gepubliceerd op 13 juni 2008
Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008
23 MEI 2008. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008 (1)
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2008 HOOFDSTUK I. - Algemeen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid. HOOFDSTUK II. - Lokaal Pact
Art. 2.§ 1. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd om, in het kader van het Lokaal Pact met de Lokale Overheden leningen aangegaan vóór 31 december 2007 door de gemeenten en desgevallend hun O.C.M.W.'s, op te nemen in haar directe schuld, met het oog op de onmiddellijke vervroegde terugbetaling van deze leningen. Per gemeente kan een schuld, ten belope van 100 euro per inwoner in de betrokken gemeente, worden overgenomen, samen met een gebeurlijke wederbeleggingsvergoeding gelimiteerd volgens de modaliteiten vast te stellen door de Vlaamse Regering.
In afwijking van het eerste lid wordt de Vlaamse Regering ertoe gemachtigd ook leningen aangegaan na 31 december 2007 over te nemen van gemeenten die aantonen dat hun schuld, samen met de schuld van hun O.C.M.W., op 31 december 2007 lager is dan 100 euro per inwoner. Het bedrag van de over te nemen leningen aangegaan na 31 december 2007 door een gemeente wordt beperkt tot het verschil tussen een schuld van 100 euro per inwoner van die gemeente en haar schuld, inclusief de schuld van haar O.C.M.W., op 31 december 2007. § 2. Voor de bepaling van het aantal inwoners per gemeente geldt het aantal zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 6 augustus 2007. § 3. De Vlaamse Regering wordt ertoe gemachtigd leningen ten belope van maximaal 15.000.000 euro over te nemen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Deze leningen aangegaan vóór 31 december 2007 worden overgenomen samen met een gebeurlijke wederbeleggingsvergoeding gelimiteerd volgens de modaliteiten vast te stellen door de Vlaamse Regering. § 4. Voor de omschrijving van de directe schuld wordt verwezen naar artikel 2, 1°, van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest. HOOFDSTUK III. - Fiscaliteit Afdeling I. - Onroerende Voorheffing
Art. 3.§ 1. In artikel 253 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 wordt het eerste lid, 4° en 5°, vervangen door wat volgt : « 4° van nieuwe onroerende goederen als bedoeld in artikel 471, § 3, waarvoor overeenkomstig artikel 472, § 2, een kadastraal inkomen wordt vastgesteld vanaf 1 januari 2008; 5° van nieuwe onroerende goederen als bedoeld in artikel 471, § 3, die overeenkomstig artikel 472, § 2, na 1 januari 1998 en voor 1 januari 2008 aanleiding hebben gegeven tot een verhoogd kadastraal inkomen in vergelijking tot het kadastraal inkomen per 1 januari 1998.De vrijstelling wordt slechts verleend voor het gedeelte dat het per 1 januari 1998 vastgesteld kadastraal inkomen overschrijdt; 5°bis van nieuwe onroerende goederen als bedoeld in artikel 471, § 3, waarvoor voor de eerste maal, overeenkomstig artikel 472, § 2, een kadastraal inkomen werd vastgesteld na 1 januari 1998 en voor 1 januari 2008; ». § 2. In artikel 253 van het hetzelfde wetboek wordt de zin « De in het eerste lid, 4°, bedoelde vrijstelling wordt slechts verleend voor het gedeelte dat het per 1 januari 1998 vastgesteld kadastraal inkomen overschrijdt » vervangen door wat volgt : « In afwijking van het eerste lid, 4°, wordt de vrijstelling slechts verleend, hetzij voor nieuwe onroerende goederen waarvoor voor de eerste maal een kadastraal inkomen werd vastgesteld, hetzij voor het gedeelte dat het per 1 januari 1998 vastgestelde kadastraal inkomen overschrijdt voor nieuwe onroerende goederen die na 1 januari 1998 aanleiding hebben gegeven tot een verhoogd kadastraal inkomen in vergelijking tot het kadastraal inkomen per 1 januari 1998, voor de belastingplichtige die behoort tot een doelgroep waarvoor de Vlaamse Regering, overeenkomstig artikel 16, § 2, van het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, een ontwerp van energiebeleidsovereenkomst heeft voorgelegd aan het Vlaams Parlement, en deze belastingplichtige die overeenkomst niet heeft ondertekend of niet naleeft. ».
Art. 4.In artikel 257, § 1, van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid worden de punten 4°, 5° en 6° toegevoegd, die luiden als volgt : « 4° een vermindering van 20 procent van de onroerende voorheffing gedurende tien jaar voor een woning die op 1 januari van het aanslagjaar een E-peil heeft van ten hoogste E60;5° een vermindering van 20 procent van de onroerende voorheffing gedurende tien jaar voor gebouwde onroerende goederen, andere dan woningen, die op 1 januari van het aanslagjaar een E-peil hebben van ten hoogste E70;6° een vermindering van 40 procent van de onroerende voorheffing gedurende tien jaar voor gebouwde onroerende goederen die op 1 januari van het aanslagjaar een E-peil hebben van ten hoogste E40.»; 2° er worden vier leden toegevoegd, die luiden als volgt : « Het E-peil, vermeld in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, is het peil van primair energieverbruik, zoals berekend ter uitvoering van het decreet van 22 december 2006 houdende eisen en handhavingsmaatregelen op het vlak van de energieprestaties en het binnenklimaat van gebouwen en tot invoering van een energieprestatiecertificaat en tot wijziging van artikel 22 van het REG-decreet. De termijn van tien jaar vermeld in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, neemt een aanvang in het jaar dat volgt op het jaar waarin het E-peil dat recht geeft op een vermindering, voor de eerste maal werd toegekend aan het gebouwde onroerend goed in kwestie. Die termijn kan op zijn vroegst een aanvang nemen vanaf het jaar 2009.
Voor de verminderingen, vermeld in het eerste lid, 4°, 5°, en 6°, komen alleen de gebouwde onroerende goederen in aanmerking waarvoor het vereiste E-peil voor het gebouw als geheel werd bepaald.
Bij de overdracht van een onroerend goed waarvoor een vermindering als vermeld in het eerste lid, 4°, 5° en 6°, werd verleend, wordt de vermindering vanaf het aanslagjaar dat volgt op het jaar van de overdracht, verder toegekend aan de verkrijger van het goed, voor de nog resterende aanslagjaren in de periode van tien jaar. »
Art. 5.In artikel 258 van hetzelfde wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt : « De verminderingen ingevolge artikel 257, § 1, 1° tot en met 6°, en § 2, 1° en 2°, worden beoordeeld naar de toestand op 1 januari van het jaar waarnaar het aanslagjaar van de onroerende voorheffing wordt genoemd.Die verminderingen kunnen worden samengevoegd, met uitzondering van de vermindering, vermeld in artikel 257, § 1, 6°, die niet samengevoegd kan worden met de verminderingen, vermeld in artikel 257, § 1, 4° en 5°. »; 2° in het tweede lid worden na de woorden « onroerend goed » de woorden « , behalve wat de vermindering, vermeld in artikel 257, § 1, 4° tot met 6°, betreft » toegevoegd.
Art. 6.In artikel 376, § 3, 2°, van hetzelfde wetboek worden de woorden « artikel 257, § 1, 1° tot 3° » vervangen door de woorden « artikel 257, § 1, 1° tot en met 6° ».
Art. 7.§ 1. De provincies en de gemeenten die ingevolge de toepassing van artikel 464 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 opcentiemen op de onroerende voorheffing heffen, en die ingevolge de toepassing van artikelen 3 tot en met 6 die opbrengsten derven, worden daarvoor volledig vergoed door het Vlaamse Gewest. § 2. De Vlaamse Regering bepaalt voor de vergoeding, vermeld in § 1, de nadere uitvoeringsregels. Afdeling II. - Verhoging van de forfaitaire vermindering voor
beroepsactieve belastingplichtigen
Art. 8.In artikel 2, § 1, 3°, van het decreet van 30 juni 2006 houdende invoering van een forfaitaire vermindering in de personenbelasting wordt het bedrag « 22.500 euro » vervangen door « 23.000 euro ».
Art. 9.In artikel 3, § 2, van hetzelfde decreet wordt het bedrag van « 150 euro » vervangen door « 200 euro ». HOOFDSTUK IV. - Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij Afdeling I. - Hertekening van de huidige structuur van de LRM-groep
Art. 10.Alle aandelen van de NV Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij, hierna 'LISOM' te noemen, in bezit van LRM worden overgedragen aan de provincie Limburg. De provincie Limburg oefent vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel alle aan deze aandelen verbonden rechten uit en staat in voor alle gevolgen en risico's daaraan verbonden.
Alle rechten en plichten, niets uitgezonderd noch voorbehouden, die in verband met het beheer van LISOM en zijn middelen zijn ontstaan of kunnen ontstaan, worden, wat het Vlaamse Gewest aangaat, van rechtswege overgenomen door de provincie Limburg.
Art. 11.Er worden fondsen ten belope van 177,52 miljoen euro van de NV Limburgse Reconversiemaatschappij, hierna 'LRM' te noemen overgedragen naar de provincie Limburg. Afdeling II. - Toekomstige overdrachten
Art. 12.Voor zover de bevoegde organen van de LRM beslissen over te gaan tot een winstuitkering, wordt het bedrag daarvan dat toekomt aan het Vlaamse Gewest overgedragen aan de provincie Limburg.
Indien het tot een valorisatie komt van de LRM of één van zijn dochters of bedrijfsunits zal de opbrengst hiervan die toekomt aan het Vlaamse Gewest exclusief voorbehouden worden voor grote maatschappelijke uitdagingen die zich dan aandienen in de provincie Limburg. Afdeling III. - Slotbepalingen
Art. 13.De modaliteiten van de uitwerking van deze overdrachten worden vastgelegd in een protocol dat wordt afgesloten door de Vlaamse Regering en de provincie Limburg.
Art. 14.De provincie Limburg kan de rechten en plichten die in de afdelingen I en II aan haar zijn toegewezen, overdragen aan een door haar aangewezen rechtspersoon.
Art. 15.De Vlaamse Regering is belast met de verdere uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK V. - Sportieve vrijetijdsbesteding
Art. 16.In artikel 50 van het decreet van 13 juli 2001 houdende de regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie en de organisaties voor de sportieve vrijetijdsbesteding, zoals gewijzigd bij decreet van 24 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2 worden de woorden « een vast bedrag » vervangen door de woorden « minimaal een bedrag »;2° een § 4 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4.De bedragen in dit artikel worden met ingang van 1 januari 2008 jaarlijks aangepast aan het cijfer van de gezondheidsindex. Voor de berekening van de subsidies gebeurt de aanpassing telkens op 1 januari van het kalenderjaar. Het basisindexcijfer is datgene van de maand december 2001.
De gezondheidsindex is deze zoals bepaald in artikel 2 van het KB van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 17.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2008, met uitzondering van : - artikelen 3 tot en met 6 treden in werking vanaf het aanslagjaar 2009; - artikelen 8 en 9 hebben uitwerking met ingang van het aanslagjaar 2008; - hoofdstuk IV heeft uitwerking met ingang van 29 februari 2008. Afdeling II houdt op uitwerking te hebben op 1 maart 2018.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 23 mei 2008.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN De Vlaamse minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, K. VAN BREMPT De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, St. VANACKERE De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, P. CEYSENS _______ Nota (1) Zitting 2007-2008 Stukken - Ontwerp van decreet : 1608 - Nr.1 - Amendementen : 1608 - Nrs. 2 en 3 - Verslagen : 1608 - Nrs. 4 en 5 - Tekst aangenomen door de commissies : 1608 - Nr. 6 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1608 - Nr. 7 Handelingen - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 14 mei 2008.