Etaamb.openjustice.be
Decreet van 24 april 2014
gepubliceerd op 13 februari 2015

Decreet houdende bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie en de administratieve openbare instellingen die daarvan afhangen

bron
franse gemeenschapscommissie van het brussels hoofdstedelijk gewest
numac
2015031101
pub.
13/02/2015
prom.
24/04/2014
ELI
eli/decreet/2014/04/24/2015031101/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 APRIL 2014. - Decreet houdende bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie en de administratieve openbare instellingen die daarvan afhangen


De Raad van de Franse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en wij, College, bekrachtigen wat volgt en kondigen dit af : TITEL I. - Voorwerp, definities en toepassingsgebied

Artikel 1.Krachtens artikel 138 van de Grondwet, regelt dit decreet een aangelegenheid zoals bedoeld in de artikelen 127 en 128 van deze Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1° Diensten van het College : de administratie van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° Raad : de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie;3° College : het College van de Franse Gemeenschapscommissie;4° Administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie : dienst waarvan het beheer en de boekhouding bij een wet of decreet zijn gescheiden van die van de diensten van het College, zonder dat hem een afzonderlijke rechtspersoonlijkheid wordt toegekend en die beschikt over een autonome boekhouding en thesaurie;5° Administratieve openbare instelling : openbare instelling met rechtspersoonlijkheid, onderverdeeld in - instellingen met ministerieel beheer, die rechtstreeks zijn onderworpen aan het gezag van het College waaraan het beheer is toevertrouwd; - instellingen met beheersautonomie die genieten van een organieke autonomie, onverminderd het toezicht en de controle van het College; 6° Economische classificatie : classificatie van de begrotingsontvangsten en -uitgaven volgens macro-economische criteria, waarbij het Instituut voor nationale rekeningen de voor de uitvoering van zijn opdracht nodige gegevens kan ontvangen, in het bijzonder deze betreffende de begrotingen en de uitvoering ervan ten aanzien van Eurostat.Deze classificatie volgt de classificatie van het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen (ESR) dat de boekhoudnormen bepaalt met het oog op een coherente, betrouwbare en vergelijkbare kwantitatieve beschrijving van de economie van de lidstaten van de Europese Unie. Het betreft een code van vier cijfers; 7° Functionele classificatie : internationale classificatie van de overheidsfuncties, COFOG genaamd, uitgewerkt door de VN, de OESO en Eurostat.Het betreft een geheel van codes van vijf cijfers die de uitgaven indeelt volgens hun functie of hun sociaaleconomische doel. 8° Organieke verdeling : begrotingsonderdeel met de programma's die bijdragen tot de verwezenlijking van een welbepaald beleid;9° Programma : begrotingsonderdeel met de kredieten aangewend voor de financiering van een activiteit of een coherent geheel van specifieke activiteiten teneinde een of meerdere doelstellingen van het aan de organieke verdeling toegewezen beleid te realiseren;10° Activiteit : begrotingsonderdeel met de concrete actie gevoerd om de vastgestelde doelstellingen te bereiken;11° Boekhoudkundige entiteit : de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie of de openbare administratieve instellingen, evenals de instellingen van het openbaar onderwijs waarvan de Franse Gemeenschapscommissie de organiserende macht is;12° Ordonnateur : het College of de door het College aangewezen bevoegde overheid die gemachtigd is om : - de rechten ten laste van derden vast te stellen en hun invordering te bevelen; - binnen de perken van de toegelaten en beschikbare kredieten, elke uitgave die op de begroting uitgetrokken mag worden vast te leggen en uit te betalen, alsmede de betalingsopdracht ervan op te stellen; 13° Rekenplichtige : iedere ambtenaar aan wie enige verrichting van gelden is overgedragen, verkrijgt de hoedanigheid van rekenplichtige door enkel het feit dat deze gelden gestort zijn; 14° Brusselse Franstalige Entiteit : de entiteit gevormd door de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie in de zin van Titel IX van dit decreet en de administratieve openbare instellingen in de zin van Titel X van dit decreet, ondergebracht onder code 13.12, rubriek "Deelstaatoverheid" van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen vermeld in Verordening (EG) nr. 549/2013 van de Raad van 21 mei 2013 betreffende het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie; 15° VWEU : het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;16° Verdrag : Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie : het Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische en Monetaire Unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaaks Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, gedaan te Brussel op 2 maart 2012;17° Strategie Europa 2020 : de vijf doelstellingen omschreven door de Europese Raad op de vergadering van 24 en 25 maart 2011, voor een slimme groei door doeltreffender te investeren in onderwijs, onderzoek en duurzame innovatie, door voorrang te verlenen aan een koolstofarme economie en een competitieve en inclusieve industrie, door duidelijk de nadruk te leggen op werkgelegenheid en minder armoede;18° belangrijke afwijking : afwijking tegenover de begrotingsdoelstelling op middellange termijn of tegenover het aangepaste aanpassingstraject voor de verwezenlijking van die doelstelling, belangrijk geacht overeenkomstig nationale criteria en/of overeenkomstig artikel 6, punt 3 van Verordening (EG) nr. 1466/97; 19° Uitzonderlijke omstandigheden : in de zin van artikel 2, punt 2 van Verordening (EG) nr.1467/97, ongewone feiten, buiten de wil om van de betrokken contracterende partij, met gevoelige effecten op de financiële toestand van de overheidsbesturen, of die te maken hebben met periodes van ernstige economische neergang zoals bedoeld in het herziene stabiliteits- en groeipact, voor zover de tijdelijke afwijking van de betrokken contracterende partij de budgettaire houdbaarheid op middellange termijn niet in het gedrang brengt; 20° GINI-coëfficiënt : statistische meting van de spreiding van een verdeling in een bepaalde bevolking, ontwikkeld door de Italiaanse statisticus Corrado Gini.De Gini-coëfficiënt wordt berekend ten aanzien van de functie die aan elk deel van de bevolking, gerangschikt in toenemende volgorde van inkomen, het aandeel toekent dat door deze inkomens wordt vertegenwoordigd. De Gini-coëfficiënt is een cijfer van 0 tot 1, waarin 0 staat voor perfecte gelijkheid en 1 voor volledige ongelijkheid.

Art. 3.Dit decreet is van toepassing op de Brusselse Franstalige Entiteit.

TITEL II. - Bepalingen betreffende de begroting HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 4.§ 1. De ontvangsten en uitgaven worden voor elk begrotingsjaar geraamd en toegestaan bij jaarlijks decreet. § 2. Overeenkomstig artikel 3, tweede lid van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en de boekhouding van de gemeenschappen en gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof, begint het begrotingsjaar op 1 januari en eindigt het op 31 december. § 3. Alle ontvangsten en alle uitgaven moeten vermeld zijn in één document of, minstens, gelijktijdig ter stemming worden voorgelegd aan de Raad. § 4. Het geheel van de ontvangsten is bestemd voor het geheel van de uitgaven. § 5. De begroting en de rekeningen zijn het voorwerp van parlementaire stukken en van een openbare bespreking op de Raad waarna ze worden goedgekeurd, uitgevaardigd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 6. De zuinigheids-, doelmatigheids- en doeltreffendheidsbeginselen moeten worden gerespecteerd bij de opstelling en uitvoering van de begroting.

Het zuinigheidsbeginsel schrijft voor dat de door de Brusselse Franstalige Entiteit, met het oog op de verwezenlijking van haar doelstellingen, ingezette middelen tijdig beschikbaar worden gesteld in de gepaste hoeveelheid en kwaliteit en tegen de beste prijs.

Het doelmatigheidsbeginsel beoogt de beste verhouding tussen de ingezette middelen en de verkregen resultaten.

Het doeltreffendheidsbeginsel beoogt dat de gestelde specifieke doelen en de verwachte resultaten worden bereikt.

De doelmatigheids- en doeltreffendheidsbeginselen leiden de evaluatie van het overheidsbeleid vanuit budgettair standpunt.

Deze beginselen worden beschouwd als het beginsel van goed financieel beheer. § 7. De begroting wordt opgesteld, uitgevoerd en aan rekening en verantwoording onderworpen met inachtneming van het beginsel van transparantie van de overheidsfinanciën.

Het beginsel van transparantie van de overheidsfinanciën is erop gericht om de begrotingsactiviteiten van het verleden, het heden en de toekomst, evenals de structuur en de functies van de regeringsinstanties die het beleid en de begrotingsresultaten bepalen, openbaar te maken. § 8. - Het beginsel van begrotingsspecialiteit is van toepassing op de Brusselse Franstalige Entiteit. Het beginsel van begrotingsspecialiteit beslaat drie niveaus : de wettelijke specialiteit op het niveau van de programma's, de economische specialiteit op het niveau van de hoofdgroepen qua aard en de administratieve specialiteit op het niveau van de basisallocaties. HOOFDSTUK II. - Ontvangsten en uitgaven

Art. 5.De begroting voorziet in en machtigt alle verrichtingen met een financiële afwikkeling, die voor eigen rekening tot stand worden gebracht met derden.

Zij bevat : 1° als ontvangsten, de raming van de tijdens het begrotingsjaar vastgestelde rechten;2° als uitgaven : a) de vastleggingskredieten ten belope waarvan bedragen kunnen worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen ontstaan of aangegaan tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen, waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare sommen. Onder recurrente verbintenissen wordt verstaan de uitgaven waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken en waarvan de aanrekening op het jaar waarin ze ontstaan een last zou betekenen die daarmee geen economische band heeft; b) de vereffeningskredieten ten belope waarvan tijdens het begrotingsjaar bedragen kunnen worden vereffend uit hoofde van vastgestelde rechten voortvloeiend uit voorafgaandelijk of gelijktijdig vastgelegde verbintenissen. Onverminderd andere begrotingsclassificaties, worden de ramingen van de ontvangsten en uitgaven verdeeld volgens de economische classificatie.

Art. 6.Overeenkomstig artikel 4, vierde lid van de voornoemde wet van 16 mei 2003 en in afwijking van artikel 5, 2°, b), kan de begroting voorzien dat, voor de uitgaven die ze aanduidt, de kredieten ten belope waarvan bedragen vereffend kunnen worden, niet limitatief zijn.

Art. 7.De op het einde van het begrotingsjaar beschikbare vastleggings- en vereffeningskredieten worden geannuleerd.

Art. 8.§ 1. In afwijking van artikel 4, § 5 en artikel 7, kan een organiek decreet begrotingsfondsen oprichten door voor uitgaven, waarvan zij het voorwerp vaststelt, sommige op de middelenbegroting geïnde ontvangsten toe te wijzen.

Met dat doel wordt er bij de kassier, per begrotingsfonds, een rekening geopend waarop de toegewezen ontvangsten worden gecentraliseerd met het oog op het verrichten van uitgaven ten laste van de kredieten op de daartoe geopende basisallocaties in de algemene uitgavenbegroting.

De begrotingsfondsen kunnen niet worden gestijfd met kredieten van de algemene uitgavenbegroting.

Er mag geen vastlegging, noch vereffening worden gedaan ten laste van een basisallocatie boven de op het fonds beschikbare ontvangsten. § 2. De toegewezen ontvangsten worden verdeeld over de met het begrotingsfonds verbonden basisallocaties van de algemene uitgavenbegroting op basis van een door de bevoegde ordonnateur bepaalde verdeelsleutel.

Op deze basisallocaties zijn ze beschikbaar voor vastleggingen en vereffeningen.

Vanaf het begin van het begrotingsjaar worden de overgedragen beschikbare ontvangsten over de met het begrotingsfonds verbonden basisallocaties van de algemene uitgavenbegroting verdeeld volgens de verdeelsleutel vastgesteld door de bevoegde ordonnateur.

Vanaf het begin van het begrotingsjaar kunnen de overgedragen beschikbare ontvangsten waarvoor nog geen vereffeningen plaatsvonden, benut worden voor nieuwe vereffeningen. § 3. Binnen de grenzen van de in de algemene uitgavenbegroting ingeschreven administratieve kredieten op de met de begrotingsfondsen verbonden basisallocaties, variëren de met elk begrotingsfonds verbonden beschikbare vastleggings- en vereffeningskredieten volgens de werkelijk geïnde bedragen van de toegewezen ontvangsten.

In de algemene uitgavenbegroting kunnen deze kredieten worden verhoogd met de in het begrotingsfonds aan het eind van het vorige begrotingsjaar beschikbare sommen en kunnen ze worden gebruikt vanaf het begin van het begrotingsjaar.

Het bedrag van de verminderde of geannuleerde vastleggingen van de begrotingsfondsen wordt terug bij de beschikbare ontvangsten gevoegd. HOOFDSTUK III. - Voorlegging en stemming van de begroting

Art. 9.Elk jaar keurt de Raad, op voorstel van het College, de begroting per programma goed.

Art. 10.Het College neemt alle maatregelen nodig voor de opmaak van de begroting.

Het stelt de ontwerpen van begrotingsdecreet en de van het College uitgaande amendementen bij deze ontwerpen op.

Art. 11.Het ontwerp van begrotingsdecreet omvat : 1° het ontwerp van middelenbegroting;2° het ontwerp van algemene uitgavenbegroting;3° een algemene toelichting bij die ontwerpen;4° de verantwoordingen van de middelenbegroting, bestaande uit nota's die de in aanmerking genomen hypotheses toelichten waarop de raming van de vastgestelde rechten gebaseerd is;5° de verantwoordingen van de algemene uitgavenbegroting, bestaande enerzijds uit nota's die per verdeling en per programma de ontwerpen van het College nauwkeurig toelichten, en anderzijds uit meerjarige vereffeningsplannen en meerjarige fysische programma's voor wat de investeringen betreft. Het ontwerp van algemene uitgavenbegroting bevat de gendernota die is bedoeld in artikel 2 van het decreet van 21 juni 2013, betreffende de opname van de genderdimensie in de beleidslijnen van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 12.Het College bezorgt de Raad, uiterlijk op 15 oktober van het jaar dat het begrotingsjaar voorafgaat, het ontwerp van begrotingsdecreet.

Art. 13.De middelenbegroting wordt uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat door de Raad goedgekeurd.

De algemene uitgavenbegroting wordt uiterlijk op 31 december van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat door de Raad goedgekeurd.

De goedkeuring van de middelenbegroting gebeurt vóór de goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting.

Art. 14.Minstens eenmaal per jaar wordt overgegaan tot een onderzoek van de begroting op basis van de begrotingsdoelstellingen, met het oog op een eventuele aanpassing van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting.

In voorkomend geval worden de aanpassingsontwerpen ingediend bij de Raad en moeten ze uiterlijk op 31 december van het lopende begrotingsjaar worden gestemd.

Art. 15.Het College bepaalt de structuur van de middelenbegroting en van de algemene uitgavenbegroting.

De bedragen ingeschreven op de basisallocaties worden uitgedrukt in duizenden euro.

Art. 16.De middelenbegroting bevat de raming van de in de loop van het begrotingsjaar vastgestelde rechten van de diensten van het College.

De ramingen van de ontvangsten voor de programma's worden uitgesplitst in begrotingsartikelen, overeenkomstig de economische classificatie.

Onverminderd andere classificaties, worden de begrotingsartikelen eveneens gecodificeerd volgens de functionele classificatie.

Art. 17.De algemene uitgavenbegroting voorziet in en verleent machtiging voor de uitgaven, per programma.

De kredieten voor de programma's onderscheiden de begrotingsmiddelen per activiteit, volgens hun bestemming, en per hoofdgroep qua aard, volgens de economische classificatie.

De kredieten voor de programma's worden uitgesplitst in basisallocaties overeenkomstig de economische classificatie.

Onverminderd andere classificaties, worden de basisallocaties eveneens gecodificeerd volgens de functionele classificatie.

Art. 18.De genderdimensie zal in het begrotingsproces worden opgenomen om bij te dragen tot de versterking van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen.

Overeenkomstig artikel 2, derde lid van het voornoemde decreet van 21 juni 2013, bepaalt het College de regels voor de toepassing van deze integratie in alle fasen van de begrotingscyclus.

Art. 19.De algemene uitgavenbegroting bepaalt, zo nodig, de aan de uitgaven verbonden voorwaarden.

Bij ontstentenis van een bepaling opgenomen in een organieke wet of decreet, wordt er in de algemene uitgavenbegroting bepaald dat het College de facultatieve subsidies die uitdrukkelijk zijn ingeschreven, kan toekennen ten laste van de basisallocaties die voorkomen in de begrotingstabel en waarvan de economische code overeenstemt met overdracht van inkomsten of kapitaal in de vorm van een subsidie.

De subsidies worden toegekend onder de voorwaarden vastgesteld door het College.

Art. 20.De algemene toelichting bij de begroting bevat inzonderheid : 1° de analyse en de synthese van de begroting;2° een sociaaleconomisch verslag dat de macro-economische gegevens bevat die relevant zijn voor de begrotingsopmaak, evenals de staat van de sociaaleconomische ontwikkeling van de personen die de onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschapscommissie vallende instellingen frequenteren;3° een financieel verslag, dat inzonderheid een verslag over de schuld en de thesaurie inhoudt;4° een verslag over het gebruik van de kredieten die het mogelijk hebben gemaakt de krijtlijnen van de regeringspolitiek te financieren, voor de duur van de regeerperiode;5° een verslag over de staat van het onroerend vermogen van de Franse Gemeenschapscommissie en de administratieve openbare instellingen die daarvan afhangen;6° wat de ontvangsten betreft, de raming van de bedragen die tijdens het begrotingsjaar geïnd zullen worden;7° wat de uitgaven betreft, de raming, per programma, van de betalingen tijdens het begrotingsjaar.

Art. 21.De algemene toelichting bij het eerst ontwerp van decreet houdende de begroting, neergelegd na de eedaflegging van de leden van het College na de verkiezingen, bevat eveneens : 1° de begrotingsdoelstellingen die tijdens de regeerperiode moeten nageleefd worden en de parameters waarop zij steunen, evenals de beoogde strategie om deze doelstellingen te bereiken;2° oriënteringsnota's die het verband vaststellen tussen de begrotingsdoelstellingen bedoeld in 1° en de krijtlijnen van de regeringspolitiek voor de duur van de regeerperiode. De verschillende oriënteringsnota's dienen te passen in het kader van de vastgestelde begrotingsdoelstellingen; 3° dankzij de oriënteringsnota's bedoeld in punt 2° van hetzelfde artikel, wordt een meerjarenbegroting opgesteld.Deze meerjarenbegroting vertaalt de belangrijkste gekozen beleidsopties in een meerjarig perspectief en geeft een prognose van de begrotingsevolutie voor elk van de jaren van de regeerperiode; 4° een projectie, voor vastleggingen en ordonnanceringen, van de tijdens de duur van de regeerperiode beoogde investeringen wordt opgesteld, ongeacht of deze investeringen al dan niet voortvloeien uit eerdere vastleggingen.Deze projectie zal gepaard gaan met een samenvattende nota die een overzicht geeft van de beoogde investeringen en van de sociale en milieu-effecten die ervan worden verwacht. 5° de identificatie van minstens één beleidslijn van de overheid waarvoor tijdens de regeerperiode een evaluatiesysteem zal worden gebruikt.De memorie van toelichting omvat tevens een presentatie van de sturingsmiddelen en dus van het gebruikte evaluatiesysteem.

Art. 22.Wanneer het bereiken van de budgettaire jaar- en/of meerjarendoelstelling in gevaar dreigt te komen, stelt het College de Raad aanpassingsmaatregelen voor.

Wanneer het College tijdelijke maatregelen treft die de vastleggingen beperkt in afwachting van de begrotingsaanpassing, worden deze tijdelijke maatregelen meegedeeld aan de Raad en aan het Rekenhof. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot regeling van het gebrek aan of de ontoereikendheid van kredieten Afdeling 1. - Gebrek aan kredieten

Art. 23.Indien blijkt dat de algemene uitgavenbegroting niet vóór het begin van het begrotingsjaar kan worden goedgekeurd, opent een decreet voorlopige kredieten die noodzakelijk zijn voor de werking van de in dit decreet bedoelde administratieve diensten en administratieve openbare instellingen en in mindering moeten komen van de begroting van dat begrotingsjaar.

Art. 24.Het decreet waarbij voorlopige kredieten worden geopend stelt de termijn vast waarop deze kredieten betrekking hebben.

De termijn waarvoor vastleggings- en vereffeningskredieten worden toegekend, mag niet meer dan vier maanden bedragen, behalve wanneer wettelijke of contractuele verplichtingen een langere termijn opleggen.

Art. 25.De voorlopige kredieten worden berekend op grond van de overeenkomstige kredieten in de laatst goedgekeurde algemene uitgavenbegroting.

De voorlopige kredieten mogen niet worden aangewend voor uitgaven van een nieuwe aard waartoe de wetgever voordien geen machtiging heeft verleend.

Behoudens bijzondere bepalingen van de decreten waarbij voorlopige kredieten worden geopend, mogen de uitgaven niet hoger liggen dan de bedragen van de kredieten per programma van de laatst goedgekeurde begroting, en dit in verhouding tot de termijn waarop de voorlopige kredieten betrekking hebben.

Art. 26.Vanaf de eerste dag van de maand volgend op de goedkeuring van de algemene uitgavenbegroting door de Raad, houden de effecten van de decreten die tijdelijke kredieten open onmiddellijk op en worden de uitgaven gemaakt sinds het begin van het begrotingsjaar aangerekend ten laste van de kredieten van de goedgekeurde begroting. Afdeling 2. - Ontoereikendheid van kredieten

Art. 27.Onverminderd artikel 6 kan het College geen enkele uitgave vastleggen of vereffenen boven de geopende kredieten of boven de machtigingen verleend door het College krachtens artikel 28.

Het oefent in dit kader de functies uit van primaire ordonnateur die de ontvangsten en uitgaven uitvoert.

Het mag het bedrag van de kredieten, bestemd voor de uitgaven van zijn diensten, niet verhogen door bijzondere ontvangsten.

Art. 28.§ 1. In dringende gevallen, veroorzaakt door uitzonderlijke of onvoorzienbare omstandigheden, of in geval van ontoereikendheid van kredieten, kan het College, bij gemotiveerde beraadslaging, machtiging verlenen tot het vastleggen, vereffenen en betalen van uitgaven boven de limiet van de begrotingskredieten of, bij ontstentenis van kredieten, ten belope van het door de beraadslaging vastgesteld bedrag.

Deze kan betrekking hebben op een machtiging die ertoe strekt het budgettaire vastleggingskrediet te verhogen zonder wijziging van het vereffeningskrediet, op een machtiging strekkende tot verhoging van het vereffeningskrediet zonder wijziging van het vastleggingskrediet of op een machtiging tot vastlegging gegeven in de ordonnantie houdende de algemene uitgavenbegroting.

De uitgavenvastleggingen en -vereffeningen die de beraadslaging toestaat, worden afzonderlijk geregistreerd in de boekhouding.

De tekst van de beraadslagingen wordt onmiddellijk aan de Raad en het Rekenhof meegedeeld. Eventueel doet het Rekenhof onverwijld zijn opmerkingen toekomen aan de Raad. § 2. Indien het College vanwege uitzonderlijke omstandigheden niet tijdig kan vergaderen, wordt de beslissing genomen door het lid van het College dat bevoegd is voor Begroting. § 3. De bij de beraadslagingen bedoelde machtigingen worden opgenomen in een ontwerp van decreet waarbij de nodige kredieten worden geopend.

De beraadslaging moet in de volgende gevallen het voorwerp uitmaken van een ontwerp van decreet ad hoc : 1° wanneer de beraadslaging betrekking heeft op een bedrag van minstens 2 miljoen euro; 2° wanneer de beraadslaging machtiging verleent voor een uitgave van minstens 500.000 euro die minstens 15 procent vertegenwoordigt van het administratief krediet ten laste waarvan de uitgave wordt aangerekend.

Iedere uitvoering van de beraadslaging wordt opgeschort tot het in het tweede lid bedoelde ontwerp van decreet ad hoc is ingediend. Wanneer beraadslagingen achtereenvolgens betrekking hebben op dezelfde basisallocatie, worden de bedragen waarvoor zij machtiging verlenen samengeteld voor de toepassing van deze bepalingen. § 4. § 3 is niet van toepassing op de beraadslagingen die machtiging verlenen voor uitgaven waarvoor kredieten zijn uitgetrokken in een reeds ingediend ontwerp van decreet. § 3, tweede lid is niet van toepassing wanneer het College beslist om bepaalde andere kredieten te blokkeren ten belope van het in de beraadslaging vastgestelde bedrag; in de beraadslaging worden de geblokkeerde kredieten aangegeven. Afdeling 3. - Herverdeling van de kredieten in de loop van het

begrotingsjaar

Art. 29.Het College bepaalt de modaliteiten volgens welke het, tijdens het begrotingsjaar, de kredieten tussen de basisallocaties kan herverdelen.

Deze herverdeling wordt uitgevoerd : 1° binnen de perken van de vastleggingskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting;2° binnen de perken van de vereffeningskredieten van elk van de programma's van de algemene uitgavenbegroting; Deze herverdelingen worden zonder verwijl aan de Raad en aan het Rekenhof meegedeeld.

In voorkomend geval deelt het Rekenhof aan de Raad zijn opmerkingen mee aangaande de documenten bedoeld in de artikelen 10, tweede lid, 14 en 29. HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de Europese verbintenissen inzake begrotingsevenwicht

Art. 30.§ 1. Bij het nastreven van de begrotingsdoelstellingen en -verplichtingen bedoeld in artikel 2 van het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013, zorgt het College eveneens voor het bereiken van de doelstellingen en het inachtnemen van de voorschriften bedoeld in de artikelen 8, 9, 11, 14, 106.2, en 153 van het VWEU en artikel 2 van Protocol 26 betreffende de diensten van algemeen belang dat bij het Verdrag is gevoegd, alsook de sociale en milieudoelstellingen die de Europese Unie in haar EU 2020-strategie heeft gesteld. § 2. De begroting draagt bij tot het bereiken van de sociale, milieu- en begrotingsdoelstellingen bedoeld in de vorige paragraaf, door de kalender in acht te nemen die door de Europese Commissie wordt voorgesteld overeenkomstig de toepasselijke regels van het recht van de Europese Unie. § 3. Het College wijst de openbare instelling aan die ermee belast is om, minstens één keer per jaar, een bekend te maken evaluatie uit te voeren van de naleving van de sociale en milieudoelstellingen, in de zin van de artikelen 8, 9, 11, 14, 106.2, en 153 van het VWEU en artikel 2 van Protocol 26 betreffende de diensten van algemeen belang dat bij het Verdrag is gevoegd, alsook de sociale en milieudoelstellingen die de Europese Unie in haar EU 2020-strategie heeft gesteld.

De sociale partners kunnen ook te allen tijde een advies uitbrengen aan het College. § 4. De begroting kan tijdelijk afwijken van de begrotingsdoelstelling bedoeld in § 1 in uitzonderlijke omstandigheden, zoals is bepaald in artikel 2, 19°, voor zover de tijdelijke afwijking niet de budgettaire haalbaarheid van de Franse Gemeenschapscommissie op lange termijn in het gedrang brengt. § 5. 1° Het College keurt een correctiestelsel goed dat het samenwerkingsakkoord van 13 december 2013 in acht neemt, dat toepasselijk is indien de Hoge Raad van Financiën een ernstige afwijking vaststelt. 2° Als het in het eerste lid bepaalde correctiestelsel wordt toegepast, stelt het College een ontwerp van correctieplan op.Dit geeft aanleiding tot een ontwerp van aanpassing van de begroting van het huidige jaar dat wordt voorgelegd aan de Raad.

Dit ontwerp van plan moet streven naar de in § 1 bedoelde begrotingsdoelstelling door gelijktijdig bij te dragen tot het bereiken van de sociale en milieudoelstellingen die zijn bepaald door de Franse Gemeenschapscommissie. Het dient bij te dragen tot het bereiken van de doelstellingen en het inachtnemen van de voorschriften bedoeld in de artikelen 8, 9, 11, 14, 106.2, en 153 van het VWEU en artikel 2 van Protocol 26 betreffende de diensten van algemeen belang dat bij het Verdrag is gevoegd, alsook de sociale en milieudoelstellingen die de Europese Unie in haar EU 2020-strategie heeft gesteld.

Het steunt zowel op een inspanning op het vlak van de ontvangsten als op het vlak van de uitgaven en kan, in voorkomend geval, sommige uitgaven belastingvrij maken.

Het College zorgt inzonderheid voor de uitoefening van de opdrachten van openbare dienst en voor het investeren in de instrumenten die de duurzame ontwikkeling van de Franse Gemeenschapscommissie in de hand kunnen werken. Het ontwerp van correctieplan doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Franse Gemeenschapscommissie om niet-economische diensten van algemeen belang te leveren, te doen uitvoeren en te organiseren. 3° Voor elk ontwerp van correctieplan dat het College aan de Raad voorstelt wordt een evaluatie ex ante van de gevolgen op sociaal, milieu- en economisch vlak uitgevoerd door de door het College aangewezen openbare instelling, en wordt een voorafgaand advies van de sociale partners ingewonnen, volgens de door het College nader te bepalen regels. Die evaluatie bevat inzonderheid een analyse van de herverdelingsgevolgen van de ontworpen maatregelen, inzonderheid op grond van de GINI-coëfficiënt, en een analyse van de gendereffecten van die maatregelen.

Het ontwerp van correctieplan, de evaluatie ex ante en het advies van de sociale partners worden aan de Raad samen met het ontwerp van aanpassing van de begroting overgemaakt. 4° Volgens door het College nader te bepalen regels, wordt voor het correctieplan een evaluatietie ex post van de sociale, milieu- en economische gevolgen uitgevoerd door de aangewezen instelling. Die evaluatie toont aan of de maatregelen die werden genomen om de jaarlijkse begrotingsdoelstelling te bereiken moeten worden gewijzigd, om de doelstellingen te bereiken en de voorschriften na te leven van de artikelen 8, 9, 11, 14, 106.2, en 153 van het VWEU en artikel 2 van Protocol 26 betreffende de diensten van algemeen belang dat bij het Verdrag is gevoegd, alsook de sociale en milieudoelstellingen die de Europese Unie in haar EU 2020-strategie heeft gesteld. Die evaluatie bevat inzonderheid een analyse van de herverdelingsgevolgen van de ontworpen maatregelen, inzonderheid op grond van de GINI-coëfficiënt, en een analyse van de gendereffecten van die maatregelen.

Het College deelt deze evaluatie mee aan de sociale partners en aan de Raad. § 6. De door het College aangewezen openbare instelling gaat, volgens de modaliteiten bepaald door het College, over tot een globale evaluatie van de toepassing van het Verdrag op uiterlijk 31 december 2017. Het College winst vooraf het advies in van de sociale partners. Het College deelt deze evaluatie mee aan de sociale partners en aan de Raad. § 7. Het College bepaalt de regels voor de raadpleging van en communicatie met de sociale partners, voorzien in dit artikel.

TITEL III. - Bepalingen betreffende de algemene boekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 31.Elke boekhoudkundige entiteit voert een algemene boekhouding op basis van een boekhoudplan opgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 november 2009 tot vaststelling van het boekhoudplan van toepassing op de Federale Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 32.Overeenkomstig artikel 6 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 wordt de algemene boekhouding gevoerd volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.

Ze strekt zich uit over de totaliteit van de bezittingen en rechten van elke boekhoudkundige entiteit, haar schulden, verplichtingen en verbintenissen van welke aard ook.

Elke boekhoudverrichting wordt zonder uitstel, getrouw en volledig en naar tijdsorde geboekt en gestaafd met een verantwoordingsstuk.

Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Art. 33.De algemene boekhouding bevat analytische componenten.

Het College bepaalt de gemeenschappelijke en verplichte basisstructuur van deze componenten.

Art. 34.Overeenkomstig artikel 7 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, stelt elke boekhoudkundige entiteit in dezelfde vorm als het boekhoudplan een jaarinventaris op van de activa en passiva van haar vermogen.

Art. 35.Elke verrichting wordt gehecht aan het boekjaar of begrotingsjaar waarin ze heeft plaats gehad.

Daarnaast moeten, om tot een boekjaar of begrotingsjaar te behoren, de rechten vastgesteld zijn in dat jaar.

De vastgestelde rechten die evenwel niet vóór 1 februari van het volgende jaar zijn geboekt, maken deel uit van een volgend jaar.

Art. 36.Een recht wordt vastgesteld als de volgende voorwaarden worden vervuld : 1° het bedrag ervan is nauwkeurig vastgesteld;2° de identiteit van de schuldenaar of schuldeiser is bepaalbaar;3° er is een verplichting tot betaling;4° de betrokken dienst bezit een verantwoordingsstuk. Het College bepaalt de modaliteiten voor de vaststelling van de rechten.

Art. 37.De verrichtingen worden methodisch geboekt in de algemene boekhouding en, voor zover ze ook begrotingsverrichtingen zijn, tegelijkertijd in de begrotingsboekhouding.

Art. 38.De verantwoordingsstukken worden methodisch geklasseerd en bewaard voor een periode van minstens tien jaar en zo opgeslagen dat ze kunnen worden geraadpleegd.

Voor documenten die niet tegenstelbaar zijn aan derden, wordt de bewaringstermijn beperkt tot minstens drie jaar.

Het College legt de voorwaarden vast waaraan de verantwoordingsstukken moeten voldoen, evenals de voorwaarden betreffende hun bewaring en beschikbaarstelling voor interne en externe controle.

Art. 39.De boeken en journalen worden bijgehouden en bewaard op een wijze die hun materiële continuïteit, hun regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de boekingen verzekert.

Het College bepaalt er de modaliteiten van.

Art. 40.Iedere boekhoudkundige eenheid verricht, minstens één keer per jaar, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om per 31 december de inventaris op te maken van al haar bezittingen en rechten, schulden en verplichtingen van welke aard ook en van de daartoe bestemde eigen middelen.

Die inventaris wordt opgesteld overeenkomstig de balansklassen van het algemene boekhoudplan bedoeld in artikel 31.

Art. 41.Het uitstaande bedrag van de vastleggingen wordt minstens één keer per jaar geboekt in de algemene boekhouding, en dit op datum van inventaris. HOOFDSTUK II. - Regels betreffende de organisatie van de boekhoudkundige en financiële diensten Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 42.Het College bepaalt de regels betreffende de organisatie van de boekhouding door te verzekeren dat het beginsel van scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige wordt nageleefd. Afdeling 2. - De ordonnateurs

Art. 43.Het College oefent de functie uit van primair ordonnateur.

Het College wijst haar leden aan de secundaire ordonnateur worden.

Deze oefenen in dit kader dezelfde functies uit als het College.

Het College wijst de gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateurs aan en stelt hun verantwoordelijkheden vast.

De gedelegeerde of gesubdelegeerde ordonnateur moet door het College worden gekozen uit de ambtenaren onderworpen aan het statuut.

De ordonnateur, of hij nu primair, secundair, gedelegeerd of gesubdelegeerd is, neemt het initiatief voor een verrichting met het oog op de uitvoering van de begroting. Afdeling 3. - De rekenplichtigen

Art. 44.§ 1. Het College keurt de bepalingen goed van de aanstelling van de rekenplichtigen, namelijk : 1. de centraliserende rekenplichtige van de uitgaven;2. de centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten;3. de rekenplichtige van de geschillen;4. de rekenplichtige van de liggende gelden;5. de gewone rekenplichtige(n);6. de buitengewone rekenplichtige(n) en de verantwoordelijkheden die hen worden toebedeeld. Zij worden in principe door het College gekozen uit de ambtenaren onderworpen aan het statuut. Bij ontstentenis van voor deze functie gekwalificeerde statutaire ambtenaren, kan het College gekwalificeerde contractuele ambtenaren aanwijzen.

De rekenplichtigen zijn belast, onder hun eigen handtekening (manueel of elektronisch), met de uitvoering van de thesaurieverrichtingen op een of meerdere rekeningen geopend op hun naam bij de kassier. De thesaurieverrichtingen omvatten enkel de verrichtingen, op bevel, van invordering en betaling, alsook de inschrijving ervan in de boekhouding.

De rekenplichtigen zijn gemachtigd om te gaan met gelden. Ze zijn verantwoordelijk voor hun bewaring.

Ze maken een rekening op van de thesaurieverrichtingen die ze hebben uitgevoerd : a) minstens één keer per jaar met afsluiting op 31 december;b) bij vaststelling van een tekort;c) op de dag waarop de functies van rekenplichtigen eindigen;d) voor wat de buitengewone rekenplichtige betreft, driemaandelijks. Deze rekening wordt naar het Rekenhof gezonden in de maand van de opstelling ervan.

De rekenplichtigen zijn onderworpen aan de gerechtelijke bevoegdheid van het Rekenhof. § 2. De centraliserende rekenplichtige van de uitgaven is belast met de centralisering van de uitgaven op de centrale uitgavenrekening. § 3. De centraliserende rekenplichtige van de ontvangsten is belast met de centralisering van de ontvangsten op de centrale rekening. § 4. De rekenplichtige van de geschillen is belast met het beheer van de betalingsbevelen waarbij aan de voorwaarde inzake de identiteit van de schuldeiser voor de bepaling van het vastgestelde recht niet langer voldaan wordt bij de betaling of van betwiste betalingsbevelen. § 5. De rekenplichtige van de liggende gelden is belast met het beheer van de niet-uitgevoerde betalingsbevelen. § 6. De gewone rekenplichtige is belast met de invordering van de vastgestelde rechten en van de ontvangsten die daarop betrekking hebben.

Inzake de uitgaven kan hij enkel uitvoeren : a) periodieke overschrijvingen op de centrale uitgavenrekening;b) overschrijven naar een andere rekenplichtige van de ontvangsten;c) terugbetalingen van verkeerde stortingen uitgevoerd door derden. § 7. De buitengewone rekenplichtige kan, op basis van een voorschot dat hem werd toegestaan, kleine uitgaven doen. § 8. Het College regelt de modaliteiten tot uitoefening van de functies beschreven in de §§ 1 tot en met 7. HOOFDSTUK III. - De thesaurie

Art. 45.Geen uitgave kan worden gedaan zonder de tussenkomst van het College, behoudens de bij decreet voorziene uitzonderingen.

Het College duidt een kassier aan, d.i. de kredietinstelling die de dagstaat van de thesaurie van de Brusselse Franstalige Entiteit, bijhoudt.

Het College bepaalt de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie.

De kassier vervult de rol van kassier in de zin van het decreet, goedgekeurd door de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie op 8 februari 2013, houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurie van de Franse Gemeenschapscommissie van het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding.

Art. 46.De intresten op de beleggingen worden als ontvangsten ingeschreven op de middelenbegroting van de Brusselse Franstalige Entiteit.

De debetintresten worden als uitgaven ingeschreven op de algemene uitgavenbegroting.

Art. 47.Onverminderd artikel 3 van het decreet, goedgekeurd door de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie op 8 februari 2013, houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurie van de Franse Gemeenschapscommissie en het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding, worden de ontvangsten en uitgaven van de Brusselse Franstalige Entiteit geboekt op centrale rekeningen geopend bij de kassier.

De ontvangsten- en uitgavenrekeningen zijn verbonden met een rekening-courant.

Art. 48.Onverminderd artikel 6, § 2, tweede lid van het decreet goedgekeurd door de Raad van de Franse Gemeenschapscommissie op 8 februari 2013, houdende invoering van een financiële centralisatie van de thesaurie van de Franse Gemeenschapscommissie en het Franstalig Brussels Instituut voor Beroepsopleiding, worden de creditintresten op de vervaldag gestort op een of meerdere daartoe bestemde rekeningen van de Brusselse Franstalige Entiteit.

De debetintresten worden ambtshalve door de financiële instelling aangerekend op een of meerdere daartoe bestemde rekeningen van de Brusselse Franstalige Entiteit.

Art. 49.Met uitzondering van de centrale uitgavenrekening en de rekening(en) voorzien in artikel 48, tweede lid, en de rekeningen met termijnbeleggingen, mag geen enkele rekening een negatief saldo vertonen.

Art. 50.Op de algemene uitgavenbegroting worden de nodige kredieten ingeschreven ter aanzuivering van het debetsaldo van de rekening(en) van de Brusselse Franstalige Entiteit voorzien in artikel 48, tweede lid.

TITEL IV. - Bepalingen betreffende de uitvoering van de begroting en de begrotingsboekhouding HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 51.De begrotingsboekhouding moet een permanente opvolging mogelijk maken van de uitvoering van de begroting van de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen. Ze wordt op geïntegreerde wijze in relatie met de in titel III bedoelde algemene boekhouding gevoerd.

Art. 52.De verbintenissen die nodig zijn om de ononderbroken werking van de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen te verzekeren, mogen worden aangegaan vanaf 1 november, ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar, beperkt tot een derde van de goedgekeurde vastleggingskredieten voor de overeenkomstige uitgaven van het lopende jaar.

De vastleggingsakten bepalen dat de leveringen niet mogen gebeuren en de diensten niet mogen worden gepresteerd vóór de opening van het begrotingsjaar.

Art. 53.Worden alleen aangerekend op de begroting van een bepaald jaar : 1° als ontvangsten : de tijdens het begrotingsjaar ten voordele van de dienst vastgestelde rechten;2° als uitgaven : a) ten laste van de vastleggingskredieten, de bedragen die worden vastgelegd uit hoofde van verbintenissen ontstaan of aangegaan tijdens het begrotingsjaar en, voor de recurrente verbintenissen, waarvan de gevolgen zich over meerdere jaren uitstrekken, ten belope van de tijdens het begrotingsjaar opeisbare bedragen;b) ten laste van de vereffeningskredieten, de bedragen die worden vereffend tijdens het begrotingsjaar uit hoofde van de vastgestelde rechten die voortvloeien uit voorafgaandelijk of gelijktijdig vastgelegde verbintenissen. Het College bepaalt de periode waarin een vastgesteld recht kan worden verbonden aan een begrotingsjaar. HOOFDSTUK II. - Ontvangstverrichtingen Afdeling 1. - De vaststelling van een recht

Art. 54.Elke ontvangst is het voorwerp van een vaststelling van een recht, een ordonnancering en een invordering.

De contante rechten worden gelijktijdig ingeschreven.

Art. 55.De vaststelling van een recht is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur het vastgesteld recht tot stand brengt, overeenkomstig artikel 36.

Ieder vastgesteld recht is het voorwerp van een invorderingsbevel opgemaakt door de bevoegde ordonnateur.

De bevoegde ordonnateur belast de boekhouder met de registratie van het vastgesteld recht.

Wanneer er aanwijzingen zijn dat het bedrag niet invorderbaar is, wordt dit als een dubieuze vordering geboekt.

De bevoegde ordonnateur moet de invordering van de ten onrechte betaalde bedragen uitvoeren.

Behoudens een bijzondere bepaling, zijn door de schuldenaar verwijlintresten verschuldigd in geval van niet-betaling op de vervaldag. Afdeling 2. - Ordonnancering van ontvangsten

Art. 56.De ordonnancering van de ontvangsten is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur de rekenplichtige van de ontvangsten opdraagt een schuldvordering die hij heeft vastgesteld in te vorderen.

De rekenplichtige van de ontvangsten moet er zo snel mogelijk op toezien dat de ontvangsten geïnd worden en moet zorgen voor het behoud van de rechten ervan. Afdeling 3. - Invordering van de ontvangsten

Art. 57.De vastgestelde rechten ten gunste van de diensten houden op te bestaan door de betaling, de annulering of de verjaring ervan.

Een vastgesteld recht kan in de onderstaande gevallen gedeeltelijk of volledig geannuleerd worden door de bevoegde ordonnateur : 1° op grond van een verantwoordingsstuk dat een correctie rechtvaardigt van het geboekte vastgestelde recht of waaruit de uitdoving door verjaring blijkt;2° wanneer de kost van de invorderingsprocedure het bedrag van de schuldvordering overschrijdt. De beslissing daarover wordt genomen : a) door het College, voor de Diensten van het College en voor de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie;b) voor de administratieve openbare instellingen, door hun beheersorganen.

Art. 58.Een vastgesteld recht wordt voor onbepaalde termijn opgeschort wanneer een recht niet kan worden ingevorderd in het kader van de gewone procedure en niet als definitief niet-invorderbaar kan worden beschouwd. HOOFDSTUK III. - De uitgavenverrichtingen Afdeling 1. - Uitgavenverrichtingen

Art. 59.Elke uitgave is het voorwerp van een vastlegging, een vereffening, een ordonnancering en een betaling. Afdeling 2. - Vastlegging van de uitgaven

Art. 60.§ 1. De boekhoudkundige vastlegging bestaat uit de boeking, ten laste van het vastleggingskrediet van het overeenstemmende begrotingsartikel, van de bedragen die nodig zijn voor latere of gelijktijdige vereffeningen, met het oog op een juridische verbintenis.

De volgende uitgaven kunnen het voorwerp uitmaken van een provisionele vastlegging : - de bezoldigingen, pensioenen, vergoedingen, toelagen, enz. - de schulden, - de uitgaven die voortvloeien uit de huurcontracten van goederen of diensten en abonnementen.

Het decreet houdende de uitgavenbegroting kan een provisionele vastlegging voorzien voor de uitgaven die het aanwijst. § 2. - Het College bepaalt de voorwaarden waaronder de uitvoering van een juridische verbintenis, die aanleiding geeft tot een aanrekening ten laste van den vereffeningskrediet, gelijktijdig aanleiding geeft tot een aanrekening van hetzelfde bedrag ten laste van het overeenstemmende vastleggingskrediet.

Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting doet ontstaan of constateert die tot een last leidt.

De goedkeuring van contracten en overheidsopdrachten van werken, leveringen en diensten, evenals de besluiten tot toekenning van subsidies, kunnen niet betekend worden vooraleer die contracten, overheidsopdrachten en besluiten door de controleur van de vastleggingen en vereffeningen zijn aangerekend op de vastleggingskredieten.

Art. 61.§ 1. Voor elke maatregel waardoor een uitgave ten laste van de begroting ontstaat, verricht de bevoegde ordonnateur eerst een boekhoudkundige vastlegging alvorens een juridische verbintenis met derden te sluiten. § 2. Voor juridische verbintenissen die worden aangegaan voor acties waarvan de realisatie zich over meer dan één boekjaar uitstrekt, evenals voor de overeenkomstige boekhoudkundige vastleggingen, behalve wanneer het personeelsuitgaven betreft, geldt een uiterste uitvoeringsdatum om een goed financieel beheer te verzekeren.

De delen van deze verbintenissen die twaalf maanden na deze datum niet zijn uitgevoerd, zijn het voorwerp van een overeenstemmende vermindering van de vastlegging. § 3. Wanneer een juridische verbintenis vervolgens gedurende een periode van vijf jaar tot geen enkele betaling heeft geleid, gaat de bevoegde ordonnateur over tot een overeenstemmende vermindering van de vastlegging. § 4. Het College bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de boekhoudkundige vastleggingen.

Het op het einde van het begrotingsjaar uitstaande bedrag van de boekhoudkundige vastleggingen wordt naar het volgende begrotingsjaar overgedragen.

Art. 62.Bij elke inschrijving van een boekhoudkundige vastlegging, vergewist de bevoegde ordonnateur zich van : 1° de juistheid van de aanrekening op de begroting;2° de beschikbaarheid van de kredieten;3° de conformiteit van de uitgave met de grondwettelijke, wettelijke en reglementaire bepalingen;4° de naleving van het beginsel van goed financieel beheer. Bij de juridische verbintenis vergewist de bevoegde ordonnateur zich van de dekking van deze verbintenis door de overeenkomstige boekhoudkundige vastlegging.

De bevoegde ordonnateur kan deze opdrachten delegeren volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door het College. Afdeling 3. - Vereffening van de uitgaven

Art. 63.De vereffening van een uitgave is de handeling waardoor de bevoegde ordonnateur het vastgesteld recht valideert, overeenkomstig artikel 36.

De bevoegde ordonnateur belast de boekhouder met de inschrijving van de vereffening. Afdeling 4. - Ordonnancering van de uitgaven

Art. 64.De ordonnancering van de uitgaven is de handeling waarbij de bevoegde ordonnateur, nadat hij heeft geverifieerd of de kredieten beschikbaar zijn, de rekenplichtige, door middel van de uitgifte van een betalingsbevel, opdraagt het bedrag van de door hem vereffende uitgave te betalen. Afdeling 5. - Betaling van de uitgaven

Art. 65.De betaling van de uitgaven wordt door de rekenplichtige verricht binnen de grenzen van de beschikbare gelden.

Art. 66.Het College kan, op de kredieten van het begrotingsjaar, de vastlegging toestaan van bedragen uit hoofde van verbintenissen ontstaan in vorige begrotingsjaren. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende de uitvoeringsrekening van de begroting

Art. 67.De uitvoeringsrekening van de begroting wordt opgesteld volgens de onderverdeling van de goedgekeurde begroting. Deze rekening omvat : 1° voor de ontvangsten : a) de raming van de vastgestelde rechten van het begrotingsjaar;b) de vastgestelde rechten van het begrotingsjaar;c) het verschil tussen de raming van de vastgestelde rechten en de vastgestelde rechten;2° voor de uitgaven : a) het gebruik van de vastleggingskredieten : - de bij de begroting geopende vastleggingskredieten; - de ingeschreven vastleggingen die betrekking hebben op het begrotingsjaar; - het verschil tussen de vastleggingskredieten en de ingeschreven vastleggingen; b) het gebruik van de vereffeningskredieten : - de bij de begroting geopende vereffeningskredieten; - de vastgestelde kredieten die zijn vereffend tijdens het begrotingsjaar; - het verschil tussen de vereffeningskredieten en de vastgestelde rechten die werden vereffend; 3° voor de begrotingsfondsen : - de werkelijk geïnde ontvangsten voor elk fonds; - de uitgaven die zijn aangerekend op elk fonds. HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende de algemene rekening

Art. 68.De rekening van de diensten van het College, de administratieve openbare diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen wordt opgemaakt door het College en uiterlijk op 30 april overgemaakt aan het Rekenhof.

Art. 69.De geconsolideerde algemene rekening wordt opgemaakt door het College en voor certificatie overgemaakt aan het Rekenhof vóór 31 augustus van het jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking heeft.

Zij omvat : 1° de jaarrekening die het volgende omvat : - de balans op 31 december; - de resultatenrekeningen opgesteld op basis van de kosten en opbrengsten van het voorbije boekjaar; - de samenvattende rekening van de begrotingsverrichtingen van het jaar, in ontvangsten en uitgaven; - de bijlage; 2° de uitvoeringsrekening van de begroting, opgesteld op basis van de begrotingsboekhouding, in dezelfde vorm als de begroting, en haar bijlage. Het College bepaalt de consolidatiemodaliteiten.

Art. 70.De bijlage bij de jaarrekening omvat in het bijzonder een commentaar over de weerhouden consolidatie- en waarderingsregels en een verslag over de eventuele verkopen of andere vervreemdingen van de roerende en onroerende goederen die hebben plaats gehad in de loop van het begrotingsjaar.

Het College bepaalt de vorm en de inhoud van deze bijlage.

Art. 71.De bijlage bij de uitvoeringsrekening vermeldt minstens : 1° voor de ontvangsten : a) de raming van de in de begroting vermelde geïnde bedragen;b) de tijdens vorige jaren vastgestelde rechten die niet waren geïnd in het begin van het begrotingsjaar;c) de bedragen die werden geïnd tijdens het begrotingsjaar;d) de nog te innen vastgestelde rechten;e) het verschil tussen de ramingen en de geïnde bedragen;2° voor de uitgaven : a) de raming van de in de begroting vermelde betalingen;b) de tijdens vorige jaren vereffende rechten die niet waren betaald in het begin van het begrotingsjaar;c) de betalingen verricht tijdens het begrotingsjaar;d) de nog te betalen vereffende rechten, e) het verschil tussen de ramingen en de betalingen.

Art. 72.Uiterlijk drie maanden na ontvangst van de certificatie van de rekeningen door het Rekenhof zoals bedoeld in artikel 69, maakt het College het ontwerp van decreet houdende goedkeuring van de algemene rekening van de Brusselse Franstalige Entiteit over aan de Raad.

Art. 73.Het boekjaar en het begrotingsjaar worden definitief afgesloten door stemming van het decreet houdende goedkeuring van de algemene rekening van dit jaar.

TITEL V. - Bepalingen betreffende het controlesysteem HOOFDSTUK I. - De interne controle Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 74.Het College organiseert een interne controle.

De interne controle is een proces dat bedoeld is om een behoorlijke garantie te geven inzake risico's die met name betrekking hebben op : 1° de conformiteit met de wetten, decreten, besluiten, omzendbrieven, reglementen en contracten;2° de verwezenlijking van de nagestreefde doelstellingen;3° de naleving van de vastleggings- en vereffeningsfasen van de uitgaven en van de correcte vaststelling van de rechten ten aanzien van derden;4° de betrouwbaarheid en integriteit van de operationele en financiële informatie;5° het beheer van de bevoorradingen en leveringen nodig voor de werking en activiteit van de entiteit en de bescherming van haar vermogen. De interne controle wordt uitgevoerd door elke dienst van het College, administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie en administratieve openbare instelling op basis van geschreven procedures. De modaliteiten en de belangrijkste fasen van de interne controle worden vastgesteld door het College. Afdeling 2. - Controle van de vastleggingen en de vereffeningen

Art. 75.Het College organiseert de controle van de vastleggingen en de vereffeningen.

Deze controle wordt uitgevoerd door een controleur van de vastleggingen en de vereffeningen. De functie is onafhankelijk van de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen waarvan hij de verrichtingen onderzoekt.

De controleurs worden aangesteld door het College en gekozen uit de statutaire ambtenaren.

Om hun onafhankelijkheid te verzekeren biedt het College hen een statuut dat deze garantie biedt.

Ze staan onder het exclusieve gezag van het lid van het College dat bevoegd is voor Begroting.

Er kan geen tuchtstraf worden opgelegd aan de controleurs van de vastleggingen en de vereffeningen zonder voorafgaand advies van het Rekenhof.

Hetzelfde geldt voor alle maatregelen die van aard zijn hen te benadelen.

Het advies van het Rekenhof wordt gegeven binnen acht dagen na de kennisgeving van het dossier aan het Hof.

De tekst van het advies wordt hernomen in de betekening die de straf uitspreekt of de maatregel toepast. Een kopie van de betekening wordt onmiddellijk aan de Raad en het Rekenhof meegedeeld.

Art. 76.De controleurs van de vastleggingen en de vereffeningen : 1° geven een visum aan de uitgevoerde vastleggingen ten laste van de begroting, teneinde erop toe te zien dat ze de vastleggingskredieten niet overschrijden;2° geven een visum aan de uitgevoerde vereffeningen ten laste van de begroting teneinde erop toe te zien dat ze de vereffeningskredieten en de bedragen van de vastleggingen waarop ze betrekking hebben niet overschrijden;3° geven een visum aan de betekening van de goedkeuring van de contracten en overheidsopdrachten, en aan de besluit tot toekenning van subsidies voordat deze betekend worden aan de begunstigden. Het College bepaalt de modaliteiten voor de interventies van de controleurs van de vastleggingen en de vereffeningen.

De controleurs van de vastleggingen en de vereffeningen kunnen alle documenten laten voorleggen en inlichtingen en verduidelijkingen laten verschaffen in verband met de vastleggingen en de vereffeningen.

Art. 77.De controleurs van de vastleggingen en de vereffeningen leggen aan het Rekenhof een jaarlijks overzicht voor van de bedoelde vastleggingen en vereffeningen. De verantwoordingsdocumenten moeten, in voorkomend geval, ter beschikking kunnen worden gesteld van het Rekenhof.

Dit overzicht wordt opgenomen in de uitvoeringsrekening van de begroting. HOOFDSTUK II. - De interne audit

Art. 78.Het College organiseert een intense audit om de werking en de organisatie van de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen, evenals de doeltreffendheid en doelmatigheid van de interne controle, te onderzoeken en te evalueren.

De interne audit vervult ook een adviserende functie.

Er wordt een Auditcomité ingesteld om het interne controleproces te sturen.

Het College bepaalt de modaliteiten van organisatie en tussenkomst van de interne audit en het Auditcomité, evenals deze betreffende het meedelen van de vaststellingen en aanbevelingen. HOOFDSTUK III. - De administratieve en begrotingscontrole

Art. 79.Het College houdt toezicht op de uitvoering van de begroting en bepaalt zijn houding ten opzichte van de voorstellen van decreet en de van het Parlement uitgaande amendementen waarvan de goedkeuring een weerslag zou hebben op hetzij de ontvangsten, hetzij de uitgaven.

Art. 80.Het regelt de voorafgaande begrotingscontrole van de voorontwerpen en ontwerpen van decreet, van de voorontwerpen en ontwerpen van besluit en ministerieel besluit of van beslissing, rekening houdend met de beschikbare kredieten of met de weerslag ervan op de ontvangsten en de uitgaven.

Art. 81.Overeenkomstig artikel 51, derde lid van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten, organiseert het College een administratieve en begrotingscontrole. Om zich te laten bijstaan in het kader van deze controle, beschikt het College over inspecteurs van financiën die ter beschikking worden gesteld en onder zijn gezag worden geplaatst.

Deze inspecteurs van financiën brengen hun adviezen uit in volle onafhankelijkheid en in overeenstemming met de deontologie van het Interfederaal Korps van de Inspectie van Financiën.

Naast de uitoefening van die administratieve en begrotingscontrole, vervullen de inspecteurs van financiën de functie van budgettaire en financiële raadgever van het College.

De inspecteurs van financiën voeren hun opdracht uit op stukken en ter plaatse.

Ze hebben toegang tot alle dossiers en alle archieven van de diensten van het College en de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie, ervan elke administratieve openbare instelling met ministerieel beheer, en ontvangen deze diensten en instellingen alle inlichtingen die zij vragen.

Ze mogen niet deelnemen aan het bestuur noch aan het beheer van de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en elke administratieve openbare instelling, en ook geen bevelen geven tot het verhinderen of schorsen van de verrichtingen.

Art. 82.Overeenkomstig artikel 51, derde lid van de voornoemde bijzondere wet van 16 januari 1989, kunnen de inspecteurs van financiën in opdracht van het College worden belast met een onderzoeksopdracht voor financiële en begrotingsaspecten bij de diensten van het College, de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen. HOOFDSTUK IV. - De beheerscontrole

Art. 83.De beheerscontrole is een geheel van procedures dat toeziet op het kwantificeren en meten van de beleidsdoelstellingen die in het begin van de regeerperiode werden vastgesteld in het akkoord van het College en dat zich, jaar na jaar, vertaalt in de algemene beleidsverklaringen.

In dit opzicht bevat het verantwoordingsprogramma van het decreet betreffende begroting een beleidsoriëntatienota voor elke afdeling.

De algemene toelichting bij het eerste ontwerp van decreet houdende de begroting, neergelegd na de eedaflegging van het College, bevat tevens de identificatie van een van de beleidsopties waarvoor tijdens de regeerperiode een evaluatiesysteem zal worden gebruikt in een budgettair perspectief. De memorie van toelichting omvat tevens een presentatie van de sturingsmiddelen en dus van het gebruikte evaluatiesysteem.

Deze beheerscontrole is onafhankelijk van de diensten van het College, administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en administratieve openbare instellingen die het initiatief nemen voor de verrichting waarop de controle betrekking heeft. Deze beheerscontrole wordt uitgevoerd volgens de door het College vastgestelde modaliteiten.

De boordtabellen en de analytische componenten van de algemene boekhouding kunnen, in voorkomend geval, worden gebruikt volgens de door het College vastgestelde modaliteiten. HOOFDSTUK V. - De externe controle

Art. 84.Overeenkomstig artikel 10, § 1er van de voornoemde wet van 16 mei 2003, is het Rekenhof belast met de controle van de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding van de Brusselse Franstalige Entiteit.

Het waakt ervoor dat geen enkel uitgavenkrediet van de begroting wordt overschreden en dat er geen enkele overdracht plaatsvindt.

Het Rekenhof heeft permanent en onmiddellijk toegang tot de budgettaire aanrekeningen. Het licht zonder uitstel het College, en in voorkomend geval de Raad in over elke overschrijding of elke overdracht van uitgavenkredieten die het vaststelt.

Het is ook belast met het onderzoek en de vereffening van de rekeningen van alle rekenplichtigen.

Art. 85.§ 1. Overeenkomstig artikel 10, § 1 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, onderzoekt het Rekenhof de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en de ontvangsten. Inzake de ontvangsten oefent het Rekenhof een algemene controle uit op de vaststelling en de invordering.

Het Rekenhof controleert de goede besteding van de overheidsgelden; het vergewist zich ervan dat de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid in acht worden genomen.

Het Rekenhof is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen, van welke aard ook, met betrekking tot het beheer van de diensten en openbare instellingen die aan zijn controle zijn onderworpen, te doen verstrekken.

Het Rekenhof kan een controle ter plaatse organiseren.

Art. 86.Zoals is voorzien in artikel 68 van dit decreet en overeenkomstig artikel 10, § 2, van de voornoemde wet van 16 mei 2003, worden de rekeningen van de openbare instellingen opgericht door of afhangend van de Brusselse Franstalige Entiteit, evenals die van de administratieve openbare instellingen, uiterlijk op 30 april overgemaakt aan het Rekenhof.

Het Rekenhof oefent ten aanzien van deze openbare instellingen de controle uit die is bepaald in de artikelen 84 en 85.

Art. 87.Overeenkomstig artikel 10, § 2 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, kan het Rekenhof, via inzonderheid de Boeken van opmerkingen, de rekeningen van de Brusselse Franstalige Entiteit openbaar maken, zowel voor de diensten van het College als voor de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie en de administratieve openbare instellingen.

Art. 88.De bepalingen van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, zoals gewijzigd, met betrekking tot de juridictionele bevoegdheid van het Rekenhof ten aanzien van de rekenplichtigen van de Staat, zijn van toepassing op de rekenplichtigen van de Brusselse Franstalige Entiteit.

Art. 89.In het kader van de controle van de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding bedoeld in artikel 84, gaat het Rekenhof over tot de certificering van de geconsolideerde algemene rekening door een advies uit te brengen : 1° over de naleving van de bepalingen van dit decreet en zijn uitvoeringsbesluiten betreffende het voeren van de boekhouding en de opmaak van de algemene rekening;2° over de regelmatigheid, ernst en getrouwheid van de algemene rekening. Het Rekenhof maakt deze certificatie over aan de Raad als bijlage bij de algemene rekening en voegt er zijn opmerkingen aan toe.

TITEL VI. - Bepalingen betreffende de invordering van de niet-fiscale vastgestelde rechten

Art. 90.Indien de niet-fiscale vastgestelde rechten door de schuldenaar worden betwist, brengt de bevoegde rekenplichtige de ordonnateur op de hoogte die deze rechten, na onderzoek, geheel of gedeeltelijk kan annuleren of bevestigen.

Zijn beslissingen worden meegedeeld aan de rekenplichtige die, in voorkomend geval, overgaat tot de nodige inschrijvingen in de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding.

Art. 91.Met inachtneming van de door het College te bepalen regels, lege, kan de ordonnateur uitstel van betaling of gemakkelijke betalingsvoorwaarden toestaan aan in gebreke gebleven schuldenaars die zich in een behoorlijk bewezen geldgebrektoestand bevinden.

Art. 92.De ordonnateur kan een procedure inzetten tot invordering van de niet-betwiste vastgestelde rechten die, op hun vervaldag en onverminderd artikel 90, door de schuldenaars niet werden betaald, behalve als kan worden bewezen dat deze rechten niet-invorderbaar zijn in de zin van artikel 93.

De ordonnateur kan er de invordering van toevertrouwen aan de bevoegde administratie, overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen, of aan elke interne dienst die bij decreet daartoe wordt gemachtigd.

Art. 93.§ 1. Onverminderd de artikelen 91 en 92, worden door de ordonnateur definitief als niet-invorderbaar verklaard en als zodanig aangerekend, de vastgestelde rechten : 1° die verjaard zijn krachtens wettelijke of contractuele bepalingen;2° waarvan de door de ordonnateur geraamde kosten hoger zijn dan het bedrag van de rechten;3° wanneer het onvermogen van de schuldenaar is bevestigd door een gerechtsdeurwaarder of de fiscale administratie;4° voortgebracht naar aanleiding van het faillissement of de invereffeningstelling van een vennootschap, op voorlegging van het attest van niet-invorderbaarheid uitgereikt door de curator In deze gevallen noteert de rekenplichtige een minderwaarde die overeenstemt het niet-invorderbare bedrag in de algemene boekhouding en, in voorkomend geval, in de begrotingsboekhouding. § 2. Elke betaling die wordt ontvangen na de verklaring van niet-invorderbaarheid bedoeld in § 1er, wordt aangerekend op de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding als ontvangst die contant wordt geïnd.

TITEL VII. - Bepalingen betreffende de toekenning van subsidies, prijzen, legaten en giften HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de toekenning, het gebruik en de controle van de subsidies

Art. 94.§ 1. Overeenkomstig artikel 11 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, moet iedere subsidie verleend door de Brusselse Franstalige Entiteit of door een publiekrechtelijke rechtspersoon die daarvan afhangt, worden aangewend voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend.

Behalve wanneer een wettelijke of reglementaire bepaling daarin voorziet, vermeldt iedere beslissing houdende toekenning van een subsidie nauwkeurig de aard, de omvang en de modaliteiten betreffende het gebruik en betreffende de door de begunstigde van de subsidie te verstrekken verantwoording.

Iedere begunstigde van een subsidie is ertoe gehouden verantwoording te verstrekken over de aanwending van de ontvangen bedragen, tenzij een decreet hem daartoe vrijstelling verleent. § 2. Overeenkomstig artikel 12 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, verleent de begunstigde, door het aanvaarden van de subsidie, aan de Brusselse Franstalige Entiteit het recht om ter plaatse controle te laten uitoefenen op de aanwending van de toegekende gelden.

De organisatie en de coördinatie van de controles worden bepaald door het College. § 3. Overeenkomstig artikel 13 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, is gehouden tot onmiddellijke terugbetaling van de subsidie, de begunstigde : 1° die de voorwaarden niet naleeft waaronder de subsidie werd verleend;2° die de subsidie niet aanwendt voor de doeleinden waarvoor zij werd verleend;3° die de in § 2 bedoelde controle verhindert;4° die voor hetzelfde doel al een subsidie ontvangt van een andere instelling, op basis van dezelfde verantwoordingsstukken. Blijft de begunstigde in gebreke inzake het verstrekken van de in § 1 bedoelde verantwoording, dan moet hij het deel dat niet werd verantwoord terugbetalen. § 4. Overeenkomstig artikel 14 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, kan de uitkering van de subsidies worden opgeschort zolang de begunstigde voor soortgelijke subsidies, die hij voordien heeft ontvangen, verzuimt de in § 1 bedoelde verantwoording te verstrekken of zich aan de in § 2 bepaalde controle te onderwerpen. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende giften, legaten en prijzen

Art. 95.§ 1. Onder toegekende prijs wordt verstaan elke vorm van financiële steun die aan een derde wordt verleend uit erkentelijkheid of als beloning voor zijn verdiensten.

Deze prijs kan bestaan uit : 1. ofwel de toekenning van financiële voordelen;2. ofwel de toekenning van voordelen in natura in de vorm van goederen of leveringen van prestaties waarvan de financiële last volledig wordt gedekt door de Brusselse Franstalige Entiteit. § 2. Een prijs kan enkel uitgereikt worden krachtens een decreet die deze prijs heeft ingesteld en er de toekenningsregels van heeft bepaald, of een specifieke bepaling die is opgenomen in de uitgavenbegroting en het College machtigt om er de modaliteiten van te bepalen. § 3. De toekenning wordt gebaseerd op een eenzijdige akte van de Brusselse Franstalige Entiteit of van de gesubsidieerde publiekrechtelijke rechtspersoon zonder dat de begunstigde ertoe wordt gehouden die te aanvaarden of de aanwending ervan te verantwoorden. § 4. De terugbetaling van een prijs kan enkel worden geëist als de begunstigde bedrieglijke informatie heeft verstrekt of de toepasbare wettelijke bepalingen heeft geschonden.

Art. 96.§ 1. De ontvangst van een gift of legaat kan enkel geschieden bij besluit van het College. § 2. De toekenning van een gift en de verzaking aan een gift of legaat kan enkel geschieden bij decreet.

TITEL VIII. - Vervreemding van de goederen

Art. 97.§ 1. Onverminderd de toepassing van de bijzondere wettelijke bepalingen, moeten de roerende of onroerende goederen die eigendom zijn van de Franse Gemeenschapscommissie of van een administratieve openbare instelling die niet opnieuw kunnen worden gebruikt en die kunnen worden verkocht, moeten worden vervreemd tegen betaling. § 2. Met inachtneming van de wettelijk voorgeschreven vormen, bepaalt het College de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van § 1.

Art. 98.De activa die in de algemene boekhouding volledig afgeschreven zijn blijven, met een waarde gelijk aan nul, voorkomen in de inventaris bedoeld in artikel 33, zolang ze nog nuttig bestemd blijven voor de activiteiten van algemeen nut of van openbare dienst.

Art. 99.Een verslag over de verkoop of eventuele andere vervreemdingen van de roerende en onroerende goederen, gerealiseerd in uitvoering van artikel 97 in de loop van het begrotingsjaar, en over de nog te realiseren verkoop of eventuele andere vervreemdingen aan het eind van het begrotingsjaar, wordt jaarlijks opgenomen in een specifieke bijlage bij de jaarrekeningen.

TITEL IX. - Specifieke bepalingen van toepassing op de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie

Art. 100.Iedere administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie is onderworpen aan de begrotings- en boekhoudkundige regels van toepassing op de diensten van het College, mits de volgende aanpassingen worden doorgevoerd zoals is bepaald in de artikelen 101 tot 105.

Art. 101.Iedere administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie maakt jaarlijks een begroting op van de ontvangsten en de uitgaven, verdeeld in basisallocaties volgens de economische classificatie. Deze wordt overgemaakt aan de bevoegde autoriteiten, zoals is bepaald in de omzendbrief betreffende de begrotingsopmaak, met inachtname van een kalender vastgesteld naargelang de begroting van de Brusselse Franstalige Entiteit.

Zij omvat het geheel van de ontvangsten en uitgaven zoals bepaald in artikel 4, verdeeld in begrotingsartikelen volgens de economische classificatie.

In voorkomend geval zijn de administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie onderworpen aan het decreet dat provisionele kredieten opent zoals bedoeld in artikel 23.

Art. 102.De uitgavenkredieten zijn limitatief, maar kunnen worden herverdeeld volgens de modaliteiten die zijn vastgesteld door het College.

De uitbetalingen kunnen niet leiden tot een overschrijding van de beschikbare thesaurie.

Aan het eind van het begrotingsjaar vervallen de vastleggings- en de vereffeningskredieten.

Art. 103.De functies van ordonnateur en rekenplichtige zijn onderworpen aan dezelfde regels als is bedoeld in artikel 42.

Het College organiseert een controle van de vastleggingen en vereffeningen volgens dezelfde modaliteiten als is bedoeld in de artikelen 75, 76 en 77.

Art. 104.De aan het eind van het boekjaar beschikbare thesaurie kan worden aangewend vanaf het begin van het volgende jaar.

Art. 105.De jaarrekening, jaarlijks opgemaakt op 31 december, bevat minstens de uitvoeringsrekening van de begroting, de balans, de resultatenrekening en een gedetailleerde staat van de uitstaande bedragen per begrotingsartikel.

De jaarrekening van de administratieve dienst met boekhoudkundige autonomie wordt goedgekeurd door het College en verzonden overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 68.

TITEL X. - Specifieke bepalingen van toepassing op administratieve openbare instellingen

Art. 106.§ 1. Elke administratieve openbare instelling maakt jaarlijks een begroting op van de ontvangsten en uitgaven overeenkomstig artikel 4 en volgens de modaliteiten die moeten worden vastgesteld door het College. § 2. De begroting van de administratieve openbare instellingen kan voorzien dat, voor de uitgaven die zij aanwijst, de kredieten ten belope waarvan de bedragen kunnen worden vereffend niet limitatief zijn. § 3. Het ontwerp van begroting van elke administratieve openbare instelling met ministerieel beheer (categorie A) wordt opgemaakt door het College en ter goedkeuring voorgelegd aan de Raad overeenkomstig de bepalingen voorzien in artikel 12. § 4. De goedkeuring door de Raad van de begroting van een administratieve openbare instelling met ministerieel beheer (categorie A) wordt verkregen door het stemmen van de bepalingen die er betrekking op hebben in het decreet houdende de algemene begroting van de Franse Gemeenschapscommissie. § 5. Het begrotingsontwerp van elke administratieve openbare instelling met autonoom beheer (categorie B) wordt opgesteld door het beheersorgaan en goedgekeurd door het College. Het wordt aan de Raad meegedeeld en als bijlage gevoegd bij de algemene begroting van de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 107.Indien een administratieve openbare instelling niet tijdig haar ontwerpbegroting heeft overgemaakt, dan worden de eventuele stortingen van de tussenkomsten van de diensten van het College voor die instelling geblokkeerd, volgens door het College vast te stellen modaliteiten.

Art. 108.Indien op de eerste dag van het begrotingsjaar geen goedkeuring is gegeven, belet dit niet de aanwending van kredieten die op het ontwerp van begroting van de administratieve openbare diensten zijn geplaatst, tenzij het principieel nieuwe uitgaven betreft waartoe geen machtiging is verleend bij de begroting van het vorige jaar.

Art. 109.§ 1. De overdrachten en overschrijdingen van limitatieve kredieten ten laste van de begroting van de administratieve openbare instellingen, moeten aan het College worden meegedeeld volgens de door het College vastgestelde modaliteiten. § 2. Indien de kredietoverschrijdingen een hogere tussenkomst van de Franse Gemeenschapscommissie kunnen meebrengen dan wat voorzien is in de algemene uitgavenbegroting, moeten deze vooraf worden goedgekeurd door de temming van een overeenkomstig krediet in de algemene uitgavenbegroting.

Art. 110.Iedere administratieve openbare instelling legt om de 6 maanden aan het College periodieke toestandopgaven van de uitvoering van haar begroting voor, evenals een jaarverslag. De instelling verstrekt aan het College alle andere inlichtingen die haar worden gevraagd.

Art. 111.§ 1. De administratieve openbare instellingen voeren hun algemene boekhouding volgens de gebruikelijke regels van het dubbel boekhouden.

De inhoud, termijnen en modaliteiten voor het overmaken van de rekeningen worden vastgesteld door het College. § 2. De algemene rekening van elke administratieve openbare instelling met ministerieel beheer wordt opgemaakt door het College.

De algemene rekening van elke administratieve openbare instelling met autonoom beheer wordt opgemaakt door haar beheersorgaan en ter goedkeuring voorgelegd aan het College.

Het College legt de goedgekeurde rekening onverwijld voor aan de controle van het Rekenhof. § 3. Het Rekenhof stelt de algemene rekening van de instelling vast.

Het stuurt zijn opmerkingen naar de Raad als bijlage bij de algemene rekening. § 4. De jaarrekeningen van de instellingen worden geconsolideerd met de jaarrekening van de diensten van het College.

TITEL XI. - Bepalingen betreffende de verjaring

Art. 112.§ 1. Overeenkomstig artikel 15 van de voornoemde wet van 16 mei 2003 en onverminderd § 2, zijn de verjaringsregels van het gemeen recht van toepassing op de Brusselse Franstalige Entiteit. § 2. Overeenkomstig artikel 16 van de voornoemde wet van 16 mei 2003, zijn inzake salarissen en voorschotten daarop, evenals inzake vergoedingen, toelagen of uitkeringen die een toebehoren van de salarissen vormen of ermee gelijkstaan, de door de Brusselse Franstalige Entiteit ten onrechte uitbetaalde sommen voorgoed vervallen aan hen die ze hebben ontvangen, als de terugbetaling daarvan niet is gevraagd binnen een termijn van maximaal vijf jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar van betaling, § 3. Om geldig te zijn moet deze vraag tot terugbetaling ter kennis van de schuldenaar worden gebracht per bij de post aangetekende brief met vermelding van : 1) het totale bedrag van de teruggevraagde som met, per jaar, de opgave van de ten onrechte uitgevoerde betalingen;2) de bepalingen in strijd waarmee de betalingen zijn gedaan. Te rekenen vanaf de afgifte van de aangetekende brief bij de post, kan het onverschuldigde bedrag worden teruggevorderd gedurende de termijn die in het algemeen recht is voorzien voor de verjaring van de persoonlijke acties. § 4. De in § 2 vastgestelde termijn wordt verlengd tot tien jaar wanneer de onverschuldigde sommen zijn verkregen door bedrieglijke handelingen of door valse of bewust onvolledige verklaringen.

TITEL XII. - Overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Overgangsbepalingen

Art. 113.Aan de bepalingen van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit blijven onderworpen : 1° de uitvoering van de begroting die werd goedgekeurd vóór de datum van inwerkingtreding van dit decreet en aanpassingen van die begroting;2° het opmaken van de algemene rekeningen en de rekeningen van de rekenplichtigen betreffende de begrotingsjaren voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van dit decreet, met inbegrip van deze die voortvloeien uit het geval bedoeld in 1°.

Art. 114.De uitgaven die ten laste van de niet-gesplitste kredieten vastgelegd zijn en die op 31 december van het jaar van inwerkingtreding van dit decreet nog te ordonnanceren zijn, worden van ambtswege vereffend ten laste van de vereffeningskredieten van het volgende jaar, uiterlijk op 31 december van dat jaar.

Art. 115.De diensten van de Franse Gemeenschapscommissie waarvan het beheer krachtens een bijzondere wet of een bijzonder decreet is gescheiden van dat van de diensten van de algemene administratie, worden beschouwd als "administratieve diensten met boekhoudkundige autonomie" in de zin van dit decreet. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 116.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2015.

Het College kan beslissen dat sommige bepalingen op een latere datum, maar uiterlijk op 1 januari 2017, in werking treden.

Brussel, 10 april 2014.

De voorzitter, De secretaris, De griffier, Het College van de Franse Gemeenschapscommissie bekrachtigt het Decreet houdende bepalingen die van toepassing zijn op de begroting, de boekhouding en de controle van de administratieve diensten van de Franse Gemeenschapscommissie en de administratieve openbare instellingen die daarvan afhangen Brussel, 24 april 2014.

Chr. DOULKERIDIS, Minister-President van het College.

R. VERVOORT, Lid van het College.

Mevr. E. HUYTEBROECK, Lid van het College.

MADRANE, Lid van het College.

Mevr. C. FREMAULT, Lid van het College.

^