gepubliceerd op 14 januari 2005
Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling
23 DECEMBER 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling
De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling, inzonderheid op de artikelen 2, 4 tot 6, 10, 13, 15 en 16;
Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 mei 1998 betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 4 mei 2004;
Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 6 mei 2004;
Gelet op het advies van de « Conseil économique et social de la Région wallonne » (Sociaal-Economische Raad van het Waalse Gewest), gegeven op 24 mei 2004;
Gelet op het advies nr. 37.689/2 van de Raad van State, uitgebracht op 20 oktober 2004, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op de voordracht van de Minister van Tewerkstelling;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling;2° gerechtigde : de persoon bedoeld in artikel 3 van het decreet;3° Commissie : de adviescommissie voor de erkenning van de « Mire » bedoeld in artikel 7 van het decreet en gevestigd binnen de administratie;4° stelsel : het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling ingesteld bij het decreet van 1 april 2004 betreffende het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling;5° administratie : de afdeling Tewerkstelling en Beroepsopleiding van het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling van het Ministerie van het Waalse Gewest;6° FOREm : « Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi » (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Arbeidsbemiddeling), als « regisseur-ensemblier »;7° Minister : de Minister van Tewerkstelling;8° « Mire » : de gewestelijke zending voor arbeidsbemiddeling zoals bepaald in artikel 1 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Procedure inzake toekenning, verlenging, opschorting of intrekking van de erkenning
Art. 2.De aanvraag om erkenning, waarvan het model door de Minister op voorstel van de administratie wordt vastgelegd, wordt door de verzoekende instelling bij aangetekend schrijven of bij e-mail aan de administratie gericht. Ze gaat vergezeld van een dossier bevattende : 1° de statuten van de instelling;2° de samenstelling van de raad van bestuur van de instelling;3° de omschrijving van het project van de instelling, met haar doelstellingen inzake duurzame inschakeling van de gerechtigden in een kwaliteitsbetrekking, haar specifieke doelstellingen inzake activiteitsomvang en termijnen, haar methodologie, de financiële, materiële en menselijke middelen om haar doelstellingen te halen;4° een afschrift van de erkenning als inschakelingsdienst overeenkomstig het decreet van 13 maart 2003 betreffende de erkenning van arbeidsbemiddelingsbureaus;5° een afschrift van de partnerschapsovereenkomst gesloten met de FOREm in het kader van het stelsel;6° een project van overeenkomst gesloten met de gerechtigde;7° een project van overeenkomst gesloten met de werkgever.
Art. 3.Binnen tien dagen na ontvangst van het volledige dossier van erkenningsaanvraag stuurt de administratie een bericht van ontvangst naar de instelling.
Als de administratie vaststelt dat er een veelvuldige aanvraag is, zoals bedoeld in artikel 5, § 2, van het decreet, om het dossier aan te vullen vooraleer het naar de Commissie door te sturen, wordt het bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming om advies verzocht. Dit comité geeft advies binnen een termijn van twee maanden. Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt het geacht gunstig te zijn.
Zodra het dossier volledig is, wordt het binnen de maand door de administratie aan de Commissie overgemaakt.
Art. 4.De Commissie is overeenkomstig artikel 7, 1°, van het decreet verplicht de Minister advies te geven binnen twee maanden na de datum waarop de administratie het dossier verzonden heeft. Bij gebrek aan advies binnen die termijn wordt het geacht ongunstig te zijn.
Vooraleer advies te geven kan de Commissie op eigen initiatief of op verzoek de vertegenwoordigers van elke instelling horen die om de erkenning verzoekt. Als de vertegenwoordigers van de instelling op initiatief van de Commissie worden gehoord, worden ze bij aangetekend schrijven opgeroepen. Het schrijven vermeldt de punten waarover ze gehoord zullen worden.
Art. 5.De Minister beslist uiterlijk binnen een maand na ontvangst van het advies van de Commissie. Bij gebrek aan beslissing binnen die termijn wordt ze geacht gunstig te zijn.
Bij gebrek aan beslissing binnen een termijn van een maand wordt ze in afwijking van het vorige lid geacht ongunstig te zijn als ze een veelvuldige aanvraag betreft zoals bedoeld in artikel 5, § 2, van het decreet.
De administratie geeft de instelling binnen een maand bij aangetekend schrijven kennis van de beslissing tot toekenning of weigering van de erkenning.
De administratie geeft ook de Commissie en het bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming kennis van de beslissing tot toekenning of tot weigering van de erkenning.
Art. 6.De aanvraag om verlenging van de erkenning wordt bij aangetekend schrijven of bij e-mail aan de administratie gericht ten vroegste vier maanden en uiterlijk twee maanden vóór het verstrijken van de lopende erkenning.
De aanvraag om verlenging van de erkenning gaat vergezeld van een dossier met de wijzigingen aangebracht in het overeenkomstig artikel 2 aangelegde dossier.
De procedure vastgelegd bij de artikelen 3 tot 5 is van toepassing op de aanvragen om verlenging van de erkenning.
Art. 7.§ 1. Mits voorafgaandelijk advies van de Commissie kan de Minister de erkenning van een « Mire » opschorten of intrekken na de vertegenwoordigers van de « Mire » te hebben gehoord.
De oproeping voor de hoorzitting wordt door de Commissie bij aangetekend schrijven toegezonden en vermeldt de punten waarop het verhoor betrekking zal hebben. § 2. De erkenning mag hoogstens drie maanden opgeschort worden.
Na afloop van de opschorting kan de Minister de erkenning intrekken als de « Mire » nog steeds niet voldoet aan de voorwaarden van de erkenning. § 3. De administratie geeft de « Mire » kennis van de beslissing van de Minister betreffende de opschorting of de intrekking van de erkenning en verwittigt de Commissie. HOOFDSTUK III. - Modaliteiten voor de tenuitvoerlegging van de begeleidings- en inschakelingsacties
Art. 8.§ 1. Overeenkomstig artikel 2 van het decreet heeft elke « Mire » als algemene opdracht collectieve of individuele acties uit te voeren met het oog op de inschakeling en de begeleiding.
Deze acties zijn bestemd : 1° om de gerechtigde een duurzame en kwalitatieve baan te verschaffen d.m.v. acties inzake beroepsopleiding - ook alternerende - die georganiseerd worden in het kader van het partnerschap en hoogstens 1 250 uren duren; 2° om de gerechtigde gedurende maximum twaalf maanden actief te helpen zoeken naar een baan, hetzij door hem de noodzakelijke diensten en logistieke steun voor zijn inschakeling in het arbeidsproces ter beschikking te stellen, hetzij op grond van een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur, met name : a) een tewerkstellingsovereenkomst gesloten overeenkomstig artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;b) een industriële leerovereenkomst voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;c) een overeenkomst betreffende een doorstromingsprogramma;d) een startbaanovereenkomst zoals bedoeld in artikel 27, 2°, van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid;e) één of meer overeenkomsten inzake uitzendarbeid met een globale duur van minder dan 110 werkdagen;f) een omscholingsovereenkomst zoals bedoeld in titel II van het besluit van de Waalse Regering tot bevordering van de kansen van de gehandicapte personen op de arbeidsmarkt. Om te worden beschouwd als begeleidings- en inschakelingsactie in de zin van dit decreet moet elke overeenkomst bedoeld in 2° van het vorige lid : 1° toegang verlenen tot een duurzame en kwalitatieve baan in de zin van artikel 2, § 1, van het decreet van 1 april 2004 betreffende het geïntegreerd stelsel inzake socio-professionele inschakeling;2° tijdens de periode van een jaar na de tewerkstelling gevolgd worden door maximum zes maanden baanbegeleiding door de « Mire ». § 2. De acties bedoeld in § 1 omvatten al naar gelang de behoeften van de gerechtigden en hun traject o.a. de volgende etappes : 1° opsporing van de bedoelde banen;2° voorlichting en selectie van de gerechtigden;3° bepaling van de gezochte werkposten;4° sequenties inzake vorming of aanpassing, onderdompeling in het bedrijf en voorbereiding op het arbeidscircuit, met inbegrip van het actief zoeken naar een baan;5° contractualisering in een duurzame kwaliteitsbetrekking;6° opvolging gedurende zes maanden na de contractualisering. § 3. Elke « Mire » richt voor elke collectieve actie een begeleidingscomité op met de partners van het project en legt een beschrijvend dossier aan waarin de volgende gegevens voorkomen : 1° de gezochte of aangeboden baan;2° de partners van het project en de precieze modaliteiten betreffende hun tussenkomsten;3° de samenstelling van het begeleidingscomité en zijn vergaderkalender;4° de modaliteiten voor de evaluatie van bedoelde actie.
Art. 9.Elke « Mire » sluit met de gerechtigde een overeenkomst waarin met name de volgende gegevens vastliggen : 1° de rechten en plichten van beide partijen, met inbegrip van de mogelijkheid om beroep in te dienen krachtens artikel 12 van het decreet;2° de gezochte of aangeboden baan;3° het soort begeleiding en de modaliteiten ervan aangeboden aan de gerechtigde tijdens de vorming en zes maanden na de contractualisering;4° de verschillende etappes voor elke begeleidings- en inschakelingsactie, de duur en de doelstelling ervan.
Art. 10.Elke « Mire » sluit met de werkgever een overeenkomst waarin het soort tussenkomst, het soort contract, de duur ervan, de modaliteiten voor de begeleiding van de gerechtigde en, desgevallend, de organisatie van een begeleidingscomité vastliggen. HOOFDSTUK IV. - Jaarlijks actieplan en jaarlijks activiteitenverslag
Art. 11.De « Mire » bezorgt de Commissie en het bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming uiterlijk 1 oktober het actieplan voor het volgende kalenderjaar.
Dit actieplan, waarvan het model door de Minister op voorstel van de administratie wordt vastgelegd, bevat de omschrijving van de overwogen acties, met inbegrip van de innoverende en randacties. Het plan voorziet in de doelstellingen en de duur van de acties, in het aantal betrokken gerechtigden, in de overwogen partnerschappen en methodologie, alsook in een omstandige voorbegroting die de behoeften inzake menselijke, materiële en financiële hulpkrachten weergeeft.
Art. 12.De Commissie geeft de Minister uiterlijk 31 december advies over het jaarlijks actieplan.
Art. 13.De « Mire » bezorgt de Commissie en het bevoegde Subregionaal Comité voor Arbeidsbemiddeling en Vorming uiterlijk 15 april haar activiteitenverslag over het afgelopen kalenderjaar.
Dit activiteitenverslag, waarvan het model door de Minister op voorstel van de administratie vastgelegd wordt, moet de activiteit van de « Mire » weerspiegelen. Het bevat met name : 1° de eventuele wijzigingen in de samenstelling van de raad van bestuur en in het door de « Mire » tewerkgestelde personeel; 2° de kwantitatieve en kwalitatieve gegevens die stroken met de doelstellingen naargelang van de factoren i.v.m. de sociaal-economische context en van de processen die zijn opgestart om daarop in te spelen; 3° een kritische analyse van de goede en slechte resultaten;4° de voldoeningstekens van de betrokken actoren;5° de financiële balans en de rekeningen van het afgelopen jaar, goedgekeurd door de algemene vergadering.
Art. 14.De erkenningscommissie geeft de Minister uiterlijk 30 juni advies over het activiteitenverslag. HOOFDSTUK V. - Jaarlijkse werkingssubsidie
Art. 15.§ 1. Het vastbedrag van de subsidie bedoeld in artikel 13, eerste lid, 1°, van het decreet, bestaat uit twee subsidies : 1° een subsidie ter dekking van de loonkosten voor anderhalf voltijds equivalent, hoe dan ook voor volgende functies : a.projectcoördinator; b. inschakelingsagent;c. administratief of financieel assistent;2° een subsidie die : a) negenentwintigduizend zeshonderd euro bedraagt voor het eerste werkingsjaar;b) voor de volgende jaren vastgelegd is op vijftien procent van het totaalbedrag van de gewestelijke subsidies en voortkomend uit de structurele Europese fondsen, toegekend aan de « Mire » voor het vorige kalenderjaar voor opdrachten die haar in het kader van haar erkenning zijn toegewezen. In afwijking van punt 2°, a), van het eerste lid, krijgen de « Mire » die erkend zijn krachtens het decreet en waarvoor een erkenning is verleend overeenkomstig het besluit van de Regering van 14 mei 1998 betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling een bedrag gelijk aan vijftien procent van het totaalbedrag van de gewestelijke subsidies die onder de structurele Europese fondsen vallen. Die subsidies worden hen voor het vorige kalenderjaar toegekend voor opdrachten die ze in het kader van hun erkenning vervullen. Dit bedrag kan evenwel bij de storting van het saldo van de subsidie verminderd worden als de financiële balans bedoeld in artikel 13, 5°, erop wijst dat het bedrag dat in de loop van het vorige kalenderjaar overeenkomstig bovenbedoeld besluit van de Waalse Regering van 14 mei 1998 is toegekend, niet helemaal opgebruikt werd.
In afwijking van punt 2°, b), van het eerste lid, kan het bedrag van de subsidie verminderd worden als uit de financiële balans bedoeld in artikel 13, 5°, blijkt dat het bedrag dat in de loop van het vorige kalenderjaar is toegekend, niet helemaal opgebruikt werd. § 2. De subsidie bedoeld in § 1 kan o.a. toegekend worden in de vorm van een tegemoetkoming zoals bepaald bij of krachtens het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector.
Art. 16.§ 1. Het variabele bedrag van de subsidie bedoeld in artikel 13, eerste lid, 1°, van het decreet wordt binnen de perken van het begrotingskrediet toegekend als volgt : 1° tienduizend vijfhonderd euro per voltijds equivalent tewerkgesteld op 1 januari van bedoeld begrotingsjaar;2° vijfentwintig euro per uitgevoerde inschakeling;3° tien euro per gerechtigde die minstens driehonderd twintig uren begeleid wordt. § 2. De anderhalf voltijds equivalent bedoeld in artikel 15, 1°, en een voltijds equivalent worden in mindering gebracht van het aantal tewerkgestelde voltijds equivalenten bedoeld in § 1, 1°, voor elke tien punten die toegekend worden overeenkomstig artikel 14 van het decreet van 25 april 2002 betreffende de tegemoetkomingen ter bevordering van de indienstneming van niet-werkende werkzoekenden door de plaatselijke, gewestelijke en gemeenschapsoverheden, door bepaalde werkgevers in de niet-commerciële sector, het onderwijs en de commerciële sector. § 3. Voor de toepassing van § 1, 2°, worden de inschakelingen en de begeleidingen geboekt die uitgevoerd werden tijdens het jaar dat voorafgaat aan bedoeld begrotingsjaar.
Art. 17.De « Mire » bezorgt de administratie vóór 31 januari van bedoeld begrotingsjaar de volledige lijsten van de tijdens het eerste semester van het vorige jaar tewerkgestelde personen, ingeschakelde gerechtigden en begeleide gerechtigden, en vóór 31 augustus de volledige lijsten van de tijdens het tweede semester ingeschakelde en begeleide gerechtigden. HOOFDSTUK VI. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 18.De administratie legt vóór 30 juni een jaarverslag over de uitvoering van dit decreet voor advies over aan de Commissie.
De Commissie beschikt over drie maanden om advies te geven.
Vervolgens richt de administratie het verslag en het advies van de Commissie aan de Minister, die het aan de Waalse Regering moet overleggen.
Overeenkomstig artikel 15 van het decreet maakt de Waalse Regering het verslag uiterlijk 1 december aan de Waalse Gewestraad over.
Art. 19.Het besluit van de Waalse Regering van 14 mei 1998 betreffende de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling wordt opgeheven.
Art. 20.Het decreet van 11 maart 2004 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de gewestelijke zendingen voor arbeidsbemiddeling en dit besluit treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 21.De Minister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Namen, 23 december 2004.
De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie en Tewerkstelling, J.-C. MARCOURT