Etaamb.openjustice.be
Decreet van 20 juli 2005
gepubliceerd op 31 augustus 2005

Decreet betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2005029231
pub.
31/08/2005
prom.
20/07/2005
ELI
eli/decreet/2005/07/20/2005029231/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2005. - Decreet betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Het inschrijvingsgeld dat geïnd is door de Hogescholen, de Hogere Kunstscholen en de Hogere instituten voor architectuur tot en met het academiejaar 2004-2005, bijkomend aan het inschrijvingsgeld opgelegd bij artikel 12, § 2, 1ste en 2de lid, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zullen geenszins worden terugbetaald.

Het 1 ste lid is niet van toepassing : 1° op het bijkomend inschrijvingsgeld dat geïnd zou zijn in tegenstrijd met de artikelen 12, § 2, leden 3 tot 5, van dezelfde wet;2° op de terugbetalingen bevolen door gerechtelijke beslissingen die genomen zijn na een vordering ingesteld bij de hoven en rechtbanken vóór 5 juli 2005;3° op het inschrijvingsgeld dat per academiejaar een maximaal bedrag overschrijdt dat overeenstemt met zeven keer het bedrag van het inschrijvingsgeld opgelegd bij voornoemd artikel 12, § 2, lid 1 en 2.

Art. 2.In artikel 12, § 2, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 5 augustus 1978, het koninklijk besluit nr. 462 van 17 september 1986 en de decreten van 12 juli 1990, 9 september 1996 en 2 december 1996, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) het volgend lid wordt ingevoegd na het 3de lid : « Voor de studenten die niet in het 3de lid bedoeld zijn, kan dat bijkomend inschrijvingsgeld het bedrag van 422 euro niet overschrijden voor het hoger onderwijs van het lange type en van 282 euro voor het hoger onderwijs van het korte type.Daarenboven kan dat bijkomend inschrijvingsgeld de door de instellingen opgelegde bedragen voor het academiejaar 2004-2005 niet overschrijden. De Regeringscommissarissen controleren de naleving van deze bepaling. »; b) de volgende leden worden ingevoegd na het nieuwe 4de lid : « De in het 4de lid vastgestelde maximale bedragen worden elk academiejaar verminderd met tien percent van het oorspronkelijk bedrag. Voor de studenten van eenvoudige afkomst worden die maximale bedragen elk academiejaar verminderd met twintig procent van het oorspronkelijk bedrag. De Regering bepaalt wat er verstaan moet worden onder student van eenvoudige afkomst. » ; c) § 2 wordt aangevuld met de volgende leden : « Voor het academiejaar 2005-2006 worden de werkelijke kosten voor de goederen en diensten die individueel aan de student verleend worden, niet als bijkomend inschrijvingsgeld beschouwd.Die kosten worden vermeld in het studiereglement van elke instelling. Zij kunnen de bedragen die door de instellingen opgelegd zijn voor het academiejaar 2004-2005 niet overschrijden.

Voor het academiejaar 2006-2007 en de volgende academiejaren stelt de Regering respectievelijk voor de Hogescholen, de Hogere kunstscholen en de Hogere instituten voor Architectuur de lijst vast van de werkelijke kosten voor de goederen en diensten die individueel aan de studenten verleend worden en niet als bijkomend inschrijvingsgeld worden beschouwd. Die kosten worden vermeld in het studiereglement van elke instelling. »

Art. 3.In Hoofdstuk II van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen wordt een Afdeling 5 ingevoegd met als titel "Toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs", die een artikel 21quater bevat, luidend als volgt : «

Art. 21quater.Een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs wordt toegekend aan de Hogescholen tegen een percentage van de som van de bedragen die vorig begrotingsjaar afgetrokken zijn bij toepassing van artikel 12, § 2bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Die toelage wordt verdeeld onder de Hogescholen naar rato van hun aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering.

Het in het 1ste lid bedoelde percentage bedraagt 15 % het eerste jaar.

Achteraf wordt dat percentage elk jaar en gedurende vijf jaar telkens met 15 % vermeerderd. De jaren nadien bedraagt dat percentage 100 %. »

Art. 4.Een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs wordt toegekend aan de Hogere kunstscholen tegen een percentage van de som van de bedragen die vorig begrotingsjaar afgetrokken zijn bij toepassing van artikel 12, § 2ter, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Die toelage wordt verdeeld onder de Hogere kunstscholen naar rato van hun aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering.

Het in het 1ste lid bedoelde percentage bedraagt 15 % het eerste jaar.

Achteraf wordt dat percentage elk jaar en gedurende vijf jaar telkens met 15 % vermeerderd. De jaren nadien bedraagt dat percentage 100 %. »

Art. 5.Een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs wordt toegekend aan de Hogere instituten voor Architectuur tegen een percentage van de som van de bedragen die vorig begrotingsjaar afgetrokken zijn bij toepassing van artikel 12, § 2 ter-bis, van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving.

Die toelage wordt verdeeld onder de Hogere instituten voor Architectuur naar rato van hun aantal studenten die in aanmerking komen voor de financiering.

Het in het 1ste lid bedoelde percentage bedraagt 15 % het eerste jaar.

Achteraf wordt dat percentage elk jaar en gedurende vijf jaar telkens met 15 % vermeerderd. De jaren nadien bedraagt dat percentage 100 %. »

Art. 6.Dit decreet treedt in werking vanaf het academiejaar 2005-2006 met uitzondering van artikel 2, B), dat in werking treedt vanaf het academiejaar 2007-2008, en van de artikelen 3 tot 5 die in werking treden vanaf het begrotingsjaar 2008.

De maximale bedragen vastgesteld bij artikel 2, A), zijn niet van toepassing voor het academiejaar 2005-2006. De bedragen die evenwel geïnd zijn voor dat academiejaar kunnen niet een maximaal bedrag overschrijden dat overeenstemt met zeven keer het bedrag van het inschrijvingsgeld opgelegd bij artikel 12, § 2, leden 1 en 2 van voornoemde wet van 1959.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 20 juli 2005.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Stukken van de Raad. - Decreetsontwerp, nr. 143-1. - Commissieamendementen, nr. 143-2. - Verslag, nr. 143-3. - Amendement van de vergadering, nr. 143-4.

Integraal verslag. - Mondeling verslag, bespreking en aanneming.

Vergadering van 19 juli 2005.

^