gepubliceerd op 09 mei 2003
Decreet betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector
10 APRIL 2003. - Decreet betreffende de werking van de adviesinstanties die werkzaam zijn binnen de culturele sector (1)
HOOFDSTUK I. - Definities
Artikel 1.In dit decreet wordt verstaan onder : 1° « Adviesinstanties of adviesverlenende instellingen », hierna « instellingen » genoemd : de adviesraden en adviescommissies die ressorteren onder de aangelegenheden bedoeld in artikel 4, 1°, 3°, 4° en 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;2° « Leden van een ministerieel kabinet » : de leden van een ministerieel kabinet van een minister van de Franse Gemeenschapsregering. HOOFDSTUK II. - Samenstelling, benoemingsprocedure en onafhankelijkheid van de leden van de adviesinstanties
Art. 2.§ 1. De hoedanigheid van lid van een adviesinstantie is onverenigbaar met de volgende ambten : 1° lid van een ministerieel kabinet;2° onverminderd § 4 van dit artikel, statutair of contractueel personeelslid van het ministerie van de Franse Gemeenschap of van het Commissariaat-Generaal voor de Internationale Betrekkingen dat, in hoofde van zijn ambt, dossiers onderzoekt voor de erkenning, subsidiëring en werking van personen die werkzaam zijn binnen de culturele sector en afhangen van de Franse Gemeenschap;3° lid van een orgaan of vereniging die de beginselen van de democratie niet naleeft zoals onder meer gesteld in de Grondwet of in het Europees Verdrag ter verdediging van de Rechten van de Mens en van de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd. § 2. Het lid van een ministerieel kabinet dat behoort tot een adviesinstantie stopt onmiddellijk met zetelen in deze instantie. De personen waarop deze paragraaf van toepassing is worden vervangen door een lid uit de reservelijst bedoeld in artikel 8 en dat hun mandaat voltooit. § 3. De persoon bedoeld in paragraaf 1, 2°, die behoort tot een adviesinstantie stopt onmiddellijk met zetelen in deze. De personen waarop deze paragraaf van toepassing is worden vervangen door een lid uit de reservelijst bedoeld in artikel 8 en dat hun mandaat voltooit. § 4. Tenzij het decreet tot oprichting van de adviesinstantie het anders bepaalt, wordt het secretariaat ervan, onder het gezag van de voorzitter, waargenomen door een ambtenaar van het bestuur die is aangeduid door de Regering.
Art. 3.§ 1. De Regering benoemt de leden van de instelling na een openbare oproep tot kandidaten en regelt de organisatie hiervan.
De kandidaten moeten hun bekwaamheid en beroepservaring alsook hun motivatie om te zetelen in de instelling, verantwoorden. Indien mogelijk zeggen ze tevens of zij zich aanmelden als beroeps, expert, vertegenwoordiger van ideologische of levensbeschouwelijke stromingen of vertegenwoordiger van gebruikers of gebruikersverenigingen. § 2. Indien er, binnen de betrokken sector, representatieve verenigingen bestaan die erkend zijn overeenkomstig artikel 7, worden de ingediende kandidaturen hen door de Regering overhandigd. Deze leggen de Regering de lijst voor van de kandidaten die zij steunen. Op deze lijst staan, voorzover mogelijk, dubbel zoveel kandidaturen als te begeven posten. De Regering legt de nadere regels voor deze voorafgaandelijke raadpleging vast.
De lijsten van de geraadpleegde verenigingen worden uiterlijk een maand na de ontvangst van de aanvraag van de Regering overhandigd.
Zoniet wordt de benoemingsprocedure voortgezet. § 3. De Regering benoemt, op de voordracht van de instelling, een voorzitter oder de leden van de adviesinstantie op grond van zijn bekwaamheid en kennis van de sector.
Indien mogelijk wordt de voorzitter gekozen onder diegenen wier beroepsactiviteit niet rechtstreeks afhangt van de adviesinstantie. § 4. In het geval dat de uiteindelijke samenstelling van de instelling niet zou stroken met de bepalingen van de wet van 16 juli 1973, lanceert de Regering een nieuwe openbare oproep tot kandidaten. § 5. De minister of diens vertegenwoordiger kan worden uitgenodigd op de vergaderingen van de adviesinstantie. § 6. De voorzitter van de adviesinstantie mag eenieder uitnodigen die bijkomende informatie kan verstrekken aan de instelling over een of meer punten op de agenda.
Art. 4.De Regering kan afwijken van de bepalingen van paragrafen 1 en 2 van artikel 3, wanneer de instelling uitsluitend bestaat uit afgevaardigden van andere adviesorganen.
Art. 5.De leden worden benoemd voor een mandaat met een maximumduur van 5 jaar.
Ze mogen niet meer dan twee opeenvolgende mandaten uitoefenen.
Art. 6.De Regering bezorgt de Raad van de Franse Gemeenschap en het « Observatoire des Politiques culturelles » de lijst van de leden die zetelen in iedere adviesinstantie en motiveert telkens de samenstelling die is weerhouden voor iedere instelling.
Art. 7.§ 1. De Regering erkent de representatieve verenigingen : 1° die opgericht zijn in de vorm van vereniging zonder winstoogmerk;2° wier maatschappelijk doel, reële activiteiten en omvang minstens een tak van de betrokken sector vertegenwoordigen;3° wier organisatie garanties biedt wat betreft de interne democratie;4° waarvan geen enkel lid lid is van een orgaan of vereniging die de beginselen van de democratie niet naleeft zoals onder meer gesteld in de Grondwet of in het Europees Verdrag ter verdediging van de Rechten van de Mens en van de fundamentele vrijheden, in de wet van 30 juli 1981 tot bestraffing van bepaalde door racisme of xenophobie ingegeven daden en in de wet van 23 maart 1995 tot bestraffing van het ontkennen, minimaliseren, rechtvaardigen of goedkeuren van de genocide die tijdens de tweede wereldoorlog door het Duitse nationaal-socialistische regime is gepleegd;5° die ofwel het Franstalig gewest, ofwel het tweetalig gewest Brussel-Hoofdstad, ofwel het Franstalig gewest en het tweetalig gewest Brussel-Hoofdstad dekken;6° die, op een van voornoemde grondgebieden, een door de Regering voor iedere sector vastgelegd minimumpercentage vertegenwoordigen van erkende personen, of, bij gebrek aan erkenningsmechanisme, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap;7° die beschikken over vast personeel, materieel (lokalen, rekeningnummer, telefoon) en de nodige administratieve structuur voor de volbrenging van hun opdracht en voor hun vertegenwoordiging. § 2. Iedere erkende representatieve vereniging overhandigt de Regering en het « Observatoire des politiques culturelles » een tweejaarlijks verslag met daarin haar ledenlijst, haar statuten en een activiteitenverslag. § 3. De Regering kan de erkenning intrekken van die vereniging die niet langer voldoet aan de voorwaarden gesteld in paragraaf 1.
Art. 8.Voor iedere adviesinstantie stelt de Regering een reservelijst op met plaatsvervangende leden wier aantal minstens gelijk is aan de helft van de leden van de adviesverlenende instelling.
De plaatsvervanger voltooit het mandaat van het vervangen lid. HOOFDSTUK III. - Transparante en dynamische werking en openbaarheid van de adviesinstantie
Art. 9.§ 1. Iedere adviesinstantie formuleert, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, een advies, een aanbeveling of een voorstel over het beleid dat onder haar bevoegdheden ressorteert. § 2. Wanneer de adviesinstantie om advies verzocht wordt, bezorgt het Bestuur de volledige dossiers die in zijn bezit zijn zo vlug mogelijk naar de leden van de adviesinstantie.
De adviesinstantie bezorgt haar verslagen aan de Regering uiterlijk : a) een maand na de verzending door de Regering wat betreft de adviezen over een ontwerpbesluit of wanneer de Regering een advies vraagt bij gemotiveerde hoogdringendheid.In dit geval wordt het advies binnen de maand uitgebracht; b) drie maanden na de verzending, door het Bestuur, van het volledig dossier, wat betreft de adviezen over plaatselijke subsidieaanvragen of over een voorontwerp van decreet;c) vijf maanden na de verzending, door het Bestuur, van het volledig dossier, wat betreft de adviezen over aanvragen om programmacontracten en meerjarensubsidies. Als de termijnen in het tweede lid niet nageleefd worden, beslist de Regering zonder het verslag van de adviesinstantie.
Art. 10.Iedere instelling is verplicht een huishoudelijk reglement op te stellen dat, net als de wijzigingen hieraan, ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Regering.
Dit huishoudelijk reglement omvat minstens : 1° de manier waarop de instelling wil te werk gaan;2° het minimum aantal jaarlijkse vergaderingen, met een minimum van een per kwartaal, behalve wat betreft de instellingen die zich niet uitspreken over subsidieaanvragen;3° de regels inzake de volmacht van een ander lid van de instelling, met dien verstande dat een lid slechts een volmacht kan hebben;4° de verplichting om een beknopt verslag op te stellen van iedere vergadering.Dit verslag wordt samen met het advies verzonden naar de Regering; 5° de wijzen voor de indiening van één of meer minderheidsnota's;6° het feit dat het advies uitgebracht is op naam van de instelling en zonder naamsverwijzigingen;7° het aanwezigheidsquorum en het stemquorum dat geldt binnen de adviesinstantie.
Art. 11.§ 1. Iedere instelling kan de verantwoordelijke waarover zij een advies uitbrengt, verhoren. Het huishoudelijk reglement voorziet in die gevallen waarbij dit verhoor verplicht is. § 2. Het is, voor het lid van de instelling die een project indient, verboden de debatten bij te wonen en deel te nemen aan de besluitvorming van dit project.
Art. 12.Iedere instelling is verplicht haar adviezen met redenen te omkleden. De Regering overhandigt een kopie van het advies van de instelling wanneer zij haar beslissing ter kennis brengt van de projectverantwoordelijke.
Art. 13.§ 1. Iedere instelling overhandigt aan de Regering, het Parlement en het 'Observatoire des politiques culturelles' een activiteitenverslag dat minstens bestaat uit : 1° de lijst van de dossiers die haar zijn voorgelegd;2° de uitgebracht adviezen en de criteria waarmee rekening werd gehouden bij hun opmaak;3° de aanwezigheid van haar leden op de vergaderingen. § 2. De diensten van de Franse Gemeenschap staan in voor het on-line brengen van deze verslagen op de officiële website van de Franse Gemeenschap en dit op het einde van ieder dienstjaar van de adviesinstantie, in naleving van de bepalingen van het decreet van 22 december 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur.
Art. 14.§ 1. De leden van een adviesinstantie zijn van rechtswege ontslagnemend wanneer zij op drie vergaderingen tijdens het jaar afwezigheid waren zonder voorafgaandelijk te verwittigen. § 2. Ieder lid dat de hoedanigheid verliest waarin hij werd aangesteld, wordt geacht ontslagnemend te zijn.
Art. 15.De Regering bepaalt het bedrag dat de leden van de instellingen krijgen als presentiegeld evenals, desgevallend, het bedrag per behandeld dossier en de verplaatsingskosten. HOOFDSTUK IV. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 16.§ 1. In artikel 3, eerste lid, van het decreet van 28 februari 1978 tot instelling van de Openbare Dienst voor Lectuurvoorziening, worden de woorden « hun organisatie en hun woerking wordt geregeld door de Executieve » geschrapt. § 2. In artikel 3 van het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 14 maart 1995 betreffende de organisatie van de openbare dienst voor leesvoorziening, worden de woorden « De Regering richt op » en de woorden « en wordt gelid door een ambtenaar geplaatst onder de hiërarchische leiding van de Directeur van dit bestuur » geschrapt. § 3. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 28 maart 1990 tot oprichting van de Raad voor het Boek van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel : 1° wordt het eerste lid van artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : « De Raad voor het Boek van de Franse Gemeenschap wordt hierna De Raad genoemd »;2° worden in artikel 2, § 1, de woorden « acht leden van rechtswege en » de woorden « ze zijn hernieuwbaar » geschrapt;3° wordt paragraaf 2 van artikel 2 geschrapt;4° worden in paragraaf 3 van artikel 2 de woorden « de leden aangeduid door de minister worden » vervangen door « de vertegenwoordiging van de verschillende disciplines van de sector wordt op de volgende manier verwezenlijkt »;5° worden artikelen 3, 4, 5 en 6 opgeheven;6° worden in artikel 7, eerste en tweede lid, de woorden « met uitzondering van de ambtenaren » geschrapt. § 4. In het besluit van de Executieve van 5 juli 1985 tot oprichting van een Commissie voor de letteren van de Franse Gemeenschap : 1° wordt het eerste lid van artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : « de Commissie voor de letteren van de Franse Gemeenschap wordt hierna de Commissie genoemd »;2° wordt punt d) van artikel 2, § 1, geschrapt;3° worden in artikel 2, § 2, de woorden « hun mandaat is hernieuwbaar » geschrapt;4° wordt artikel 3 opgeheven. § 5. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 4 april 1988 tot vaststelling van de nadere regels voor steun aan het uitgeversbedrijf in de Franse Gemeenschap : 1° wordt artikel 2 vervangen door de volgende bepaling : « De Commissie voor steun aan het uitgeversbedrijf wordt hierna de Commissie genoemd »;2° wordt artikel 6 opgeheven. § 6. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 23 oktober 1991 tot vaststelling van de modaliteiten van de steun aan de verspreiding in de Franse Gemeenschap : 1° worden in artikel 3 de woorden « van een commissie » vervangen door « van de commissie voor de steun aan de verspreiding »;worden de woorden « de mandaten zijn hernieuwbaar » en de woorden « de Secretaris van de commissie wordt aangeduid door de directeur-generaal van Cultuur en Communicatie » geschrapt; 2° wordt artikel 5 opgeheven. § 7. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 18 december 1992 houdende oprichting van de « Conseil supérieur de la Langue française de la Communauté française » (Hoge Raad voor de Franse Taal van de Franse Gemeenschap) 1° wordt artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : « De Hoge Raad voor de Franse Taal wordt hierna de Raad genoemd »;2° wordt artikel 5 vervangen door de volgende bepaling : « De Raad bestaat uit leden die bekend staan om hun bekwaamheid en inzet voor de Franse taal op sociaal-economisch, wetenschappelijk, juridisch, politiek vlak en in het domein van de informatie en vorming, de media's, de filologie, de taalkunde, de kunsten en letteren.De mandaten worden verleend voor vier jaar. »; 3° worden artikelen 6, 7 en 9 opgeheven. § 8. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 19 maart 1991 houdende oprichting van een Raad voor Inheemse Regionale Talen van de Franse Gemeenschap : 1° wordt artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : « De Raad van de Inheemse Regionale Talen van de Franse Gemeenschap wordt hierna de Raad genoemd »;2° wordt in artikel 4, tweede lid, het woord « hernieuwbaar » geschrapt;3° worden in artikel 6, tweede lid, de woorden « en kan worden hernieuwd » geschrapt;4° worden artikel 5, 7 en 8 opgeheven. § 9. In het decreet van 5 juli 1985 ot oprichting van de Raad voor heraldiek en vlaggenkunde van de Franse Gemeenschap van België en tot vaststelling van de vlag, het zegel en het wapen van de steden en gemeenten : 1° wordt artikel 2, tweede lid, opgeheven;2° worden in artikel 2, derde lid, de woorden « en een vertegenwoordiger van de Executieve » geschrapt;3° worden in artikel 2, vierde lid, de woorden « de leden worden benoemd voor een duur van vier jaar » en de woorden « Hun mandaat is hernieuwbaar » geschrapt;4° wordt het eerste lid van artikel 3 geschrapt en worden in het tweede lid de woorden « en is hernieuwbaar » geschrapt;5° wordt artikel 3, tweede lid, geschrapt;6° worden in artikel 5, tweede lid, de woorden « gegeven binnen de drie maand » geschrapt. § 10. In het decreet van 26 mei 1981 tot inrichting van de Hoge Raad voor volkskunst en volksgebruik wordt artikel 4 opgeheven. § 11. In het decreet van 13 juli 1994 houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België : 1° worden in artikel 12, eerste lid, de woorden « hij vergadert minstens eenmaal per jaar » geschrapt;2° worden in artikel 12, tweede lid, de woorden « van twee vertegenwoordigers van de Algemene directie van Cultuur en Communicatie » en de woorden « en van de minister bevoegd voor Cultuur of zijn vertegenwoordiger » geschrapt;3° wordt artikel 13 opgeheven;4° worden in het eerste lid van artikel 14 de woorden « en hernieuwbaar » geschrapt. § 12. In het besluit van dde Executieve van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1988 van de Franse Gemeenschap tot oprichting van een Commissie van advies voor de beeldende kunsten van de Franse Gemeenschap : 1° worden in artikel 1 « Onder de benaming « Commissie van advies voor de beeldende kunsten », wordt een commissie opgericht » vervangen door « de Adviescommissie voor de beeldende kunsten hierna « Commissie » genoemd;2° wordt in artikel 2bis , tweede lid, het punt 1° geschrapt. § 13. Dit decreet is niet van toepassing op de adviesinstantie die is opgericht bij decreet van 10 mei 1984 betreffende de integratie van kunstwerken in de openbare gebouwen. § 14. In het besluit van de Executieve van 26 juni 1990 tot instelling van een Hoge Raad voor Etnologie van de Franse Gemeenschap van Belgie : 1° wordt artikel 1 vervangen door de volgende bepaling : « De Hoge Raad voor Etnologie van de Franse Gemeenschap van België wordt hierna de Raad genoemd »;2° worden in artikel 4, eerste lid, de woorden « na advies van de Raad », en het woord « hernieuwbaar » geschrapt;3° worden artikelen 5, 6, 8, 9, 11 en 12 opgeheven. § 15. In het decreet van 28 juli 1992 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning en de toekenning van toelagen aan de culturele centra : 1° wordt artikel 20 geschrapt;2° worden in artikel 23 de woorden « een voorzitter en » geschrapt en worden de woorden « keurt zijn huishoudelijk reglement goed.Dit reglement wordt goedgekeurd door de Executieve die daarnaast instaat voor de wettigheid van de verkiezingen. » geschrapt; 3° worden in artikel 24 de woorden « De Executieve bepaalt de presentiegelden en verplaatsingsvergoedingen waarop de leden van de adviescommissie voor de culturele centra aanspraak kunnen maken » geschrapt;4° wordt artikel 25 opgeheven. § 16. In het decreet van 13 juli 1994 betreffende het kinder- en jeugdtoneel : 1° worden in artikel 19, eerste lid, de woorden « en waarvan het mandaat kan worden hernieuwd » geschrapt;2° wordt het derde lid van artikel 19 geschrapt;3° wordt artikel 20 opgeheven. § 17. In het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 21 oktober 1987 houdende oprichting van de Adviescommissie voor het amateurtoneel : 1° wordt artikel 2 vervangen door de volgende bepaling : « De Adviescommissie voor amateurtoneel wordt hierna de Commissie genoemd »;2° wordt artikel 5, eerste lid, geschrapt.
Art. 17.Dit decreet treedt in werking op de dag bepaald door de Regering en uiterlijk op 1 januari 2004.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad moet verschijnen.
Gedaan te Brussel, op 10 april 2003.
De Minister-President, belast met Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Begroting, Openbaar Ambt, Jeugdzaken en Sport, R. DEMOTTE De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, R. MILLER De Minister van Jeugdbijstand en Gezondheidszorg, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2002-2003. Documenten van de Raad. - Ontwerpdecreet, nr. 364-1. - Commissieamendementen, nr. 364-2. - Verslag, nr. 364-3.
Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 8 april 2003.