Etaamb.openjustice.be
Decreet van 19 juli 2010
gepubliceerd op 31 augustus 2010

Decreet betreffende de kosteloosheid en de democratisering van het hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2010029472
pub.
31/08/2010
prom.
19/07/2010
ELI
eli/decreet/2010/07/19/2010029472/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

19 JULI 2010. - Decreet betreffende de kosteloosheid en de democratisering van het hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen met betrekking tot de universitaire instellingen

Artikel 1.Artikel 36bis van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling, zoals ingevoegd bij het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 18/06/2004 numac 2004029170 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten sluiten, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 36bis.§ 1. Jaarlijks wordt er aan iedere instelling bedoeld in artikel 25 een bijkomende toelage toegekend die gelijk is aan het verschil tussen : - enerzijds, het theoretische bedrag van de inschrijvingsgelden, berekend in functie van artikel 39, § 1, eerste lid, artikel 39, § 2, eerste en tweede lid, van artikel 39, § 3, eerste lid, van artikel 39, § 4 en van artikel 39, § 5, eerste lid; - anderzijds, het werkelijk geïnde bedrag na de toepassing van de verminderingen op deze inschrijvingsgelden voor bursalen of minvermogende studenten. § 2. Jaarlijks wordt er aan iedere instelling bedoeld in artikel 25 een bijkomende toelage toegekend die gelijk is aan het verschil tussen : - enerzijds, het theoretische bedrag van de inschrijvingsgelden, berekend in functie van artikel 39, § 1, eerste lid, artikel 39, § 2, eerste en tweede lid, van artikel 39, § 3, eerste lid, van artikel 39, § 4, van artikel 39, § 5, eerste lid en van artikel 39, § 6; - anderzijds, berekend in functie van artikel 39, § 1, eerste lid, artikel 39, § 2, eerste en tweede lid, van artikel 39, § 3, eerste lid, van artikel 39, § 4bis, van artikel 39, § 5, eerste lid en van artikel 39, § 6. § 3. Als provisie wordt één derde van de bijkomende toelagen bedoeld bij de vorige paragrafen vereffend op 31 december ten laatste aan elke instelling bepaald bij artikel 25, op basis van de inschrijvingen op 1 december van de regelmatige voor financiering in aanmerking komende studenten. Het saldo wordt op 1 juli vereffend op basis van de definitieve inschrijvingen van regelmatige voor financiering in aanmerking komende studenten. ».

Art. 2.Artikel 39, § 1, van dezelfde wet, wordt aangevuld met het volgende lid : « Dit bedrag wordt op zero euro teruggebracht voor de studenten die een studietoelage genieten of die minvermogend zijn in de zin van het derde en vierde lid van § 2. ».

Art. 3.In artikel 39, § 2, derde lid, van dezelfde wet worden de woorden « Dit bedrag wordt teruggebracht op 49,58 euro » vervangen door de woorden « De bedragen bedoeld bij de vorige leden worden op zero euro teruggebracht ».

Art. 4.In artikel 39, § 2, vierde lid, van dezelfde wet worden de woorden « 297,47 euro » vervangen door de woorden « 247,99 euro » teruggebracht.

Art. 5.In artikel 39, § 3, van dezelfde wet wordt het tweede lid vervangen door de volgende bepaling : « Dit bedrag wordt op 17,35 euro teruggebracht indien het om een minvermogende student gaat in de zin van § 2, vierde lid. Er mag geen bedrag geëist worden als het om student gaat die een studieallocatie geniet in de zin van § 2, derde lid. ».

Art. 6.In artikel 39, § 4, van dezelfde wet worden de woorden « bedoeld bij de §§ 1, 2 en 3 » vervangen door de woorden « bedoeld bij de §§ 1, 2, 3 en 5 » teruggebracht.

Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 39, § 4bis, toegevoegd, luidend als volgt : « § 4bis. Voor een ander bepaald academiejaar kan de Regering afwijken van de toepassing van de indexering bedoeld bij § 4. Deze afwijking wordt van ambtswege toegepast voor de academiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015. In dat geval zijn de bedragen bepaald bij de §§ 1, 2, 3, 5 en 6 gelijk aan deze van het voorafgaande academiejaar.

Wanneer, voor een bepaald academiejaar (N), niet meer afgeweken wordt van de toepassing van de indexering overeenkomstig het vorige lid, worden de bedragen bedoeld bij de §§ 1, 2, 3, 5 en 6 geïndexeerd in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule : (bedrag van het academiejaar N-1) x (indexcijfer van de maand november van het jaar N-1) : (indexcijfer van de maand november van het jaar N-2) Deze bedragen worden afgerond op de lagere eenheid. ».

Art. 8.Artikel 39, § 5, van dezelfde wet, wordt met de volgende zin aangevuld : « Dit recht mag niet 14,18 euro per jaar overschrijden. ».

En er wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « Geen recht mag geïnd worden voor de studenten die een studietoelage genieten of die minvermogend zijn in de zin van het derde en vierde lid van § 2. ». HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de Hogescholen en de Hogere Kunstscholen

Art. 9.In artikel 12, § 2, tweede lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, zoals gewijzigd, worden de woorden « De Executieve bepaalt » vervangen door de woorden « Zonder dat deze bedragen hoger kunnen zijn dan de maximumbedragen bepaald bij het veertiende lid, bepaalt de Regering ».

Art. 10.In artikel 12, § 2, derde lid, van dezelfde wet, worden de woorden « worden deze bedragen respectief tot 25 euro in het hoger onderwijs van het korte type, en tot 37 euro in het onderwijs van het lange type teruggebracht. Voor de studenten bedoeld in het vorige lid kan geen bijkomende rechten geïnd worden naast het inschrijvingsgeld dat op hen van toepassing is » vervangen door de woorden « worden deze bedragen tot zero euro teruggebracht zowel in het hoger onderwijs van het korte type als in het onderwijs van het lange type. Bovendien, voor de student bedoeld bij dit lid kan geen bijkomend recht geïnd worden en geen kost geraamd op de werkelijke kost. ».

Art. 11.In artikel 12, § 2, veertiende lid, van dezelfde wet, worden de woorden « 80 euro » vervangen door de woorden « zero euro. Geen bedrag kan dan ook van deze studenten gevraagd worden. ».

Art. 12.Artikel 12, § 2, vijftiende lid, van dezelfde wet, wordt met de volgende zinnen aangevuld : « Vanaf het academiejaar 2010-2011 is dit lid niet meer van toepassing op de studenten bedoeld bij het derde lid en de minvermogende studenten. Voor het academiejaar 2010-2011 bepaalt de Regering het bedrag dat door de inrichtingen geïnd had moeten worden krachtens dit lid en stelt ook de nadere regels vast voor de verdeling over de betrokken inrichtingen naar rata van de laatste schijf die geïnd had moeten worden. »;

Art. 13.Artikel 12, § 2, van dezelfde wet, wordt met de volgende zinnen aangevulgd : « Voor minvermogende studenten worden de bedragen bedoeld bij het tweede lid, 1° en 3° met 78,65 euro verminderd.

Voor een bepaald academiejaar kan de Regering afwijken van de toepassing van de indexering bedoeld bij het achtste lid. Deze afwijking wordt van ambtswege toegepast voor de academiejaren 2011-2012, 2012-2013, 2013-2014 en 2014-2015. In dat geval zijn de bedragen bepaald deze paragraaf gelijk aan deze van het voorafgaande academiejaar.

Wanneer, voor een bepaald academiejaar (N), niet meer afgeweken wordt van de toepassing van de indexering bedoeld bij het achtste lid, worden de bedragen bedoeld bij de vorige paragraaf geïndexeerd in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de volgende formule : (bedrag van het academiejaar N-1) x (indexcijfer van de maand november van het jaar N-1) : / (indexcijfer van de maand november van het jaar N-2) Deze bedragen worden afgerond op de lagere eenheid. ».

Art. 14.In hoofdstuk 2 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen wordt een afdeling 7 ingevoegd die een artikel 21sexies bevat, luidend als volgt : « Afdeling 7. - Bijkomende toelage

Art. 21sexies.Vanaf het academiejaar 2010-2011 wordt jaarlijks aan iedere hogeschool ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap een bijkomende toelage toegekend samengesteld uit de vier volgende delen : 1° het aantal regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen, die een beurs genieten en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het korte type vermenigvuldigd met 76 euro;2° het aantal regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen, die een beurs genieten en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het lange type vermenigvuldigd met 85 euro;3° het aantal regelmatige minvermogende studenten die voor een financiering in aanmerking komen en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het lange type vermenigvuldigd met 55,5 euro;4° het verschil tussen : - enerzijds, de aantallen gewone, minvermogende en beursgenietende regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen vermenigvuldigd met de theoretische bedragen van de respectieve volledige maximumbedragen bedoeld bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en vermenigvuldigd met de indexeringsformule bedoeld bij artikel 12, § 2, achtste lid, van dezelfde wet; - anderzijds, de aantallen gewone, minvermogende en beursgenietende regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen vermenigvuldigd met de theoretische bedragen van de respectieve volledige maximumbedragen bedoeld bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en vermenigvuldigd met de indexeringsformule bedoeld bij de drie laatste leden van artikel 12, § 2, van dezelfde wet.

Als provisie wordt één derde van de bijkomende toelagen bedoeld bij de vorige paragrafen vereffend op 31 december ten laatste aan elke hogeschool, op basis van de inschrijvingen op 1 december van de regelmatige voor financiering in aanmerking komende studenten. Het saldo wordt op 1 juli vereffend op basis van de definitief gecontroleerde inschrijvingen van regelmatige voor financiering in aanmerking komende studenten.

Voor de hogescholen die één van de afdelingen bedoeld bij artikel 12, § 2, zestiende lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving is dit artikel niet van toepassing als de hogeschool aan de studenten die zich inschrijven voor één van de betrokken afdeling een totaal bedrag vraagt dat hoger zou zijn dan het totaal bedrag gevraagd voor het academiejaar 2009-2010 voor zover dat dit laatste bedrag hoger zou zijn dan het maximumbedrag bepaald bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959 voor het academiejaar 2009-2010. ».

Art. 15.In het derde deel van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wordt een Titel IIbis ingevoegd waarin een artikel 57bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd : « TITEL IIbis. - Steun aan de studenten

Art. 57bis.§ 1. Vanaf het academiejaar 2010-2011 wordt jaarlijks aan iedere hogere kunstschool ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap een bijkomende toelage toegekend samengesteld uit de vier volgende delen : 1° het aantal regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen, die een beurs genieten en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het korte type vermenigvuldigd met 76 euro;2° het aantal regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen, die een beurs genieten en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het lange type vermenigvuldigd met 85 euro;3° het aantal regelmatige minvermogende studenten die voor een financiering in aanmerking komen en die ingeschreven zijn voor studies gerangschikt in het hoger onderwijs van het lange type vermenigvuldigd met 55,5 euro;4° het verschil tussen : - enerzijds, de aantallen gewone, minvermogende en beursgenietende regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen vermenigvuldigd met de theoretische bedragen van de respectieve volledige maximumbedragen bedoeld bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en vermenigvuldigd met de indexeringsformule bedoeld bij artikel 12, § 2, achtste lid, van dezelfde wet; - anderzijds, de aantallen gewone, minvermogende en beursgenietende regelmatige studenten die voor een financiering in aanmerking komen vermenigvuldigd met de theoretische bedragen van de respectieve volledige maximumbedragen bedoeld bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de wet van 29 mei 1959 houdende wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, en vermenigvuldigd met de indexeringsformule bedoeld bij de drie laatste leden van artikel 12, § 2, van dezelfde wet.

Als provisie wordt één derde van de bijkomende toelagen bedoeld bij de vorige paragrafen vereffend op 31 december ten laatste aan elke hogeschool, op basis van de inschrijvingen van regelmatige en voor financiering in aanmerking komende studenten. Het saldo wordt op 1 juli vereffend op basis van de definitief gecontroleerde inschrijvingen van regelmatige voor financiering in aanmerking komende studenten.

Dit artikel is niet van toepassing op de hogere kunstschool als deze aan de studenten, die zich inschrijven, een totaal bedrag vraagt dat hoger is dan het totaal bedrag vereist voor het academiejaar 2009-2010, voor zover dit laatste bedrag hoger is dan het maximumbedrag bepaald bij artikel 12, § 2, veertiende lid, van de voornoemde wet van 29 mei 1959 voor het academiejaar 2009-2010. ».

Art. 16.Artikel 21quater van het decreet van 9 september 1996 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, zoals gewijzigd, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Artikel 21quater.§ 1. Er wordt een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs toegekend aan de hogescholen. Vanaf het begrotingsjaar 2010 bedraagt het globale bedrag 11.267.783 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het vorige begrotingsjaar. § 2. Er wordt een verminderingscoëfficiënt op dit bedrag toegepast, na indexatie, van 0,6 in 2010 en van 0,8 in 2011. Vanaf het begrotingsjaar 2012 en voor de jaren daarna wordt er geen verminderingscoëfficiënt toegepast. § 3. De toelage wordt verdeeld als volgt : a) iedere hogeschool bekomt het resultaat van de vermenigvuldiging van een derde van de toelage met de verhouding tussen het aantal voor een financiering in aanmerking komende studenten ingeschreven in deze hogeschool gedurende het vorige academiejaar en het aantal voor een financiering in aanmerking komende studenten ingeschreven in het geheel van de hogescholen gedurende het vorige academiejaar.De uitslag is een bijvoegsel bij het bedrag van de maatschappelijke subsidies bedoeld bij artikel 89 van het Decreet; b) de twee overblijvende derden worden als volgt verdeeld : 1° iedere hogeschool krijgt respectief 4, 2 of 1 punt(en) voor bursalen, minvermogende studenten of andere studenten, ingeschreven in de hogeschool tijdens het vorige academiejaar;2° iedere hogeschool krijgt het resultaat van de vermenigvuldiging van twee derde van de toelagen met de verhouding tussen het totaal bekomen punten voor iedere student van deze hogeschool en het geheel van punten toegekend aan de hogescholen;3° dit product dient als aanvulling bij de opbrengst van het door de studenten betaalde inschrijvingsgeld.»

Art. 17.Artikel 4 van het decreet van 20 juli 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/07/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005029231 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs sluiten betreffende het bijkomend inschrijvingsgeld geïnd in het niet-universitair hoger onderwijs, zoals gewijzigd, wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Artikel 4.§ 1. Er wordt een toelage voor de bevordering van de democratisering van de toegang tot het hoger onderwijs toegekend aan de hogere kunstscholen. Vanaf het begrotingsjaar 2010 bedraagt het globale bedrag 1.588.642 euro. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen van het vorige begrotingsjaar. § 2. Er wordt een verminderingscoëfficiënt op dit bedrag toegepast, na indexatie, van 0,6 in 2010 en van 0,8 in 2011. Vanaf het begrotingsjaar 2012 en voor de jaren daarna wordt er geen verminderingscoëfficiënt toegepast. § 3. De toelage wordt verdeeld als volgt : a) iedere hogere kunstschool bekomt het resultaat van de vermenigvuldiging van een derde van de toelage met de verhouding tussen het aantal voor een financiering in aanmerking komende studenten ingeschreven in deze hogere kunstschool gedurende het vorige academiejaar en het aantal voor een financiering in aanmerking komende studenten ingeschreven in het geheel van de hogere kunstscholen gedurende het vorige academiejaar.De uitslag is een bijvoegsel bij het bedrag van de maatschappelijke subsidies bedoeld bij artikel 59 van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten); b) de twee overblijvende derden worden als volgt verdeeld : 1° iedere hogere kunstschool krijgt respectief 4, 2 of 1 punt(en) voor bursalen, minvermogende studenten of andere studenten, ingeschreven in de hogere kunstschool tijdens het vorige academiejaar;2° iedere hogere kunstschool krijgt het resultaat van de vermenigvuldiging van twee derde van de toelagen met de verhouding tussen het totaal bekomen punten voor iedere student van deze hogere kunstschool en het geheel van punten toegekend aan de hogere kunstscholen;3° dit product dient als aanvulling bij de opbrengst van het door de studenten betaalde inschrijvingsgeld.» HOOFDSTUK III. - Bepaling betreffende de toegang tot dragers van schriftelijke cursussen

Art. 18.In het decreet van 31 maart 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 31/03/2004 pub. 18/06/2004 numac 2004029170 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten sluiten betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, zoals gewijzigd, wordt het laatste lid van artikel 23 vervangen door de volgende bepaling : « Iedere universitaire instelling, hogeschool en hogere kunstschool ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap is ertoe gehouden de regelmatig ingeschreven studenten op haar intranetsite het geheel van de dragers van de voor de student verplichte cursussen ter beschikking te stellen, onverminderd de inachtneming van de bepalingen betreffende het auteursrecht. Deze terbeschikkingstelling wordt effectief ten laatste één maand na het begin van de betrokken cursus of ten laatste zes weken vóór de examens voor de nieuwe cursussen.

Indien een bursaal erom vraagt worden de Universiteiten, de hogescholen en de hogere kunstscholen ertoe gehouden, gratis, de dragers te printen van de verplichte cursussen bedoeld bij het vorige lid.

In de hogere kunstscholen en in de hogescholen, wanneer de Instelling verder per print de nota's, cursusdragers en andere pedagogische documenten bedoeld bij het vorige lid ter beschikking stelt, worden de kosten voor deze druk ter advies aan de overlegcommissie voorgelegd inzake schatting van de kosten in vergelijking met de werkelijke prijs betreffende de goederen en de diensten verleend aan de studenten. »

Art. 19.Dit decreet treedt in werking vanaf het academiejaar 2010-2011, met uitzondering van artikel 18 dat uitwerking heeft vanaf het academiejaar 2010-2011 voor het eerste studiejaar dat leidt tot de graad van bachelor en vanaf het academiejaar 2011-2012 voor de andere studiejaren.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 19 juli 2010.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vicepresident en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vicepresident en Minister van Hoger Onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2009-2010. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 113-1. - Verslag, nr. 113-2.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 19 juli 2010.

^