Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 december 2006
gepubliceerd op 30 januari 2007

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten en verschillende besluiten van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007200263
pub.
30/01/2007
prom.
21/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/21/2007200263/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten en verschillende besluiten van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale en integrale voorwaarden


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 3, vierde lid, 4, 21, derde lid, en 87, derde lid;

Gelet op Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D.66;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de zwembaden bedoeld in de rubriek nr. 92.61.01.01.;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 3 april 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor bijenhuizen in woongebieden zoals omschreven in artikel 26 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;

Overwegende dat de gelijkenis tussen de fabricageprocédés en de desbetreffende milieueffecten (alcoholische gisting en bottellijn) van de rubrieken 15.94 (vervaardiging van cider), 15.95 (andere gegiste dranken) en 15.96 (brouwerijen) op grond van de gegevens vermeld in artikel D.66, § 2, van Boek I van het Milieuwetboek (artikelen 2 en 3) rechtvaardigt dat de drempels in overeenstemming gebracht worden met die van de brouwerijen;

Overwegende dat de rubriek 22.22 (overige drukkerijen) aangepast moet worden om rekening te houden met het feit dat het gebruik van oplosmiddelen, de voornaamste milieuhinder veroorzaakt door deze activiteiten, onder de rubriek VOS en de desbetreffende sectorale voorwaarden valt; dat de activiteiten van de rubriek VOS in klasse 2 worden ingedeeld; dat niets een klasse 1 rechtvaardigt als de hoeveelheid inkt of producten gebruikt om de drager te bekleden hoger is dan 200 000 kg/jaar; gelet op de gegevens vermeld in artikel D.66 van Boek I van het Milieuwetboek; dat deze activiteit overigens noch in bijlage I noch in bijlage II bij Richtlijn 85/337/EEG betreffende de waardering van de weerslagen van sommige openbare en privé-ontwerpen op het leefmilieu (artikel 4) is opgenomen;

Overwegende dat het opschrift van de rubriek 40.30.02 betreffende koelings- en luchtbehandelingsinstallaties bij besluit van de Waalse Regering van 10 november 2005 werd vervangen door een restrictievere bewoording die enkel slaat op de installaties voor de productie van koude of warmte waarbij gebruik wordt gemaakt van een koelcyclus; dat zodoende sommige installaties niet meer onder deze rubriek vallen terwijl dit vroeger wel het geval was; dat dit o.a. het geval is met installaties voor koeling door waterdispersie in een luchtstroom;

Overwegende dat deze installaties gevaar voor verspreiding van de legionella bacterie in het milieu inhouden; dat deze bacteriën een groot gevaar kunnen betekenen voor de volksgezondheid, namelijk het oplopen van de veteranenziekte of legionellose; dat bijgevolg een nieuwe specifieke rubriek voor deze installaties (40.30.06) (artikel 5) gecreëerd dient te worden;dat de criteria voor de indeling in klassen het voorbeeld volgen van de Franse wetgeving die vanwege haar expertise en ervaring terzake meer gevorderd is; dat bedoelde drempel die van het thermisch vermogen van een industriële koeltoren is;

Overwegende dat de rubrieken 50.50.01 en 50.50.02 betreffende oliedistributie betrekking hebben op installaties die over een opslagplaats van 3 000 tot 25 000 liter en over één enkele distributiepistool beschikken; dat er vandaag echter twee soorten brandstoffen bestaan, namelijk de olie 2 000 ppm zwavel die aan de norm NBNT52-716 (nieuw) voldoet en de olie 50 ppm zwavel die aan de norm EN 520 (gewezen) voldoet;

Overwegende dat er voor de naleving van de norm EURO4 - milieubeschermende norm tegen de emissie van uitlaatgassen - en voor het behoud van de waarborg van de voertuigen waarvoor het gebruik van dieselolie 50 ppm vereist wordt, voorgesteld wordt het opschrift van de rubrieken 50.50.01 en 50.50.02 te wijzigen door in plaats van één pistool maximum twee pistolen (artikel 6) te voorzien;

Overwegende dat de kampeerterreinen bedoeld in rubriek 55.22 nu ingedeeld worden op basis van hun oppervlakte; dat de terreinen van minder dan 8 ha in klasse 2 en die van 8 ha en meer in klasse 1 ingedeeld worden; dat, behalve de moeilijkheden om de oppervlakte te interpreteren en te berekenen, gebleken is dat dit criterium ontoereikend is; dat een verfijndere analyse van de milieuhinder het doorslaggevende karakter van het aantal bewoners op deze terreinen aan het licht heeft gebracht; dat een aanzienlijk deel van de oppervlakte in talrijke campings niet voor de huisvesting van de kampeerders maar voor bijkomende activiteiten (zwembad, restaurant, sportterrein, bos, enz.) bestemd is; dat derhalve verschillende campings met een kleine opvangcapaciteit maar met een grotere kwaliteit en verscheidenheid aan diensten (vrijetijdsvoorzieningen, grootte van de percelen) in klasse 1 ingedeeld zijn terwijl andere campings met veel meer plaatsen in klasse 2 ingedeeld zijn;

Overwegende dat er bijgevolg voorgesteld wordt de rubriek 55.22 te wijzigen en rekening te houden met het aantal plaatsen; dat een klasse 3 gecreëerd wordt voor alle campings met minder dan 50 plaatsen, hoevecampings inbegrepen; dat het lozen van huishoudelijk afvalwater immers de voornaamste hinder is in kleine campings; overwegende dat de zuiveringsstations van huishoudelijk afvalwater in klasse 3 ingedeeld zijn als hun zuiveringscapaciteit lager is dan 100 inwonersequivalent en dat de vuilvracht van de bewoners van een campingplaats doorgaans gelijkgesteld wordt met twee inwonersequivalent, wordt de grens van klasse 3 redelijkheidshalve op 50 plaatsen (100 IE) vastgelegd; dat elk kampeerterrein met minstens 50 plaatsen en minder dan 400 plaatsen voortaan in klasse 2 ingedeeld wordt; dat de campings met 400 plaatsen en meer in klasse 1 ingedeeld worden (artikel 7);

Overwegende dat het opschrift van de rubriek 63.12.09.01 voor een betere leesbaarheid en gemakshalve in overeenstemming gebracht moet worden met de terminologie van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen, zonder de draagwijdte van de rubriek (artikel 8) te wijzigen;

Overwegende dat de rubrieken 63.12.20 betrekking hebben op alle opslagplaatsen voor chemische stoffen met ammoniumnitraat; dat de eerste subrubrieken betrekking hebben op gewone meststoffen die bij elke groothandelaar te vinden zijn en die geen ontploffingsgevaar inhouden; dat de "Division de la Prévention et des Autorisations-cellule Risques d'Accidents majeurs" (Afdeling Preventie en Machtigingen - cel Gevaar voor Zware Ongevallen) dus niet systematisch ondervraagd moet worden; dat de subrubrieken 03 en 04 betrekking hebben op samenstellingen van ammoniumnitraat waarin het stikstofgehalte afkomstig van ammoniumnitraat hoog is (subrubriek 03) of op samenstellingen die niet voldoen aan de eisen van de detonatietest (subrubriek 04); dat deze producten niet voorkomen op de meststoffenmarkt maar eerder bij de producenten van ammoniumnitraat en in de opslagplaatsen voor ontplofbare stoffen; dat de samengevoegde hoeveelheden beperkt zijn omdat deze producten meer risico's inhouden; dat de systematische raadpleging van de "DPA-Cellule RAM" niet gegrond is (artikel 9);

Overwegende dat een proefcentrum voor munitie en wapens dezelfde hinder en potentiële risico's vertoont als een schietstand; dat het vooral gaat om veiligheids- en lawaaiproblemen; dat voorzover een schietstand in klasse 2 (rubriek 92.61.06) ingedeeld is een klasse 2 voor proefcentra inzake munitie en wapens gecreëerd moet worden door het invoegen van een nieuwe rubriek 74.30.04; dat de wapenindeling bepaald bij de wet van 3 januari 1933 op de vervaardiging van den handel in en het dragen van wapenen en op de handel in munitie (artikel 10) dient nageleefd te worden;

Overwegende dat de rubrieken 90.10 en 90.17 zoals die nu opgesteld zijn nog steeds verwijzen naar het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling en niet naar Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; dat de tekst bijgevolg aangepast moet worden (artikel 11);

Overwegende anderzijds dat het lezen van rubriek 90.10 kon laten vermoeden dat de Afdeling Waterbeheer van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu uitsluitend voor de lozing van industrieel afvalwater waarvoor er geen enkele sectorale voorwaarde bestond geraadpleegd moest worden; dat de Afdeling Waterbeheer echter toeziet op de inachtneming van de doelstellingen inzake de kwaliteit van het opvangsysteem en rekening houdt met de toestand van de watermassa omschreven in Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid; dat zij moet nagaan of de lozingen, hoewel zij de sectorale lozingsvoorwaarden vervullen, ook aan de immissienormen van het opvangsysteem voldoen en bijgevolg bijzondere voorwaarden moet opleggen; dat de voorgestelde opstelling elke ambiguïteit uit de weg ruimt op dat vlak (artikel 12);

Overwegende dat de drempel van 10 inwonersequivalent/dag aangenomen werd in overeenstemming met de rubriek 90.13 betreffende de individuele zuiveringsstations van 100 inwonersequivalent/dag of meer; dat het opportuun is om de lozingen van industrieel afvalwater te kenmerken op grond van de vuilvracht die zij teweegbrengen of op grond van het feit dat zij gevaarlijke stoffen bevatten zoals bedoeld in de bijlagen I en VII bij Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt; dat de artikelen 4, a), en 6, § 2, van Richtlijn 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd immers een vergunning oplegt voor iedere lozing in de oppervlaktewateren die één van de stoffen zou kunnen bevatten die opgenomen zijn in lijst I en II van de bijlage bij deze Richtlijn;

Overwegende dat artikel 14 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning is gewijzigd bij het programmadecreet van 3 februari 2005 betreffende de economische heropleving en de administratieve vereenvoudiging; dat dit programmadecreet stelt dat het niet meer mogelijk is om bijkomende voorwaarden in te voegen als integrale voorwaarden zijn uitgevaardigd, wat het geval is voor de zwembaden bedoeld in de rubriek 92.61.01.01; dat deze zwembaden bedoeld worden in het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende de zwembaden bedoeld in de rubriek nr. 92.61.01.01.;

Overwegende dat artikel 37, § 2, van bovengenoemd besluit bepaalt dat het gebruik van andere ontsmettingstechnieken dan chloor alsmede het gebruik van elk chemisch product of van elke andere behandeling dan die bedoeld in dit artikel het voorwerp uitmaakt van aanvullende voorwaarden; dat dit mechanisme echter niet meer gebruikt mag worden; dat er bijgevolg voorgesteld wordt om de zwembaden die geen chloor gebruiken in klasse 2 in te delen en de rubriek 92.61.01.01 op te splitsen; dat daarenboven de integrale voorwaarde (artikel 13) formeel gewijzigd moet worden;

Overwegende dat de rubriek 92.61.02 betrekking heeft op badinrichtingen, enerzijds, en op het georganiseerd baden voor een niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin, anderzijds; dat onder badinrichtingen o.a. sauna's, jacuzzi's, Turkse baden wordt verstaan;

Overwegende dat het georganiseerd baden zwemzones betreft zoals omschreven in artikel R.90 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en uitgerust met infrastructuren zoals ingerichte oevers, badhokjes en sanitaire installaties langs de waterlopen en -oppervlaktes;

Overwegende dat elke badinfrastructuur die eventueel ingericht wordt vanaf de dag na die waarop ze tot stand wordt gebracht evenwel moet voldoen aan zeer strenge kwaliteitscriteria die voor het zwemwater opgelegd worden;

Overwegende dat bijgevolg een bijzondere kwaliteitsdoelstelling inzake het leefmilieu nagestreefd moet worden, waarbij doorgaans de uitvoering van een maatregelenprogramma en de vastlegging van bijzondere voorwaarden voor de lozing van afvalwater stroomopwaarts van de badzones vereist worden (cf. de artikelen R.106 tot R.117 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt); dat deze activiteit dus niet zonder gevolg is voor de bestaande projecten; dat de aanleg van een badzone slechts overwogen kan worden als hij niet in strijd is met andere doelstellingen inzake milieubescherming, zoals de Natura 2000-zones en de bescherming van soorten van gemeenschappelijk belang;

Overwegende dat daaruit dan ook blijkt dat verschillende diensten van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu geraadpleegd zouden moeten worden alvorens deze activiteit tot stand te brengen/toe te laten, o.a. : de Afdeling Natuur en Bossen en de Afdeling Waterbeheer; dat er in deze optiek wordt voorgesteld om het

georganiseerd baden voor een niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin in klasse 2 (artikel 14) in te delen;

Overwegende dat de administratieve praktijk bij de interpretatie van de rubriek 92.61.09.02 betreffende de maneges verschillende moeilijkheden aan het licht heeft gebracht; dat elke vergunningsaanvraag betreffende een inrichting met een paardenrijbaan bedoeld wordt in de rubriek 92.61.09.02 en in de rubriek 01.22. betreffende de activiteiten i.v.m. het fokken van paardachtigen die onder de landbouwsector vallen of in de rubriek 01.32 betreffende het houden van paardachtigen die niet onder de landbouwsector vallen; dat evenwel blijkt dat de hinder te wijten aan het fokken of het houden van dieren (beheer van dierlijke mest, lawaai, geuren, enz.) gereglementeerd wordt door de sectorale en integrale die thans uitgewerkt worden;

Overwegende dat de maneges dus niet meer ingedeeld moeten worden wegens voornoemde hinder die ze kunnen veroorzaken; dat de voor het paardrijden aangelegde banen evenwel ingedeeld moeten worden, zelfs indien de dieren niet ter plaatse ondergebracht worden, omdat dat soort installatie, al dan niet toegankelijk voor het publiek, hinder kan veroorzaken voor de buurt, zoals stof (wegvliegend zand), vervoer en lawaai;

Overwegende dat er bijgevolg voorgesteld wordt de paardrijbanen in de rubriek 92.61.09.02. in te delen; dat onder paardrijden moet worden verstaan de gezamenlijke rijoefeningen, namelijk te paard stijgen of leren stijgen, alsook een paard leren dresseren of temmen; dat deze definitie van toepassing is op alle paardachtigen; dat onder baan verstaan moet worden een ruimte ingericht met losse materialen en bestemd voor het paardrijden (artikel 15); dat de aangenomen drempel gebaseerd is de minimumoppervlakte van de wedstrijdbanen;

Overwegende dat in artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 3 april 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor bijenhuizen in woongebieden zoals omschreven in artikel 26 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium de nummering "01.25.06" vervangen moet worden door de nummering "01.39.02";

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door het feit dat het Waalse Gewest ingevolge de arresten nr. 11/2005 en nr. 83/2005 van het Arbitragehof, niet beschikte over een systeem voor de milieueffectevaluatie dat voldoet aan het Europees recht, o.a. wat betreft de projecten waarvoor dit ontwerp van besluit bepaalt dat een effectonderzoek vereist wordt, hetgeen een bron van rechtsonzekerheid is voor de gewestelijke overheden t.o.v. de Europese instanties en vooral voor de burgers; dat het decreet van 10 november 2006 tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek m.b.t. de evaluatie van de milieueffecten van de projecten in die leemte voorzien heeft; overwegende dat de Raad van State overigens al advies heeft kunnen uitbrengen over de eerste versie van het voorontwerp;

Gelet op het advies van de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Milieuraad voor Duurzame Ontwikkeling), gegeven op 6 juli 2006;

Gelet op het advies van de "Commission consultative de l'Eau" (Wateradviescommissie), gegeven op 28 juni 2006;

Gelet op het advies 41.101/4 van de Raad van State, gegeven op 26 september 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het advies nr. 41.804/4 van de Raad van State, gegeven op 6 december 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten wordt aangevuld met het punt 25° "25° CGT : het Commissariaat-generaal voor Toerisme."

Art. 2.De rubriek 15.94 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 3.Rubriek 15.95 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.De rubriek 22.22 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.De rubriek 40.30.06 wordt toegevoegd als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 11 Een installatie is van het type "gesloten primaire circuit" als het water dat in de lucht verspreid wordt een vloeistof afkoelt via één of meerdere gesloten thermische wisselaars die zich in of naast de koeltoren bevinden : er is geen rechtstreeks contact mogelijk tussen het water dat in de koeltoren verspreid wordt en de vloeistof in de thermische wisselaars.

Art. 6.In het opschrift van de rubrieken 50.50.01 en 50.50.02 worden de woorden "met slechts één pistool" vervangen door de woorden "met maximum twee pistolen".

Art. 7.De rubriek 55.22 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 12 Deze indeling betreft : - elk toeristisch kampeerterrein en kampeerterrein op de hoeve bedoeld in het decreet van 18 december 2003 betreffende de toeristische logiesverstrekkende inrichtingen; - elk caravanterrein bedoeld in het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen; - elk kampeerterrein bedoeld in het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over het kamperen en de kampeerterreinen.

Art. 8.In het opschrift van de rubriek 63.12.09.01 worden de woorden "waarvan de dampdruk op 35 °C hoger is dan 105 pascals (categorie A - uiterst ontvlambare vloeistoffen)" vervangen door de woorden "waarvan de temperatuur bij kookdruk gelijk is aan 35 °C of minder".

Art. 9.De verplichte raadpleging van de "Division de la Prévention et des Autorisations" vermeld in de vierde kolom van de rubriek 63.12.20 wordt opgeheven.

Art. 10.Er wordt een r ubriek 74.30.04 toegevoegd, luidend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 11.De rubriek 90.10 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 12.Het opschrift van de rubriek 90.17 wordt vervangen door het volgende opschrift : "Zuiveringsstation voor industrieel afvalwater zoals bedoeld in artikel D.2, 42°, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt".

Art. 13.De rubriek 92.61.01 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 14.De rubriek 92.61.02 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 15.De rubriek 92.61.09.02 wordt vervangen als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 22 een baan is een al dan niet overdekte werkruimte bestemd voor paardrij-oefeningen en ingericht met losse materialen.

Art. 16.De voetnoten nr. 10, 11, 12, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 22 worden de voetnoten nr. 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 23, 24 en 25.

Art. 17.In het opschrift van het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor zwembaden bedoeld in de rubriek nr. 92.61.01.01 wordt de nummering "nr. 92.61.01.01" vervangen door de nummering "nr. 92.61.01.01.01".

Art. 18.Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Deze integrale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties of activiteiten bedoeld in de rubriek 92.61.01.01.01 : openlucht en overdekte zwembaden voor een niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin, met een oppervlakte van 100 m2 of minder of een diepte van 40 cm of minder, die chloor als waterontsmettingsmiddel gebruiken."

Art. 19.Artikel 37, § 2, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 20.Artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2002 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden wordt vervangen als volgt : "Deze voorwaarden zijn van toepassing op de installaties of activiteiten bedoeld in de volgende rubrieken : 92.61.01.01.02 : openlucht en overdekte zwembaden voor en niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin met een oppervlakte van 100 m2 of minder of een diepte van 40 cm of minder die geen chloor als waterontsmettingsmiddel gebruiken en 92.61.01.02 : openlucht en overdekte zwembaden voor een niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 of een diepte van meer dan 40 cm."

Art. 21.In artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 3 april 2003 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor bijenhuizen in woongebieden zoals bepaald in artikel 26 van het Waalse wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium worden de nummering "01.25.06" vervangen door de nummering "01.39.02".

Art. 22.De vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediende vergunningsaanvragen alsmede de desbetreffende administratieve beroepen worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

Art. 23.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 december 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^