gepubliceerd op 14 maart 2001
Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de belastingvrijstelling van sommige giften
4 MAART 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de belastingvrijstelling van sommige giften (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, inzonderheid op de artikelen : - 104, 3°, j, ingevoegd bij de wet van 22 december 1998; - 104, 3°, j, ingevoegd bij de wet van 21 april 1999; - 108, opnieuw opgenomen bij de wet van 22 december 1998; - 110, vervangen bij de wet van 22 februari 1995, en gewijzigd bij de wetten van 14 juli 1997 en 22 december 1998;
Gelet op het KB/WIB 92, inzonderheid op artikel 60, opnieuw opgenomen bij het koninklijk besluit van 20 januari 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 1996 en 29 oktober 1998;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 11 oktober 2000;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 9 februari 2001;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende : - dat de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen, door de artikelen 104 en 110 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 te wijzigen de mogelijkheid geeft vanaf 1 januari 1997 de fiscale vrijstelling toe te staan voor giften in geld aan instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben; - dat de voorwaarden voor erkenning van die instellingen bijgevolg zo spoedig mogelijk moeten worden vastgesteld en de betrokkenen zo snel mogelijk moeten worden ingelicht over de terzake te volgen procedure; - dat de wet van 21 april 1999 tot wijziging van artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de giften in geld aan erkende dierenasielen fiscaal aftrekbaar te maken, de mogelijkheid biedt om vanaf 1 januari 2000 onder bepaalde door de Koning vast te stellen voorwaarden fiscale vrijstelling te verlenen van giften in geld aan VZW die zijn erkend bij artikel 5 van de wet van 14 augustus 1986 en waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren; - dat de voorwaarden tot verkrijging van de fiscale vrijstelling bijgevolg zo spoedig mogelijk moeten worden vastgesteld en de betrokkenen zo snel mogelijk moeten worden ingelicht over de terzake te volgen procedure; - dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;
Op voordracht van Onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1.In het opschrift van afdeling XXII van hoofdstuk I van het KB/WIB 92, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "Erkenning van" vervallen;2° de woorden "artikel 110" worden vervangen door de woorden "artikelen 108 en 110".
Art. 2.In hetzelfde besluit wordt een artikel 59quater ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 59quater.§ 1. Voor de toepassing van artikel 104, 3°, j, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd bij de wet van 22 december 1998 houdende fiscale en andere bepalingen kunnen worden erkend de instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben en die aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° rechtspersoonlijkheid bezitten krachtens het Belgisch publiekrecht of privaatrecht;2° generlei gewin bejagen, noch voor zichzelf, noch voor hun leden als zodanig;3° hun werkzaamheden in België rechtstreeks en uitsluitend verrichten in het domein van het behoud of de zorg van monumenten en landschappen;4° wegens hun werkzaamheden door de Staat, door één van de Gewesten of de Duitstalige Gemeenschap worden gesubsidieerd;5° met hun invloedsgebied één van de Gewesten, de Duitstalige Gemeenschap of het gehele land bestrijken, zodat inzonderheid de instellingen worden uitgesloten die slechts op lokaal vlak werkzaam zijn. De erkenning wordt voor een periode van ten hoogste zes opeenvolgende kalenderjaren toegestaan. § 2. Om te worden erkend moeten de instellingen als vermeld in § 1 daartoe een schriftelijke aanvraag indienen in de vorm en binnen de termijnen als hierna bepaald. § 3. De aanvragen om erkenning moeten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, bij de Minister van Financiën worden ingediend; de termijn mag evenwel niet korter zijn dan drie maanden vanaf de datum van de oprichting van de aanvragende instelling. § 4. De aanvragen om erkenning moeten omvatten : 1° alle nuttige gegevens die de diensten, welke met de behandeling van de aanvraag om erkenning belast zijn, in de mogelijkheid stellen te onderzoeken of de aanvragende instelling aan de in § 1 gestelde voorwaarden voldoet;2° een verklaring waarbij de aanvragende instelling de verbintenis aangaat : a) tot het dekken van kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 pct.van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen; b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld en bij de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit binnen twee maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de erkenning is toegestaan een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of attest daarvan in te leveren;c) de ambtenaren van de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten;d) aan de in 1° vermelde diensten, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om erkenning nuttig zijn. § 5. Die aanvragen om erkenning moeten bovendien worden gestaafd met een voor eensluidend verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar. § 6. Met betrekking tot de naleving van de in § 1, eerste lid, 3°, gestelde voorwaarde vraagt de Minister van Financiën een gemotiveerd advies : 1° aan de Regering van het Gewest waaronder het invloedsgebied van de aanvragende instelling ressorteert;2° aan de Regering van de Duitstalige Gemeenschap wanneer het invloedsgebied van de aanvragende instelling zich uitstrekt in het Duitse taalgebied. § 7. Ingeval een instelling één van de voor haar erkenning gestelde voorwaarden niet nakomt, kan haar erkenning op voorstel van de Minister van Financiën door de Koning worden ingetrokken.
Het besluit waarbij de erkenning wordt ingetrokken, heeft uitwerking met ingang van 1 januari volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. »
Art. 3.Er wordt een artikel 59quinquies in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt : «
Art. 59quinquies.§ 1.Voor de toepassing van artikel 104, 3°, j, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals ingevoegd door de wet van 21 april 1999 tot wijziging van artikel 104 van hetzelfde Wetboek teneinde de giften in geld aan erkende dierenasielen fiscaal aftrekbaar te maken, moeten de werkzaamheden van de VZW rechtstreeks en uitsluitend gericht zijn op het beheer van dierenasielen zoals gedefinieerd door het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende de erkenningsvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren. § 2. Teneinde de machtiging te verkrijgen om voor een periode van ten hoogste zes opeenvolgende kalenderjaren ontvangstbewijzen uit te reiken die recht geven op de aftrek van de giften die zijn gedaan aan de in § 1 bedoelde VZW, moeten deze laatsten daartoe een schriftelijke aanvraag indienen in de vorm en binnen de termijnen als hierna bepaald. § 3. De aanvragen om machtiging moeten uiterlijk op 31 december van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarvoor de machtiging wordt aangevraagd, bij de Minister van Financiën worden ingediend; de termijn mag evenwel niet korter zijn dan drie maanden vanaf de datum van de oprichting van de aanvragende VZW. § 4. De aanvragen om machtiging moeten omvatten : 1° een voor eensluidend verklaard afschrift van het gedateerde en gehandtekende erkenningsbewijs afgeleverd overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 februari 1997 houdende de erkenningsvoorwaarden voor hondenkwekerijen, kattenkwekerijen, dierenasielen, dierenpensions en handelszaken voor dieren, en de voorwaarden inzake de verhandeling van dieren;2° alle nuttige gegevens die de diensten, belast met de behandeling van de machtigingsaanvraag, in de mogelijkheid stellen te onderzoeken of de aanvragende VZW aan de in § 1 gestelde voorwaarden voldoet;3° een verklaring waarbij de aanvragende VZW de verbintenis aangaat : a) tot het dekken van kosten van algemeen beheer geen hoger bedrag te zullen besteden dan 20 pct.van haar bestaansmiddelen van alle aard, vooraf verminderd met die welke voortkomen van andere erkende instellingen; b) aan de schenkers een ontvangstbewijs uit te reiken waarvan het model door de Minister van Financiën of zijn gedelegeerde wordt vastgesteld, en bij de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit binnen de twee maanden na het einde van ieder kalenderjaar van de periode waarvoor de machtiging is verkregen een afschrift van de tijdens dat jaar uitgereikte ontvangstbewijzen en een verzamelstaat of -attest daarvan in te leveren;c) de ambtenaren van de administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit toe te staan haar boekhouding te controleren telkens als zij dat nuttig achten;d) aan de diensten bevoegd voor de machtiging, binnen een maand na het eerste verzoek van die diensten, alle inlichtingen te verstrekken die voor het onderzoek van de aanvraag om machtiging nuttig zijn. Die aanvragen moeten bovendien worden gestaafd met een eensluidend verklaard afschrift van de rekening van de ontvangsten en uitgaven van het laatst afgesloten boekjaar en van de begroting van het lopende boekjaar. § 5. De beslissing van de Minister van Financiën wordt aan de aanvragende VZW betekend. § 6. Ingeval een VZW de voor haar machtiging gestelde voorwaarden niet nakomt, kan haar machtiging ambtshalve worden ingetrokken of geweigerd door een beslissing van de Minister van Financiën.
De intrekking van de machtiging treedt in werking vanaf de 1 januari die volgt op de datum van betekening van de beslissing. »
Art. 4.In artikel 60 van hetzelfde besluit, opnieuw opgenomen bij het koninklijk besluit van 20 januari 1994 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 1996 en 29 oktober 1998, worden de woorden "en 59ter, § 4, 2°, b," vervangen door de woorden ", 59ter, § 4, 2°, b, 59quater, § 4, 2°, b, en 59quinquies, § 4, 3°, b,".
Art. 5.In afwijking van artikel 59quater, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij artikel 2 van dit besluit, moeten de aanvragen om erkenning voor de jaren 1997 tot 2001 uiterlijk op het einde van de derde maand volgend op die waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, worden ingediend.
In afwijking van artikel 59quinquies, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd door artikel 3 van dit besluit, moeten de aanvragen om machtiging voor de jaren 2000 en 2001 ten laatste worden ingediend de laatste dag van de derde maand volgend op de maand waarin dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 6.Artikel 2 is van toepassing op de giften gestort vanaf 1 januari 1997.
Artikel 3 is van toepassing op de giften gestort vanaf 1 januari 2000.
Art. 7.Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2001.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 10 april 1992, Belgisch Staatsblad van 30 juli 1992. Wet van 22 februari 1995, Belgisch Staatsblad van 31 maart 1995.
Wet van 14 juli 1997, Belgisch Staatsblad van 3 september 1997.
Wet van 22 december 1998, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1999.
Wet van 21 april 1999, Belgisch Staatsblad van 11 mei 1999, tweede editie.
Wetten op de Raad van State, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973.
Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989.
Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996, err. 8 oktober 1996.
Koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, Belgisch Staatsblad van 13 september 1993.
Koninklijk besluit van 20 januari 1994, Belgisch Staatsblad van 9 februari 1994.
Koninklijk besluit van 9 januari 1996, Belgisch Staatsblad van 6 februari 1996.
Koninklijk besluit van 29 oktober 1998, Belgisch Staatsblad van 17 november 1998.