Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 30 september 2011
gepubliceerd op 24 november 2011

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap

bron
vlaamse overheid
numac
2011035898
pub.
24/11/2011
prom.
30/09/2011
ELI
eli/besluit/2011/09/30/2011035898/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

30 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 7 en 8, 2° ;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/02/2011 pub. 08/04/2011 numac 2011201540 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap sluiten betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2011;

Gelet op advies 50.027/1/V van de Raad van State, gegeven op 6 september 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° agentschap : het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;2° sociaal netwerk : een of meer natuurlijke personen die vanuit een familiale, sociale of emotionele band de zorgvrager, niet beroepshalve maar meer dan occasioneel, helpen of ondersteunen, of die betrokken zijn bij zijn dagelijkse leven;3° dienst : de dienst Ondersteuningsplan;4° mentororganisatie : de organisatie vermeld in hoofdstuk 5;5° ondersteuningsplan : beschrijving van het geheel van ondersteuning waarop de zorgvrager een beroep kan doen, met inbegrip van de reguliere diensten, het sociale netwerk, materiële ondersteuning en ondersteuning, geleverd door voorzieningen die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap;6° reguliere diensten : ondersteuning die verstrekt wordt door functies in te zetten van diensten binnen de gezondheids- en welzijnszorg;7° zorgvrager : de persoon met een handicap als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 7 mei 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/05/2004 pub. 11/06/2004 numac 2004035909 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, of een vermoeden ervan, die voldoet aan de voorwaarden van artikel 20 en 21 van voormeld decreet.

Art. 2.Het agentschap kan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en binnen de grenzen van de daarvoor op zijn begroting ingeschreven kredieten diensten Ondersteuningsplan erkennen en subsidiëren. HOOFDSTUK 2. - Erkenning

Art. 3.Met behoud van de toepassing van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 8bis en hoofdstuk II met uitzondering van artikel 11, b) en 11, c) van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 tot vaststelling van de algemene regels inzake het verlenen van vergunningen en erkenningen door het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, omvat de aanvraag tot erkenning de volgende gegevens : 1° het advies over de aanvraag tot erkenning van het Regionaal Overleg Gehandicaptenzorg van de provincie van de dienst;2° het bewijs dat er voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 4;3° het engagement om binnen zes maanden na de erkenning overeenkomsten voor te leggen die gesloten zijn met de andere diensten in de provincie, waarbij afspraken worden gemaakt om ervoor te zorgen dat heel de provincie territoriaal bediend wordt en alle doelgroepen aan bod komen;4° het engagement om de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 8, te sluiten met het agentschap.

Art. 4.§ 1. Om erkend te worden, moet de dienst opgericht zijn in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.

In de raad van bestuur van de vereniging zonder winstoogmerk zijn minstens de volgende partijen vertegenwoordigd : 1° voorzieningen en diensten die erkend zijn door het agentschap;2° de reguliere diensten;3° verenigingen voor personen met een handicap;4° multidisciplinaire teams die erkend zijn door het agentschap. § 2. Om erkend te worden, moet de dienst de beheersovereenkomst, vermeld in artikel 8, met het agentschap gesloten hebben. § 3. De dienstverlening van de dienst wordt uitgevoerd door werknemers van de dienst, onder directe aansturing van de verantwoordelijke van de dienst.

Elke begeleider van de dienst volgt de vorming die aangeboden wordt door de mentororganisatie. § 4. De dienst neemt deel aan het overleg, vermeld in artikel 19, 3°, en verbindt er zich toe de afspraken na te komen die gemaakt zijn in dat overleg of naar aanleiding ervan.

Art. 5.Per provincie kunnen maximaal drie diensten vergund, erkend en gesubsidieerd worden. Voor de toepassing van dit besluit behoort het tweetalige gebied Brussel - Hoofdstad tot de provincie Vlaams-Brabant.

Art. 6.Voor het jaar 2011 wordt de programmatie vastgesteld op 18.700 begeleidingen. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, kan dat aantal jaarlijks wijzigen binnen de grenzen van de kredieten die daarvoor ingeschreven zijn op de begroting.

Een dienst wordt erkend voor een aantal begeleidingen.

Art. 7.De dienst is verplicht om, in samenwerking met de andere erkende diensten van de provincie, in elke gemeente van de provincie minstens één contactpunt te realiseren.

Daarvoor maken, in voorkomend geval, de verschillende erkende diensten binnen de provincie afspraken.

De contactpunten worden georganiseerd in samenwerking met lokale overheden en welzijnsoverleg. De dienst werkt nauw samen met organisaties voor welzijnswerk.

De dienst organiseert een permanente bereikbaarheid tijdens de kantooruren.

Op verzoek van de zorgvrager vindt de dienstverlening plaats in de verblijfplaats van de zorgvrager.

Art. 8.De doelstellingen van de dienst worden bepaald in een beheersovereenkomst die gesloten wordt tussen het agentschap en de dienst.

De beheersovereenkomst omvat minstens de volgende elementen : 1° de wijze waarop alle doelgroepen bereikt worden in functie van afspraken met de andere diensten Ondersteuningsplan van de provincie;2° de wijze waarop handicapspecifieke deskundigheid wordt ingezet voor eventuele specifieke doelgroepen;3° de wijze waarop structureel samengewerkt wordt met de reguliere diensten;4° de wijze waarop samengewerkt wordt met de mentororganisatie;5° het aantal gerealiseerde ondersteuningsplannen per werkingsjaar;6° de inzet van sociale netwerken en reguliere diensten in de ondersteuningsplannen;7° de wijze waarop een evenredige vertegenwoordiging van de verenigingen voor personen met een handicap in de raad van bestuur gerealiseerd wordt. HOOFDSTUK 3. - Opdracht

Art. 9.De diensten richten zich tot alle zorgvragers en zorgen er samen binnen de provincie voor dat zorgvragers van alle doelgroepen kunnen gebruik maken van de dienstverlening.

Art. 10.De dienst gaat volgens de door de mentororganisatie aangestuurde methodieken na op welke wijze de ondersteuning van de zorgvrager zo inclusief mogelijk georganiseerd kan worden. Daarvoor wordt in dialoog met de zorgvrager een ondersteuningsplan opgesteld.

Het ondersteuningsplan omvat ten minste de elementen, vermeld in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.

Het ondersteuningsplan voorziet in : 1° het versterken en inzetten van het bestaande sociale netwerk van de zorgvrager.Als de zorgvrager niet over een sociaal netwerk beschikt zal de dienst de zorgvrager bijstaan om een sociaal netwerk te creëren; 2° het inzetten of versterken van de inzet van reguliere diensten;3° het inzetten van rechtstreeks toegankelijke ondersteuning van het agentschap;4° de inzet van niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die door het agentschap gesubsidieerd wordt. HOOFDSTUK 4. - Subsidiëring

Art. 11.§ 1. De begeleidingen die verstrekt zijn aan personen met een handicap die ingeschreven zijn bij het agentschap en nog geen ondersteuning krijgen van voorzieningen of diensten, erkend en gesubsidieerd door het agentschap, of die verstrekt zijn aan personen met een vermoeden van handicap of ernstig risico op de ontwikkeling van een handicap die nog niet ingeschreven zijn bij het agentschap, komen in aanmerking voor subsidiëring.

Het vermoeden van een handicap of ernstig risico op de ontwikkeling van een handicap wordt bevestigd door een geneeskundig attest, of door een attest van een instantie die door het agentschap erkend is om een multidisciplinair verslag af te leveren. § 2. De maximale duur van de begeleiding om een ondersteuningsplan voor de zorgvrager op te stellen bedraagt twaalf maanden.

Een begeleiding bestaat uit een rechtstreeks persoonscontact en duurt minstens één uur. Als een begeleiding om inhoudelijke of organisatorische redenen langer duurt dan twee uur of als aaneensluitende begeleidingen langer duren dan twee uur, mogen twee begeleidingen aangerekend worden.

Het gemiddelde aantal begeleidingen per zorgvrager mag niet hoger zijn dan twaalf.

De zorgvrager is geen financiële bijdrage verschuldigd voor de begeleidingen. § 3. Een vraag naar begeleiding door de dienst kan hernieuwd worden door alle personen die op dat ogenblik nog geen ondersteuning krijgen van voorzieningen of diensten die erkend en gesubsidieerd zijn door het agentschap.

Een vraag kan alleen hernieuwd worden als aan een of meer van de volgende voorwaarden voldaan is : 1° uit een geneeskundig attest blijkt dat de handicap dermate geëvolueerd is dat de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;2° wijzigingen in het sociale netwerk of in de situatie van de gebruiker hebben als gevolg dat de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;3° wijzigingen van reglementaire aard hebben een wijziging van de inzet van reguliere diensten tot gevolg waardoor de ondersteuning uit het voorgaande ondersteuningsplan niet meer volstaat;4° de vraag wordt gesteld op scharniermomenten in de levensloop zoals bij de overgang naar hoger onderwijsvormen of bij de overgang van minderjarigen- naar meerderjarigenzorg.

Art. 12.De personeelsformatie wordt uitgedrukt in personeelspunten.

De tabel, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd, geeft per functie de puntenwaarde aan per voltijdse equivalent.

Van de personeelspunten moet ten minste 80% ingezet worden met personeelsleden van functies 13 tot en met 21 van de tabel, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd.

Van de personeelspunten kan maximaal 10 % omgezet worden in 743 euro (zevenhonderddrieënveertig euro) per punt voor het inkopen van handicapspecifieke knowhow. Dat bedrag is gebonden aan het referte-indexcijfer (basis 2004 = 100), dat van kracht is bij de inwerkingtreding van dit besluit. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule : (basisbedrag x G-index december 20../G-index maand voor inwerkingtreding).

Deze middelen mogen niet ingezet worden om andere organisaties onder eigen gezag begeleidingen te laten verrichten.

Art. 13.De dienst ontvangt naar rato van zijn erkenningsaantal 0,24 personeelspunten per begeleiding.

Als er honderd begeleidingen minder gepresteerd worden dan het aantal begeleidingen dat in de erkenning vermeld wordt, wordt het aantal personeelspunten verminderd naar rato van het effectief gepresteerde aantal begeleidingen.

Art. 14.De tewerkstelling van de personeelsleden mag nog niet gesubsidieerd worden door het agentschap, de Vlaamse Gemeenschap of andere federale, communautaire, regionale of lokale overheden.

Art. 15.De personeelssubsidies worden toegekend op basis van de salarisschalen en de daaraan gekoppelde diplomavoorwaarden en de anciënniteitsregels, vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van de minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector.

Art. 16.Per gepresteerde begeleiding ontvangt de dienst een werkingstoelage van 25 euro (vijfentwintig euro), met een maximum van het aantal begeleidingen, vermeld in de erkenning.

Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is gebonden aan het referte-indexcijfer (basis 2004 = 100), dat van kracht is bij de inwerkingtreding van dit besluit. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule : (basisbedrag x G-index december 20../G-index maand voor inwerkingtreding).

Art. 17.§ 1. De personeelssubsidies en de werkingstoelagen worden per maand betaald voor een bedrag van acht procent van het bedrag op jaarbasis, dat wordt geraamd op basis van de bekende personeels- en cliëntgegevens. § 2. Het jaarverslag en het financieel verslag worden ingediend uiterlijk op 30 juni van het jaar dat volgt op het werkingsjaar.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt de inhoud en de vorm van het jaarverslag en het financieel verslag. § 3. Het saldo van de personeelssubsidies en de werkingstoelagen wordt verrekend na de goedkeuring van het jaarverslag en het financieel verslag, binnen achttien maanden die volgen op de datum, vermeld in paragraaf 2. De facto is dat 24 maanden na het einde van het werkingsjaar, op voorwaarde dat het jaarverslag en het financieel verslag op tijd en overeenkomstig de instructies van het agentschap ingediend zijn. HOOFDSTUK 5. - Mentororganisatie

Art. 18.§ 1. Binnen de perken van de kredieten die daarvoor zijn ingeschreven op zijn begroting, kan het agentschap een organisatie als mentororganisatie voor de diensten Ondersteuningsplan voor Vlaanderen erkennen en subsidiëren. § 2. De mentororganisatie is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk.

In die organisatie is academische kennis en expertise, vormingsdeskundigheid en ervaringsdeskundigheid aanwezig met betrekking tot person-centered-strategieën en vermaatschappelijking van de zorg. § 3. De erkenning wordt verleend voor een periode van minimaal één jaar en maximaal tien jaar.

De mentororganisatie stelt jaarlijks een activiteitenverslag op, met inbegrip van een financieel verslag. Het agentschap bepaalt de inhoud en de vorm van dat verslag.

De mentororganisatie bezorgt het activiteitenverslag aan het agentschap voor 31 maart van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarop het betrekking heeft.

Art. 19.De mentororganisatie heeft als opdracht : 1° minstens een jaarlijkse vorming aanbieden aan de begeleiders van de diensten Ondersteuningsplan met betrekking tot thema's in het kader van het voortraject zoals burgerschapsmodel, zelfsturing, het betrekken, creëren en versterken van netwerken, en groepsgerichte methodieken die dat faciliteren;2° een helpdesk organiseren waar begeleiders van de diensten terecht kunnen met specifieke inhoudelijke vragen;3° binnen een periode van telkens drie jaar een overleg organiseren in elke provincie met de diensten Ondersteuningsplan van de respectieve provinciën, waaraan ook alle regionaal betrokken partners uit de reguliere diensten deelnemen.Dat overleg evalueert de stand van zaken met betrekking tot het voortraject, waarbij ook aandacht besteed wordt aan concepten van kwaliteit van leven; 4° tools ontwikkelen waarmee de zorgvrager kan nagaan waar zijn wensen en verwachtingen liggen, en welke realistische oplossingen daarvoor voorhanden zijn.

Art. 20.§ 1. Het agentschap verleent de mentororganisatie jaarlijks subsidies. Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 240.000 euro (tweehonderdveertigduizend euro) per jaar. § 2. Maximaal 25 % van het subsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, kan aangewend worden voor werkingskosten. Minstens 75 % wordt aangewend voor personeelskosten.

De loonschalen van de salarisschalen, vastgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit van 30 maart 1973 tot bepaling van de te volgen gemeenschappelijke regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor onderhoud, opvoeding en behandeling van de minderjarigen en van gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, en van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 1993 houdende de subsidiëring van de personeelskosten in bepaalde voorzieningen van de welzijnssector, gelden als maximum voor de uitgaven inzake personeelskosten. § 3. Het maximumsubsidiebedrag, vermeld in paragraaf 1, is gebonden aan het referte-indexcijfer (basis 2004 = 100), dat van kracht is bij de inwerkingtreding van dit besluit. Het wordt jaarlijks op 1 januari aangepast, rekening houdend met het indexcijfer van de consumptieprijzen, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van >s lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule : (basisbedrag x G-index december 20../G-index maand voor inwerkingtreding).

Art. 21.Per kwartaal wordt aan de erkende mentororganisatie 24 procent uitgekeerd van de jaarlijkse subsidie, vermeld in artikel 20, § 1.

De betaling vindt plaats in de loop van de eerste maand van het kwartaal in kwestie.

Het saldo van de eindafrekening wordt uitbetaald na de goedkeuring van het activiteitenverslag, vermeld in artikel 18, § 3, tweede lid. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen

Art. 22.Aan artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/02/2011 pub. 08/04/2011 numac 2011201540 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap sluiten betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Voor de diensten Ondersteuningsplan moet geen individuele dienstverleningsovereenkomst opgesteld worden. ».

Art. 23.Aan artikel 30 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De diensten Ondersteuningsplan moeten geen collectieve inspraak organiseren. ».

Art. 24.In artikel 55, § 1, van hetzelfde besluit wordt tussen het woord « Agentschap » en het woord « dat » het woord « Zorginspectie » ingevoegd. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 25.De bepalingen van dit besluit worden uiterlijk voor 1 juli 2013 door het agentschap geëvalueerd, in overleg met de daartoe bevoegde adviesorganen van het agentschap.

Art. 26.De middelen die toegekend zijn in het uitbreidingsbeleid 2011 voor trajectbegeleiding binnen diensten begeleid wonen en thuisbegeleiding worden ten laatste vanaf 1 januari 2012 overgeheveld naar de diensten Ondersteuningsplan van de respectieve provincie De administrateur-generaal van het agentschap bepaalt de toewijzing van die middelen aan de respectieve diensten, het tijdstip en de wijze van overheveling.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2011.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 30 september 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 1. - Het ondersteuningsplan, vermeld in artikel 10, tweede lid

ondersteuningsdomeinen

ondersteunings- vormen

ondersteunings- bron

gradatie (1)

wonen


werken dagbesteding


vrije tijd


gedrag, ontwikkeling en functioneren


vorming en onderwijs


omgeving


algemeen


(1) Frequentie en Intensiteit. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject van personen met een handicap.

Brussel, 30 september 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 2. - De tabel, vermeld in artikel 12, tweede lid

functie

barema

functiegroep

puntenwaarde

1 zorggebonden personeel


1

L4

logistiek personeel klasse 4

53,5

2

L4 ond II

logistiek onderhoud categorie II

53,5

3

L4 ond III

logistiek onderhoud categorie III

53,5

4

L3 ond IV

logistiek onderhoud categorie IV

56

5

L2 ond V

logistiek onderhoud categorie V

61

6

L3a

logistiek klasse 3

56

7

L3

logistiek klasse 3

56

8

L2

logistiek personeel klasse 2

61

9

A2

logistiek personeel klasse 2

61

10

A1

logistiek personeel klasse 1

71

11

MV2

verzorgend personeel

67

12

B3

begeleidend-verzorgend klasse 3

57,5

13

B2B

begeleidend-verzorgend klasse 2B

61

14

B2A

begeleidend-verzorgend klasse 2A

63,5

15

B1C

opvoedend personeel klasse 1

71

16

B1b

hoofdopvoeder

79

17

B1A

opvoeder groepschef

86

18

MV1

sociaal paramedisch en therapeutisch personeel

71

19

B1b

diensthoofd sociaal paramedisch of therapeutisch personeel

79

20

B1A

coördinator sociaal paramedisch of therapeutisch personeel

86

21

L1

licentiaten

90

22

G1

geneesheer omnipracticus

108

23

GS

geneesheer specialist

143,5

24

B2B

adl-assistent

61


barema

functiegroep

puntenwaarde

2 organisatiegebonden personeel

L4

logistiek personeel klasse 4

53,5

L4 ond II

logistiek onderhoud categorie II

53,5

L4 ond III

logistiek onderhoud categorie III

53,5

L3 ond IV

logistiek onderhoud categorie IV

56

L2 ond V

logistiek onderhoud categorie V

61

L3a

logistiek klasse 3

56

L3

logistiek klasse 3

56

L2

logistiek personeel klasse 2

61

A2

logistiek personeel klasse 2

61

A1

logistiek personeel klasse 1

71

A1

administratie klasse 1

71

A2

administratie klasse 2

61

A2 boekh kl II

administratief personeel boekhouder klasse II

61,5

A3

administratief personeel klasse III

56

K5

onderdirecteur

90

K3

directeur 30-59 bedden

93,5

K2

directeur 60-89 bedden

96,5

K1

directeur +90 bedden

100


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 september 2011 betreffende de erkenning en subsidiëring van diensten Ondersteuningsplan en een mentororganisatie voor het voortraject voor personen met een handicap.

Brussel, 30 september 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^