Etaamb.openjustice.be
Decreet van 21 juni 2013
gepubliceerd op 26 juni 2013

Decreet betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen

bron
vlaamse overheid
numac
2013035544
pub.
26/06/2013
prom.
21/06/2013
ELI
eli/decreet/2013/06/21/2013035544/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 JUNI 2013. - Decreet betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen (1)


Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van belastingen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Afdeling 1. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschaps- en een gewestaangelegenheid.

Art. 2.Dit decreet voorziet in de omzetting van richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van richtlijn 77/799/EEG.

Art. 3.§ 1. Dit decreet legt de voorschriften en procedures vast voor de administratieve samenwerking tussen enerzijds de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest en anderzijds de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, met het oog op de uitwisseling van inlichtingen die naar verwachting van belang zijn voor de administratie en de handhaving van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot de belastingen, vermeld in artikel 4.

Dit decreet legt tevens de bepalingen vast voor de elektronische uitwisseling van de inlichtingen, vermeld in het eerste lid. § 2. Dit decreet laat de toepassing van de regels inzake wederzijdse rechtshulp in strafzaken onverlet. Zij laat eveneens onverlet de verplichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest inzake ruimere administratieve samenwerking, die voortvloeien uit andere rechtsinstrumenten, waaronder bilaterale en multilaterale overeenkomsten. Afdeling 2. - Toepassingsgebied

Art. 4.Dit decreet is van toepassing op : 1° alle belastingen die worden geheven door of ten behoeve van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest of een van haar territoriale of bestuurlijke onderdelen, lokale overheden daaronder begrepen, met uitzondering van de in artikel 3, eerste lid, 1° tot en met 8°, en 10° tot en met 12°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/01/1989 pub. 06/11/2008 numac 2008000907 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten bedoelde belastingen waarvoor de federale overheid de dienst verzekert;2° alle belastingen die worden geheven door of ten behoeve van een lidstaat of een van zijn territoriale of bestuurlijke onderdelen, lokale overheden daaronder begrepen. In geen geval worden de belastingen, vermeld in het eerste lid, uitgelegd als omvattende : 1° leges, bijvoorbeeld voor certificaten en andere door autoriteiten uitgereikte stukken;2° contractueel verschuldigde bedragen, zoals betalingen voor openbare nutsvoorzieningen. Dit decreet is van toepassing op de belastingen, vermeld in het eerste lid, die worden geheven op het grondgebied van de Europese Unie, vermeld in artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Afdeling 3. - Definities

Art. 5.Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder : 1° lidstaat : tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld, een andere lidstaat van de Europese Unie dan België;2° bevoegde autoriteit : de door België als zodanig aangewezen autoriteit.Het centraal verbindingsbureau, de Vlaamse verbindingsdiensten en de Vlaamse bevoegde personeelsleden worden eveneens als bevoegde autoriteit bij delegatie beschouwd; 3° centraal verbindingsbureau : het bureau dat als zodanig is aangewezen en belast is met de primaire zorg voor de contacten met de andere lidstaten op het gebied van de administratieve samenwerking;4° verbindingsdienst : elk ander bureau dan het centraal verbindingsbureau dat als zodanig is aangewezen om op grond van dit decreet rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen;5° bevoegd personeelslid : elk personeelslid van een overheidsinstantie dat op grond van dit decreet gemachtigd is om rechtstreeks inlichtingen uit te wisselen.De personeelsleden die bij de administratieve samenwerking in de zin van dit decreet zijn betrokken, worden in elk geval geacht daartoe overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde regelingen bevoegd te zijn; 6° buitenlandse autoriteit : het centraalverbindingsbureau, de verbindingsdiensten of de bevoegde personeelsleden die door een buitenlandse bevoegde autoriteit gemachtigd zijn om over te gaan tot de rechtstreekse uitwisseling van inlichtingen met de bevoegde autoriteit of andere vormen van administratieve samenwerking in de zin van dit decreet;7° verzoekende autoriteit : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elk bevoegd personeelslid van een lidstaat dat of die namens een bevoegde autoriteit om bijstand verzoekt;8° aangezochte autoriteit : het centraal verbindingsbureau, een verbindingsdienst of elk bevoegd personeelslid van een lidstaat dat of die namens een bevoegde autoriteit om bijstand wordt verzocht;9° administratief onderzoek : alle door de Vlaamse overheid of de lidstaten bij het vervullen van hun taken verrichte controles, onderzoeken en acties ter waarborging van de juiste toepassing van de belastingwetgeving;10° uitwisseling van inlichtingen op verzoek : de uitwisseling van inlichtingen in antwoord op een verzoek van de verzoekende autoriteit aan de aangezochte autoriteit met betrekking tot een specifiek geval;11° automatische uitwisseling : de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen.In de context van artikel 11 betekent 'beschikbare inlichtingen' inlichting die zich in de belastingdossiers van de inlichtingenverstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat; 12° spontane uitwisseling : het niet-systematisch, te eniger tijd en ongevraagd verstrekken van inlichtingen aan een lidstaat;13° langs elektronische weg : door middel van elektronische apparatuur voor gegevensverwerking - met inbegrip van digitale compressie - en gegevensopslag, met gebruikmaking van kabels, radio, optische technologie of andere elektromagnetische middelen;14° persoon : a) een natuurlijk persoon;b) een rechtspersoon;c) een vereniging van personen die bevoegd is rechtshandelingen te verrichten, maar niet de status van rechtspersoon bezit;d) een andere juridische constructie, ongeacht de aard of de vorm, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die activa, met inbegrip van de daardoor gegenereerde inkomsten, bezit of beheert die aan belastingen in de zin van dit decreet zijn onderworpen. Afdeling 4. - Organisatie

Art. 6.De verbindingsdienst of het bevoegde personeelslid die of dat een verzoek of een antwoord op een verzoek om samenwerking verzendt of ontvangt, stelt volgens de nationale procedures het centraal verbindingsbureau hiervan in kennis.

Art. 7.De verbindingsdienst of het bevoegde personeelslid die of dat een verzoek om samenwerking ontvangt dat een optreden vereist buiten de hem krachtens de Vlaamse regelgeving of het Vlaamse beleid verleende bevoegdheid, geeft het verzoek onverwijld door aan het centraal verbindingsbureau en stelt de verzoekende autoriteit hiervan in kennis. In dat geval gaan de termijnen, vermeld in artikel 10, in op de dag nadat het verzoek om samenwerking aan het centraal verbindingsbureau is doorgezonden. HOOFDSTUK 2. - Uitwisseling van inlichtingen Afdeling 1. - Uitwisseling van inlichtingen op verzoek

Onderafdeling 1. - De bevoegde autoriteit als verzoekende autoriteit

Art. 8.Met betrekking tot een specifiek geval kan de bevoegde autoriteit een buitenlandse autoriteit verzoeken alle inlichtingen, vermeld in artikel 3, te verstrekken die deze in zijn bezit heeft of naar aanleiding van een administratief onderzoek verkregen heeft.

Het verzoek, vermeld in het eerste lid, kan een met redenen omkleed verzoek bevatten om een bepaald administratief onderzoek in te stellen. De bevoegde autoriteit kan de aangezochte autoriteit verzoeken hem de originele stukken te bezorgen.

Onderafdeling 2. - De bevoegde autoriteit als aangezochte autoriteit

Art. 9.De bevoegde autoriteit verstrekt op verzoek van een buitenlandse autoriteit met betrekking tot een specifiek geval alle inlichtingen, vermeld in artikel 3, die hij in zijn bezit heeft of verkregen heeft naar aanleiding van een administratief onderzoek dat werd ingesteld om die inlichtingen te verkrijgen.

De bevoegde autoriteit laat elk administratief onderzoek verrichten dat noodzakelijk is om de inlichtingen, vermeld in het eerste lid, te kunnen verkrijgen.

Het verzoek, vermeld in het eerste lid, kan een met redenen omkleed verzoek om een bepaald administratief onderzoek bevatten. In voorkomend geval deelt de bevoegde autoriteit de verzoekende autoriteit mee op welke gronden hij een administratief onderzoek niet noodzakelijk acht.

Voor het verkrijgen van de gevraagde inlichtingen of het verrichten van het gevraagde administratieve onderzoek, gaat de bevoegde autoriteit te werk volgens dezelfde procedures als handelde hij uit eigen beweging of op verzoek van een andere Belgische overheidsinstantie.

Op specifiek verzoek van de verzoekende autoriteit verstrekt de bevoegde autoriteit de originele stukken, tenzij de Vlaamse regelgeving zich hiertegen verzet.

Art. 10.§ 1. De inlichtingen, vermeld in artikel 8, eerste lid, worden door de bevoegde autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na de datum van ontvangst van het verzoek verstrekt.

Indien de bevoegde autoriteit evenwel de inlichtingen al in zijn bezit heeft, verstrekt hij deze binnen twee maanden.

In bijzondere gevallen kunnen de bevoegde autoriteit en de verzoekende autoriteit een andere termijn overeenkomen dan de termijn, vermeld in het eerste lid. § 2. De ontvangst van het verzoek wordt door de bevoegde autoriteit aan de verzoekende autoriteit onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk zeven werkdagen na ontvangst, indien mogelijk langs elektronische weg bevestigd. § 3. De bevoegde autoriteit laat in voorkomend geval, uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit weten welke tekortkomingen het verzoek vertoont en preciseert welke aanvullende achtergrondinformatie hij verlangt. In dit geval gaan de termijnen, vermeld in paragraaf 1, in op de datum waarop de bevoegde autoriteit de aanvullende informatie ontvangt. § 4. Indien de bevoegde autoriteit niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt hij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk drie maanden na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee, met vermelding van de datum waarop hij meent aan het verzoek te kunnen voldoen. § 5. Indien de bevoegde autoriteit niet over de gevraagde inlichtingen beschikt en niet aan het verzoek om inlichtingen kan voldoen of indien hij het verzoek om de redenen, vermeld in artikel 24, afwijst, deelt hij de redenen hiervoor onmiddellijk, en in elk geval uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek, aan de verzoekende autoriteit mee. Afdeling 2. - Verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen

Art. 11.Met betrekking tot belastbare tijdperken vanaf 1 januari 2014 verstrekt de bevoegde autoriteit alle buitenlandse autoriteiten automatisch de inlichtingen waarover zij ten aanzien van de ingezetenen van die andere lidstaat beschikt inzake de volgende specifieke inkomsten- en vermogenscategorieën, op te vatten in de zin van de Belgische wetgeving : a) bezoldigingen van werknemers;b) bezoldigingen van bedrijfsleiders;c) levensverzekeringsproducten die niet vallen onder andere uniale rechtsinstrumenten inzake de uitwisseling van inlichtingen noch onder soortgelijke voorschriften;d) pensioenen;e) eigendom en inkomen van onroerende goederen. De inlichtingen worden ten minste eenmaal per jaar verstrekt, binnen zes maanden na het verstrijken van het kalenderjaar in de loop waarvan de inlichtingen beschikbaar zijn geworden. Afdeling 3. - Spontane uitwisseling van inlichtingen

Art. 12.In elk van de volgende gevallen verstrekt de bevoegde autoriteit spontaan de inlichtingen, vermeld in artikel 3, aan de buitenlandse autoriteit : 1° de bevoegde autoriteit heeft redenen om aan te nemen dat in de andere lidstaat een derving van belasting kan bestaan;2° een belastingplichtige verkrijgt in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest een vrijstelling of vermindering van belasting die voor hem een belastingplicht of een hogere belasting in de andere lidstaat zou moeten meebrengen;3° transacties tussen enerzijds een belastingplichtige in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest en anderzijds een belastingplichtige in een andere lidstaat worden over een of meer andere landen geleid, op zodanige wijze dat daardoor in een van beide of in beide lidstaten een belastingbesparing kan ontstaan;4° de bevoegde autoriteit heeft redenen om aan te nemen dat er belastingbesparing kan ontstaan door een kunstmatige verschuiving van winsten binnen een groep van ondernemingen;5° de door een buitenlandse autoriteit aan de bevoegde autoriteit verstrekte inlichtingen hebben informatie opgeleverd die voor de vaststelling van de belastingschuld in die andere lidstaat van nut kan zijn. De bevoegde autoriteit kan met een buitenlandse autoriteit spontaan alle inlichtingen uitwisselen waarvan hij kennis heeft en die de buitenlandse autoriteit van nut kunnen zijn.

De inlichtingen, vermeld in het eerste lid, worden door de bevoegde autoriteit zo snel mogelijk, en uiterlijk binnen een maand nadat deze beschikbaar zijn, aan de buitenlandse autoriteit van elke betrokken lidstaat verstrekt.

Art. 13.Indien een buitenlandse autoriteit spontaan inlichtingen verstrekt aan de bevoegde autoriteit, bevestigt de bevoegde autoriteit de ontvangst van die inlichtingen onmiddellijk en in elk geval binnen zeven werkdagen na ontvangst, en indien mogelijk langs elektronische weg aan de verstrekkende buitenlandse autoriteit. HOOFDSTUK 3. - Andere vormen van administratieve samenwerking Afdeling 1. - Aanwezigheid in de administratiekantoren en deelname aan

administratief onderzoek

Art. 14.De bevoegde autoriteit kan met een buitenlandse autoriteit overeenkomen dat, ter uitwisseling van de inlichtingen, vermeld in artikel 3, de door de bevoegde autoriteit gemachtigde personeelsleden onder de door de buitenlandse autoriteit vastgestelde voorwaarden : 1° aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de administratieve overheden van de aangezochte autoriteit hun taken vervullen;2° aanwezig kunnen zijn bij administratieve onderzoeken op het grondgebied van de aangezochte autoriteit.

Art. 15.§ 1. De bevoegde autoriteit kan met een buitenlandse autoriteit overeenkomen dat, ter uitwisseling van de inlichtingen, vermeld in artikel 3, de door de buitenlandse autoriteit gemachtigde personeelsleden onder de door de bevoegde autoriteit vastgestelde voorwaarden : 1° aanwezig kunnen zijn in de kantoren waar de Vlaamse overheid haar taken vervult;2° aanwezig kunnenzijn bij administratieve onderzoeken die worden verricht door de Vlaamse overheid. Indien de verzochte inlichtingen vermeld staan in bescheiden waartoe de personeelsleden van de bevoegde autoriteit toegang hebben, ontvangen de personeelsleden van de verzoekende autoriteit een afschrift van die bescheiden. § 2. Op grondvan de overeenkomst, vermeld in de eerste paragraaf, mogen de bij een administratief onderzoek aanwezige personeelsleden van de verzoekende autoriteit in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest geen personen ondervragen en geen bescheiden onderzoeken. § 3. De door de verzoekende autoriteit gemachtigde personeelsleden die overeenkomstig de eerste paragraaf aanwezig zijn, moeten te allen tijde een schriftelijke opdracht kunnen overleggen waaruit hun identiteit en hun officiële hoedanigheid blijken. Afdeling 2. - Gelijktijdige controles

Art. 16.Dit artikel is van toepassing op de gevallen waarin de Vlaamse overheid met een of meer buitenlandse autoriteiten van een of meer lidstaten overeenkomt om gelijktijdig, elk op het eigen grondgebied, bij een of meer personen ten aanzien van wie zij een gezamenlijk of complementair belang hebben, controles te verrichten en de aldus verkregen inlichtingen uit te wisselen.

De bevoegde autoriteit bepaalt autonoom welke personen hij voor een gelijktijdige controle wil voorstellen. Hij deelt de buitenlandse autoriteit van de betrokken lidstaten met opgave van redenen mee welke dossiers hij voor een gelijktijdige controle voorstelt. Hij bepaalt eveneens binnen welke termijn de controle moet plaatsvinden.

Wanneer aan de bevoegde autoriteit een gelijktijdige controle wordt voorgesteld, beslist hij of hij aan de gelijktijdige controle wenst deel te nemen. Hij doet de buitenlandse autoriteit die de controle voorstelt een bevestiging of een gemotiveerde weigering van deelname toekomen.

De bevoegde autoriteit wijst een vertegenwoordiger aan die wordt belast met de leiding en de coördinatie van de controle. Afdeling 3. - Administratieve kennisgeving

Art. 17.De bevoegde autoriteit kan een buitenlandse autoriteit verzoeken om over te gaan tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de bevoegde autoriteit afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op diens grondgebied van regelgeving betreffende belastingen als vermeld in artikel 4. Deze kennisgeving geschiedt overeenkomstig de in de aangezochte lidstaat geldende voorschriften voor de kennisgeving van soortgelijke akten.

Het verzoek tot kennisgeving vermeldt de naam en het adres van de geadresseerde, evenals alle overige informatie ter identificatie van de geadresseerde, en het onderwerp van de akte of het besluit waarvan de geadresseerde kennis moet worden gegeven.

Het verzoek tot kennisgeving wordt door de bevoegde autoriteit slechts gedaan indien de kennisgeving van de akten niet volgens de Vlaamse regelgeving kan geschieden of buitensporige problemen zou veroorzaken.

De bevoegde autoriteit kan een document, per aangetekende brief of langs elektronischeweg, rechtstreeks ter kennis brengen aan een persoon op het grondgebied van een andere lidstaat.

Art. 18.Op verzoek van een buitenlandse autoriteit gaat de bevoegde autoriteit, overeenkomstig de Vlaamse regelgeving voor de kennisgeving van soortgelijke akten, over tot kennisgeving aan de geadresseerde van alle door de buitenlandse autoriteit afgegeven akten en besluiten die betrekking hebben op de toepassing op zijn grondgebied van regelgeving betreffende belastingen als vermeld in artikel 4.

De bevoegde autoriteit stelt de verzoekende autoriteit onverwijld in kennis van het aan het verzoek gegeven gevolg en, in het bijzonder, van de datum waarop de akte of het besluit aan de geadresseerde ter kennis is gebracht. Afdeling 4. - Feedback

Art. 19.Indien een buitenlandse autoriteit inlichtingen heeft verstrekt met toepassing van artikel 8 en artikel 13, en om feedback betreffende de ontvangen inlichtingen verzoekt, geeft de ontvangende bevoegde autoriteit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk drie maanden nadat het resultaat van het gebruik van de verlangde inlichtingen bekend is, feedback aan de buitenlandse autoriteit die de inlichtingen heeft verzonden. Hierbij mag evenwel geen afbreuk gedaan worden aan de bescherming waarin artikel 337 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de bepalingen voor onroerende voorheffing van het Vlaamse Gewest voorziet en evenmin aan de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

De bevoegde autoriteit geeft eenmaal per jaar, overeenkomstig bilateraal overeengekomen praktische afspraken, feedback over de automatische inlichtingenuitwisseling naar de betrokken lidstaten.

Art. 20.De bevoegde autoriteit die met toepassing van artikel 9 en 12 inlichtingen heeft verstrekt, kan de ontvangende buitenlandse autoriteit om feedback betreffende de ontvangen inlichtingen verzoeken. HOOFDSTUK 4. - Voorwaarden voor de administratieve samenwerking Afdeling 1. - Openbaarmaking van inlichtingen en bescheiden

Art. 21.§ 1. De inlichtingen waarover de bevoegde autoriteit uit hoofde van dit decreet beschikt, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin artikel 337 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de bepalingen voor onroerende voorheffing van het Vlaamse Gewest voorziet met betrekking tot soortgelijke inlichtingen. § 2. Deze inlichtingen kunnen worden gebruikt : 1° voor de administratie en de handhaving van de Vlaamse regelgeving met betrekking tot de belastingen, vermeld in artikel 4;2° voor de vaststelling en invordering van andere belastingen en rechten vallend onder artikel 4 van het decreet van 21 december 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 21/12/2012 pub. 28/12/2012 numac 2012036306 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen sluiten betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen;3° in mogelijk tot bestraffing leidende gerechtelijke en administratieve procedures wegens overtreding van de belastingwetgeving, met behoud van de toepassing van de algemene regels en de bepalingen betreffende de rechten van de verdachten en getuigen in dergelijke procedures. Na toestemming van de buitenlandse autoriteit die de inlichtingen overeenkomstig de richtlijn, vermeld in artikel 2, heeft verstrekt en voor zover het in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest wettelijk is toegestaan, kunnende inlichtingen en bescheiden ontvangen van deze autoriteit worden gebruikt voor andere doeleinden dan de doeleinden, vermeld in het eerste lid. Indien de inlichtingen evenwel in de lidstaat van de buitenlandse autoriteit voor soortgelijke doelen kunnen worden gebruikt, mogen de inlichtingen ook door de bevoegde autoriteit worden gebruikt.

In afwijking van het tweede lid vraagt de bevoegde autoriteit toestemming aan de bevoegde buitenlandse autoriteit van de lidstaat waarvan de inlichtingen initieel afkomstig zijn, indien een buitenlandse autoriteit de inlichtingen die ze van de buitenlandse autoriteit van een andere lidstaat verkreeg, heeft doorgegeven aan de bevoegde autoriteit en de bevoegde autoriteit die doorgegeven inlichtingen wil gebruiken voor andere doeleinden dan de doeleinden, vermeld in het eerste lid. § 3. Wanneer de bevoegde autoriteit van oordeel is dat de van een buitenlandse autoriteit verkregen inlichtingen de buitenlandse autoriteit van een derde lidstaat van nut kunnen zijn voor de doeleinden, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, dan stelt hij de autoriteit van de inlichtingenverstrekkende lidstaat in kennis van zijn voornemen om die inlichtingen aan een derde lidstaat door te geven. Indien de bevoegde buitenlandse autoriteit van de inlichtingenverstrekkende lidstaat zich niet binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving verzet heeft tegen die inlichtingenuitwisseling, dan geeft de bevoegde autoriteit de inlichtingen door aan de buitenlandse autoriteit van de derde lidstaat, op voorwaarde dat dit in overeenstemming is met de in dit decreet vastgelegde voorschriften en procedures. § 4. Inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden, alsook voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan, die door de aangezochte autoriteit zijn verkregen en overeenkomstig dit decreet aan de verzoekende bevoegde autoriteit zijn doorgegeven, worden door de Vlaamse bevoegde overheidsinstanties op dezelfde voet als bewijs aangevoerd als soortgelijke inlichtingen, verslagen, verklaringen en andere bescheiden die door een andere Belgische overheidsinstantie zijn verstrekt.

Art. 22.De bevoegde autoriteit kan het gebruik toestaan van de inlichtingen en bescheiden verstrekt met toepassing van dit decreet, in de lidstaat die ze ontvangt, voor andere doeleinden dan de doeleinden, vermeld in artikel 21, § 2, eerste lid. De bevoegde autoriteit verleent toestemming voor zulk gebruik indien de inlichtingen in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest voor soortgelijke doeleinden kunnen worden gebruikt.

Indien een buitenlandse autoriteit haar voornemen bekendmaakt om de van de bevoegde autoriteit verkregen inlichtingen door te geven aan de buitenlandse autoriteit van een derde lidstaat, omdat ze voor die lidstaat van nut kunnen zijn voor de doeleinden, vermeld in artikel 21, § 2, eerste lid, kan de bevoegde autoriteit instemming verlenen aan die buitenlandse autoriteit om deze inlichtingen te delen met de derde lidstaat. Indien de bevoegde autoriteit geen instemming wenst te geven, tekent hij verzet aan binnen tien werkdagen na de datum van ontvangst van de kennisgeving van de lidstaat die de inlichtingen wenst te delen.

De bevoegde autoriteit kan toestaan dat inlichtingen afkomstig uit de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest die overeenkomstig het tweede lid door een buitenlandse autoriteit aan een buitenlandse autoriteit van een derde lidstaat werden doorgegeven in die derde lidstaat worden gebruikt overeenkomstig andere doeleinden dan de doeleinden, vermeld in artikel 21, § 2, eerste lid. Afdeling 2. - Beperkingen en verplichtingen

Art. 23.Alvorensom de inlichtingen, vermeld in artikel 8, te verzoeken, tracht de bevoegde autoriteit eerst de inlichtingen te verkrijgen uit alle gebruikelijke bronnen die hij in de gegeven omstandigheden kan aanspreken zonder dat het beoogde resultaat in het gedrang dreigt te komen.

Art. 24.De bevoegde autoriteit is niet verplicht onderzoek in te stellen of inlichtingen te verstrekken wanneer de in de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest geldende regelgeving hem niet toestaat voor eigen doeleinden het onderzoek in te stellen of de gevraagde inlichtingen te verzamelen.

In elk van de volgende gevallen kan de bevoegde autoriteit weigeren inlichtingen te verstrekken : 1° indien de verzoekende autoriteit op juridische gronden, soortgelijke inlichtingen niet kan verstrekken;2° indien dit zou leiden tot de openbaarmaking van een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een fabrieks- of handelswerkwijze;3° indien het inlichtingen betreft waarvan de onthulling in strijd zou zijn met de openbare orde. De bevoegde autoriteit deelt de verzoekende autoriteit mee op welke gronden hij het verzoek om inlichtingen afwijst.

Art. 25.De bevoegde autoriteit wendt de middelen aan waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verzamelen, zelfs indien hij de inlichtingen niet voor eigen belastingdoeleinden nodig heeft. Deze verplichting geldt met behoud van de toepassing van artikel 24, eerste en tweede lid, die, wanneer er een beroep op wordt gedaan, in geen geval zo kunnen worden uitgelegd dat de bevoegde autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken uitsluitend omdat hij zelf geen belang heeft bij deze inlichtingen.

In geen geval wordt artikel 24, eerste lid en tweede lid, 2° en 3°, zo uitgelegd dat de bevoegde autoriteit kan weigeren inlichtingen te verstrekken, uitsluitend op grond dat deze berusten bij een bank, een andere financiële instelling, een gevolmachtigde of een persoon die als vertegenwoordiger of trustee optreedt, of dat zij betrekking hebben op eigendomsbelangen in een persoon.

Met behoud van de toepassing van het tweede lid kan de bevoegde autoriteit weigeren de gevraagde inlichtingen toe te zenden indien deze betrekking hebben op belastbare tijdperken vóór 1 januari 2011 en de toezending van de inlichtingen geweigerd had kunnen worden op grond van artikel 8, 1°, van de richtlijn 77/799/EG indien daarom was verzocht vóór 11 maart 2011. Afdeling 3. - Verder reikende samenwerking

Art. 26.Indien de Vlaamse overheid voorziet in een samenwerking met een derde land die verder reikt dan de bij dit decreet geregelde samenwerking, kan de Vlaamse overheid de verder reikende samenwerking niet weigeren aan een lidstaat die met hem deze verder reikende, administratieve samenwerking wenst aan te gaan. Afdeling 4. - Standaardformulieren, geautomatiseerde formaten en het

CCN-netwerk

Art. 27.§ 1. Het verzoek om inlichtingen of om een administratief onderzoek in te stellen met toepassing van artikel 8, het desbetreffende antwoord, de ontvangstbevestiging, het verzoek om aanvullende achtergrondinformatie en de mededeling dat aan het verzoek niet kan of zal worden voldaan, vermeld in artikel 9 en 10, worden voor zover mogelijk verzonden met gebruikmaking van het door de Commissie vastgestelde standaardformulier.

Het standaardformulier kan vergezeld gaan van verslagen, verklaringen en andere bescheiden of van voor eensluidend gewaarmerkte afschriften of uittreksels daarvan. § 2. Het standaardformulier, vermeld in paragraaf 1, bevat ten minste de volgende door de verzoekende autoriteit te verstrekken informatie : 1° de identiteit van de persoon naar wie het onderzoek of de controle is ingesteld;2° het fiscale doel waarvoor de informatie wordt opgevraagd. De bevoegde autoriteit kan namen en adressen doorgeven van personen die worden verondersteld in het bezit te zijn van de verlangde informatie, alsook andere elementen die het verzamelen van de informatie door de aangezochte autoriteit vereenvoudigen,voor zover deze bekend zijn en deze praktijk aansluit bij internationale ontwikkelingen. § 3. Voor de spontane uitwisseling van inlichtingen en de desbetreffende ontvangstbevestiging, met toepassing van artikel 12 en 13, het verzoek tot administratieve kennisgeving, vermeld in artikel 17 en de terugmelding,vermeld in artikel 19, wordt eveneens gebruikgemaakt van het standaardformulier, vermeld in paragraaf 1. § 4. Bij de automatische inlichtingenuitwisseling, vermeld in artikel 11, wordt gebruikgemaakt van het door de Commissie vastgestelde geautomatiseerde standaardformaat, dat de automatische uitwisseling van inlichtingen moet vergemakkelijken, en gebaseerd is op het bestaande geautomatiseerde formaat bij toepassing van artikel 9 van Richtlijn 2003/48/ EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, dat bij elke vorm van automatische inlichtingenuitwisseling moet worden gebruikt.

Art. 28.De krachtens dit decreet verstrekte inlichtingen worden voor zover mogelijk verzonden langs elektronische weg, via het CCN-netwerk.

Het CCN-netwerk is het op het gemeenschappelijke communicatienetwerk gebaseerde gemeenschappelijke platform dat de Europese Unie heeft ontwikkeld voor het elektronische berichtenverkeer tussen autoriteiten die bevoegd zijn op het gebied van douane en belastingen. Afdeling 5. - Taal van het verzoek

Art. 29.Het verzoek om samenwerking, waaronder het verzoek tot kennisgeving en de bijgevoegde bescheiden, kan in elke door de aangezocht een de verzoekende autoriteit overeengekomen taal worden gesteld. Slechts in bijzondere gevallen en mits het verzoek met redenen omkleed is, kan de aangezochte autoriteit verzoeken het verzoek vergezeld te laten gaan van een vertaling in een van de officiële talen van diens lidstaat. HOOFDSTUK 5. - Betrekkingen met derde landen

Art. 30.De bevoegde autoriteit die van een derde land inlichtingen ontvangt welke naar verwachting van belang zijn voor haar administratie en de handhaving van de Vlaamse regelgeving betreffende belastingen als vermeld in artikel 4, kan deze inlichtingen verstrekken aan de buitenlandse autoriteiten van de lidstaten voor wie die inlichtingen van nut kunnen zijn, en aan elke buitenlandse autoriteit die erom verzoekt, mits dat krachtens een overeenkomst met dat derde land is toegestaan.

De bevoegde autoriteit kan, met inachtneming van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens de overeenkomstig dit decreet ontvangen inlichtingen doorgeven aan een derde land, op voorwaarde dat aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de buitenlandse autoriteit van de lidstaat waaruit de inlichtingen afkomstig zijn, heeft daarin toegestemd;2° het derde land heeft zich ertoe verbonden de medewerking te verlenen die nodig is om bewijsmateriaal bijeen te brengen omtrent het ongeoorloofde of onwettige karakter van verrichtingen die blijken in strijd te zijn met of een misbruik te vormen van de belastingwetgeving. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen

Art. 31.Aan artikel 319bis, lid 2, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, wat betreft de bepalingen voor onroerende voorheffing van het Vlaamse Gewest, ingevoegd bij het decreet van 18 december 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 18/12/2009 pub. 30/12/2009 numac 2009036189 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2010 type decreet prom. 18/12/2009 pub. 26/10/2010 numac 2010035717 bron vlaamse overheid Decreet houdende derde aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2009 sluiten, worden de woorden «, 322, §§ 2 tot 5, en 327, § 3 » toegevoegd.

Art. 32.Aan artikel 322 van hetzelfde wetboek, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de paragrafen 2 tot en met 5 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 2. Wanneer de administratie bij het onderzoek over een of meer aanwijzingen van belastingontduiking beschikt of wanneer de administratie zich voorneemt om de belastbare grondslag te bepalen met toepassing van artikel 341, wordt een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling als een derde beschouwd waarop de bepalingen van paragraaf 1 onverminderd van toepassing zijn.

In voorkomend geval kan een personeelslid met minstens de graad van afdelingshoofd, een personeelslid met minstens de graad van directeur ermee belasten om bij een bank-, wissel-, krediet-, en spaarinstelling elke inlichting op te vragen die nuttig kan zijn om het bedrag van de belastbare inkomsten van de belastingplichtige te bepalen.

Het personeelslid met minstens de graad van afdelingshoofd mag de machtiging slechts verlenen : 1° nadat het personeelslid dat het onderzoek voert, de inlichtingen en gegevens met betrekkingtot de rekeningen tijdens het onderzoek middels een vraag om inlichtingen als bedoeld in artikel 316 heeft gevraagd en bij die vraag duidelijk heeft aangegeven dat hij de toepassing van paragraaf 2 van dit artikel kan vragen indien de belastingplichtige de gevraagde gegevens verborgen houdt of weigert te verschaffen.De opdracht, vermeld in het tweede lid, kan pas aanvangen wanneer de termijn, vermeld in artikel 316 is verlopen; 2° nadat hij heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek een eventuele toepassing van artikel 341 uitwijst of een of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd en dat er vermoedens zijn dat de belastingplichtige gegevens daarover bij een instelling als vermeld in het tweede lid, verborgen houdt of dat de belastingplichtige weigert om die gegevens zelf te verschaffen. § 3. Wanneer het personeelslid met minstens de graad van afdelingshoofd heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek, vermeld in paragraaf 2, een of meer aanwijzingen van belastingontduiking heeft opgeleverd, kan hij de beschikbare gegevens over die belastingplichtige opvragen bij het centraal aanspreekpunt, zoals ingevoerd door artikel 55 van de wet van 14 april 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 14/04/2011 pub. 06/05/2011 numac 2011201824 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen sluiten houdende diverse bepalingen. § 4. Paragrafen 2 en 3 zijn eveneens van toepassing wanneer een inlichting wordt gevraagd door een buitenlandse Staat in een van de volgende gevallen : 1° in het geval, vermeld in artikel 9 van het decreet van 21 juni 2013 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen;2° overeenkomstig de bepalingen met betrekking tot de uitwisseling van inlichtingen in een van toepassing zijnde overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting of een andere internationale overeenkomst in het kader waarvan de wederkerigheid is gewaarborgd. De vraag van de buitenlandse Staat wordt gelijkgesteld met een aanwijzing van belastingontduiking als vermeld in paragraaf 2. In dat geval verleent het personeelslid met minstens de graad van afdelingshoofd, in afwijking van paragraaf 2, de machtiging op basis van de vraag gesteld door de buitenlandse Staat. § 5. De inlichtingen waaroverde administratie uit hoofde van dit artikel beschikt, vallen onder de geheimhoudingsplicht en genieten de bescherming waarin artikel 337 voorziet met betrekking tot soortgelijke inlichtingen. ».

Art. 33.Aan 327, § 3, lid 2, van hetzelfde wetboek, worden de woorden «, en 322, §§ 2 tot 5 » toegevoegd.

Art. 34.In afdeling 4 van hoofdstuk III van hetzelfde wetboek wordt een artikel 333bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 333bis.§ 1. In de gevallen bedoeld in de artikelen 322, § 2, en 327, § 3, tweede lid, stelt de administratie de belastingplichtige in kennis van de aanwijzing of de aanwijzingen van belastingontduiking of van de gegevens op grond waarvan zij meent dat het gevoerde onderzoek tot een eventuele toepassing van artikel 341 leidt en die een vraag om inlichtingen bij een financiële instelling rechtvaardigen. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekende brief, gelijktijdig met het verzenden van de voormelde vraag om inlichtingen.

Het eerste lid is niet van toepassing als de rechten van de Schatkist in gevaar zijn. De kennisgeving gebeurt desgevallend post factum bij aangetekende brief, uiterlijk dertig dagen na het verzenden van de in het eerste lid vermelde vraag om inlichtingen. § 2. De belastingadministratie bezorgt de Vlaamse minister van Financiën eenmaal per jaar een verslag dat onder meer volgende informatie bevat : 1° het aantal keer dat in overeenstemming met artikel 318, tweede lid, een onderzoek is gevoerd bij financiële instellingen en gegevens zijn gebruikt met het oog op het belasten van hun cliënten;2° het aantal keren dat in overeenstemming met artikelen 322, § 2, en 327, § 3, tweede lid, een onderzoek is gevoerd en gegevens zijn opgevraagd bij financiële instellingen. Dit verslag wordt openbaar gemaakt door de Vlaamse minister van Financiën en overgezonden aan het Vlaams Parlement.

Art. 35.Artikel 338 van hetzelfde wetboek, gewijzigd bij de decreten van 30 juni 2000 en 16 juni 2006, wordt opgeheven.

Art. 36.In artikel 2 van het Wetboek van de met de Inkomstenbelastingen Gelijkgestelde Belastingen, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/12/2010 pub. 18/02/2011 numac 2011035177 bron vlaamse overheid Decreet houdende diverse bepalingen inzake leefmilieu en natuur type decreet prom. 23/12/2010 pub. 31/12/2010 numac 2010036008 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2011 sluiten, wordt tussen het getal « 316 » en het getal « 323 » het getal « 322 » ingevoegd. HOOFDSTUK 7. - Slotbepaling

Art. 37.Dit decreet treedt in werking op de dag die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 11 treedt in werking op 1 januari 2015.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 21 juni 2013.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, K. PEETERS De Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering, Toerisme en Vlaamse Rand, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur, J. SCHAUVLIEGE De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, P. MUYTERS _______ Nota (1) Zitting 2012-2013 Stukken - Ontwerp van decreet : 2017 - Nr.1 - Verslag : 2017 - Nr. 2 - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 2017 - Nr. 3 Handelingen - Bespreking en aanneming : Vergaderingen van 19 juni 2013.

^