gepubliceerd op 14 juli 2003
Decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
4 APRIL 2003. - Decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen
Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : Decreet houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.
Art. 2.Artikel 26 van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 26.De Universiteit Antwerpen kan in het administratieve arrondissement Antwerpen academische opleidingen aanbieden en de daarop betrekking hebbende academische graden verlenen in de volgende studiegebieden of delen van studiegebieden : 1° Wijsbegeerte, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;2° Taal- en Letterkunde, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;3° Geschiedenis, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;4° Rechten, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;5° Onderwijskunde, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;6° Toegepaste Economische Wetenschappen, waarvoor de graden van kandidaat, licentiaat, kandidaat-handelsingenieur en handelsingenieur kunnen worden verleend;7° Politieke en Sociale Wetenschappen, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;8° Wetenschappen, waarvoor de graden van kandidaat en licentiaat kunnen worden verleend;9° Toegepaste Biologische Wetenschappen, waarvoor de graden van kandidaat-bio-ingenieur en bio-ingenieur kunnen worden verleend op voorwaarde dat omtrent de organisatie van het onderwijs in de opleiding bio-ingenieur en bijhorend onderzoek een samenwerkingsakkoord is gesloten met een andere universiteit die in dit studiegebied onderwijsbevoegdheid heeft.Het samenwerkingsakkoord vernoemt uitdrukkelijk de kwalificatie die aan de graad wordt toegevoegd; 10° Geneeskunde, waarvoor de graden van kandidaat-arts, arts en huisarts kunnen worden verleend;11° Diergeneeskunde, waarvoor de graad van kandidaat-dierenarts kan worden verleend;12° Farmaceutische Wetenschappen, waarvoor de graden van kandidaat-apotheker en apotheker kunnen worden verleend.».
Art. 3.Artikel 29 van het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 29.De Universiteit Antwerpen kan in het administratief arrondissement Antwerpen academische opleidingen aanbieden en de daarop betrekking hebbende graden verlenen in of over de volgende studiegebieden of delen van studiegebieden : 1° Wijsbegeerte, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;2° Taal- en Letterkunde, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;3° Geschiedenis, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;4° Rechten, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;5° Onderwijskunde, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;6° Toegepaste Economische Wetenschappen, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;7° Politieke en Sociale Wetenschappen, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;8° Wetenschappen, waarvoor de graden van ba-chelor en master kunnen worden verleend;9° Toegepaste Biologische Wetenschappen, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend op voorwaarde dat omtrent de organisatie van het onderwijs in de mastersopleiding en bijhorend onderzoek een samenwerkingsakkoord is gesloten met een andere universiteit die in dit studiegebied onderwijsbevoegdheid heeft.Het samenwerkingsakkoord vernoemt uitdrukkelijk de kwalificatie die aan de graad wordt toegevoegd; 10° Geneeskunde, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;11° Diergeneeskunde, waarvoor de graad van bachelor kan worden verleend;12° Farmaceutische wetenschappen, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend;13° Biomedische wetenschappen, waarvoor de graden van bachelor en master kunnen worden verleend.»
Art. 4.In artikel 2 van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid het woord "confederale" schrappen;2° het tweede lid schrappen.
Art. 5.Artikel 3 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «
Artikel 3.Dit decreet heeft tevens betrekking op : - het Universitair Centrum Antwerpen, hierna het RUCA te noemen; - de Universitaire Faculteiten Sint-Ignatius te Antwerpen, hierna de UFSIA te noemen; - de Universitaire Instelling Antwerpen, hierna de UIA te noemen; - de confederale Universiteit Antwerpen, hierna de UA te noemen. »
Art. 6.In hetzelfde decreet wordt een artikel 3bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 3bis.Het doel van de Universiteit Antwerpen is, in een pluralistisch perspectief en met de academische vrijheid en de bestuurlijke autonomie als grondslag, academisch onderwijs te verstrekken en wetenschappelijk onderzoek en dienstverlening te verrichten. » HOOFDSTUK II. - Bestuursstructuur en bevoegdheden van de bestuursorganen
Art. 7.In titel 2 van hetzelfde decreet worden hoofdstuk II, bestaande uit de artikelen 4 tot 15, hoofdstuk III, bestaande uit de artikelen 16 tot 19 en hoofdstuk IV, bestaande uit de artikelen 20 tot 23, vervangen door wat volgt : "HOOFDSTUK II. - De bestuursstructuur Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Artikel 4.De bestuursorganen van de universiteit zijn de Raad van Bestuur en het Bestuurscollege.
Artikel 5.§ 1. De Raad van Bestuur beslist over de indeling in faculteiten en daarmee gelijkgestelde organen, in scholen, instituten en andere academische entiteiten.
De academische leiding van de faculteiten en daarmee gelijkgestelde organen berust bij een decaan. De wijze van aanstelling van de decaan wordt geregeld in een reglement met betrekking tot de academische structuur. § 2. De academische bestuursstructuur omvat ten minste : 1° een College van Decanen;2° een Onderwijsraad;3° een Onderzoeksraad;4° een Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening. De nadere regels met betrekking tot de academische bestuursstructuur worden door de Raad van Bestuur vastgelegd in een reglement.
Artikel 6.De leden van de bestuursorganen treden bij hun handelingen als lid van het betrokken bestuursorgaan enkel op in het algemeen belang. Afdeling 2. - De Raad van Bestuur
Artikel 7.§ 1. De Raad van Bestuur bestaat uit : 1° de ambtshalve leden, met name de rector, de voorzitter van de Onderzoeksraad, de voorzitter van de Onderwijsraad en de voorzitter van de Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening;2° een lid van het zelfstandig academisch personeel uit het wetenschapsgebied humane wetenschappen, gekozen uit en door de leden van het zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;3° een lid van het zelfstandig academisch personeel uit het wetenschapsgebied wetenschappen, gekozen uit en door de leden van het zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;4° een lid van het zelfstandig academisch personeel uit het wetenschapsgebied geneeskunde en farmaceutische, biomedische en diergeneeskundige wetenschappen, gekozen uit en door de leden van het zelfstandig academisch personeel van dat wetenschapsgebied;5° drie leden van het zelfstandig academisch personeel, gekozen uit en door de leden van het zelfstandig academisch personeel;6° drie leden van het assisterend en bijzonder academisch personeel, gekozen uit en door de leden van het assisterend en bijzonder academisch personeel;7° drie leden van het administratief en technisch personeel, gekozen uit en door de leden van het administratief en technisch personeel;8° drie studenten, gekozen uit en door de studenten;9° drie leden waarvan telkens één lid aangewezen wordt door de minister, bevoegd voor Onderwijs, door de gouverneur van de provincie Antwerpen en door de provinciaal van de Sociëteit van Jezus;10° drie leden uit de openbare, politieke, sociaal-economische, levensbeschouwelijke en culturele milieus, gecoöpteerd door de leden van de Raad van Bestuur, bedoeld in 1° tot 9°, rekening houdend met het profiel van de universiteit. § 2. De leden, bedoeld in § 1, 2° tot en met 7°, worden, na verkiezingen binnen de betreffende personeelsgeleding aangewezen voor een periode van vier jaar. Die periode is slechts eenmaal hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van vier jaar.
De studenten worden, na verkiezingen bij de studenten, aangewezen voor een periode van twee jaar. Die periode is slechts éénmaal hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van twee jaar. § 3. De leden, bedoeld in § 1, 9° en 10° worden aangewezen voor een periode van vier jaar. Die periode is slechts éénmaal hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van vier jaar. § 4. De nadere regelingen betreffende de verkiezing door de geledingen, de verkiesbaarheid, het kiesrecht en de verkiezingen worden door de Raad van Bestuur in een reglement opgenomen.
Het lidmaatschap van de Raad van Bestuur is niet verenigbaar met het mandaat van decaan, algemeen beheerder en beheerder. § 5. Indien een geleding nalaat leden aan te wijzen, werkt de Raad van Bestuur verder met de andere leden. § 6. De Raad van Bestuur verkiest uit zijn leden een voorzitter. Het mandaat van voorzitter is niet verenigbaar met het mandaat van rector, voorzitter van de Onderwijsraad, de Onderzoeksraad of de Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening, of lidmaatschap van het Bestuurscollege. Het mandaat duurt vier jaar en is eenmaal hernieuwbaar, tenzij na een onderbreking van vier jaar. § 7. De Raad van Bestuur kan bepalen wie, buiten de leden, de zitting van de Raad van Bestuur bijwoont. Afdeling 3. - Het Bestuurscollege
Artikel 8.§ 1. Het Bestuurscollege bestaat uit : 1° de rector, die voorzitter is;2° de voorzitter van de Onderwijsraad, de voorzitter van de Onderzoeksraad en de voorzitter van de Raad voor Wetenschappelijke en Maatschappelijke Dienstverlening;3° de algemeen beheerder;4° telkens één lid behorende tot de leden bedoeld in artikel 7, § 1, 5° tot en met 8°.Die leden worden aangewezen door de Raad van Bestuur uit zijn leden.
De beheerders zijn lid van het Bestuurscollege met raadgevende stem. § 2. Nadere regels omtrent de aanwijzing van de leden vermeld in § 1, 4°, worden door de Raad van Bestuur vastgelegd. Afdeling 4. - De rector
Artikel 9.§ 1. De rector wordt door de Raad van Bestuur benoemd voor een termijn van 4 jaar uit een lijst voorgedragen door een kiescollege waarvan de samenstelling bepaald wordt door de Raad van Bestuur. In dat kiescollege zijn de geledingen van het zelfstandig academisch personeel, het assisterend en bijzonder academisch personeel, het administratief en technisch personeel, en de studenten vertegenwoordigd. De rector wordt gekozen uit de gewoon hoogleraren.
De verkiezing vindt plaats tijdens het academiejaar dat voorafgaat aan het verstrijken van het mandaat van de in dienst zijnde rector.
De lijst met kandidaten voor het mandaat van rector bevat ten minste één en ten hoogste drie gerangschikte kandidaten. De verdere procedure wordt bepaald door de Raad van Bestuur.
De kandidaten mogen de leeftijdsgrens voor opruststelling niet bereiken tijdens de duur van hun mandaat. Het mandaat van rector kan eenmaal hernieuwd worden. § 2. De rector heeft de academische leiding van de universiteit en vertegenwoordigt de universiteit op academisch vlak. Afdeling 5. - De algemeen beheerder en de beheerders
Artikel 10.In de personeelsformatie ten laste van de werkingsuitkeringen worden een betrekking van algemeen beheerder en twee betrekkingen van beheerder opgenomen. Met de algemeen beheerder en de beheerders wordt een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur gesloten. De opdracht van de algemeen beheerder en de beheerders wordt vastgelegd voor onbeperkt hernieuwbare termijnen van zes jaar. Aan de betrekkingen is de weddenschaal van gewoon hoogleraar verbonden.
De Raad van Bestuur kan hun een vergoeding toekennen overeenkomstig artikel 100 van het universiteitsdecreet.
Artikel 11.De algemeen beheerder wordt door de Raad van Bestuur bij geheime stemming, op voordracht van het Bestuurscollege, aangesteld.
Hij moet houder zijn van een doctoraat op proefschrift en bij uitstek over een academisch profiel beschikken.
Artikel 12.De beheerders worden door de Raad van Bestuur bij geheime stemming, op voordracht van het Bestuurscollege, aangesteld. De beheerders moeten houder zijn van een diploma van de tweede cyclus van een academische opleiding.
Artikel 13.Indien de algemeen beheerder of een beheerder vóór hun eerste aanstelling behoren tot het voltijds ZAP of ATP van een in artikel 3 genoemde instelling, kan het universiteitsbestuur, in afwijking van de bepalingen uit deze afdeling, beslissen om geen arbeidsovereenkomst te sluiten maar om, voor onbeperkt hernieuwbare termijnen van zes jaar, de opdracht van de betrokkene te wijzigen. HOOFDSTUK III. - De bevoegdheden van de bestuursorganen Afdeling 1. - De Raad van Bestuur
Artikel 14.§ 1. De Raad van Bestuur oefent de volgende bevoegdheden uit : 1° het vastleggen van richtlijnen voor de inrichting, de oriëntatie, de organisatie, de coördinatie en de kwaliteitsbewaking van het academisch onderwijs, het wetenschappelijk onderzoek en de wetenschappelijke dienstverlening, en het bewaken van de krachtlijnen van de onderwijsregelingen;2° het vastleggen van de academische bestuursstructuren conform artikel 5 van dit decreet;3° het bepalen van het bestuursreglement, het examenreglement, het tuchtreglement en de reglementen voor de verkiezing van de rector, de voorzitters, de faculteitsraden en decanen, en het reglement houdende de academische structuur;4° het jaarlijks vastleggen en goedkeuren van de begroting, de jaarrekening en het jaarverslag van de universiteit, alsmede het vastleggen van de principes van toewijzing van de middelen;5° het bepalen van de personeelsformatie;6° de aanstelling en de benoeming van de rector, de voorzitters, de algemeen beheerder, de beheerders en de decanen;7° de benoeming, de eerste aanstelling en de bevorderingen van de leden van het zelfstandig academisch personeel en het hoger kaderpersoneel;8° het opstellen van het vergaderreglement, rekening houdend met § 2 van dit artikel;9° het toezicht op de uitvoering van het handvest houdende de oprichting van de Universiteit Antwerpen;10° alle andere bij of krachtens dit decreet of andere decreten specifiek voor de Raad van Bestuur voorbehouden bevoegdheden. § 2. De beslissingen van de Raad van Bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onthoudingen, ongeldige en blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht. De Raad van Bestuur kan alleen geldig vergaderen als ten minste de helft van de leden aanwezig is. Afwezige leden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een ander lid, dat ten hoogste over één volmacht kan beschikken.
Indien na een eerste samenroeping het quorum niet wordt bereikt, kan de Raad geldig vergaderen na een tweede schriftelijke samenroeping met dezelfde agenda, ongeacht het aantal aanwezigen. Afdeling 2. - Het Bestuurscollege
Artikel 15.§ 1. Het Bestuurscollege is bevoegd voor alle zaken van de universiteit die bij dit decreet niet aan de Raad van Bestuur zijn opgedragen. Het Bestuurscollege is onder meer belast met : 1° het voorbereiden en uitvoeren van de besluiten van de Raad van Bestuur;2° het beschikken over de financiën en de roerende en onroerende goederen van de universiteit, binnen de perken van de begrotingskredieten en het door de Raad van Bestuur opgestelde beleids- of financieringsplan;3° het sluiten van overeenkomsten en het verrichten van andere rechtshandelingen;4° het handhaven van de academische orde, en het desgevallend nemen van tuchtmaatregelen overeenkomstig het vigerende tuchtreglement;5° het vaststellen van vacatures en de beslissing tot de vacantverklaring van openstaande ambten;6° de benoeming of aanstelling van het assisterend en bijzonder academisch personeel en het administratief en technisch personeel, ander dan bedoeld in artikel 14, § 1, 7°;7° de hoge leiding van de administratieve diensten;8° het opstellen van zijn vergaderreglement;9° het treffen van een regeling van de vervanging van de rector voor het geval dat hij verhinderd of afwezig is. § 2. Het Bestuurscollege kan een gedeelte van zijn bevoegdheden delegeren aan andere organen of personen. Omtrent de uitoefening van deze bevoegdheden wordt aan het Bestuurscollege verslag uitgebracht. § 3. Het Bestuurscollege is aan de Raad van Bestuur verantwoording verschuldigd.
Het Bestuurscollege verschaft de Raad van Bestuur informatie over de beslissingen die het heeft genomen. Het verstrekt de Raad op zijn verzoek alle inlichtingen over de handelingen die het heeft verricht.
In het bestuursreglement, bedoeld in artikel 14, § 1, 3°, worden omtrent de in dit artikel bedoelde aangelegenheden nadere regelen opgenomen. Afdeling 3. - Het College van Beheer
Artikel 16.§ 1. De algemeen beheerder en de beheerders vormen een College van Beheer dat, onder het toezicht van het Bestuurscollege, belast is met de coördinatie en de uitvoering van het dagelijks beheer van de universiteit op administratief, technisch, financieel en sociaal vlak.
Het Bestuurscollege delegeert daartoe specifieke bevoegdheden op administratief, technisch, financieel en sociaal vlak aan het College van Beheer, dat op zijn beurt bepaalde van die bevoegdheden kan subdelegeren aan de algemeen beheerder en/of de beheerders. § 2. Het College van Beheer kan worden uitgebreid met deskundigen, benoemd door de Raad van Bestuur, op voordracht van het Bestuurscollege. § 3. Het College van Beheer vergadert onder het voorzitterschap van de algemeen beheerder. HOOFDSTUK IV. - Het College van Decanen
Artikel 17.De decanen vormen een college, dat wordt voorgezeten door de rector. Het College van Decanen adviseert, op verzoek of op eigen initiatief, het universiteitsbestuur over alle strategische academische aangelegenheden. HOOFDSTUK IVbis. - De Hoge Raad
Artikel 18.Door de Raad van Bestuur wordt een Hoge Raad van de Universiteit Antwerpen opgericht, samengesteld uit vertegenwoordigers van openbare instanties, politieke, sociaal-economische, religieuze, levensbeschouwelijke en culturele milieus om aan de Universiteit Antwerpen advies te verstrekken over de algemene oriëntering, het pluralistische karakter, de uitbreiding en de ontwikkeling van de universiteit en over de inbedding ervan in de bredere samenleving.
De Raad van Bestuur legt de nadere regels vast met betrekking tot de samenstelling van de Hoge Raad, de wijze van aanstelling van de leden en de duur van hun mandaat. » HOOFDSTUK III. - Aanvullende bepalingen
Art. 8.In hetzelfde decreet wordt een Hoofdstuk IVter , bestaande uit de artikelen 19 en 20 en een Hoofdstuk IVquater, bestaande uit de artikelen 21 en 22, ingevoegd, die luiden als volgt : "HOOFDSTUK IVter. - Statuut van het personeel
Artikel 19.§ 1. De personeelsleden die op de datum van de inwerkingtreding van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, in dienst zijn van het RUCA, de UFSIA en de UIA, treden op die datum in dienst van de Universiteit Antwerpen. Zij behouden daarbij alle rechten en verplichtingen die zij genoten bij hun instelling van oorsprong en het arbeidsrechtelijk en sociaalrechtelijk statuut dat daarbij op hen van toepassing was. De ziektedagen, geregistreerd sedert 1 januari 1994 in de instelling van herkomst, worden meegerekend voor het bepalen van het totale aantal opgenomen ziektedagen.
Voor de personeelsleden die na de inwerkingtreding van het decreet van 4 april 2003 houdende bepalingen tot de oprichting van een Universiteit Antwerpen en tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, nieuw in dienst treden binnen een bepaalde categorie, stelt de Raad van Bestuur binnen de zes maanden alle regelingen vast ter uitvoering van hoofdstuk IV en V van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap. Daarbij geldt dat de personeelsleden die ten laste van afdeling I van de begroting worden bezoldigd, hetzelfde administratieve en sociaalrechtelijke statuut zullen genieten als dat wat geldt voor de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. Voor de personeelsleden ten laste van de andere afdelingen van de begroting werkt het universiteitsbestuur een rechtspositieregeling uit. Die regelingen worden vastgelegd in een reglement houdende statuut van het personeel. De secundaire arbeidsvoorwaarden worden geregeld in een collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst.
De personeelsleden van het RUCA, de UFSIA en de UIA, bedoeld in het eerste lid, die ten laste van afdeling I van de begroting werden bezoldigd, krijgen de mogelijkheid om binnen de vierentwintig maanden na de inwerkingtreding van de regelingen, bedoeld in het vorige lid, toe te treden tot die regelingen. Zoniet behouden zij uitdovend de regelingen die op hen van toepassing waren bij hun instelling van oorsprong. De personeelsleden, bedoeld in het eerste lid, die bezoldigd zijn ten laste van de andere afdelingen van de begroting, krijgen eveneens de mogelijkheid om binnen de vierentwintig maanden na de inwerkingtreding van de rechtspositieregeling, bedoeld in het vorige lid, toe te treden tot die regeling. Zoniet behouden zij uitdovend de regelingen die op hen van toepassing waren bij hun instelling van oorsprong. § 2. De secundaire arbeidsvoorwaardenregelingen kunnen worden geharmoniseerd in een collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst zoals bepaald in artikel 20, zonder dat daarbij het totale evenwicht van rechten en plichten van de personeelsleden en de universiteit mag worden verbroken.
Artikel 20.De Raad van Bestuur kan de secundaire arbeidsvoorwaardenregelingen vastleggen in een collectieve arbeidsvoorwaardenovereenkomst op instellingsniveau. HOOFDSTUK IVquater. - Infrastructuur en financiën
Artikel 21.Alle roerende en onroerende goederen, activa en passiva, rechten en verplichtingen, met inbegrip van alle rechten en verplichtingen van het vermogen, van de UA, het RUCA, de UIA en, op voorwaarde van een beslissing tot overdracht door de algemene vergadering, van de UFSIA, worden van rechtswege en om niet en zonder kosten van welke aard overgedragen aan de Universiteit Antwerpen. De overdracht van goederen geschiedt in de staat waarin die zich bevinden. De Universiteit Antwerpen treedt in de rechten en verplichtingen die krachtens de activiteiten van voornoemde instellingen zijn ontstaan. In de overdracht zijn begrepen alle rechten en verplichtingen verbonden aan hangende en toekomstige procedures.
De Vlaamse regering kan beslissen om lasten uit het verleden, die voortvloeien uit verplichtingen die dateren van vóór de datum van de inwerkingtreding van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, over te nemen.
Artikel 22.De Universiteit Antwerpen kan, overeenkomstig de wetgeving betreffende de onteigeningen ten algemenen nutte en na machtiging van de Vlaamse regering, overgaan tot onteigening van onroerende goederen die rechtstreeks of onrechtstreeks vereist zijn voor het onderwijs, het onderzoek, de wetenschappelijke dienstverlening en de administratie van de universiteit. ». HOOFDSTUK IV. - Het Universitaire Ziekenhuis
Art. 9.Het Universitaire Ziekenhuis Antwerpen, verder UZA te noemen, is het universitaire ziekenhuis van de Universiteit Antwerpen. Het UZA wordt uitgebaat door een aparte rechtspersoon die uitsluitend de uitbating van het universitaire ziekenhuis en gezondheidsvoorzieningen, medisch-sociale inrichtingen of welzijnsvoorzieningen als statutair doel heeft.
De samenstelling van het bestuursorgaan van het UZA wordt vastgelegd door de Raad van Bestuur van de UA. De Raad van Bestuur van de UA keurt de beheersovereenkomst met het UZA goed. HOOFDSTUK V. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen
Art. 10.De UA is de algemene rechtsopvolger van het RUCA, de UFSIA en de UIA.
Art. 11.De beheerders die bij de inwerkingtreding van dit decreet in functie waren bij het RUCA en bij de UIA, respectievelijk op grond van de bepalingen van afdeling 6 van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, zoals gewijzigd, en van afdeling 3 van de wet van 7 april 1971 houdende oprichting en de werking van de Universitaire Instelling Antwerpen, zoals gewijzigd, treden bij wijze van overgangsmaatregel bij de inwerkingtreding van dit decreet in dienst van de UA als beheerder of als algemeen beheerder. De nadere regelingen worden geregeld door de Raad van Bestuur.
Art. 12.In Hoofdstuk V van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen wordt artikel 24 opgeheven.
Art. 13.In hetzelfde decreet worden artikelen 28, 29 en 30 opgeheven.
Art. 14.De wet van 7 april 1971 houdende oprichting en de werking van de Universitaire Instelling Antwerpen, zoals gewijzigd, wordt opgeheven.
Art. 15.Bij de inwerkingtreding van dit decreet worden, in afwijking van artikel 7 van het decreet van 22 december 1995 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot de Universiteit Antwerpen, de leden van de Raad van Bestuur, bedoeld in artikel 7, § 1, 5°, 6°, 7° en 8°, van hetzelfde decreet aangewezen als volgt : per constituerende instelling en per geleding wordt telkens één lid vooraf aangewezen door respectievelijk het RUCA, de UFSIA en de UIA, op voordracht van de betrokken geleding. Wanneer een mandaat voortijdig beëindigd wordt, wordt de regeling van artikel 7 van kracht.
Art. 16.Dit decreet treedt in werking op 1 oktober 2003. Totdat de bestuursorganen zijn samengesteld volgens de bepalingen van dit decreet, worden de organen, opgenomen in het decreet van 22 december 1995, belast met de overeenstemmende bevoegdheden.
Vanaf het ogenblik van de installatie van de bestuursorganen en uiterlijk tot 30 september 2004, oefent de Rector-Voorzitter het mandaat van rector van de UA uit.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 4 april 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN _______ Nota Zitting 2002-2003 Stukken Ontwerp van decreet : 1322 - Nr.
Amendementen : 1322 - Nr. 2 Verslag : 1322 - Nr. 3 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 1322 - Nr. 4 Handelingen Bespreking en aanneming : vergaderingen van 2 april 2003.