gepubliceerd op 08 december 2020
Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013 betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer
30 OKTOBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer
Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, artikel 20; - het
decreet van 3 mei 2013Relevante gevonden documenten
type
decreet
prom.
03/05/2013
pub.
13/06/2013
numac
2013035499
bron
vlaamse overheid
Decreet betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport
sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport, artikel 10, gewijzigd bij het decreet van 26 april 2019.
Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De Vlaamse minister bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 5 juni 2020. - De gewestregeringen hebben overleg gepleegd zoals voorgeschreven in artikel 6, § 2, 5°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen. - De Mobiliteitsraad Vlaanderen heeft advies gegeven op 26 juni 2020. - De Vlaamse toezichtcommissie voor de verwerking van persoonsgegevens heeft advies nr. 2020/19 gegeven op 30 juni 2020. - De Raad van State heeft advies 68.030/3 gegeven op 14 oktober 2020, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken.
Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° agentschap: het Agentschap Wegen en Verkeer, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 oktober 2005Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 07/10/2005 pub. 01/12/2005 numac 2005036483 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Infrastructuur type besluit van de vlaamse regering prom. 07/10/2005 pub. 30/11/2005 numac 2005036448 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Agentschap Wegen en Verkeer;2° begeleider: de bestuurder of passagier van een begeleidingsvoertuig;3° begeleidingsonderneming: de onderneming die conform hoofdstuk 2 van dit besluit over een erkenning als begeleidingsonderneming beschikt;4° bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen: het bekwaamheidsattest vermeld in artikel 21bis van het koninklijk besluit van 21 december 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 21/12/2006 pub. 09/02/2007 numac 2007022021 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose en het koninklijk besluit van 30 april 1999 betreffende de veterinairrechtelijke voorschriften voor het intracommunautair verkeer van runderen en varkens type koninklijk besluit prom. 21/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006001038 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2003 betreffende de eindejaarstoelage voor de leden van de openbare brandweerdiensten type koninklijk besluit prom. 21/12/2006 pub. 15/01/2007 numac 2007022028 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu en federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen Koninklijk besluit betreffende de controle van de kwaliteit van de rauwe melk en de erkenning van de interprofessionele organismen sluiten betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en -ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen;5° besluit van 20 december 2013: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer;6° decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten: het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties;7° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid.
Art. 2.Alle communicatie met het agentschap in het kader van dit besluit verloopt uitsluitend elektronisch. Het agentschap kan nadere regels bepalen met betrekking tot deze elektronische communicatie. HOOFDSTUK 2. - De erkenning van de begeleidingsonderneming Afdeling 1. - De erkenningsprocedure
Art. 3.Een onderneming die aan al de volgende voorwaarden voldoet, wordt als begeleidingsonderneming erkend: 1° ze is een onderneming als vermeld in artikel I.1, eerste lid, 1°, van het Wetboek van Economisch Recht; 2° ze beschikt over een passende verzekering van haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid; Om als passend te worden beoordeeld, voldoet de verzekering, vermeld in het eerste lid, 2°, aan de volgende criteria: 1° de verzekerde burgerrechtelijke aansprakelijkheid betreft deze die kan voortkomen uit het uitvoeren van de begeleiding van uitzonderlijk vervoer;2° de geografische dekking beslaat minstens het volledige grondgebied van het Vlaamse Gewest;3° er zijn geen beperkingen aangaande dimensies van het te begeleiden transport;4° er zijn geen beperkingen aangaande uit te voeren manoeuvres. De minister kan nadere voorwaarden bepalen in verband met de verzekering, vermeld in het eerste lid, 2°.
Art. 4.De onderneming die een erkenning wil verkrijgen, dient bij het agentschap een aanvraag tot erkenning als begeleidingsonderneming in.
De aanvraag bevat de volgende informatie: 1° als de aanvrager een natuurlijke persoon is: de voor- en achternaam, het adres en het ondernemingsnummer van de natuurlijke persoon;2° als de aanvrager een rechtspersoon is: de maatschappelijke naam, het juridische statuut, het adres van de maatschappelijke zetel en het ondernemingsnummer;3° de contactgegevens en de eventuele website van de onderneming;4° de voor- en achternaam, het rijksregisternummer en de contactgegevens van de vertegenwoordiger van de onderneming. Bij de aanvraag voegt de onderneming de volgende documenten: 1° een uittreksel uit het Belgisch Staatsblad of elk ander document waaruit blijkt dat de aanvrager een onderneming is;2° het bewijs dat een passende verzekering van haar burgerrechtelijke aansprakelijkheid werd afgesloten.
Art. 5.Het hoofd van het agentschap beslist om de onderneming al dan niet te erkennen als begeleidingsonderneming binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvraag ontvangen is en de retributie, vermeld in artikel 7, eerste lid, betaald is.
Als het hoofd van het agentschap geen beslissing neemt binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan de onderneming hem verzoeken alsnog een beslissing te nemen.
Het hoofd van het agentschap beschikt over een termijn van veertien dagen nadat hij dat verzoek heeft ontvangen om alsnog te beslissen om de onderneming al dan niet te erkennen.
Als het hoofd van het agentschap geen beslissing neemt binnen de termijn, vermeld in het derde lid, wordt de onderneming geacht te zijn erkend.
Op de website van het agentschap wordt een lijst met begeleidingsondernemingen bekendgemaakt. Bij een schorsing van de erkenning van de begeleidingsonderneming wordt de begeleidingsonderneming voor de duurtijd van de schorsing verwijderd van deze lijst. Het agentschap kent aan elke begeleidingsonderneming een uniek erkenningsnummer toe.
Art. 6.Als de informatie die bij de aanvraag is opgegeven conform artikel 4, tweede lid, wijzigt, brengt de begeleidingsonderneming het agentschap daarvan op de hoogte binnen tien dagen na de dag van de wijziging.
Als de begeleidingsonderneming niet meer beschikt over een aansprakelijkheidsverzekering als vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, brengt ze het agentschap daarvan binnen 24 uur op de hoogte. Afdeling 2. - Retributies
Art. 7.Om een erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 4, te behandelen, betaalt de aanvrager een retributie van 75 euro aan het agentschap.
De begeleidingsonderneming die op 1 januari van dat jaar over een erkenning beschikt, betaalt jaarlijks een retributie van 75 euro aan het agentschap.
De schorsing, intrekking of verval van de erkenning geeft geen aanleiding tot een teruggave van de retributie.
De retributie dekt de kosten voor de administratie, de controle en het toezicht die nodig zijn conform dit besluit.
De minister bepaalt de nadere regels voor de betaling van de retributie.
De bedragen van de retributies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november 2020 is bereikt. De bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en worden tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond. Afdeling 3. - Stopzetting
Art. 8.Als de begeleidingsonderneming niet langer begeleidingsactiviteiten wil uitoefenen, brengt ze het agentschap daarvan op de hoogte.
De erkenning vervalt vanaf de datum van de verzending van de kennisgeving, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap. Afdeling 4. - Intrekking en schorsing
Art. 9.Het hoofd van het agentschap kan de erkenning van de begeleidingsonderneming intrekken of voor een bepaalde tijd schorsen als de begeleidingsonderneming: 1° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de erkenning;2° niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist zijn om de bestaande erkenning uit te reiken, vermeld in artikel 3;3° de inlichtingen, vermeld in artikel 6, niet binnen de vooropgestelde termijn meedeelt aan het agentschap;4° de jaarlijkse retributie niet tijdig betaald heeft;5° misbruik maakt van een erkenning;6° bij een controle weigert de gevraagde documenten voor te leggen;7° een begeleider uitzonderlijk vervoer in haar opdracht begeleidingsactiviteiten laat uitoefenen waarvoor de begeleider de vereiste erkenning niet heeft. Voor het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, te nemen, wordt de begeleidingsonderneming op de hoogte gebracht van de overweging om een van de voormelde maatregelen te nemen.
De vertegenwoordiger van de begeleidingsonderneming wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om een schriftelijk verweer te richten aan het hoofd van het agentschap binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen.
Het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, al dan niet te nemen binnen dertig dagen na ontvangst van het schriftelijk verweer of bij gebrek aan een tijdig schriftelijk verweer binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het derde lid.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt het hoofd van het agentschap geacht af te zien van de maatregel, vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 3. - De erkenning van de begeleider Afdeling 1. - De erkenningsprocedure
Art. 10.Een kandidaat-begeleider wordt erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij beschikt over een bekwaamheidsattest begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 als vermeld in artikel 20, eerste lid, van dit besluit of over een gelijkwaardig attest uit een ander gewest;2° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij wijze van hoofdstraf voor een maand of langer vervallen geweest van het recht om een motorvoertuig te besturen, en heeft de examens afgelegd en de onderzoeken ondergaan die eventueel met toepassing van artikel 38 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, zijn opgelegd;3° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens de volgende feiten: a) de misdrijven, vermeld in boek 2, titel VIII, hoofdstuk I, van het Strafwetboek;b) het misdrijf, vermeld in artikel 277 van het Strafwetboek. In afwijking van het eerste lid, 1°, kan de kandidaat-begeleider ook aantonen dat hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij is houder van een bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen;2° hij is minimaal drie jaar houder van een geldig rijbewijs B. Een kandidaat-begeleider wordt erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 2 als hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij beschikt over een bekwaamheidsattest begeleider uitzonderlijk vervoer type 2 als vermeld in artikel 20, tweede lid, van dit besluit of over gelijkwaardig attest uit een ander gewest 2° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij wijze van hoofdstraf voor een maand of langer vervallen geweest van het recht om een motorvoertuig te besturen, en heeft de examens afgelegd en de onderzoeken ondergaan die eventueel met toepassing van artikel 38 van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968, zijn opgelegd;3° hij is gedurende de laatste drie jaar niet bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld tot een gevangenisstraf of een andere straf wegens de volgende feiten: a) de misdrijven, vermeld in boek 2, titel VIII, hoofdstuk I, van het Strafwetboek;b) het misdrijf, vermeld in artikel 277 van het Strafwetboek. In afwijking van het derde lid, 1°, kan de kandidaat-begeleider ook aantonen dat hij voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij is houder van een bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen;2° hij is minimaal drie jaar houder van een geldig rijbewijs B;3° hij is gedurende de laatste tien jaar minstens één jaar actief geweest als verkeerscoördinator of begeleider van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het besluit van 20 december 2013 of hij heeft de stage als vermeld in artikel 26 van dit besluit succesvol beëindigd. Een kandidaat-begeleider die de laatste drie jaar in het buitenland bij wijze van hoofdstraf een soortgelijke straf als vermeld in het eerste lid, 2° of derde lid, 2° heeft opgelopen, wordt geacht niet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 2° en derde lid, 2°, te voldoen.
Een kandidaat-begeleider die in het buitenland bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing veroordeeld werd voor soortgelijke feiten als vermeld in het eerste lid, 3°, of het derde lid, 3°, wordt geacht niet aan de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 3°, en het derde lid, 3°, te voldoen.
Art. 11.De kandidaat-begeleider die een erkenning wil verkrijgen, dient bij het agentschap een aanvraag tot erkenning als begeleider in.
Hij vermeldt uitdrukkelijk op welk type erkenning de aanvraag betrekking heeft.
De aanvraag bevat de volgende informatie over de kandidaat-begeleider: 1° zijn voor- en achternaam;2° zijn geboortedatum;3° zijn rijksregisternummer;4° zijn adres;5° zijn telefoonnummer en e-mailadres. Bij de aanvraag voegt de kandidaat-begeleider de volgende documenten: 1° een kopie van het bekwaamheidsattest uitzonderlijk vervoer type 1 of type 2;2° een uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is of een buitenlands equivalent;3° een recente pasfoto waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm. In afwijking van het derde lid, 1°, voegt de kandidaat-begeleider met toepassing van artikel 10, tweede lid, al de volgende documenten bij de aanvraag: 1° een kopie van het bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen;2° een kopie van het geldige rijbewijs B. In afwijking van het derde lid, 1°, voegt de kandidaat-begeleider met toepassing van artikel 10, vierde lid, al de volgende documenten bij de aanvraag: 1° een kopie van het bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen;2° een kopie van het geldige rijbewijs B;3° het bewijs van de ervaring vermeld in artikel 10, vierde lid, 3°.
Art. 12.Het hoofd van het agentschap neemt binnen dertig dagen na de dag waarop de aanvraag ontvangen is, en de retributie, vermeld in artikel 17, eerste lid, betaald is, een beslissing om de kandidaat-begeleider al dan niet te erkennen als begeleider uitzonderlijk vervoer.
Het agentschap reikt, tegelijk met de beslissing tot erkenning, een legitimatiekaart type 1 of type 2 uit.
Als er geen beslissing wordt genomen binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan de kandidaat-begeleider het hoofd van het agentschap verzoeken alsnog een beslissing te nemen.
Het hoofd van het agentschap beschikt over een termijn van veertien dagen nadat hij dat verzoek heeft ontvangen om alsnog te beslissen om de kandidaat-begeleider al dan niet te erkennen en in voorkomend geval een legitimatiekaart type 1 of type 2 uit te reiken.
Als er geen beslissing wordt genomen binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt de kandidaat-begeleider geacht te zijn erkend. In voorkomend geval dient de begeleider bij gebreke aan een legitimatiekaart en in afwijking van artikel 11, derde lid, van het besluit van 20 december 2013, niet te voldoen aan de vereiste om op elk moment een geldige legitimatiekaart voor te leggen bij het uitvoeren van zijn activiteiten. De begeleider kan in voorkomend geval op elk ogenblik nog een legitimatiekaart aanvragen.
Art. 13.De beslissing om een erkenning begeleider uitzonderlijk vervoer type 2 uit te reiken, zorgt automatisch voor het verval van een eventueel eerder uitgereikte erkenning begeleider uitzonderlijk vervoer type 1.
Art. 14.De minister bepaalt het model van de legitimatiekaart type 1 en type 2.
De legitimatiekaart bevat een uniek erkenningsnummer en is vijf jaar geldig vanaf 1 januari volgend op het jaar waarin de legitimatiekaart verkregen is.
Als de geldigheidsduur van de legitimatiekaart verstreken is, wordt de erkenning van de begeleider van rechtswege geschorst tot de datum waarop het hoofd van het agentschap een nieuwe legitimatiekaart uitreikt.
Art. 15.De vernieuwing van een legitimatiekaart wordt bij het agentschap aangevraagd ten vroegste negentig en uiterlijk dertig dagen voor het verstrijken van de geldigheidsduur ervan.
De aanvrager voegt de volgende documenten bij de aanvraag, vermeld in het eerste lid: 1° een uittreksel uit het strafregister model 1 dat maximaal drie maanden oud is of een buitenlands equivalent;2° een recente pasfoto waarop het gezicht volledig zichtbaar is, met neutrale achtergrond, met een breedte van 35 mm en een hoogte van 45 mm. Als de aanvraag tot vernieuwing volledig is, reikt het hoofd van het agentschap een nieuwe legitimatiekaart uit binnen veertien dagen nadat het agentschap de aanvraag en de bijbehorende stukken heeft ontvangen.
De nieuwe legitimatiekaart is geldig vanaf de dag die volgt op de dag waarop de oude kaart vervalt.
Art. 16.Als de informatie die conform artikel 11, tweede lid, bij de aanvraag is opgegeven, wijzigt, brengt de begeleider het agentschap daarvan op de hoogte binnen tien dagen na de dag van de wijziging.
Als de begeleider bij wijze van hoofdstraf vervallen verklaard wordt van het recht tot sturen voor een maand of langer als vermeld in artikel 10, eerste lid, 2°, derde lid, 2°, of vijfde lid, brengt hij het agentschap daarvan op de hoogte binnen tien dagen na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is getreden.
Als de begeleider een strafrechtelijke veroordeling oploopt als vermeld in artikel 10, eerste lid, 3°, derde lid, 3°, of zesde lid, brengt hij het agentschap daarvan op de hoogte binnen tien dagen na de dag waarop het vonnis in kracht van gewijsde is getreden. Afdeling 2. - Retributies
Art. 17.De aanvrager betaalt aan het agentschap een retributie van 25 euro voor een erkenningsaanvraag als vermeld in artikel 11.
De begeleider die op 1 januari van dat jaar over een erkenning beschikt, betaalt jaarlijks een retributie van 25 euro aan het agentschap.
De schorsing, intrekking of verval van de erkenning geeft geen aanleiding tot een teruggave van de retributie.
De retributie dekt de kosten voor de administratie, de controle en het toezicht die nodig zijn conform dit besluit.
De minister bepaalt de nadere regels voor de betaling van de retributie.
De bedragen van de retributies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november 2020 is bereikt. De bedragen worden op 1 januari van elk jaar aangepast aan het indexcijfer van de gezondheidsindex dat op 30 november van het voorgaande jaar bereikt is, en worden tot op de dichtstbijzijnde euro naar beneden afgerond. Afdeling 3. - Stopzetting
Art. 18.Als de begeleider niet langer begeleidingsactiviteiten wil uitoefenen, brengt hij het agentschap daarvan op de hoogte en stuurt gelijktijdig zijn legitimatiekaart terug.
De erkenning vervalt vanaf de datum van verzending van de kennisgeving aan het agentschap. Afdeling 4. - Intrekking en schorsing
Art. 19.Het hoofd van het agentschap kan de erkenning van de begeleider intrekken of schorsen voor een bepaalde tijd als de begeleider: 1° onjuiste inlichtingen heeft verstrekt over gegevens die noodzakelijk zijn voor de erkenning;2° niet meer voldoet aan een van de voorwaarden die vereist zijn om de bestaande erkenning uit te reiken, vermeld in artikel 10;3° de inlichtingen, vermeld in artikel 16, niet binnen de vooropgestelde termijn meedeelt aan het agentschap;4° de jaarlijkse retributie niet tijdig betaald heeft;5° misbruik maakt van de erkenning;6° bij een controle weigert de gevraagde documenten voor te leggen. Voor het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, te nemen, wordt de begeleider op de hoogte gebracht van de overweging om een van de voormelde maatregelen te nemen.
De begeleider wordt geïnformeerd over de mogelijkheid om een schriftelijk verweer te richten aan het hoofd van het agentschap binnen dertig dagen nadat hij de kennisgeving, vermeld in het tweede lid, heeft ontvangen.
Het hoofd van het agentschap beslist om een maatregel als vermeld in het eerste lid, al dan niet te nemen binnen dertig dagen na ontvangst van het schriftelijk verweer of bij gebrek aan een tijdig schriftelijk verweer binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het derde lid.
Bij gebrek aan een beslissing binnen de termijn, vermeld in het vierde lid, wordt het hoofd van het agentschap geacht af te zien van de maatregel, vermeld in het eerste lid.
Als de erkenning ingetrokken wordt, stuurt de begeleider de legitimatiekaart binnen zeven dagen na ontvangst van de beslissing terug aan het agentschap.
Als de erkenning van de begeleider ingetrokken of geschorst wordt, brengt hij de begeleidingsonderneming waar hij als begeleider voor optreedt, hiervan onmiddellijk op de hoogte. Afdeling 5. - Het bekwaamheidsattest begeleider uitzonderlijk vervoer
Onderafdeling 1. - Voorwaarden om een bekwaamheidsattest te verkrijgen
Art. 20.Personen die voldoen aan al de volgende voorwaarden kunnen een bekwaamheidsattest type 1 verkrijgen: 1° minimaal drie jaar houder zijn van een geldig rijbewijs B;2° het examen, vermeld in onderafdeling 2, succesvol hebben afgelegd. Personen die voldoen aan al de volgende voorwaarden kunnen een bekwaamheidsattest type 2 verkrijgen: 1° minimaal drie jaar houder zijn van een geldig rijbewijs B;2° het examen, vermeld in onderafdeling 2, succesvol hebben afgelegd;3° de stage, vermeld in onderafdeling 3, succesvol hebben beëindigd. Als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste of het tweede lid, geeft het agentschap het bekwaamheidsattest type 1 of type 2 af.
Onderafdeling 2. - Het examen om een bekwaamheidsattest type 1 begeleider uitzonderlijk vervoer te krijgen
Art. 21.De kandidaat-begeleider die wil deelnemen aan het examen om een bekwaamheidsattest type 1 begeleider uitzonderlijk vervoer te krijgen, dient bij het agentschap een aanvraag tot inschrijving voor het voormelde examen in.
Een kandidaat-begeleider kan aan het examen deelnemen als hij het inschrijvingsgeld voor het examen heeft betaald.
Het agentschap deelt binnen één maand na de dag waarop het een aanvraag en het inschrijvingsgeld heeft ontvangen, aan de kandidaat-begeleider de datum van het examen mee.
De minister stelt het bedrag van het inschrijvingsgeld voor het examen vast en stelt de nadere regels voor de betaling van het inschrijvingsgeld vast.
Art. 22.Het examen test al de volgende aspecten: 1° de kennis van het koninklijk besluit van 1 december 1975Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 14/07/2014 numac 2014000537 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type koninklijk besluit prom. 01/12/1975 pub. 31/03/2000 numac 1999000004 bron ministerie van binnenlandse zaken Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Duitse vertaling sluiten houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, in het bijzonder over het uitzonderlijk vervoer en het gedrag van ander verkeer ten opzichte van uitzonderlijk vervoer;2° de kennis van de specifieke regelgeving voor vrachtvervoer;3° de kennis van de specifieke regelgeving voor uitzonderlijk vervoer. Het examen wordt in de vorm van schriftelijke meerkeuzevragen afgenomen.
Art. 23.De kandidaat-begeleider is alleen geslaagd voor het examen als hij ten minste 60% van de punten behaalt.
Art. 24.De minister kan nadere regels bepalen over het examen.
Onderafdeling 3. - De stage
Art. 25.De houder van een bekwaamheidsattest type 1 of een bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen kan de stage aanvatten. De stage kan alleen gevolgd worden bij een onderneming die conform dit besluit erkend is als begeleidingsonderneming.
Art. 26.§ 1. De stage die iedere stagiair volgt, omvat al de volgende onderdelen: 1° meevolgen van de verkenning van trajecten voor een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het besluit van 20 december 2013, voor een totale afstand van minstens 100 kilometer, exclusief autosnelwegen en wegen die twee keer voorkomen.De verkenning omvat: a) de route opstellen;b) de aanwezigheid van werven en obstakels controleren;c) het terrein verkennen met foto's en opmetingen;d) het dossier voor de aanvraag van de vergunning doornemen;e) extra nota's voor de bestuurder en begeleiders van het konvooi opstellen;2° meevolgen in de cabine van de vrachtwagen van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het voormeld besluit.Dit onderdeel duurt 5 uur; 3° meevolgen in de wagen van de verkeerscoördinator van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het voormeld besluit.Dit onderdeel duurt 5 uur; 4° meevolgen in de wagen van een begeleider van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het voormeld besluit.Dit onderdeel duurt 5 uur.
Elk van de onderdelen apart, vermeld in het eerste lid, wordt bij dezelfde begeleidingsonderneming afgewerkt. § 2. De stage neemt de vorm aan van een onbezoldigde kijkstage.
Tijdens de stage mag de stagiair geen effectieve taken uitvoeren.
Art. 27.De stage vindt plaats onder toezicht van een stagebegeleider.
De stagebegeleider voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° hij beschikt over een geldige erkenning als begeleider uitzonderlijk vervoer type 2;2° hij is gedurende de laatste vier jaar minstens drie jaar of gedurende de laatste tien jaar minstens acht jaar actief geweest als verkeerscoördinator of begeleider van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van het besluit van 20 december 2013.
Art. 28.Een stagebegeleider mag niet meer dan twee stagiairs tegelijkertijd begeleiden.
Als een stagebegeleider twee stagiairs tegelijkertijd begeleidt, mogen de stagiairs tijdens de stage niet hetzelfde transport volgen of aan dezelfde verkenning werken.
Art. 29.De stagiair houdt een formulier over het stageverloop bij, waarvan de minister het model bepaalt.
Het formulier over het stageverloop vermeldt in chronologische volgorde de gegevens over de transporten die de stagiair gevolgd heeft.
De stagiair en de stagebegeleider ondertekenen het formulier over het stageverloop na elk transport.
Art. 30.Binnen een week nadat de stagiair de stage voltooid heeft, bezorgt hij het formulier over het stageverloop aan het agentschap.
Gelijktijdig met het bezorgen van het formulier over het stageverloop kan de stagiair aan het agentschap vragen om het bekwaamheidsattest type 2 af te geven.
Het agentschap kan tot dertig dagen na de datum waarop het agentschap het formulier over het stageverloop heeft ontvangen stage-uren van de stagiair ongeldig verklaren als niet is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling.
Als het agentschap geen stage-uren binnen de termijn, vermeld in het tweede lid ongeldig heeft verklaard, is de stage beëindigd.
Als de stagiair vraagt om een bekwaamheidsattest type 2 af te geven als vermeld in het eerste lid, en als aan al de voorwaarden, vermeld in artikel 20, tweede lid, is voldaan, geeft het agentschap het bekwaamheidsattest type 2 af, binnen dertig dagen na ontvangst van de vraag om een bekwaamheidsattest type 2 af te geven.
Art. 31.De minister of zijn gemachtigde kan een begeleidingsonderneming aanwijzen waar een stagiair de onderdelen, vermeld in artikel 26, kan afwerken als een stagiair kan aantonen dat hij geen begeleidingsonderneming vindt waar hij zijn stage kan volbrengen. HOOFDSTUK 4. - De erkenning van Europese beroepskwalificaties
Art. 32.De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de kandidaat-begeleider die een aanvrager is als vermeld in artikel 3, § 1, 16°, van het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten.
Art. 33.Als het agentschap met toepassing van artikel 24 van het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten uitspraak doet over een aanvraag tot erkenning van zijn beroepskwalificaties, vraagt het de volgende documenten aan de kandidaat-begeleider: 1° een bewijs van de nationaliteit van de kandidaat-begeleider;2° een kopie van het beroepsbekwaamheidsattest dat of de opleidingstitel die toegang verleent tot het beroep van begeleider uitzonderlijk vervoer, alsook, in de gevallen, vermeld in artikel 24, § 2, van het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten, het bewijs van beroepservaring van de kandidaat-begeleider.
Art. 34.Als het agentschap op grond van artikel 24 van het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten de beroepskwalificaties van de aanvrager erkent, geeft het agentschap het bekwaamheidsattest, vermeld in artikel 20 van dit besluit af.
Het agentschap kan conform artikel 25 van het decreet van 24 februari 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 24/02/2017 pub. 10/05/2017 numac 2017011836 bron vlaamse overheid Decreet tot gedeeltelijke omzetting van richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties sluiten van de aanvrager eisen dat hij een aanpassingsstage doorloopt of een bekwaamheidsproef aflegt. HOOFDSTUK 5. - Verwerking van gegevens
Art. 35.Het agentschap houdt al de volgende gegevens bij: 1° de aanvraag tot erkenning, vermeld in artikel 4;2° het uittreksel uit het Belgisch Staatsblad, vermeld in artikel 4, derde lid, 1° ;3° het bewijs van de passende verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid, vermeld in artikel 4, derde lid, 2° ;4° de beslissing tot erkenning, vermeld in artikel 5;5° het erkenningsnummer van een begeleidingsonderneming, vermeld in artikel 5, vijfde lid;6° de kennisgeving van wijzigingen in de informatie, vermeld in artikel 6, eerste lid;7° de kennisgeving betreffende het niet langer beschikken over een passende verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid, vermeld in artikel 6, tweede lid;8° de kennisgeving over de stopzetting, vermeld in artikel 8 en 18;9° het schriftelijk verweer, vermeld in artikel 9, derde lid, en artikel 19, derde lid;10° de beslissing tot schorsing en intrekking van de erkenning, vermeld in artikel 9 en 19;11° de aanvraag tot erkenning, vermeld in artikel 11;12° het uittreksel uit het strafregister model 1, of het buitenlands equivalent vermeld in artikel 11, derde lid, 2° en artikel 15, tweede lid, 1° ;13° een kopie van het bekwaamheidsattest bewakingsagent - begeleiding van uitzonderlijke voertuigen als vermeld in artikel 11, vierde lid, 1°, en vijfde lid, 1° ;14° een kopie van het rijbewijs B als vermeld in artikel 11, vierde lid, 2°, en vijfde lid, 2° en artikel 20, eerste lid, 1° en tweede lid, 1° ;15° het bewijs van ervaring, vermeld in artikel 11, vijfde lid, 3° ;16° de beslissing tot erkenning, vermeld in artikel 12, eerste lid;17° het erkenningsnummer van de begeleider, vermeld in artikel 14, tweede lid;18° een kopie van de legitimatiekaart van de begeleider als vermeld in artikel 12, tweede lid, en artikel 15, derde lid;19° de kennisgeving van wijzigingen in de informatie, vermeld in artikel 16, eerste lid;20° de kennisgeving betreffende het bij wijze van hoofdstraf vervallen verklaard worden, vermeld in artikel 16, tweede lid;21° de kennisgeving betreffende het oplopen van een strafrechtelijke veroordeling, vermeld in artikel 16, derde lid;22° de aanvraag tot inschrijving door de kandidaat-begeleider voor het examen, vermeld in 21, eerste lid;23° het afgelegde examen, vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 2;24° het bekwaamheidsattest uitzonderlijk vervoer type 1 en 2, vermeld in artikel 20;25° het formulier over het stageverloop, vermeld in artikel 29;26° het bewijs van nationaliteit, vermeld in artikel 33, 1° ;27° een kopie van het beroepsbekwaamheidsattest, de opleidingstitel of het bewijs van beroepservaring als vermeld in artikel 33, 2°. De gegevens worden bijgehouden tot vijf jaar nadat de erkenning van de begeleidingsonderneming of de erkenning van de begeleider eindigt.
Het agentschap is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG. De gegevens worden verzameld en verwerkt voor: 1° de controle, vermeld in het artikel 16 van het decreet van 3 mei 2013Relevante gevonden documenten type decreet prom. 03/05/2013 pub. 13/06/2013 numac 2013035499 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van bijzonder wegtransport;2° de schorsing of intrekking van de erkenning van de begeleider uitzonderlijk vervoer dan wel van de begeleidingsonderneming;3° de opmaak van algemene en naamloze statistieken door het agentschap om de beleidsmaatregel te onderzoeken en te evalueren. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepalingen
Art. 36.In hoofdstuk 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer wordt het opschrift van afdeling 2 vervangen door wat volgt: "Afdeling 2. - Begeleiding door een begeleidingsonderneming".
Art. 37.In hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde besluit wordt vóór artikel 7 een onderafdeling 1, die bestaat uit artikel 6/1, ingevoegd, die luidt als volgt: "Onderafdeling 1. - Algemeen
Art. 6/1.In de gevallen en onder de voorwaarden, vermeld in artikel 7 van dit besluit, mag de begeleiding van het uitzonderlijk vervoer alleen worden uitgevoerd door een onderneming die voldoet aan al de volgende voorwaarden: 1° ze is erkend als begeleidingsonderneming uitzonderlijk vervoer conform het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest;2° ze werkt met begeleiders die een erkenning begeleider uitzonderlijk vervoer hebben conform het voormelde besluit of een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest; 3° ze beschikt over een passende verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid als vermeld in artikel 3 van het voormelde besluit."
Art. 38.In hoofdstuk 3, afdeling 2, van hetzelfde besluit wordt vóór artikel 7 het volgende opschrift ingevoegd: "Onderafdeling 2. Begeleidingsvoertuigen".
Art. 39.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 3 vervangen door wat volgt: "Onderafdeling 3. Verkeerscoördinator en begeleider".
Art. 40.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "
Art. 11.Een verkeerscoördinator van een konvooi als vermeld in artikel 7, § 1, van dit besluit, is erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 1 of type 2 als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest.
Een verkeerscoördinator of een begeleider van een ander konvooi dan het konvooi, vermeld in artikel 7, § 1, van dit besluit, is erkend als begeleider uitzonderlijk vervoer type 2, als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, of beschikt over een gelijkwaardige erkenning uit een ander gewest.
Een begeleider of verkeerscoördinator als vermeld in het eerste en tweede lid, kan op elk moment een geldige legitimatiekaart voorleggen bij het uitvoeren van zijn activiteiten als begeleider of verkeerscoördinator.".
Art. 41.In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van afdeling 4 vervangen door wat volgt: "Afdeling 3. - Specifieke voorschriften voor landbouwvoertuigen".
Art. 42.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede ", met uitzondering van artikel 11, dat in werking treedt op de door minister vast te stellen datum" wordt opgeheven; 2° een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt: "Artikel 11, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering 30 oktober 2020 houdende de erkenningsvoorwaarden van begeleidingsondernemingen en van begeleiders van uitzonderlijk vervoer en houdende wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 december 2013Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/12/2013 pub. 31/01/2014 numac 2014200384 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer sluiten betreffende de bescherming van de verkeersinfrastructuur in geval van uitzonderlijk vervoer, treedt in werking op 1 september 2021." HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 43.Dit besluit treedt in werking op 1 maart 2021, met uitzondering van artikel 7, tweede lid, 17, tweede lid, en artikel 36 tot en met 42, die in werking treden op 1 september 2021.
Art. 44.De Vlaamse minister, bevoegd voor de weginfrastructuur en het wegenbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 30 oktober 2020.
De minister-president van de Vlaamse Regering, J. JAMBON De Vlaamse minister van Mobiliteit en Openbare Werken, L. PEETERS