gepubliceerd op 14 maart 2019
Decreet tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen
21 FEBRUARI 2019. - Decreet tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen
Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL I. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1.In dit decreet is het gebruik van mannelijke namen gemeenslachtig.
Art. 2.Voor de toepassing van dit decreet wordt verwezen naar de definities bedoeld bij artikel 15 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies. Daarnaast, dient verstaan te worden onder: 1° academische overheid van de hogeschool: a) Voor de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde hogescholen: de instanties die, binnen iedere hogeschool, ertoe gemachtigd zijn, ofwel door de inrichtende machten van de hogescholen die niet samengesteld zijn in de vorm van rechtspersonen, ofwel statutair, ofwel per delegatie, om de competenties uit te oefenen die verbonden zijn met het onderwijs die hem door dit decreet worden toegewezen;b) Voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogescholen: de raad van bestuur bedoeld bij artikel 30 of, in de gevallen bepaald in artikel 29, tweede lid, het directiecollege bedoeld bij artikel 10;2° decreet van 7 november 2013: het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;3° Departement: de entiteit die binnen een hogeschool sommige activiteiten van hoger onderwijs samenbrengt, per studiegebied of per gebiedoverschrijdende eenheden;4° Organen voor plaatselijk overleg: de Ondernemingsraad de lokale paritaire commissie (COPALOC), het basisoverlegcomité (COCOBA), het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPWB) ;5° het beheersorgaan: instantie gemachtigd om de bevoegdheden van de academische overheid uit te oefenen;6° inrichtende macht: rechtspersonen die de verantwoordelijkheid van het onderwijs verstrekt in een hogeschool waarnemen.
Art. 3.Dit decreet is van toepassing op de hogescholen georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, bedoeld bij artikel 11 van het decreet van 7 november 2013.
Art. 4.Elke hogeschool steunt op een educatief, sociaal en cultureel project. De presentatie van deze bevat a minima de volgende elementen, ontwikkeld in de vorm van afzonderlijke hoofdstukken: 1 ° beschrijving van de middelen die door de hogeschool worden ingezet voor het integreren van de opdrachten, doelstellingen en finaliteiten van het hoger onderwijs als bedoeld in titel I, hoofdstukken I en II, van het decreet van 7 november 2013; 2 ° de definitie van de opdrachten van de hogeschool, de articulatie van deze opdrachten onderling en de beschikbaarheid van actoren, inclusief leraren, in het kader van deze opdrachten; 3 ° de definitie van de specifieke kenmerken van het korte en/of het lange type onderwijs door de hogeschool; 4 ° de definitie van de specifieke kenmerken van het onderwijs in verband met de aard van de hogeschool en de middelen die worden ingezet om deze specificiteiten te behouden; 5 ° beschrijving van de middelen die zijn ingezet om slagen te bevorderen en niet-slagen te bestrijden; 6 ° beschrijving van de middelen die worden ingezet om de mobiliteit van studenten en docenten met andere Belgische of buitenlandse instellingen voor hoger onderwijs te waarborgen; 7 ° een definitie van de methoden voor de organisatie van de participatie van de actoren van de onderwijsgemeenschap binnen de hogeschool en de verspreiding van de informatie inzonderheid over de beslissingen van de academische overheid van de hogeschool; 8 ° beschrijving van de middelen die worden ingezet om de hogeschool te integreren in haar sociale, economische en culturele omgeving; 9 ° definitie van de methoden voor de implementatie van kwaliteitscontrole binnen de hogeschool; 10 ° beschrijving van de middelen die door de hogeschool worden ingezet om interdisciplinariteit binnen een vakgebied of tussen de door de hogeschool georganiseerde vakgebieden te bevorderen; 11 ° beschrijving van de middelen die door de hogeschool zijn geïmplementeerd om het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusief hoger onderwijs, zoals gewijzigd, ten uitvoer te leggen.
Deze hoofdstukken verschijnen en worden ontwikkeld in ieder educatief, sociaal en cultureel project.
De middelen worden vrij bepaald door de academische overheid van de hogescholen.
Art. 5.Elke wijziging van het pedagogische, sociale en culturele project ingediend door de academische overheid van de hogeschool is onderworpen aan het advies van de Pedagogische Raad en de studentenraad bedoeld in artikel 10 van het decreet van 21 september 2012 betreffende de deelneming en de vertegenwoordiging van studenten in het hoger onderwijs.
Om in aanmerking te worden genomen, worden de in het vorige lid genoemde adviezen binnen dertig dagen na ontvangst van het project, aan de academische overheid van de hogescholen gegeven.
Art. 6.Het educatieve, sociale en culturele project is een openbaar document dat online toegankelijk is en op verzoek wordt verstrekt door de academische overheid van de hogeschool.
Art. 7.§ 1. Wanneer de meerderheid van de vertegenwoordigers, hetzij stafleden, hetzij studenten, die zitting hebben in de Pedagogische raad van een hogeschool, van mening zijn dat de academische overheid van de hogeschool niet een of meer van de in het pedagogische project voorziene middelen implementeren, sociaal en cultureel, kan het een gemotiveerd verzoek indienen voor het bijeenroepen van de Pedagogische Raad bij het Directiecollege van de hogeschool. § 2. Het Directiecollege van de hogeschool roept de Pedagogische raad binnen vijftien dagen na ontvangst van het verzoek bijeen en brengt op de agenda het punt dat de oproeping heeft gemotiveerd. De Pedagogische Raad hoort de academische overheid van de hogeschool en geeft haar na de afsluiting van de debatten een met redenen omkleed advies over de naleving van de verbintenissen die zijn voorzien in het educatieve, maatschappelijke en culturele project. § 3. In het geval dat de Pedagogische Raad een negatief advies geeft, betekenen de academische overheid van de hogeschool binnen 15 dagen na ontvangst van deze een beslissing om het advies al dan niet te geven en de toezeggingen na te leven voorzien in het educatieve, sociale en culturele project. § 4. In geval van een negatieve beslissing, of het ontbreken van een beslissing door de academische overheid van de hogeschool, geeft de Pedagogische raad, via de directeur-voorzitter, de Regering een met redenen omkleed advies over het respecteren door de hogeschool van de toezeggingen in het educatieve, sociale en culturele project. Het advies moet de middelen vermelden die worden geboden in het educatieve, sociale en culturele project die niet zijn uitgevoerd door de academische overheid van de hogeschool en maatregelen voorstellen om dit te verhelpen. § 5. In voorkomend geval stelt de Regering de academische overheid van de hogeschool in kennis van een ingebrekestelling waarin wordt bepaald binnen welke termijn zij de in het pedagogisch, sociaal en cultureel project bedoelde middelen moet toepassen en de middelen voorstellen om deze te verhelpen. § 6. Indien de Regering na afloop van de ingebrekestelling constateert dat de academische overheid van de hogeschool in gebreke blijft de in de aanmaningsbrief vermelde middelen te respecteren, schort zij de betaling van de middelen van de werking van de hogeschool op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de hogescholen, georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, die bepaald was voor de eerste maand van het kwartaal volgend op de bovengenoemde bevinding.
TITEL II. - Juridische aard van de hogescholen
Art. 8.Elke inrichtende macht van een hogeschool bevindt zich in een van de volgende netwerken: 1 ° het netwerk van de Franse Gemeenschap, met inbegrip van de hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap; 2 ° het netwerk van het gesubsidieerd officieel onderwijs dat de hogescholen omvat die zijn georganiseerd door de provincies, de gemeenten, de verenigingen van gemeenten of andere juridische entiteiten van publiek recht; 3 ° het gesubsidieerd vrij onderwijsnetwerk dat de hogescholen omvat die door particulieren zijn georganiseerd.
Art. 9.Elke door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogeschool vormt een autonome boekhoudkundige administratieve dienst als bedoeld in artikel 2, lid 5, van het decreet van 20 december 2011 betreffende de organisatie van de begroting en de rekeningen van de diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap.
De hogescholen die deel uitmaken van het gesubsidieerde vrije onderwijsnetwerk en het gesubsidieerde officiële onderwijsnetwerk bestaan in de vorm van rechtspersonen. De hogescholen die onder de bevoegdheid van de organisatie van een enkele gemeente of een enkele provincie vallen, kunnen echter van deze verplichting afwijken.
De inrichtende machten van instellingen voor hoger onderwijs die hun eigendomsrecht op hun patrimonium hebben behouden door de daaraan verbonden verplichtingen te aanvaarden, plaatsen de elementen van dit patrimonium die noodzakelijk zijn voor de activiteit van de hogeschool ter beschikking van deze.
TITEL III. - Beheer van hogescholen HOOFDSTUK I. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de hogescholen die door de Franse Gemeenschap worden georganiseerd en gesubsidieerd EERSTE AFDELING. - Samenstelling van het Directiecollege Onderafdeling I. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 10.Het Directiecollege bestaat uit de directeurs en de directeur-voorzitter die het voorzitterschap bekleedt.
De samenstelling van het Directiecollege wordt voorgesteld, na advies van de lokale overlegorganen, door het beheersorgaan van de inrichtende macht, die deze aanneemt. Het Directiecollege vertegenwoordigt alle studiegebieden van de hogeschool.
Het maximumaantal directeurs mag niet groter zijn dan het aantal categorieën dat bestaat in de hogeschool op de dag van de inwerkingtreding van dit decreet, plus één.
Aan het einde van een ambtstermijn kan dit aantal worden herzien volgens de procedure van lid 2.
De directeuren zijn verantwoordelijk voor het beheer van onderwijs- en/of transversale opdrachten.
Art. 11.De methode om verkiezingen te organiseren, hetzij door stemming op de lijst, hetzij door individuele mandaten, wordt vastgesteld door de inrichtende macht na advies van de lokale overlegorganen en op voorstel van het beheersorgaan.
Art. 12.Na advies van de lokale overlegorganen en op voorstel van het beheersorgaan, stelt de inrichtende macht een ambtsprofiel vast voor elk ambt dat binnen het Directiecollege moet worden vervuld, met inbegrip van de verwachte competenties.
Voor de hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, bepaalt de raad van bestuur de ambtsprofielen van de directeurs.
Deze ambtsprofielen van de leden van het Directiecollege worden ter kennis gebracht van lokale overlegorganen.
Art. 13.Elk lid van het Directiecollege is gebonden aan zijn inrichtende macht door een opdrachtblad dat deel uitmaakt van het profiel van het ambt. Dat opdrachtblad is mede opgesteld door de inrichtende macht en de aangewezen directeur. Het stelt individuele doelstellingen en kan in een individueel trainingsplan voorzien.
De inrichtende macht informeert de lokale overleginstantie over de specifieke opdrachten die aan elke directeur zijn toegewezen.
Halverwege de looptijd voert de inrichtende macht een formatieve evaluatie uit met de directeur van de implementatie van het opdrachtblad en geeft mogelijk advies voor de voortzetting van de ambtstermijn.
Art. 14.Wanneer in het opdrachtblad in een opleidingsplan is voorzien, moet het lid van het betrokken Directiecollege uiterlijk halverwege de looptijd verslag uitbrengen aan zijn inrichtende macht, anders verliest hij zijn geschiktheid voor een toekomstige ambtstermijn. De Regering kan de assen vaststellen die ten minste moeten worden gedekt door de opleidingen, die ofwel in netoverschrijding, ofwel door de netwerken, ofwel op initiatief van de hogescholen worden georganiseerd.
Art. 15.De ambtstermijn van de directeur-voozitter en de directeuren bedraagt vijf jaar en kan worden verlengd.
Het Directiecollege stelt aan de inrichtende macht de benoeming van een vice-directeur-voorzitter voor ter vervanging van de directeur-voorzitter in het geval van een korte afwezigheid.
In geval van afwezigheid van lange duur, wordt een plaatsvervanger aangewezen door het beheersorgaan, op voorstel van het Directiecollege, tot de terugkeer van de titularis.
De directeur-voorzitter en de directeuren kunnen een gedeeltelijke leeropdracht uitoefenen ten belope van een maximum van twee tienden van een opdracht.
Het mandaat van directeur-voorzitter is onverenigbaar met een mandaat van directeur, maar de Regering kan van deze onverenigbaarheid op met redenen omkleed verzoek van de academische overheid van de hogeschool afwijken. Dit verzoek moet het advies van lokale overlegorganen bevatten.
Art. 16.Het Directiecollege legt verslagen voor aan het beheersorgaan met betrekking tot weigeringen van registratie, het slagen van studenten, de toewijzing van personeel en het gebruik van pedagogische middelen.
Onderafdeling II. - Aanwijzingsproces voor Collegeleden per lijst
Art. 17.§ 1. Wanneer de verkiezing door een lijst wordt georganiseerd, worden de directeur-voorzitter en directeuren van de kandidaten voor een verkiezing op een lijst voorgedragen, op basis van een vijfjarig strategisch plan. § 2. Met het oog op de verkiezing van het Directiecollege, wordt door de academische overheid een oproep gedaan gedurende de zesde maand voorafgaand aan het verstrijken van de ambtstermijn van de huidige directeur-voorzitter.
De oproep bepaalt het aantal en de aard van de mandaten die moeten worden vervuld. Deze oproep specificeert de voorwaarden voor het opnemen op de lijst van externe kandidaten. § 3. Tenzij naar behoren gemotiveerde uitzondering, benoemt de inrichtende macht de directeur-voorzitter en de directeurs die op de lijst voorkomen en die meer dan 50 % van de uitgebrachte stemmen hebben behaald. Als geen enkele lijst meer dan 50 % van de uitgebrachte stemmen heeft behaald, wordt een tweede ronde georganiseerd om te beslissen tussen de twee lijsten die in de eerste ronde de meeste stemmen behaalden.
Aan het einde van deze tweede ronde benoemt de inrichtende macht de directeur-voorzitter en de directeurs die op de lijst verschijnen die de meeste stemmen heeft behaald.
Als er slechts één lijst wordt gepresenteerd bij de verkiezing en er niet meer dan 50 % van de uitgebrachte stemmen wordt behaald, wordt onmiddellijk door de academische overheid een nieuwe interne oproep gedaan.
Aan het einde van deze tweede oproep benoemt de inrichtende macht, als een of meer andere lijsten bij de verkiezing worden gepresenteerd, de directeur-voorzitter en de directeurs die op de lijst verschijnen die de meeste stemmen heeft behaald.
Als de lijst enig blijft, benoemt de inrichtende macht de directeur-voorzitter en de directeurs die op de lijst voorkomen.
Art. 18.Wanneer een lopende ambtstermijn afloopt vóór het verstrijken van de termijn, wordt een vervanger benoemd door de inrichtende macht, op voorstel van het beheersorgaan, tot het einde van de lopende ambtstermijn.
Onderafdeling III. - Aanwijzingsproces voor individuele mandaten
Art. 19.Wanneer de mandaten individueel zijn, doet de academische overheid uiterlijk zes maanden vóór het aflopen van elk in te vullen mandaat een oproep.
Voor elke te vervullen termijn, bepaalt de academische overheid, na het advies van de lokale overleginstantie te hebben ingewonnen, het interne of externe karakter van deze oproep.
Als er intern geen kandidaat is of als er slechts één kandidaat aanwezig is, kan een externe oproep opnieuw worden gestart.
Art. 20.De directeur-voorzitter wordt benoemd door de inrichtende macht die hem kiest uit een lijst die resulteert uit de stemming van alle personeelsleden van de hogeschool, een van de eerste drie kandidaten.
Deze lijst vermeldt de kandidaten in volgorde van het aantal behaalde stemmen.
Als de kandidaat enig is, is er een stemming voor of onthouding.
Een aanwijzingsprocedure kan worden vastgesteld door de inrichtende macht, na advies van de lokale overlegorganen.
Wanneer de inrichtende macht niet de kandidaat benoemt die de meeste stemmen heeft behaald, deelt zij elke gegadigde de redenen voor haar keuze mee met betrekking tot de criteria die zijn vastgelegd in de overeenkomstig het vorige lid vastgestelde procedure.
Art. 21.Een directeur wordt aangesteld door de inrichtende macht die ervoor kiest uit een lijst die voortvloeit uit de stemming van de personeelsleden van het gebied of de betrokken studierichting, of uit alle personeelsleden van de hogeschool als het ambtsprofiel transversaal is, een van de eerste drie kandidaten.
Deze lijst vermeldt de kandidaten in volgorde van het aantal behaalde stemmen.
Als de kandidaat enig is, is er een stemming voor of onthouding.
Een interne benoemingsprocedure kan worden vastgesteld door de inrichtende macht, na advies van de lokale overlegorganen.
Wanneer de inrichtende macht niet de kandidaat benoemt die de meeste stemmen heeft behaald, deelt zij elke gegadigde de redenen voor haar keuze mee met betrekking tot de criteria die zijn vastgelegd in de overeenkomstig het vorige lid vastgestelde procedure.
Art. 22.Wanneer een lopende termijn eindigt vóór het laatste jaar van de ambtstermijn, worden er nieuwe verkiezingen gehouden.
Onderafdeling IV. - Voorwaarden om stemmer te zijn
Art. 23.§ 1. Voor de verkiezing van het Directiecollege per lijst, voor de verkiezing van de directeur-voorziter in het geval van een individueel mandaat en voor de verkiezing van een transversale directeur, zijn de kiezers alle leden van het personeel van de hogeschool.
Voor de toepassing van het vorige lid worden alleen die personeelsleden die op de sluitingsdatum van de kiezerslijst ten minste een tiende deel van een volledig lesschema op de hogeschool uitvoeren, in aanmerking genomen. Elke medewerker of een persoon die een contractuele relatie heeft met de hogeschool tijdens elk van de drie academiejaren voorafgaand aan de sluitingsdatum van de kiezerslijst, wordt beschouwd als een lid van het personeel. § 2. Voor de verkiezing van een directeur van een gebied of departement, worden alleen personeelsleden die ten minste een tiende van een volledige opdracht op het gebied of de afdeling van de hogeschool verrichten, in aanmerking genomen, op de sluitingsdatum van de lijsten van kiezers. Elke medewerker of een persoon die een contractuele relatie heeft met de hogeschool tijdens elk van de drie academiejaren voorafgaand aan de sluitingsdatum van de kiezerslijst, wordt beschouwd als een lid van het personeel. § 3. Een personeelslid heeft recht op slechts één stem.
Volmachtstemmen is verboden. Afdeling II. - Adjunct-directeuren en bestuursdirecteurs
Art. 24.§ 1. Een adjunct-directeur kan verantwoordelijk zijn voor het pedagogisch en/of administratief beheer van een site, de educatieve coördinatie van een of meer cursussen, of vakoverschrijdende taken om onderwijsdoeleinden.
Hij werkt onder het hiërarchische gezag van een directeur of de directeur-voorzitter, en de personeelsleden die met hem werken zijn, in de uitoefening van zijn ambt, onder zijn functionele autoriteit.
Het maximumaantal adjunct-directeuren wordt vastgesteld door het beheersorgaan na lokaal overleg.
Aan het einde van een termijn kan dit aantal worden herzien. § 2. Op voorstel van het beheersorgaan en na advies van de lokale overlegorganen, lanceert de academische overheid een interne of externe oproep om een of meer adjunct-directeursposten toe te kennen, met vermelding van de ambtsprofielen.
Het ambt van adjunct-directeur wordt opgericht en de toegangsvoorwaarden worden vastgelegd in artikel 5 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen.
Het ambt van adjunct-directeur is niet-verkiesbaar. De adjunct-directeur wordt, na raadpleging van de lokale overlegorganen en op voorstel van het beheersorgaan, door de inrichtende macht benoemd voor een hernieuwbare periode van vijf jaar.
Tijdens de uitoefening van zijn ambt blijft hij onderworpen aan de wettelijke regels met betrekking tot het ambt waarin hij is aangesteld.
Adjunct-directeuren zijn geen lid van het Directiecollege en hun opdracht is splitsbaar in 5/10 opdrachtfracties.
De Regering bepaalt het geldelijk statuut van de adjunct-directeuren.
Art. 25.Er wordt een ambt van bestuursdirecteur opgericht. In elke school wordt het maximale aantal directeuren, evenals hun specifieke opdrachten, vastgesteld door het beheersorgaan, na overleg met de lokale overlegorganen.
De Regering bepaalt het geldelijk statuut van het ambt van bestuursdirecteur. Afdeling III. - Departementsraden
Art. 26.Elke hogeschool richt departementen op, hetzij per studiegebied hetzij gebiedoverschrijdend.
De oprichting van de departementen wordt door het beheersorgaan aan de inrichtende macht voorgesteld.
Departementen hebben een Departementsraad die wordt voorgezeten door een directeur of een adjunct-directeur.
De Departementsraad geeft adviezen, hetzij op eigen initiatief of op verzoek van het beheersorgaan of van het Directiecollege over zaken met betrekking tot het departement, inzonderheid op: - de ontwikkeling of wijziging van de studieprogramma's; - elk verzoek om een nieuw curriculum aan te maken of te openen; - het bepalen van de opdrachten van personeelsleden en het schema van cursussen en examens; - de aanwerving, benoeming of ontslag van personeelsleden; - de aanwijzing van de uitgenodigde hoogleraren.
In overeenstemming met het tuchtreglement en de beroepsprocedures, zoals omschreven in het studiereglement van de hogeschool, brengt de Departementsraad advies aan het Directiecollege over de tuchtrechtelijke sancties die uitgesproken moeten worden ten laste van studenten. Afdeling IV. - Medisch adviseur
Art. 27.In de hogescholen, die een of meer cursussen van leergebieden 14, 15 of 16 organiseren, zoals gedefinieerd in artikel 83 van het decreet van 7 november 2013, is een arts, geregistreerd bij de Orde der Artsen, tot Medisch adviseur benoemd en is belast met het wetenschappelijke toezicht. Afdeling V. - Samenstelling van de Maatschappelijke Raad, de
Pedagogische Raad en de Departementsraad
Art. 28.In de hogescholen georganiseerd en gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap: 1 ° vertegenwoordigen ten minste een kwart van de leden van de Maatschappelijke Raad en de Departementsraad de personeelsleden; 2 ° vertegenwoordigt ten minste een derde van de leden van de Pedagogische Raad de personeelsleden; 3 ° vertegenwoordigen ten minste de helft van de leden van de Maatschappelijke Raad de studenten; 4 ° vertegenwoordigen ten minste een vijfde van de leden van de Departementsraad de studenten; 5 ° vertegenwoordigt ten minste een derde van de leden van de Pedagogische Raad de studenten. HOOFDSTUK II. - Beheer van de Hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap
Art. 29.De hogescholen, georganiseerd door de Franse Gemeenschap worden beheerd door een Raad van Bestuur en zijn voorzien van een Directiecollege, een Pedagogisch Raad, één of meer Departementsraad(en)en een Maatschappelijke Raad.
Het Directiecollege zorgt voor de uitvoering van de beslissingen van de Raad van Bestuur neemt beslissingen waarvoor hij de delegatie ontvangen heeft en zorgt voor permanent beheer.
De Pedagogische Raad wordt geraadpleegd door de raad van bestuur of het Directiecollege op vragen over het gebruik van pedagogische middelen.
De Maatschappelijke Raad wordt door de raad van bestuur of het Directiecollege geraadpleegd over elke kwestie met betrekking tot de materiële en sociale omstandigheden van de studenten. Het is zijn verantwoordelijkheid om, in overleg met de raad van bestuur van de hogeschool, fondsen te beheren die beschikbaar zijn voor de sociale behoeften van studenten in overeenstemming met de bepalingen van titel IV van dit decreet.
De Departementsraad wordt door de raad van bestuur of het Directiecollege geraadpleegd over elke vraag die specifiek is voor het departement.
Art. 30.De Raad van Bestuur is samengesteld uit: 1 ° de directeur-voorzitter; 2 ° directeurs; 3° vier personeelsleden van de hogeschool, vast of tijdelijk benoemd voor een onbepaalde duur met ten minste zes jaar anciënniteit, die de vakbondsorganisaties vertegenwoordigen die in het Sector IX-comité zetelen in verhouding tot hun belang in de hogeschool, waarbij elke organisatie ten minste één mandaat heeft, en die door de bedoelde vakbondsorganisaties aan de Regering worden voorgesteld; 4 ° een vertegenwoordiger van het meester-, vak- en dienstpersoneel, gekozen door het betrokken personeel uit zijn midden; 5 ° een vertegenwoordiger van het administratief personeel, benoemd op permanente basis, gekozen door het betrokken personeel uit zijn midden; 6 ° twee personen gekozen door de Regering, rekening houdend met hun bijzondere bekwaamheden in een professionele sector in verband met de georganiseerde studies, en voorgesteld door de leden van de Raad van Bestuur bedoeld in 1°, 2° en 3° op een dubbele lijst; 7° vier door de Regering gekozen personen, die maatschappelijke belangengroepen vertegenwoordigen, waarvan de helft wordt voorgesteld door interprofessionele vakbondsorganisaties en de helft door werkgeversorganisaties; 8 ° studenten die de onderwijsgebieden vertegenwoordigen, tot een maximum van ten minste 20 procent van de leden van de Raad van Bestuur.
De leden bedoeld in 8° hebben een plaatsvervanger. Deze laatste vervangt het werkend lid in geval van afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van het studentenstatuut van dit laatste.
De leden bedoeld in 3° en 7° worden door de Regering benoemd voor een periode van vijf jaar. Elk van deze leden heeft een plaatsvervanger die op dezelfde wijze door de Regering wordt benoemd. Deze laatste vervangt het werkend lid in geval van afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van de hoedanigheid die zijn mandaat rechtvaardigde.
De leden bedoeld in 6° worden door de Regering benoemd voor een periode van vijf jaar.
De in 4° en 5° bedoelde leden hebben elk een plaatsvervanger die door de betrokken personeelsleden uit hun midden wordt gekozen. Zij vervangen de gewone leden in geval van afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van hun mandaat.
De mandaten zijn hernieuwbaar.
Art. 31.Voor de door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogescholen bepaalt de Regering de samenstelling en de werkwijze van de Pedagogische Raad, de Maatschappelijke Raad en de Departementsraad, alsmede de wijze van benoeming en werkwijze van de raad van bestuur. HOOFDSTUK III. - Beheer van door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde hogescholen
Art. 32.De door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde hogescholen worden beheerd door beheersorganen en voorzien van adviesorganen, opgericht en ingesteld door hun inrichtende machten.
Elke hogeschool heeft ten minste één beheersorgaan, een Directiecollege, een Pedagogische raad en een Maatschappelijke Raad.
Het Directiecollege is verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissingen van het beheersorgaan, het nemen van de beslissingen waarvoor het delegatie heeft gekregen en het dagelijks bestuur.
De Pedagogische raad wordt door het beheersorgaan en het Directiecollege geraadpleegd over alle vragen met betrekking tot het gebruik van pedagogische middelen.
De Maatschappelijke Raad wordt geraadpleegd door het beheersorgaan of door het Directiecollege over elke vraag met betrekking tot de materiële en sociale omstandigheden van studenten. Hij is in het bijzonder verantwoordelijk voor het beheer, in overleg met de beheersorganen van de hogeschool, van de middelen die beschikbaar zijn voor de sociale behoeften van studenten, in overeenstemming met de bepalingen van titel IV van dit decreet.
Binnen het beheersorgaan is minstens een kwart van de personeelsleden vertegenwoordigd en is de vertegenwoordiging van studenten gewaarborgd overeenkomstig artikel 21 van het decreet van 21 september 2012 betreffende de deelneming en studentenvertegenwoordiging in het onderwijs.
Een kandidaat kan niet worden uitgesloten vanwege zijn hoedanigheid als vakbondsafgevaardigde. HOOFDSTUK IV. - Noodprocedure voor het beheer van de hogescholen
Art. 33.Wanneer de financiële situatie van een hogeschool of de naleving van wetten, decreten en reglementen dit vereisen, kan de inrichtende macht eisen dat het betrokken beheersorgaan binnen de door haar vastgestelde termijn beraadslaagt over elke vraag die zij stelt.
Wanneer het beheersorgaan bij het verstrijken van de termijn geen beslissing heeft genomen of wanneer de inrichtende macht de beslissing van die instantie niet steunt, kan de inrichtende macht het besluit nemen in plaats van het beheersorgaan.
Art. 34.§ 1. Wanneer de financiële situatie van de hogeschool of de naleving van wetten, decreten en reglementen dit vereisen, kan de inrichtende macht een voorlopige bestuurder en/of een begeleidend comité aanwijzen.
De voorlopige bestuurder en het begeleidend comité oefenen hun opdrachten uit zonder afbreuk te doen aan die van de Regeringscommissaris. Hun opdrachten zijn complementair. § 2. De voorlopige bestuurder is geen lid van het personeel van de hogeschool en heeft geen functioneel of persoonlijk belang bij het beheer ervan.
Hij wordt benoemd voor een periode van maximaal één jaar, die eenmaal kan worden verlengd indien uitzonderlijke omstandigheden een dergelijke verlenging rechtvaardigen. De inrichtende macht kan zijn opdracht te allen tijde beëindigen.
Binnen de door de inrichtende macht gestelde grenzen vervangt de voorlopige bestuurder de beheersorganen van de hogeschool, de directeur-voorzitter en/of de directeurs.
Eenmaal per maand brengt de voorlopige bestuurder aan het beheersorgaan verslag uit over de maatregelen die hij voornemens is te nemen in de uitoefening van zijn ambt. § 3 Het begeleidend comité is een collegiaal orgaan dat bestaat uit minstens twee personen die niet tot het personeel van de hogeschool behoren en die geen functioneel of persoonlijk belang hebben bij het beheer van de hogeschool. Het wordt benoemd voor een periode van maximaal één jaar. De inrichtende macht kan zijn opdracht te allen tijde beëindigen.
Het begeleidend comité kan met de volgende opdrachten worden belast: 1° een adviserende opdracht en administratieve en organisatorische ondersteuning van de beheersorganen van de hogeschool, de directeur-voorzitter en/of de directeurs;2° een toezichtsopdracht op alle of een deel van de opdrachten van de beheersorganen van de hogeschool, de directeur-voorzitter en/of de directeurs;3° een informatieopdracht voor de inrichtende macht over het geheel of een deel van het beheer en de werking van de hogeschool, alsook over de toestand van haar vermogen; 4 ° een administratieve onderzoeksopdracht.
In het in 2° bedoelde geval leggen de inrichtende macht, de beheersorganen, de directeur-voorzitter en/of de categoriedirecteurs, binnen de grenzen en onder de voorwaarden bepaald door de inrichtende macht, hun beslissingen ter voorafgaande goedkeuring voor aan het begeleidend comité. § 4 Tijdens de duur van hun opdracht brengen de voorlopige bestuurder en het begeleidend comité aan de inrichtende macht verslag uit over de voortgang van hun opdracht.
Na afloop van hun opdracht zenden de voorlopige bestuurder en het begeleidend comité een schriftelijk verslag over de voortgang van hun opdracht en de financiële situatie van de hogeschool aan de inrichtende macht. § 5. Bij de uitoefening van hun opdrachten hebben de voorlopige bestuurder en het begeleidend comité toegang tot alle documenten, ongeacht de drager ervan, met betrekking tot het beheer en de werking van de hogeschool, haar diensten en haar vermogen.
De leden van de beheersorganen, de directeur-voorzitter, de directeurs en de personeelsleden van de hogeschool werken samen met het begeleidend comité en de voorlopige bestuurder.
In het kader van de uitoefening van de in lid 3, 4°, bedoelde opdrachten houdt het begeleidend comité hoorzittingen overeenkomstig het beginsel van hoor en wederhoor en stelt het notulen op. Het begeleidend comité informeert de leden van de beheersorganen, de directeur-voorzitter, de directeurs en de personeelsleden van de hogeschool die in dit verband zijn gehoord, dat ze niet verplicht zijn om mee te werken als zij erbij betrokken kunnen zijn. § 6. De voorlopige bestuurder geniet het geldelijk statuut van directeur-voorzitter. § 7. Voor door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogescholen wordt het Parlement van de Franse Gemeenschap in kennis gesteld van de benoeming van een voorlopige bestuurder en/of het in § 1 bedoelde begeleidend comité. HOOFDSTUK V. - Beheer van de hogescholen in geval van fusie
Art. 35.§ 1. In geval van een fusie tussen hogescholen kan het fusievoorstel bedoeld in artikel 62 van het decreet van 5 augustus 1995 tot vaststelling van de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, bepalen dat een of meer directeurs-voorzitters, directeurs van de gefuseerde hogescholen hun mandaat binnen de uit de fusie ontstane hogeschool voltooien. Indien dit niet het geval is, vindt de aanwijzing plaats overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk I van Titel III van dit decreet.
Als meerdere directeuren-voorzitters of directeuren aldus hun mandaat behouden, bepaalt het fusievoorstel ook de nadere regels voor de uitoefening van deze mandaten, op voorwaarde dat alle voorrechten van de directeurs-voorzitters en directeurs bedoeld in de decreets- en reglementaire bepalingen niet tegelijkertijd door verschillende mandaathouders kunnen worden uitgeoefend. Het fusievoorstel kan echter voorzien in de deelname van deze mandaathouders aan de raad van bestuur, het beheersorgaan of het Directiecollege.
Het kan ook, voor een maximale periode van 5 jaar, een weging van stemmen bij het Directiecollege bepalen. § 2. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing in geval van overdracht.
TITEL IV. - Sociale subsidies
Art. 36.§ 1. De Franse Gemeenschap komt tussenbeide, door middel van jaarlijkse toelagen die sociale subsidies worden genoemd, voor de financiering van de sociale behoeften van de studenten. § 2. De sociale subsidies bedoeld in § 1 worden berekend op basis van het aantal studenten dat in aanmerking komt voor financiering op 1 februari van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Tot en met het begrotingsjaar 2018, wordt aan dit bedrag het in artikel 21quater, § 3, a), bedoelde bedrag, van het besluit van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde hogescholen, toegevoegd.
Vanaf het begrotingsjaar 2019 wordt een bedrag van 380,64 euro per student toegekend voor de eerste 2500 studenten en 253,10 euro per student boven 2500. Vanaf het jaar 2019 worden deze bedragen jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de volgende formule: prijsindexcijfer voor januari van het bedoelde begrotingsjaar/ prijsindexcijfer van de maand januari van het begrotingsjaar 2013.
Voor de jaren 2019-2021 zijn de bedragen per student verkregen met toepassing van beide voorgaande leden toegekend ten belope van 40 % in 2019, 60 % in 2020 en 80 % in 2021. § 3. Sociale subsidies zijn onderworpen aan driemaandelijkse vereffeningen.
Art. 37.De in artikel 36 bedoelde sociale subsidies moeten worden gebruikt om de volgende doeleinden: de werking van de Studentenraad op grond van artikel 10 van het decreet van 21 december 2012 met betrekking tot de deelneming en studentvertegenwoordiging in het hoger onderwijs, directe of indirecte sociale bijstand aan studenten, sociale diensten, oriëntatiediensten, studentenrestaurants en -huizen, bijdragen aan de bouw, modernisering, uitbreiding en verbouwing van de gebouwen die aan deze doelen zijn toegewezen.
De Regering vult deze lijst aan en stelt minima en plafonds vast voor het gebruik van elk van de in lid 1 genoemde categorieën, in overeenstemming met lid 3.
De in artikel 36 bedoelde sociale subsidies dienen inzonderheid voor de uitvoering van het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusieve hoger onderwijs binnen de in artikel 31 van het decreet vastgestelde perken.
Met de academische criteria kan geen rekening worden gehouden bij de toelaatbaarheid en toelating van studenten tot de door de Sociaal Raad verleende hulp.
Art. 38.Vóór 1 december stelt de Maatschappelijke Raad een begroting op voor het volgende begrotingsjaar, na advies van de studentenraad.
Het budget maakt een onderscheid tussen de verrichtingen ten laste van de toewijzingen van het lopende begrotingsjaar en die voor de saldi van de vorige begrotingsjaren.
De Maatschappelijke Raad houdt een volledige boekhouding bij. Hij dient de boekhouding en rekeningen in bij een bedrijfsrevisor.
Hij dient bij de Regering vóór 31 maart de jaarrekeningen van het vorige begrotingsjaar en een jaarverslag in.
Dit jaarverslag bevat: 1 ° een verantwoording voor het financiële beheer van het vorige fiscale jaar; 2 ° een overzicht van het aantal personeelsleden; 3 ° een inventaris van het erfgoed; 4 ° het verslag van de bedrijfsrevisor of de aangewezen ontvanger; 5 ° een verslag over de precieze toewijzing van de tegemoetkoming van de Franse Gemeenschap. 6 ° een verklaring van het beleid van de Sociaal Raad bij het gebruik van sociale subsidies; 7 ° de criteria voor het verlenen van financiële bijstand aan studenten; 8 ° een beschrijving van de juridische, oriëntatie- en plaatsingsdiensten voor studentenwerk verricht in het kader van het gebruik van sociale subsidies; 9 ° mogelijke samenwerking met andere hogescholen of academische instellingen op het gebied van sociale diensten.
Art. 39.De Sociale raden van verschillende instellingen voor hoger onderwijs, in de zin van artikel 1 van het decreet van 7 november 2013, kunnen tot 30 % van hun sociale subsidies samenbrengen om gezamenlijke projecten te kunnen uitvoeren of om bepaalde uitgaven te mutualiseren of te optimaliseren. Voor het beheer van deze uitgaven delegeert elke Maatschappelijke Raad een vertegenwoordiger van het leidinggevend personeel en een vertegenwoordiger van het onderwijzend personeel en twee vertegenwoordigers van de studenten die zitting hebben in een Inrichtingsoverschrijdende Maatschappelijke Raad. De door deze Inrichtingsoverschrijdende Maatschappelijke Raad aangenomen standpunten kunnen worden afgewezen door een meerderheidstemming van een van de sociale partnerraden.
Art. 40.Wanneer het bedrag van de reserves van de Maatschappelijke Raad meer bedraagt dan tweemaal het bedrag aan sociale subsidies toegekend in het vorige begrotingsjaar, wordt het bedrag dat dit bedrag overschrijdt, afgetrokken van de volgende toewijzingen en betaald aan het Fonds voor studentenmobiliteit binnen van de Europese ruimte voor hoger onderwijs opgericht bij het decreet van 19 mei 2004 tot oprichting van een Fonds voor studentenmobiliteit in de Europese ruimte voor hoger onderwijs.
Art. 41.Individuele dossiers die door studenten aan de Maatschappelijke Raad worden voorgelegd, worden anoniem behandeld.
De leden van de Maatschappelijke Raad zijn gebonden bij de uitoefening van hun mandaat aan het beroepsgeheim wanneer zij individuele verzoeken van studenten onderzoeken.
De Maatschappelijke Raad wijst één of meerdere referentiepersonen aan.
Deze persoon is verantwoordelijk voor het verwerken van de door de studenten geïntroduceerde aanvraagdossiers van de Maatschappelijke Raad. Ze zorgt ervoor dat de bestanden of hun samenvatting, ter beslissing aan de Maatschappelijke Raad overgezonden, geen persoonsgegevens bevatten om te vermijden dat de student direct zou worden geïdentificeerd. De referentiepersoon kan geen lid zijn van de Maatschappelijke Raad en is gebonden aan het beroepsgeheim.
TITEL V. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen HOOFDSTUK I. - Wijzigingen van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen
Art. 42.In artikel 37bis, lid 2, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, wordt het 2 ° aangevuld met de woorden "of een instelling voor hoger onderwijs voor sociale promotie".
Art. 43.In artikel 61, § 2, van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 ° de woorden "een categorie, afdeling of subafdeling" worden vervangen door de woorden "een departement of leerplan"; 2 ° de woorden "van de categorie, van een afdeling of van een subafdeling" worden vervangen door de woorden "van een departement of een cursus"; 3 ° § 2 wordt aangevuld met de woorden "of in de academische polenoverschrijdende zone".
Art. 44.In artikel 62 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: (a) in § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 ° in lid 1 worden de woorden "overheden" vervangen door de woorden "academische overheden"; 2 ° in lid 1 worden de woorden "bedoeld in de artikelen 65 en 69" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel 35 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen "; 3 ° lid 2, worden de woorden " overheden " vervangen door de woorden "academische overheden ". (b) in § 2 worden de woorden " overheden " vervangen door de woorden "academische overheden ".
Art. 45.In artikel 63 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht: (a) in § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1 ° in 1 °, worden de woorden "artikel 6" vervangen door de woorden "artikel 4 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen "; 2 ° in 2 ° worden de woorden "artikel 7" vervangen door de woorden "artikel 11 van voornoemd decreet van 21 februari 2019 "; 3 ° bij 7 ° worden de woorden "van de gebieden en" ingevoegd tussen de woorden "denominatie" en "van de afdelingen"; 4 ° punt 9 ° wordt aangevuld met de woorden "en het maximumaantal directeuren van de gefuseerde instelling. Dit maximumaantal kan de toevoeging van het aantal directeuren van de gefuseerde instellingen niet overschrijden"; 5 ° punt 11 ° wordt afgeschaft; 6 ° punt 12 ° wordt afgeschaft; 7 ° punt 13 ° wordt aangevuld met de woorden "evenals het aantonen van de financiële levensvatbaarheid van de voorgestelde fusie, met name door middel van een meerjarige begrotingsprognose en de voordelen"; (b) § 2 wordt vervangen door: " § 2.Het overdrachtsvoorstel onder hogescholen omvat: 1 ° het educatieve, sociale en culturele project bedoeld in artikel 4 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen, van de "afstaande hogeschool" zoals gewijzigd als gevolg van de overdracht; 2 ° de adviezen bedoeld in artikel 11 van bovengenoemd decreet van 21 februari 2019; 3 ° na de overdracht, een overzicht van de verdeling van de bevolking per leerplan, per type hoger onderwijs en per vestiging; 4 ° het aantal en de benaming van de gebieden en departementen; 5 ° indien van toepassing, wijzigingen in de samenstelling van de nieuwe inrichtende macht; 6 ° de samenstelling en bevoegdheden van de beheers- en overlegorganen na de overdracht; 7 ° alle overeenkomsten die zijn gesloten tussen de hogescholen en, waar van toepassing, met of tussen de inrichtende machten van de hogescholen zonder rechtspersoonlijkheid, met betrekking tot de overdracht van rechten en verplichtingen aan de "afstaande hogeschool" met inbegrip van overeenkomsten met derde partijen en, waar van toepassing, met betrekking tot het ter beschikking stellen aan de "afstaande hogeschool" van de activa van de inrichtende macht van de "aannemende hogeschool"; 8 ° de financiële voordelen en het aantonen van de financiële levensvatbaarheid van het overdrachtsvoorstel; 9 ° pedagogische voordelen; 10 ° het advies van de lokale overlegorganen. " HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen
Art. 46.In artikel 5 van het decreet van 25 juli 1996 betreffende de opdrachten en betrekkingen in de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) aan het einde van het eerste lid worden de woorden "en niet-electieve" toegevoegd; b) in punt C.1 wordt het woord "categorie" geschrapt; c) een punt toegevoegd "D.Niet-electief ambt: adjunct-directeur.
Het ambt van de adjunct-directeur is beschikbaar voor meesters praktische opleiding, de hoofdmeesters praktische opleiding, meester-assistenten, docenten, werkleiders, hoofdleraren en hoofden van studiebureaus, alsook de leden van het administratief personeel van niveau 1, die vast benoemd zijn. ".
Art. 47.In artikel 7, § 1, leden 5, 6 en 7, van hetzelfde decreet, worden de woorden " categoriale", "categoriaal" of "categoriële" telkens geschrapt.
Art. 48.Artikel 15 van hetzelfde decreet wordt vervangen door: "Art. 15. De inrichtende macht mag niet tot een verkiesbaar ambt van directeur-voorzitter of directeur een kandidaat aanwijzen die niet voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1 ° benoemd of permanent in dienst zijn voor een of meer van de volgende ambten: universitair meester-assistent, docent, werkleider, hoogleraar, hoofd van een studiebureau; 2 ° benoemd worden of permanent in dienst zijn als lid van het administratief personeel van niveau 1. "
Art. 49.Artikel 16 van hetzelfde decreet wordt vervangen door: "
Art. 16.De directeur-voorzitter of de directeur die voor ten minste twee termijnen is benoemd en die op het einde van de laatste ambtstermijn ten minste 55 jaar oud is, geniet tot het einde van zijn loopbaan het barema van werkleider. ».
Art. 50.Artikel 44 van hetzelfde decreet wordt opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen
Art. 51.In artikel 1 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) bij 1°, b), worden de woorden "decreet van 5 augustus 1995 tot vaststelling van de algemene organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen" vervangen door " decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen ";b) punt 6 ° wordt vervangen door de volgende tekst: "6. hogeschooloverheden: de hogeschooloverheden bedoeld in artikel 2, 2 °, van het decreet worden genoemd; "; c) punt 7 ° wordt vervangen door: "7 ° Departement: afdeling bedoeld in artikel 2, 3 ° van het decreet;"; d) 8 ° wordt geschrapt;e) 9 ° wordt geschrapt;f) 10 ° wordt geschrapt;g) punt 15 ° wordt vervangen door: "15 ° netwerk: een van de netwerken bedoeld in artikel 8 van het decreet.".
Art. 52.In artikel 21quater, § 3 a), van hetzelfde decreet, worden de woorden "Dit product is een aanvulling op het bedrag van de in artikel 89 van het decreet bedoelde sociale subsidies; "vervangen door" Tot en met tijdens het begrotingsjaar 2018, is dit product een aanvulling op het bedrag van de in artikel 36 van het decreet bedoelde sociale subsidies. Vanaf het begrotingsjaar 2019 is dit product opgenomen in het bedrag aan sociale subsidies en wordt het niet langer toegekend volgens het mechanisme van dit artikel; ".
Art. 53.De artikelen 29, lid 5, 34bis, lid 3, b) en 41, lid 6, van hetzelfde decreet, worden de woorden "categoriaal" telkens opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Wijzigingen van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap
Art. 54.Artikel 2 van het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, wordt als volgt gewijzigd: a) punt 7 ° wordt vervangen door: "7 ° Decreet van 21 februari 2019: decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs aan hogescholen;"; b) punt 11° wordt vervangen door: "11 ° Hogeschool: hogeschool als bedoeld in artikel 11 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van studies;"; c) punt 12 ° wordt vervangen door: "12 ° Hogeschool van de Franse Gemeenschap: een hogeschool die behoort tot het netwerk van de Franse Gemeenschap als omschreven in artikel 8 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; d) 13 ° wordt vervangen door: "13 ° Gesubsidieerde officiële hogeschool: hogeschool die behoort tot het gesubsidieerde officiële onderwijsnetwerk bepaald in artikel 8 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; e) punt 14° wordt vervangen door: "14 ° Gesubsidieerde vrije hogeschool: hogeschool die behoort tot het gesubsidieerde vrij onderwijsnetwerk bepaald in artikel 8 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; f) punt 15° wordt vervangen door: "15 ° Inrichtende macht: inrichtende macht gedefinieerd in artikel 2, 6 ° van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; g) punt 16 ° wordt vervangen door: "16 ° Hogeschooloverheid: de overheid van de hogeschool gedefinieerd in artikel 2, 1 °, van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; h) punt 17° wordt vervangen door: "17 ° Raad van bestuur: instantie bedoeld in artikel 2, 1 °, b) van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; i) punt 18 ° wordt vervangen door: "18 ° Beheersorgaan: orgaan bedoeld in artikel 2, 5 °, decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; j) punt 19 ° wordt vervangen door: "19 ° Directiecollege: instantie zoals gedefinieerd in artikel 10 van het decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen.".
Art. 55.In de artikelen 41, § 1, 2 °, 52, lid 3, 144, § 1, 2 °, 225, § 1, 2 °, van hetzelfde decreet worden de woorden "categoriaal" telkens opgeheven.
Art. 56.In artikel 173 van hetzelfde decreet worden de woorden "voor elke categorie" vervangen door de woorden "voor elke onderwijssector".
Art. 57.In hetzelfde decreet worden de woorden "decreet van 5 augustus 1995" overal vervangen door de woorden "decreet van 21 februari 2019". HOOFDSTUK V. - Wijzigingen aan het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen
Art. 58.In artikel 59, eerste lid, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen, worden de woorden " Wordt toegevoegd aan dit bedrag, het bedrag bedoeld bij artikel 4, § 4, a), van het decreet van 20 juli 2005 betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs" vervangen door de woorden "Tot en met in het begrotingsjaar 2018 wordt hieraan het bedrag genoemd in artikel 4, § 4, a), van het decreet van 20 juli 2005 betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs, toegevoegd. Vanaf het begrotingsjaar 2019 wordt EUR 380,64 per student toegekend voor de eerste 2500 studenten en EUR 253,10 per student boven 2500. Vanaf het jaar 2019 worden deze bedragen jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de volgende formule: prijsindexcijfer voor januari van het bedoelde begrotingsjaar/ prijsindexcijfer van de maand januari van het begrotingsjaar 2013.
Voor de jaren 2019 tot 2021 worden de bedragen per student verkregen op grond van het vorige lid toegekend tot 40 % in 2019, 60 % in 2020 en 80 % in 2021. " HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen van het decreet van 20 juli 2005 betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs
Art. 59.In artikel 4, lid 3, onder a), van het decreet van 20 juli 2005 betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs, worden de woorden "Dit product vormt een aanvulling op het bedrag van de sociale subsidies bedoeld in artikel 59 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten);" vervangen door de woorden "Tot en met in het begrotingsjaar 2018 is dit product een aanvulling op het bedrag van de sociale subsidies bedoeld in artikel 59 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten). Vanaf het begrotingsjaar 2019 is dit product opgenomen in het bedrag aan sociale subsidies en wordt het niet langer toegekend volgens het mechanisme van dit artikel; ". HOOFDSTUK VII. - Wijzigingen van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur
Art. 60.In artikel 2 van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) punt 1° wordt vervangen door: "1 ° Decreet van 21 februari 2019: decreet van 21 februari 2019 tot vaststelling van de organisatie van het hoger onderwijs in de hogescholen;"; b) punt 12 ° wordt vervangen door: "12 ° Inrichtende macht: de inrichtende macht gedefinieerd in artikel 2, 6 °, van het decreet van 21 februari 2019;"; c) in punt 13 ° wordt het eerste streepje vervangen door: "Voor de hogescholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap, de raad van bestuur bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van het decreet van 21 februari 2019 en het beheersorgaan bedoeld in artikel 2, lid 5 hetzelfde decreet voor de hogescholen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;"; d) punt 19 ° wordt vervangen door: "19 ° financierbare student: begrip gedefinieerd in artikel 15 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van studies.".
Art. 61.In hetzelfde decreet wordt een artikel 172quinquies ingevoegd als volgt: "
Art. 172quinquies.Het ambt van bestuursdirecteur is toegankelijk voor de meesterassistenten die belast zijn met het administratief en juridisch beheer en de meesterassistenten die belast zijn met het definitief financieel en boekhoudkundig beheer. ".
Art. 62.In bijlage 1 van hetzelfde decreet wordt, in de ambten van rang 1 en rang 2, het niveau 1-ambt van bestuursdirecteur ingevoegd.
Art. 63.In hetzelfde decreet worden de woorden "decreet van 5 augustus 1995" telkens vervangen door de woorden "decreet van 21 februari 2019". HOOFDSTUK VIII. - Overgangs-, opheffings- en slotbepalingen
Art. 64.Het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen wordt opgeheven, met uitzondering van de artikelen 16, 37bis, 37ter, 61, 62, 63, 63bis en 64.
Art. 65.De personeelsleden die voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit decreet in de Raad als categoriedirecteur waren aangewezen, worden geacht te zijn aangewezen als directeur.
Art. 66.Bij wijze van overgangsmaatregel worden de categorieraden zoals samengesteld vóór de inwerkingtreding van dit decreet geacht Departementsraden te zijn in de zin van artikel 26.
Art. 67.Het decreet van de Franse Gemeenschap van 21 september 2012 betreffende de deeelneming en studentenvertegenwoordiging in het hoger onderwijs, is gewijzigd in artikel 10, 2 °. Het woord "categorie" wordt vervangen door "departement of studiegebied".
Art. 68.Wanneer de inrichtende macht beslist artikel 17 van dit decreet besluit toe te passen, eindigen de lopende individuele mandaten op de datum van aanwijzing van het nieuwe Directiecollege.
Art. 69.Dit decreet treedt in werking op de 10e dag na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 21 februari 2019.
De Minister-President, belast met Gelijke Kansen en Vrouwenrechten, R. DEMOTTE De Vice-Presidente en Minister van Cultuur en Kind, A. GREOLI De Vice-President, Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie, Onderzoek en Media, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Hulpverlening aan de Jeugd, Justitiehuizen, Sport en Promotie van Brussel, belast met het toezicht op de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest R. MADRANE De Minister van Onderwijs, M.-M. SCHYNS De Minister van Begroting, Ambtenarenzaken en Administratieve Vereenvoudiging, A. FLAHAUT _______ Nota Zitting 2018-2019.
Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 740-1. - Commissieamendementen, nr. 740-2.- Commissieverslag nr. 740-3. - Tekst aangenomen tijdens de commissie, nr. 740-4.- Vergaderingsamendementen, nr. 740-5. - Tekst aangenomen tijdens de plenaire vergadering, nr. 740-6.
Integraal verslag.- Bespreking en aanneming.- Vergadering van 20 februari 2019.