Etaamb.openjustice.be
Decreet van 15 december 2006
gepubliceerd op 21 maart 2007

Decreet houdende versteviging van het systeem van de "diensten voor schoolherinschakeling" en houdende diverse maatregelen inzake collectieve leefregels binnen schoolinrichtingen

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2007200742
pub.
21/03/2007
prom.
15/12/2006
ELI
eli/decreet/2006/12/15/2007200742/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2006. - Decreet houdende versteviging van het systeem van de "diensten voor schoolherinschakeling" en houdende diverse maatregelen inzake collectieve leefregels binnen schoolinrichtingen


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL I. - De versteviging van het systeem van de diensten voor schoolherinschakeling

Artikel 1.Titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school en, onder meer, de oprichting van het herscholings- en herintegratiecentrum van de Franse Gemeenschap, wordt door een titel VI, luidend als volgt, vervangen : "Titel VI. - De versteviging van het systeem van de diensten voor schoolherinschakeling HOOFDSTUK I. - Definitie, opdrachten en algemene inrichting van de diensten voor schoolherinschakeling

Art. 18.De Regering van de Franse Gemeenschap, op de met redenen omklede voordracht van de Commissie voor de erkenning van de diensten voor schoolherinschakeling bedoeld in artikel 25 van dit decreet en voor de eerste keer tijdens het schooljaar 2007/2008, erkent de structuren die tot doel hebben de minderjarigen op te vangen die bedoeld zijn in de artikelen 30, 31 en 31bis van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie en subsidieert er minstens twaalf van.

Deze structuren worden "diensten voor schoolherinschakeling" genoemd en moeten aan de erkenningsvoorwaarden opgesomd bij hoofdstuk 2 van deze titel voldoen.

Het geheel van deze structuren moet in staat zijn elk jaar minstens 400 minderjarigen in de zin van het eerste lid op te vangen.

Minstens drie diensten onder de twaalf gesubsidieerde diensten voor schoolherinschakeling moeten op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest gevestigd zijn, twee voor elk volgend grondgebied : de provincie Henegouwen, de provincie Luik; en één voor elk hierna vermeld gebied : de provincie Waals Brabant, de provincie Luxemburg en de provincie Namen.

Iedere erkende en al dan niet gesubsidieerde dienst vangt zowel minderjarigen uit onderwijsinrichtingen georganiseerd door de Franse Gemeenschap als minderjarigen uit onderwijsinrichtingen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap op.

Art. 19.De diensten voor schoolherinschakeling hebben tot opdracht sociale, opvoedende en pedagogische steun te verlenen aan de minderjarigen bedoeld bij de artikelen 30, 31 en 31bis van het voornoemde decreet van 30 juni 1998, door een opvang gedurende de dag en, desnoods, steunverlening en begeleiding in hun familiale leefkring.

Onder sociale, opvoedende en pedagogische steun wordt verstaan, iedere vorm van steun of actie die ertoe kan bijdragen de omstandigheden voor de ontwikkeling van en het aanleren door deze minderjarigen te verbeteren wanneer deze in het gedrang worden gebracht ofwel door het gedrag van de minderjarige, ofwel door de moeilijkheden waarmee de ouders of de personen die met het ouderlijk gezag bekleed zijn, te kampen hebben om hun ouderlijke verplichtingen na te komen.

Het doel van iedere opvang door een dienst voor schoolherinschakeling is de terugkeer van de minderjarige, binnen de kortste tijd en onder de best mogelijke voorwaarden, naar een schoolstructuur of een opleidingsstructuur erkend in het kader van de leerplicht.

Art. 20.Ieder jaar, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, bepaalt de Regering het bedrag van de subsidies toegekend aan de twaalf diensten voor schoolherinschakeling gesubsidieerd krachtens dit decreet. Dit bedrag wordt in gelijke delen verdeeld en aangerekend op de kredieten ingeschreven op de begroting van het Onderwijs en de begroting van de Hulpverlening aan de Jeugd.

Het bedrag van de subsidie toegekend aan iedere dienst voor schoolherinschakeling houdt rekening met het aantal minderjarigen die door de dienst voor schoolherinschakeling worden opgevangen. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de erkenning van de diensten voor schoolherinschakeling

Art. 21.De inrichtende macht die de erkenning wenst te bekomen van één of meerdere dienst(en) voor schoolherinschakeling is ofwel een publiekrechtelijke rechtspersoon, ofwel een stichting ofwel opgericht als vereniging zonder winstbejag met als hoofddoel het verwezenlijken van de opdracht bedoeld bij artikel 19.

De dienst voor schoolherinschakeling is ofwel een interventie-eenheid, ofwel een vereniging van interventie-eenheden die afhangen van eenzelfde inrichtende macht of van verschillende inrichtende machten die hetzelfde statuut genieten of die verschillende statuten hebben, opgenomen in een partnerschapsovereenkomst.

Art. 22.§ 1. Het specifieke project van de dienst voor schoolherinschakeling beoogt het verder verwezenlijken van de doelstellingen bedoeld bij hoofdstuk 1 van deze titel.

Erin worden nader bepaald : 1° de identiteit van de inrichtende macht;2° de methodologische keuzen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld bij hoofdstuk 1 van deze titel, met bepaling, in voorkomend geval, van de methodologische keuzen die specifiek zijn voor de interventie-eenheden waaruit de dienst voor shoolherinschakeling bestaat;3° het huishoudelijk reglement van de dienst voor schoolherinschakeling en de wijze waarop de regels uitgelegd en ter beschikking van de opgevangen minderjarigen gesteld zullen worden. § 2. Het voor de dienst voor schoolherinschakeling specifieke project zal periodiek geëvalueerd worden, minstens één maal om het jaar, en bijgewerkt worden in overleg met de leden van de dienst voor schoolherinschakeling. Het specifieke project wordt bijgewerkt wanneer het niet meer in overeenstemming is met de werkmethodes van de dienst voor schoolherinschakeling of wanneer vastgesteld wordt dat het niet meer aan de behoeften beantwoordt.

Het bijgewerkte specifieke ontwerp wordt medegedeeld aan de erkenningscommissie. § 3. Jaarlijks, voor het einde van de maand november, stuurt de dienst voor schoolherinschakeling aan de Regering een activiteitenverslag toe betreffende het vorige schooljaar. De Regering, op voorstel van de erkenningscommissie, bepaalt de nadere regels voor het opstellen, de inhoud en de overzending van het activiteitenverslag.

Art. 23.§ 1. De dienst voor schoolherinschakeling vangt maximum 20 minderjarigen tegelijkertijd op per interventie-eenheid die hij inricht.

De elk jaar door iedere dienst voor schoolherinschakeling opgevangen bevolking bedraagt niet meer dan een derde van de minderjarigen bedoeld bij artikel 31bis van het bovenvermelde decreet van 30 juni 1998, behoudens afwijking toegestaan door de Regering. § 2. De dienst voor schoolherinschakeling oefent zijn activiteit uit buiten de lokalen van de onderwijsinrichtingen. § 3. De dienst voor schoolherinschakeling oefent zijn activiteiten uit met inachtneming van de jaarlijks voor het leerplichtonderwijs bepaalde schoolkalender De dienst voor schoolherinschakeling richt in alle vrijheid de verdeling van de tijd over de activiteiten met de minderjarigen in.

Deze tijd is globaal equivalent met het volume van de schoolperiode waarop die opvang betrekking heeft. De activiteiten kunnen plaats vinden in ateliers binnen de dienst voor schoolherinschakeling of, in functie van het persoonlijke project van de minderjarige, binnen een samenwerkende externe instelling.

Sommige specifieke activiteiten kunnen een aanpassing van de uurregeling met zich meebrengen.

Art. 24.§ 1. De personeelsleden van de dienst voor schoolherinschakeling : 1° moeten een goed zedelijk gedrag hebben;2° zijn helemaal niet gevaarlijk voor de opgevangen minderjarigen;3° worden bekwaam geacht door de Arbeidsgezondheid;4° genieten een opleiding en/of ervaring op het educatieve, maatschappelijke of pedagogische gebied, die nodig is (zijn) voor de goede uitvoering van hun opdracht;5° worden bekwaam geacht de maatschappelijke, educatieve en pedagogische houdingen aan te nemen die aangepast zijn aan het persoonlijke project van iedere minderjarige;6° worden bekwaam geacht om activiteiten met maatschappelijke, educatieve of pedagogische doelstelling in te richten met als doel de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de diensten voor schoolherinschakeling. § 2. De personeelsleden van de dienst voor schoolherinschakeling kunnen niet lid zijn van de raad van bestuur van de inrichtende macht; ze kunnen nochtans uitgenodigd lid zijn, met raadgevende stem. HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure voor de diensten voor schoolherinschakeling Eerste afdeling. - Erkenningscommissie

Art. 25.§ 1. Er wordt een Erkenningscommissie opgericht voor de diensten voor schoolherinschakeling, samengesteld uit : 1° de directeur-generaal van het Leerplichtonderwijs, of diens afgevaardigde, die het voorzitterschap waarneemt;2° de directeur-generaal van de Hulpverlening aan de Jeugd, of diens afgevaardigde, die het ondervoorzitterschap waarneemt;3° vijf vertegenwoordigers van het Onderwijs aangewezen door de Regering;4° vijf vertegenwoordigers van de Hulpverlening aan de Jeugd aangewezen door de Regering. § 2. De Erkenningscommissie wordt ingericht bij het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van de Franse Gemeenschap.

Ieder lid van de Erkenningscommissie kan vervangen worden door een plaatsvervangend lid aangewezen volgens dezelfde nadere regels als de titularis. Deze zetelt enkel in afwezigheid van het werkend lid.

Bij ontslagindiening of overlijden van een lid, wordt voor zijn vervanging gezorgd.

Een lid wordt geacht van ambtswege ontslagnemend te zijn als het de hoedanigheid verliest waarvoor het aangewezen werd.

Telkens als zij het nodig acht, doet de Erkenningscommissie een beroep op het advies van deskundigen die raadgevende stem hebben.

De Erkenningscommissie neemt haar beslissingen bij een twee-derde meerderheid van de aanwezige leden.

De overige nadere werkingsregels van de Erkenningscommissie, waaronder het huishoudelijk reglement, worden door de Regering getroffen. Afdeling 2. - Indiening van aanvragen tot erkenning

Art. 26.De promotoren van het project dienen de aanvraag tot erkenning van de dienst voor schoolherinschakeling bij ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de Erkenningscommissie in. In deze aanvraag worden vermeld : 1° de aard van de inrichtende macht alsook een exemplaar van het statuut of het statuutontwerp van de inrichtende macht of elk ander document waarbij bevestigd wordt dat aan de bij artikel 21 bepaalde voorwaarde wordt voldaan;2° het specifieke project dat de inrichtende macht van de dienst voor schoolherinschakeling in praktijk wenst te bregen;3° de nadere regels om aan de bij hoofdstuk 2 bepalingen te voldoen;4° desgevallend, een exemplaar van de partnerschapsovereenkomst bedoeld bij artikel 21, tweede lid. Afdeling 3. - Onderzoek van de aanvragen tot erkenning

Art. 27.Het voorzitterschap van de Erkenningscommissie bericht ontvangst van het bij het vorige lid bedoelde dossier als het volledig en ontvankelijk is.

De Erkenningscommissie wordt bijééngeroepen volgens de nadere regels bepaald door de Regering.

Binnen de drie maanden na de ontvangst van het dossier door de Erkenningscommissie, legt deze de Regering de erkenning of de erkenning en de subsidiëring voor een duur van vijf jaar voor van de structuren die aan de voorwaarden bedoeld bij dit decreet voldoen.

Het voorstel van de Erkenningscommissie berust, onder andere, op de criteria vermeld in hoofdstuk 2 van deze titel alsook op de geografische verdeling van de diensten voor schoolherinschakeling en van de verscheidene interventie-eenheden, als het nodig blijkt. Bij het vernieuwen van een aanvraag tot erkenning, zal de Commissie ook rekening houden met het gemiddeld aantal opgevangen minderjarigen van de afgelopen jaren. In dat verband, kan de Regering een minimaal gemiddeld aantal minderjarigen bepalen die opgevangen moeten worden.

De geografische verdeling vermeld in het vorige lid geschiedt, onder andere, met inachtneming van de bepalingen bedoeld bij artikel 18, derde lid. De Erkenningscommissie zorgt er tevens voor dat de zones bestaande uit sectoren met een zwak sociaal-economisch indexcijfer minimum over één dienst voor schoolherinschakeling of één interventie-eenheid beschikken.

De Commissie mag zich richten tot de promotors van de projecten om ze te vragen beter tegemoet te komen aan de voorwaarden bedoeld bij dit decreet. In dat geval, beschikken de betrokken promotors over een termijn van 15 werkdagen na bekendmaking van bovenvermelde op- en aanmerkingen om hun dossier in overeenstemming te brengen met de vereiste voorwaarden en het over te zenden aan de Erkenningscommissie. Afdeling 4. - Toekenning van de erkenningen

Art. 28.Binnen de twee maanden na de ontvangst van het bij het vorige lid bedoelde voorstel, wijst de Regering de structuren aan die erkend zullen worden of erkend en gesubsidieerd als diensten voor schoolherinschakeling voor een vernieuwbare periode van vijf jaar.

De Regering brengt de promotors van het project op de hoogte van haar beslissing door bemiddeling van haar Diensten.

Bij belangrijke wijziging van het specifieke project of van de nadere regels, allebei bedoeld bij artikel 26, worden de promotors van het project ertoe gehouden er de Erkenningscommissie over in te lichten. Afdeling 5. - Evaluatie

Art. 29.De Algemene dienst Inspectie van het Onderwijs en de Dienst Pedagogische inspectie van de Algemene directie Hulpverlening aan de Jeugd worden belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen bedoeld bij deze titel, en inzonderheid de hoofdstukken 1 en 2. Te dien einde, stellen ze samen een evaluatieverslag op dat overgezonden wordt aan de Diensten van de Regering volgens de nadere regels bepaald voor ieder van de twee betrokken Diensten.

Art. 30.Wanneer, op basis van het verslag overgezonden door de Inspectiediensten bedoeld bij het vorige artikel, de Regering vaststelt dat de dienst voor schoolherinschakeling of één (of meerdere) interventie-eenheid (-heden) niet meer voldoet (voldoen) aan de voorwaarden bepaald bij dit decreet, stuurt de Regering hem (ze), alsook de inrichtende macht, een ingebrekestelling toe.

De dienst voor schoolherinschakeling beschikt over een termijn van drie maanden om zich ernaar te schikken.

Indien aan deze ingebrekestelling niet binnen de vermelde termijn voldaan wordt, kan de Regering de dienst voor schoolherinschakeling de erkenning alsook de subsidies intrekken.

Wat betreft de toepassing van het vorige lid, kan de Regering het advies aanvragen van de Erkenningscommissie. HOOFDSTUK IV. - Begeleiding van de minderjarigen die door de diensten voor schoolherinschakeling worden opgevangen

Art. 31.§ 1. Op eigen initiatief of op aanbeveling van de onderwijsinrichting, het psycho-medisch-sociaal centrum, de instanties bedoeld bij de artikelen 80, § 3, en 88, § 3, van het voormelde decreet van 24 juli 1997, van het Algemeen bestuur Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek of van de Adviseur voor Hulpverlening aan de Jeugd, de Directeur voor Hulpverlening aan de Jeugd of van de Jeugdrechtbank, kunnen de bij de artikelen 30, 31 en 31bis van voormeld decreet van 30 juni 1998 bedoelde minderjarige, zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent zich tot een dienst voor schoolherinschakeling richten opdat de minderjarige daar zou worden opgevangen. § 2. De minderjarige aan wie aanbevolen werd de opvang door een dienst voor schoolherinschakeling en die deze weigert of onderbreekt, wordt aangemeld bij de Adviseur voor Hulpverlening aan de Jeugd die de toestand onderzoekt in het kader van zijn bevoegdheden zoals beschreven in het Decreet van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd.

De dienst voor schoolherinschakeling die de opvang van een minderjarige bedoeld bij de artikelen 30, 31 en 31bis van het voormelde decreet van 30 juni 1998 weigert, licht de Algemene directie Leerplichtonderwijs over zijn met redenen omklede beslissing en de onderwijsinrichting in wat betreft de minderjarige bedoeld bij artikel 31 van hetzelfde decreet. De weigeringen tot opvang worden verder vermeld in het activiteitenverslag bedoeld bij artikel 22, § 3.

Art. 32.De dienst voor schoolherinschakeling werkt met de vrijwillige medewerking van de minderjarige en zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, in partnerschap met de psycho-medisch-sociale centra, de onderwijsinrichtingen en de bevoegde instantie bedoeld, naargelang het geval, bij artikel 80, § 3 of artikel 88, § 3 van het voormelde decreet van 24 juli 1997. De bevoegde instantie bedoeld, naargelang het geval, bij artikel 80, § 3 of artikel 88, § 3 van het voormelde decreet van 24 juli 1997, is deze waaronder de door de minderjarige laatst bezochte onderwijsinrichting ressorteert.

Iedere begeleidingsperiode moet onderworpen worden aan een erkenning dat de leerling school loopt op basis van artikel 30 of 31bis van het voormeld decreet van 30 juni 1998 door de Minister tot wiens bevoegdheid het leerplichtonderwijs behoort. De Regering bepaalt de nadere regels voor de aanvraag en de toekenning van de erkenning.

Art. 33.Het socio-opvoedend team van de dienst voor schoolherinschakeling stelt met iedere minderjarige of zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt een persoonlijk project op waarin rekening wordt gehouden met de levenservaring van de minderjarige en desgevallend met zijn geïndividualiseerd leerplan en maatschappelijk project. Dit project wordt regelmatig besproken met de minderjarige om de evolutie ervan te schatten en het bijwerken van de beoogde doelstellingen mogelijk te maken.

De dienst voor schoolherinschakeling heeft tot doel de moeilijkheden specifiek voor iedere minderjarige op te sporen en instrumenten te ontwikkelen die tot oplossingen kunnen leiden.

Art. 34.De dienst voor schoolherinschakeling zorgt voor de organisatie van een partnerschap met de onderwijsinrichting van de minderjarige, gedurende de opvang, zodat hij verder zou kunnen leren in verband met de basisvaardigheden of de vaardigheden en kennis waarvan sprake in de artikelen 16, 25 en 35 van het voormelde decreet van 24 juli 1997.

Onder onderwijsinrichting van de minderjarige, wordt verstaan, in de zin van dit artikel, de onderwijsinrichting die door de minderjarige bezocht werd voor diens opvang door de dienst voor schoolherinschakeling of, desgevallend, de onderwijsinrichting die hij zal bezoeken na deze opvang.

De dienst voor schoolherinschakeling kan ook een partnerschap inrichten met elke andere onderwijsinrichting binnen of buiten deze laatste.

Het partnerschap kan inzonderheid betrekking hebben op het leveren van pedagogische documenten of de tussenkomst van leden van het onderwijzend of hulpopvoedend personeel in het kader van activiteiten ingesteld door de dienst voor schoolherinschakeling.

Art. 35.De dienst voor schoolherinschakeling stuurt minstens één samenvattend verslag toe aan de betrokken partners binnen de maand of de twee maanden die volgen op de datum van opvang van de minderjarige in functie van de duur bepaald bij de artikelen 30, 31 en 31bis van het Decreet van 30 juni 1998 waaronder deze laatste ressorteert, en een tweede samenvattend verslag voor de terugkeer van de minderjarige naar een onderwijsinrichting of een andere opleidingsstructuur.

De werknemers van de dienst voor schoolherinschakeling moeten het beroepsgeheim respecteren alsook de deontologiecode van de Hulpverlening aan de Jeugd. De samenvattende verslagen bevatten een ontleding van de begintoestand en een uitleg van het ondernomen werk.

Erin worden elementen gegeven die de partners in staat stellen de vorderingen van de minderjarige te schatten en de nodige voorwaarden te bepalen en in te richten voor een degelijke inschakeling.

Onder betrokken partners, wordt verstaan, in de zin van dit artikel, inzonderheid de psycho-medisch-sociale centra en de betrokken onderwijsinrichtingen, en desgevallend, de Adviseur van de Hulpverlening aan de Jeugd, de Directeur van de Hulpverlening aan de Jeugd en de Jeugdrechtbank.

Art. 36.Wanneer de begeleiding tot een einde komt in het kader van een artikel 30 of 31bis van het voormelde decreet van 30 juni 1998, vraagt de dienst voor schoolherinschakeling het nazicht aan van de schooloriëntatie van de minderjarige door het bevoegde psycho-medisch-sociale centrum, enerzijds, en, anderzijds, neemt hij contact op met de instanties bedoeld, naargelang het geval, bij artikel 80, § 3, of 88, § 3, van het voormelde decreet van 24 juli 1997, om hem bij te staan in de schoolherinschakeling van de minderjarige.

Het inrichtingshoofd, op aanvraag van de minderjarige en van zijn gezin, kan een beroep doen op het psycho-medisch-sociale centrum en de bemiddelaars om de minderjarige en zijn gezin te laten bijstaan bij zijn terugkeer naar school.

Art. 37.Onverminderd de bepalingen bedoeld bij de artikelen 30, 31 en 31bis van het voormelde decreet van 30 juni 1998, wordt de beëindiging van de begeleiding van de minderjarige door de dienst voor schoolherinschakeling bepaald door het aanwerven van houdingen en gedragingen die de minderjarige ertoe machtigen adequaat school te lopen. "

Art. 2.In het opschrift van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school en, onder meer, de oprichting van het herscholings- en herintegratiecentrum van de Franse Gemeenschap, worden de woorden "en, onder meer, de oprichting van het herscholings- en herintegratiecentrum van de Franse Gemeenschap" afgeschaft.

Art. 3.In artikel 30 van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 2°, worden de woorden "door een dienst die wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of door een openbare macht bedoeld in artikel 2, 1, c, die is toegelaten en aangesteld door de Commissie voor Positieve Discriminatie, afhankelijk van het ingediende project" vervangen door de woorden "door een dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school, in functie van het ingediende project.»; 2° in het derde lid, worden de woorden "de door de Commissie voor Positieve Discriminatie toegelaten dienst" vervangen door de woorden "de dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school".

Art. 4.In artikel 31 van het voormelde decreet van 30 juni 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 2°, worden de woorden "een dienst die is toegelaten en aangesteld door de Commissie voor Positieve Discriminatie en die wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of door een openbare macht bedoeld in artikel 2, 1, c).» vervangen door de woorden "door een dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school"; 2° in het derde lid, worden de woorden "de door de Commissie voor Positieve Discriminatie toegelaten dienst" vervangen door de woorden "de dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school".

Art. 5.In artikel 31bis van het voormelde decreet van 30 juni 1998 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, 2°, worden de woorden "een dienst die is toegelaten en aangesteld door de Commissie voor Positieve Discriminatie en die wordt gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of door een openbare macht bedoeld in artikel 2, 1, c).» vervangen door de woorden "door een dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school"; 2° in het derde lid, worden de woorden "de door de Commissie voor Positieve Discriminatie toegelaten dienst" vervangen door de woorden "de dienst voor schoolherinschakeling bedoeld bij titel VI van het decreet van 12 mei 2004 betreffende diverse maatregelen inzake de strijd tegen het vroegtijdig verlaten van de school, de uitsluiting en het geweld op school". TITEL II. - Gecombineerde maatregelen inzake schoolverzuim, -afhaking en uitsluiting HOOFDSTUK I. - Wijzigingen aan het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren

Art. 6.In artikel 81 van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, gewijzigd bij het decreet van 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij § 2, derde lid, worden de woorden "alsook het psycho-medisch-sociaal centrum" geschrapt;2° Er wordt een § 3, luidend als volgt, toegevoegd : "§ 3.Het psycho-medisch-sociaal centrum van de onderwijsinrichting van de leerling blijft ter beschikking van deze laatste en zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt indien hij minderjarig is, onder andere in het kader van een steun tot het zoeken naar een nieuwe onderwijsinrichting. » .

Art. 7.In artikel 84 van het voormelde decreet van 24 juli 1997, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt het eerste lid vervangen door een lid luidend als volgt : "In het secundair onderwijs, wanneer het inrichtingshoofd vaststelt dat een leerplichtige minderjarige leerling, ofwel moeilijkheden ervaart, ofwel gezondheids- of veiligheidsrisico's oploopt, ofwel slechte opvoedingsvoorwaarden ervaart als gevolg van zijn wangedrag, dat van zijn familie of leefgenoten, onder andere ingeval hij verdachte schoolafwezigheid pleegt, wordt hij (het inrichtingshoofd) ertoe gehouden de Adviseur van de Hulpverlening aan de Jeugd ervan in kennis te stellen volgens de nadere regels voorafgaandelijk bepaald met deze laatste voor het communiceren en motiveren van dergelijke toestanden.

Wanneer een leerplichtige minderjarige leerling meer dan 30 halve dagen ongerechtvaardigde afwezigheid op zijn rekening heeft, wordt het inrichtingshoofd ertoe gehouden deze toestand ter kennis te brengen van de Algemene directie Leerplichtonderwijs. ».

Art. 8.In artikel 89 van het voormelde decreet van 24 juli 1997, gewijzigd bij het decreet van 8 februari 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij § 2, derde lid, worden de woorden "alsook het psycho-medisch-sociaal centrum" geschrapt;2° Er wordt een § 3, luidend als volgt, toegevoegd : "§ 3.Het psycho-medisch-sociaal centrum van de onderwijsinrichting van de leerling blijft ter beschikking van deze laatste en zijn ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt indien hij minderjarig is, onder andere in het kader van een steun tot het opzoeken van een nieuwe onderwijsinrichting." .

Art. 9.In artikel 92 van het voormelde decreet van 24 juli 1997, gewijzigd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt het eerste lid vervangen door een lid luidend als volgt : "In het secundair onderwijs, wanneer het inrichtingshoofd vaststelt dat een leerplichtige minderjarige leerling, ofwel moeilijkheden ervaart, ofwel gezondheids- of veiligheidsrisico's oploopt, ofwel slechte opvoedingsvoorwaarden ervaart als gevolg van zijn wangedrag, dat van zijn familie of leefnaasten, onder andere ingeval hij verdachte schoolafwezigheid pleegt, wordt hij (het inrichtingshoofd) ertoe gehouden de Adviseur van de Hulpverlening aan de Jeugd ervan in kennis te stellen volgens de nadere regels voorafgaandelijk bepaald met deze laatste voor het communiceren en motiveren van dergelijke toestanden.

Wanneer een leerplichtige minderjarige leerling meer dan 30 halve dagen ongerechtvaardigde afwezigheid op zijn rekening heeft, wordt het inrichtingshoofd ertoe gehouden deze toestand ter kennis te brengen van de Algemene directie Leerplichtonderwijs.". HOOFDSTUK II. - Wijzigingen aan het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie

Art. 10.Artikel 32, derde lid, van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, gewijzigd bij het decreet van 27 maart 2002, wordt vervangen door een derde lid luidend als volgt : "Indien de leerling verzuimt zich aan te melden na ontvangst van de oproeping bedoeld bij het eerste lid en telkens als het inrichtingshoofd het noodzakelijk acht, vaardigt deze laatste een opvoedend hulppersoneelslid of een bemiddelaar bedoeld bij hoofdstuk V van dit decreet af naar de woonplaats of de verblijfplaats van de leerling of vraagt hij de directeur van het psycho-medisch-sociale centrum een personeelslid van dit centrum deze opdracht toe te vertrouwen. De afgevaardigde van het inrichtingshoofd stelt een verslag op van het bezoek ter attentie van het inrichtingshoofd. De Regering kan de regels voor het bezoek nader bepalen. ".

Art. 11.Artikel 33 van het voormelde decreet van 30 juni 1998 wordt door een bepaling vervangen, luidend als volgt : "Ten laatste tegen 30 juni van het lopend schooljaar, zendt de Algemene directie Leerplichtonderwijs aan de Regering, de lijst over, per inrichtende macht en per inrichting, met : 1° de leerplichtige minderjarige leerlingen die niet ingeschreven zijn in een schoolinrichting georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en die niet toegelaten worden om lessen thuis te volgen;2° de leerlingen die gemeld werden aan de Algemene directie Leerplichtonderwijs krachtens de artikelen 84, eerste lid en 92, eerste lid van het voormelde decreet van 24 juli 1997; 3° de schoolafwezigheid van leerlingen die het voorwerp zijn van een ministeriële uitzondering inzake laattijdige aankomst op basis van artikel 79, tweede lid, van het voormelde decreet van 24 juli 1997.". HOOFDSTUK III. - Wijzigingen aan het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek

Art. 12.In artikel 4, § 3 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek, worden de eerste en tweede leden vervangen door de volgende leden : "Met incahtneming van het voorgaande lid, in het secundair onderwijs, bedraagt het maximaal aantal halve dagen afwezigheid die door de ouders of door de meerderjarige leerling mogen worden verantwoord, 8 tot 16 gedurende één schooljaar.

Dit aantal wordt opgenomen in het huishoudelijk reglement.".

Art. 13.In artikel 5 van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 23 november 1998 betreffende het schoolbezoek, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt het 2° vervangen door een bepaling luidend als volgt : "2° de niet-verantwoorde afwezigheid van de leerling op een les."; 2° het tweede lid wordt geschrapt. TITEL III. - Bepalingen die gemeen zijn aan alle onderwijsinrichtingen inzake bestraffing van ernstige feiten

Art. 14.In hoofdstuk IX van het decreet van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren, wordt een artikel 77bis ingevoegd, luidend als volgt : "

Artikel 77bis.Na overleg met de vertegenwoordigings- en coördinatieorganen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd onderwijs, bepaalt de Regering de gemeenschappelijke bepalingen inzake bestraffing van ernstige feiten die opgenomen dienen te worden in het huishoudelijk reglement van iedere inrichting van het onderwijs gesubsidieerd of ingericht door de Franse Gemeenschap.

Onder ernstige feiten, wordt verstaan, in de zin van dit artikel, bewezen feiten van geweld tegen personen, racket en wapenbezit.

Deze gemeenschappelijke bepalingen zullen, voor iedere feitencategorie, ter herinnering brengen en, desnoods, expliciet bepalen : 1° de opgelopen tuchtsancties en de nadere regels voor de uitvoering ervan;2° de administratieve en, desgevallend, rechterlijke overheden die door de inrichting zullen worden ingelicht; 3° de maatregelen die getroffen kunnen worden om de leerling en, indien hij minderjarig is, de ouders of de persoon die het ouderlijk gezag bekleedt, te begeleiden, zodra de straf uitgesproken zal worden.".

Art. 15.In artikel 86, eerste lid van het voormelde decreet van 24 juli 1997, worden de woorden "Onverminderd artikel 77bis, " ingevoegd voor de woorden "De Regering bepaalt".

Art. 16.In artikel 94, eerste lid van het voormelde decreet van 24 juli 1997, worden de woorden "Onverminderd artikel 77bis, " in gevoegd voor de woorden "Elke inrichtende macht definieert".

TITEL IV. - Opheffingsbepaling

Art. 17.Artikel 31ter van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, ingevoegd bij het decreet van 12 mei 2004, wordt opgeheven.

TITEL V. - Overgangsbepaling

Art. 18.Voor zover ze aan de voorwaarden bepaald in hoofdstuk 2 van titel I van dit decreet beantwoorden, verleent de Erkenningscommissie de voorrang aan de twaalf diensten gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap, nadat ze erkend en aangewezen werden door de Commissie voor positieve discriminatie om de opdrachten te verwezenlijken die bedoeld zijn in de artikelen 30, 31 en 31bis van het decreet van 30 juni 1998 dat erop gericht is alle leerlingen gelijke kansen op sociale emancipatie te geven, inzonderheid door de invoering van maatregelen voor positieve discriminatie, voor de inwerkingtreding van het bepalend gedeelte van dit decreet.

TITEL VI. - Inwerkingtreding

Art. 19.Dit decreet treedt in werking op 1 december 2006, met uizondering van artikel 17 dat in werking treedt op 1 juli 2007.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 15 december 2006.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor sociale promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET, De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN, De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, C. EERDEKENS, De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN, De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK. _______ Nota Zitting 2006-2007 Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 307-1. - Commissieamendementen, nr. 307-2. - Verslag, nr. 307-3.

Integrale verslagen. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 13 december 2006.

^