.
De hierboven bedoelde afschrijvingen hebben enkel betrekking op investeringen die voor financiering in het ziekenhuisbudget in aanmerking komen. 2.5. De goedkeuring van de kalender heeft betrekking op de verschillende onderdelen van een projekt voor zover de desbetreffende werken en leveringen worden goedgekeurd en de nodige kredieten worden vastgelegd. 2.6. Indien een bedrag van een investering achteraf wordt herzien dient het bedrag van de herziening geïmputeerd te worden op de kredieten van het dienstjaar tijdens welke de herziening wordt doorgevoerd. 3. Praktische modaliteiten voor de goedkeuring van de kalender 3.1. De goedkeuring van de kalender voor de uitvoering van bouwwerken moet blijken uit een getuigschrift dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. 3.2. Voor het einde van ieder semester van een dienstjaar wordt door de Gemeenschap aan de Federale Regering de lijst overgemaakt van de bouwprojecten waarvoor de kalender werd goedgekeurd : In het project worden de hiernavolgende gegevens verwerkt : a) de identiteit van het ziekenhuis;b) een afschrift van de vergunning waarop de werken betrekking hebben;c) de documenten waaruit de datum blijkt van de toewijzing van de werken en van de leveringen alsmede van de vastlegging der kredieten;d) de aard en het bedrag van de investering en de datum van het principieel akkoord;e) het via toelagen gefinancierde aandeel;f) de berekening van de afschrijvingsbedragen volgens de van toepassing zijnde percentages en m2; g) het sub 3.1. bedoelde getuigschrift.
Bij de overmaking van de hierboven bedoelde lijst wordt tevens medegedeeld welk bedrag aan afschrijvingen hiermee gepaard gaat en in welke mate hiermee op dat ogenblik het totale bedrag dat voor dat dienstjaar de Gemeenschap werd toegewezen, reeds opgebruikt is. 3.3. De kalender van de bouwwerken die in de lijst zijn opgenomen zullen door de bevoegde Federale Minister binnen de zestig dagen worden goedgekeurd indien de lijst geen overschrijding voor gevolg heeft van het bedrag dat aan de Gemeenschap voor dat dienstjaar werd toegewezen. Indien dit bedrag toch wordt overschreden wordt de lijst binnen de voormelde termijn teruggestuurd aan de Gemeenschap die in voorkomend geval een nieuwe lijst aan de Federale Minister kan overmaken. 3.4. Indien de Federale Minister de kalender van een bouwproject goedkeurt dan zal hiervan melding worden gemaakt op het sub 3.1. bedoelde getuigschrift dat aan de betrokken inrichtende macht wordt overgemaakt door toedoen van de Gemeenschap. Uit het getuigschrift moet aldus blijkèn dat de werken voor afschrijving in het ziekenhuisbudget in aanmerking komen. 3.5. Indien op het einde van een dienstjaar het bedrag dat voor de Gemeenschap wordt toegewezen krachtens punt 2.2. van dit protokolakkoord, niet volledig opgebruikt is, blijft het saldo nog ter beschikking van de Gemeenschap voor de volgende dienstjaren.
Brussel, 11 juli 1997.
De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN De Minister-President, van de Duitstalige Gemeenschap, Minister voor Financiën, Internationale Betrekkingen, Gezondheid, Gezin en Ouderen, Sport en Toerisme, J. MARAITE