Etaamb.openjustice.be
Decreet van 30 januari 2014
gepubliceerd op 09 april 2014

Decreet betreffende het inclusief hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2014029210
pub.
09/04/2014
prom.
30/01/2014
ELI
eli/decreet/2014/01/30/2014029210/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 JANUARI 2014. - Decreet betreffende het inclusief hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° "redelijke aanpassingen" : de redelijke aanpassingen bedoeld in artikel 3, 9° van het decreet van 12 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 12/12/2008 pub. 13/01/2009 numac 2008029672 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie sluiten betreffende de bestrijding van sommige vormen van discriminatie;2° : "ARES" : de "Académie de Recherche et d'Enseignement supérieur" bedoeld in artikel 20 van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;3° "de begunstigde student" : a) de student met een bewezen deficiëntie, een specifieke leerstoornis of een invaliderende ziekte waarvan de interactie met verschillende hindernissen de volledige en effectieve deelname kan belemmeren aan zijn academische leven op basis van de gelijkheid met de andere studenten en die een aanvraag om begeleiding heeft ingediend bij de opvang- en begeleidingsdienst van de instelling voor hoger onderwijs;b) de student die een beslissing geniet waarbij hem een begeleiding wordt toegekend die meegedeeld wordt door een overheidsinstelling belast met de integratie van personen met een handicap en die een begeleidingsaanvraag heeft ingediend bij de opvang- en begeleidingsdienst van de instelling voor hoger onderwijs;4° "inclusief onderwijs" : het onderwijs dat stelsels ontwikkelt met als doel de afschaffing of de vermindering van de materiële, pedagogische, culturele, sociale en psychologische hindernissen waarmee de begunstigde studenten geconfronteerd worden bij de toegang tot de studies, tijdens de studies en tot de sociaal-economische integratie;5° "instelling voor hoger onderwijs" : een instelling met volledig leerplan die een hoger onderwijs verstrekt, erkend door het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;6° "actor" : de opvang- en begeleidingsdienst, de begunstigde student, elk personeelslid, elke andere persoon of instelling opgenomen in het geïndividualiseerd begeleidingsplan;7° "academische pool" : een vereniging van instellingen voor hoger onderwijs die gebaseerd is op de geografische nabijheid van hun vestigingen voor onderwijs en onderzoek, hoofdzakelijk belast met het aanmoedigen en samenvoegen van hun gemeenschappelijke of transversale medewerking en activiteiten, zoals bedoeld in artikel 15, 55° van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies;8° "opvang- en begeleidingsdienst" : elke interne dienst of elke persoon met de juiste opleiding, aangesteld door de instelling voor hoger onderwijs om de opdrachten bedoeld in artikel 9 te vervullen;9° "academische overheden" : de instanties die, in elke instelling voor hoger onderwijs, ertoe gemachtigd zijn om hun competenties uit te oefenen die gebonden zijn aan de organisatie van het onderwijs. Afdeling II. - Voorwerp

Art. 2.Onverminderd de bestaande bepalingen heeft dit decreet ten doel de ontwikkeling van een inclusief onderwijs aan te moedigen in de instellingen voor hoger onderwijs.

Dit decreet heeft als doel de aanmoediging van de ontwikkeling van maatregelen en hulpmiddelen om aan de aanvraag van de begunstigde studenten te beantwoorden door materiële, sociale, culturele, methodologische en pedagogische aanpassingen te voorzien om de moeilijkheden tegen te komen die voortvloeien uit hun toestand en waarmee de studenten geconfronteerd worden in hun studentenleven en in hun stappen naar de sociaal-economische integratie tijdens en na hun studies. HOOFDSTUK II. - Actoren Afdeling I. - Academische overheden en de instellingen voor hoger

onderwijs

Art. 3.§ 1. De academische overheden van de instellingen voor hoger onderwijs moeten zich inzetten voor het inclusief onderwijs.

Deze inzet moet een concrete vorm hebben met een duidelijke vermelding in de teksten die hun opvoedingsbeleid bepalen en moet opgenomen worden op de website die toegankelijk is voor toekomstige studenten.

De mogelijkheid tot redelijke aanpassingen met het oog op de toegankelijkheid van de begunstigde studenten moet trouwens opgenomen worden in de reglementen die de organisatie van de studies en de nadere regels voor het afleggen van evaluatieproeven vaststellen. § 2. De academische overheden van de instellingen voor hoger onderwijs vergemakkelijken de toegang tot hun infrastructuren en tot hun diensten aan de actoren van het geïndividualiseerd begeleidingsplan bedoeld in artikel 14 zodat ze hun taken bedoeld in het geïndividualiseerd begeleidingsplan behoorlijk kunnen uitvoeren.

Ze nemen ten opzichte van de actoren bedoeld in het eerste lid de redelijke materiële en administratieve bepalingen inzonderheid op het gebied van de verzekering.

Art. 4.De instellingen voor hoger onderwijs schrijven de begunstigde studenten in, in het kader van de bepalingen die hun toegang tot hetzelfde getuigschrift als de andere studenten regelen, en voeren de redelijke aanpassingen uit die nodig zijn voor hun toestand in de organisatie, het verloop en de begeleiding van hun studies met inbegrip van stages en activiteiten betreffende de beroepsintegratie.

Art. 5.De informatie over de nadere regels voor een inclusief hoger onderwijs en de ad hoc formulieren worden aan de studenten meegedeeld.

Ze worden vermeld in het studiereglement van elke instelling voor hoger onderwijs en op de website van de instelling vanaf de maand mei voorafgaand aan het betrokken academiejaar.

Bij de inschrijving neemt elke instelling voor hoger onderwijs de nodige maatregelen om de studenten in te lichten over de nadere regels voor het inclusief hoger onderwijs. Afdeling II. - Begunstigde student

Art. 6.De student die wenst dat de aanpassingen van zijn studie georganiseerd worden, dient een aanvraag in bij de opvang- en begeleidingsdienst volgens de nadere regels bepaald door de instelling voor hoger onderwijs en goedgekeurd door de Commissie voor inclusief hoger onderwijs bedoeld in artikel 23.

Hij geeft elk bewijsdocument ter ondersteuning van zijn aanvraag inzonderheid : 1° ofwel de beslissing van een overheidsinstelling belast met de integratie van de personen met een handicap;2° ofwel een uitvoerig verslag op het gebied van de autonomie van de aanvrager binnen de instelling voor hoger onderwijs, dat opgesteld wordt door een specialist op het medische vlak of door een multidisciplinair team daterend uit minder dan één jaar bij de aanvraag. Bij de verandering van een instelling voor hoger onderwijs tijdens het academiejaar blijven de documenten bedoeld in het tweede lid, 1° en 2° geldig en worden ze bezorgd aan de nieuwe instelling voor hoger onderwijs op haar aanvraag.

Art. 7.Bij een ongunstige beslissing van de academische overheden kan de student, indien hij meerderjarig is, zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent, indien hij minderjarig is, een beroep indienen bij de Commissie voor inclusief hoger onderwijs, die een beslissing neemt.

Het beroep wordt bij aangetekende brief ingediend en dit, binnen de vijftien dagen na de mededeling van de beslissing.

Het bestaan van een beroepsrecht en de nadere regels ervan moeten in de beslissing opgenomen worden.

De Commissie voor inclusief hoger onderwijs neemt een beslissing over het beroep ten laatste de vijftiende dag na de ontvangst van het beroep. Indien het beroep tijdens de schoolvakantie meegedeeld wordt, wordt de termijn geschorst. Afdeling III. - Opvang- en begeleidingsdienst

Art. 8.Elke instelling voor hoger onderwijs richt een opvang-en begeleidingsdienst op of delegeert een bevoegdheid aan een vereniging bedoeld in artikel 12 door de verantwoordelijkheid op zich te nemen; in dit geval wordt een overeenkomst afgesloten tussen de instelling voor hoger onderwijs en de vereniging om de opdrachten die haar toevertrouwd worden, te bepalen.

De opvang- en begeleidingsdienst werkt samen met de diensten van de instelling of de diensten van de andere instellingen.

Bij de instelling van de interne opvang- en begeleidingsdienst of bij de keuze van de vereniging(en) wordt(en) het (de) bevoegde orgaan(en) van sociale democratie inzake welzijn op het werk geraadpleegd.

In afwijking van het eerste lid kan een opvang- en begeleidingsdienst verdeeld worden over verschillende instelling voor hoger onderwijs binnen de academische pool waarvan ze lid zijn.

Art. 9.De opdrachten van de opvang- en begeleidingsdienst zijn de volgende : 1° zorgen voor de opvang van de student-aanvrager;2° kennis nemen van de aanvraag, het dossier bestuderen en de behoeften analyseren met de student-aanvrager en de aanvraag voorleggen voor een beslissing aan de academische overheden;3° het geïndividualiseerd begeleidingsplan uitwerken in overleg met de begunstigde student;4° zorgen voor de uitvoering van het geïndividualiseerd begeleidingsplan;5° deelnemen aan de informatie- en oriëntatieacties voor de studenten van de derde graad van het secundair onderwijs;6° de sensibiliserings- en oriëntatieacties en de opleidingsacties coördineren van de actoren van het geïndividualiseerd begeleidingsplan bedoeld in hoofdstuk IV van dit decreet;7° zorgen voor de coördinatie van de acties van de personeelsleden van de instelling voor hoger onderwijs en van de actoren van het geïndividualiseerd begeleidingsplan;8° het geïndividualiseerd begeleidingsplan voortdurend evalueren en aanpassingen eraan brengen, in voorkomend geval, in functie van de behoeften van de begunstigde student;9° de studenten-begeleiders kiezen en hun prestaties organiseren.

Art. 10.Binnen een academische pool kan een instelling voor hoger onderwijs opdrachten van zijn opvang- en begeleidingsdienst delegeren aan een instantie die instellingen van de academische pool verenigt waarvan ze lid is. In dit geval stelt de instelling voor hoger onderwijs binnen haar personeel een tussenpersoon aan om de begunstigde student te informeren en om de band tussen de instelling voor hoger onderwijs en de bovenvermelde instantie te garanderen. Afdeling IV. - Student-begeleider

Art. 11.Tijdens een academiejaar kan een student van de instelling voor hoger onderwijs erkend worden door de opvang-en begeleidingsdienst als student-begeleider op voorwaarde dat hij een opleiding gevolgd heeft die specifiek is voor de begeleiding van een student-begeleider, ofwel dat elke nuttige bekwaamheid terzake herwaardeerd kan worden.

Het handvest van de student-begeleider waarvan het model bepaald wordt door de Regering na advies van de Commissie voor inclusief hoger onderwijs, wordt gevoegd bij het geïndividualiseerd begeleidingsplan.

Een overeenkomst van de student-begeleider, waarvan het model vastgesteld wordt door de Regering na advies van de Commissie voor inclusief hoger onderwijs, bepaalt de opdrachten en de nadere regels voor de samenwerking van de student-begeleider. Afdeling V. - Begeleidingspersoneel

Art. 12.Elke vereniging die erkend wordt door de bevoegde organen van het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie inzonderheid het "Agence Wallonne pour l'Intégration de la Personne Handicapée" (AWIPH) en de "Personne Handicapée Autonomie Recherchée" (PHARE) waarvan het maatschappelijk doel en de opdrachten betrekking hebben op de integratie van personen met een handicap en/of met specifieke behoeften, kan zich inzetten in een geïndividualiseerd begeleidingsplan.

Een overeenkomst wordt afgesloten tussen de instelling voor hoger onderwijs en de vereniging bedoeld in het eerste lid om de opdrachten die haar worden toevertrouwd, te bepalen. Afdeling VI. - Personeel van de instelling voor hoger onderwijs

Art. 13.Door het geïndividualiseerd begeleidingsplan te ondertekenen, aanvaardt de begunstigde student dat één of meer personeelsleden van de instelling voor hoger onderwijs, wegens zijn (hun) ambten, rechtstreeks betrokken kan/kunnen zijn bij een maatregel voorzien in het geïndividualiseerd begeleidingsplan. Hij (ze) wordt (en) ingelicht over de maatregelen van het geïndividualiseerd begeleidingsplan die hem(hen) betreffen door de verantwoordelijke van de opvang- en begeleidingsdienst.

Deze informatie wordt geleverd in alle vertrouwelijkheid en met de strikte naleving van de gedragscode inzake beroepsgeheim. Ze wordt beperkt tot de aspecten die het personeelslid rechtstreeks interesseert en tot de actie die hij moet nemen in het kader van het geïndividualiseerd begeleidingsplan. HOOFDSTUK III - Geïndividualiseerd begeleidingsplan

Art. 14.De opvang- en begeleidingsdienst analyseert met de actoren de materiële, pedagogische, sociale, culturele, medische en psychologische behoeften van de begunstigde student en stelt, in overleg met hem, een geïndividualiseerd begeleidingsplan op.

Art. 15.Het geïndividualiseerd begeleidingsplan wordt opgesteld ten laatste binnen de drie maanden na de aanvaarding van de aanvraag.

Het geïndividualiseerd begeleidingsplan is voorzien voor een academiejaar en is hernieuwbaar voor elk studiejaar van de begunstigde student.

Het geïndividualiseerd begeleidingsplan wordt ondertekend door de actoren die individueel betrokken zijn.

Art. 16.De uitvoering van het geïndividualiseerd begeleidingsplan wordt voortdurend geëvalueerd door de opvang- en begeleidingsdienst.

Tijdens het academiejaar wordt ten minste één coördinatie- en evaluatievergadering georganiseerd tussen de actoren of hun vertegenwoordigers op initiatief van de opvang- en begeleidingsdienst.

Op aanvraag van de begunstigde student of van de opvang- en begeleidingsdienst kan het geïndividualiseerd begeleidingsplan gewijzigd worden. De wijzigingen die aangebracht worden aan het geïndividualiseerd begeleidingsplan, moeten door de actoren goedgekeurd worden.

Bij gebrek aan een goedkeuring beslist de Kamer van het inclusief hoger onderwijs bedoeld in artikel 27 over de aanvraag om wijziging binnen de tien dagen van de aanhangigmaking.

Art. 17.Bij uitzonderlijke omstandigheden kunnen de begunstigde student en de opvang- en begeleidingsdienst tijdens het academiejaar in onderling overleg een einde maken aan het geïndividualiseerd begeleidingsplan.

Bij gebrek aan een goedkeuring kan de begunstigde student of de opvang- en begeleidingsdienst een verzoek indienen bij de academische overheden die een met redenen omklede beslissing nemen.

Een beroep tegen de beslissing bedoeld in het tweede lid kan ingediend worden bij de Commissie voor inclusief hoger onderwijs volgens de nadere regels bepaald door de Regering.

Art. 18.De Regering bepaalt, na advies van de Commissie voor inclusief hoger onderwijs, het model en de rubrieken van het geïndividualiseerd begeleidingsplan.

Het geïndividualiseerd begeleidingsplan bevat ten minste : 1° het studieproject;2° de nadere regels voor de begeleiding en de redelijke aanpassingen voorzien op het gebied van de materiële, pedagogische, culturele, sociale aspecten;3° de keuze van het begeleidingspersoneel;4° de mogelijke aanstelling van één of meer studenten-begeleiders;5° de overeenkomst van de student-begeleider bedoeld in artikel 11, derde lid;6° de toestemming van de ouders of de persoon die verantwoordelijk is voor de minderjarige begunstigde student. Het geïndividualiseerd begeleidingsplan wordt behouden door de opvang- en begeleidingsdienst. Een afschrift wordt aan de begunstigde student en de actoren bezorgd. HOOFDSTUK IV. - Informatie- en sensibiliseringsacties en opleidingsacties Afdeling I. - Informatie- en sensibiliseringsacties

Art. 19.De informatie- en sensibiliseringsacties voor het geheel van de leden van de instelling voor hoger onderwijs moeten georganiseerd worden onder de verantwoordelijkheid van de opvang- en begeleidingsdienst.

Art. 20.De inhoud en de algemene nadere regels voor de organisatie van de informatie- en sensibiliseringsacties worden door de Commissie voor inclusief hoger onderwijs goedgekeurd. Afdeling II. - Opleidingen

Art. 21.De opleidingen voor de begeleiding van begunstigde studenten moeten voor de actoren georganiseerd worden.

Art. 22.Het opleidingsprogramma bedoeld in artikel 21 wordt door de Commissie voor inclusief hoger onderwijs goedgekeurd. HOOFDSTUK V. - Commissie voor inclusief hoger onderwijs

Art. 23.Er wordt een Commissie voor inclusief hoger onderwijs opgericht, hierna de "CIHO"genoemd.

Deze Commissie wordt door de "ARES" ontvangen die het secretariaat ervan waarneemt.

Art. 24.De Commissie voor inclusief hoger onderwijs is samengesteld uit : 1° de voorzitter(s) en de vice-voorzitter(s) van de Kamers van het inclusief hoger onderwijs bedoeld in artikel 27;2° de Directeur-generaal van het Niet-verplicht onderwijs en het Wetenschappelijk Onderzoek of zijn vertegenwoordiger;3° de Administrateur-generaal van Infrastructuur of zijn vertegenwoordiger;4° twee vertegenwoordigers van verenigingen die actief zijn in de hulpverlening aan personen met een handicap en/of aan specifieke behoeften bedoeld in artikel 12;5° een vertegenwoordiger van het "Agence wallonne pour l'Intégration de la Personne handicapée";6° een vertegenwoordiger van "Personne handicapée Autonomie recherchée";7° een vertegenwoordiger van de Minister belast met het Hoger Onderwijs;8° vier deskundigen afkomstig uit de domeinen van de psychologische, medische, paramedische en sociale vakken aangesteld door de Minister belast met het hoger onderwijs;9° een vertegenwoordiger van elke representatieve studentenvereniging op het gemeenschapsniveau erkend door de Regering;10° een vertegenwoordiger van elke representatieve werknemersorganisatie. De Regering stelt per categorie zowel werkende leden als plaatsvervangende leden aan. De plaatsvervangende leden zetelen slechts in afwezigheid van de werkende leden.

De vertegenwoordiging van de categorieën bedoeld in 5° en 6° is facultatief.

De Commissie kan elke persoon uitnodigen die ze nodig acht in functie van de agenda.

Art. 25.De Commissie voor inclusief hoger onderwijs stelt uit haar leden een voorzitter en twee vice-voorzitters aan en zorgt ervoor dat ze niet hetzelfde type instelling voor hoger onderwijs vertegenwoordigen en dat ze niet afkomstig zijn uit dezelfde academische polen.

Het mandaat van de leden van de Commissie voor inclusief hoger onderwijs duurt drie jaar en is hernieuwbaar.

Als een mandaat vóór het einde van zijn periode wordt verlaten, voleindigt de plaatsvervanger het betrokken mandaat en wordt een nieuw lid aangesteld tot plaatsvervanger.

Elk lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, of dat bij meer dan de helft van de vergaderingen in het academiejaar afwezig is geweest, houdt op lid van de Commissie voor inclusief hoger onderwijs te zijn.

De Commissie voor het inclusief hoger onderwijs stelt haar huishoudelijk reglement op dat ze ter goedkeuring aan de Regering voorlegt.

Art. 26.De Commissie voor inclusief hoger onderwijs heeft als opdracht : 1° voor de promotie van het inclusief hoger onderwijs te zorgen;2° elk advies over het inclusief hoger onderwijs te bezorgen aan de Regering van de Franse Gemeenschap en aan de "ARES", op eigen initiatief of op aanvraag van deze;3° de nadere regels voor de indiening van de aanvraag om aanpassingen bedoeld in artikel 6 te bepalen;4° op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering een advies uit te brengen aan de Regering over het model van het handvest van de student-begeleider bedoeld in artikel 11, tweede lid, het model van de overeenkomst van de student-begeleider bedoeld in artikel 11, derde lid en het model en de rubrieken van het geïndividualiseerd begeleidingsplan bedoeld in artikel 18;5° met de samenwerking van de "ARES" zich van een instrument van statistische analyse van het inclusief hoger onderwijs te voorzien;6° op aanvraag van een instelling voor hoger onderwijs en van een begunstigde student zich uit te spreken over de redelijke aanpassingen;7° de inhoud van de informatie- en sensibiliseringsacties bedoeld in artikel 20 en het programma van de opleidingen bedoeld in artikel 21 goed te keuren;8° een inventaris op te maken van de goede praktijken en de verspreiding ervan aan te moedigen;9° over de beroepen bedoeld in de artikelen 7 en 17 te beslissen;10° een advies uit te brengen aan de "ARES" over elke aanpassing met een gevolg op de uurregelingen, de inhouden van de opleiding, de voorwaarden voor de diplomauitreiking, de voorwaarden voor het slagen en de voorwaarden van regelmatige student;11° het huishoudelijk reglement van de Kamers van het inclusief hoger onderwijs goed te keuren;12° de stelsels te evalueren die georganiseerd worden door de instellingen voor hoger onderwijs en een denkpiste te volgen over de harmonisering ervan;13° elk jaar een activiteitenverslag aan de "ARES" te bezorgen. HOOFDSTUK VI. - Kamers van het inclusief hoger onderwijs

Art. 27.Op het niveau van elke academische pool wordt een Kamer van het inclusief hoger onderwijs opgericht die samengesteld is uit : 1° een vertegenwoordiger van elke instelling voor hoger onderwijs, lid van de Pool;2° vertegenwoordigers van de representatieve studentenverenigingen naar rata van 20 % van het aantal bedoeld in 1° en met een minimum van 2. Het mandaat van de leden van de Kamer van het inclusief hoger onderwijs duurt 5 jaar en is één keer hernieuwbaar.

Art. 28.Een voorzitter(ster) en twee vice-voorzitters(sters) worden aangesteld binnen elke Kamer en zorgen ervoor dat ze niet hetzelfde type instelling voor hoger onderwijs vertegenwoordigen.

Er worden zowel werkende leden als plaatsvervangende leden aangesteld.

De plaatsvervangende leden zetelen slechts in afwezigheid van de werkende leden.

Als een mandaat vóór het einde van zijn periode wordt verlaten, voleindigt de plaatsvervanger het betrokken mandaat en wordt een nieuw lid aangesteld tot plaatsvervanger.

Elk lid dat de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, of dat bij meer dan de helft van de vergaderingen in het academiejaar afwezig is geweest, houdt op lid van de Kamer te zijn.

Art. 29.Elke Kamer stelt het huishoudelijk reglement op dat ze ter goedkeuring aan de Commissie voor inclusief hoger onderwijs voorlegt.

Art. 30.De opdrachten van de Kamer van het inclusief hoger onderwijs zijn de volgende : 1° de coördinatie van het beleid van het inclusief hoger onderwijs tussen de instellingen voor hoger onderwijs die lid zijn van de academische pool;2° de samenwerking met de Commissie voor inclusief hoger onderwijs;3° de beslissing, bij gebrek aan een akkoord, over de aanvraag om wijziging van het geïndividualiseerd begeleidingsplan binnen een termijn van 10 dagen;4° de voorlegging van een jaarlijks verslag aan de Commissie voor inclusief hoger onderwijs ten laatste op 15 november.

Art. 31.Elke instelling voor hoger onderwijs besteedt per periode van drie academische jaren een bedrag dat ten minste gelijk is aan 5 % van het bedrag van haar voordelen of sociale subsidies geïnd over deze periode voor de uitvoering van dit decreet. Het gaat onder andere om de uitvoering van de opvang en de opvolging van de begunstigde studenten, de personeels- en werkingskosten van de opvang- en begeleidingsdienst, de tenlasteneming van de mogelijke kosten en prestaties van de studenten-begeleiders, de opleidingen, de informatie- en sensibiliseringsacties.

Deze middelen kunnen op een wederzijdse manier terbeschikking gesteld worden van verschillende instellingen voor hoger onderwijs.

Art. 32.Artikel 1 van de wet van 3 augustus 1960 houdende toekenning van sociale voordelen aan de universiteiten en gelijkgestelde inrichtingen, zoals gewijzigd, wordt aangevuld met een nieuw lid, luidend als volgt : "De jaarlijkse subsidies bedoeld in het eerste lid kunnen gebruikt worden voor de uitvoering van het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusief hoger onderwijs binnen de perken bepaald in artikel 31 van dit decreet.".

Art. 33.In artikel 90 van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, zoals gewijzigd, wordt een nieuw lid tussen het tweede en het derde lid ingevoegd, luidend als volgt : "De sociale subsidies bedoeld in artikel 89 kunnen gebruikt worden voor de uitvoering van het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusief hoger onderwijs binnen de perken bepaald in artikel 31 van dit decreet.".

Art. 34.In artikel 59 van het decreet van 20 december 2001Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/12/2001 pub. 03/05/2002 numac 2002029138 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (1) sluiten tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), zoals gewijzigd, wordt een nieuw lid tussen het derde en het vierde lid ingevoegd, luidend als volgt : "De subsidies kunnen gebruikt worden voor de uitvoering van het decreet van 30 januari 2014 betreffende het inclusief hoger onderwijs binnen de perken bepaald in artikel 31 van dit decreet.".

Art. 35.In artikel 53, tweede lid, 3° van het decreet van 7 november 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/11/2013 pub. 18/12/2013 numac 2013029625 bron ministerie van de franse gemeenschap Decreet tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies sluiten tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, worden tussen de woorden "voor persoonlijke studiegangen" en het woord "alsook" de woorden ", met inbegrip van het inclusief hoger onderwijs" ingevoegd.

Art. 36.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2014.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 30 januari 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-President en Minister van Kind, Onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vice-President en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-President en Minister van Hoger Onderwijs, J.-Cl. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele Sector, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en van Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-M. SCHYNS _______ Nota (1) Zitting 2013-2014. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 588-1. - Verslag nr. 588-2. - Vergaderingsamendement, nr. 588-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 29 januari 2014.

^