Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 20 juli 2012
gepubliceerd op 13 augustus 2012

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000 tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester

bron
vlaamse overheid
numac
2012035959
pub.
13/08/2012
prom.
20/07/2012
ELI
eli/besluit/2012/07/20/2012035959/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

20 JULI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester


VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING Zoals opgenomen in de visienota Versnellen van Investeringsprojecten van de Vlaamse Regering van 15 oktober 2010 is het bestaande besluit inzake de handelingen van algemeen belang geëvalueerd door degenen die met het besluit te maken hebben, namelijk de ambtenaren van de administratie ruimtelijke ordening, overheidsadministraties die projecten initiëren en private aanvragers.

Uit deze evaluatie bleek dat het eerder de ruimtelijke uitgestrektheid van de impact en het al dan niet aanwezig zijn van locatiealternatieven is, die belangrijk zijn bij het formuleren van het antwoord op de vraag of de opmaak van een RUP al dan niet nuttig is.

Een bijstelling van het besluit van de Vlaamse Regering bleek al snel te botsen op de grenzen die het artikel 4.4.7, § 2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (« VCRO ») stelde.

Op voordracht van de heren Wilfried Vandaele, Lode Ceyssens, Bart Martens en Robrecht Bothuyne en de dames Tine Eerlingen, Tinne Rombouts en Michèle Hostekint werd op 2 mei 2012 een voorstel van decreet tot wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot wijziging van de regelgeving wat betreft de opheffing van het Agenschap Ruimtelijke Ordening, in de plenaire vergadering van het Vlaams Parlement aangenomen. Dit decreet werd bekrachtigd door de Vlaamse Regering op 11 mei 2012.

Gelet op de bekrachtiging van het decreet door de Vlaamse Regering op 11 mei 2012 wordt thans het voorliggende besluit voorgelegd aan de Vlaamse Regering voor definitieve goedkeuring na verwerking van het advies van de SARO en het advies van de Raad van State.

Het besluit, dat uitvoering geeft aan het gewijzigde VCRO-artikel, is vanuit die evaluatie gebaseerd op de volgende uitgangspunten : - het garanderen van een versnelling door maximaal zaken op te nemen waarvoor evident de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan (« RUP ») geen meerwaarde heeft; - het bewaken van een goed procesverloop door ten aanzien van de toepasbaarheid van het besluit voor bepaalde handelingen een uitspraak te doen over de al dan niet noodzaak van een voorafgaand planningsinitiatief vooraleer de vergunningsaanvraag in te dienen; - het garanderen van ruimtelijke kwaliteit door een aantal beoordelingscriteria te specifiëren; - het maximaliseren van rechtszekerheid, duidelijkheid en inperken van appreciatiemogelijkheden door een grotere volledigheid en klare omschrijvingen.

Er wordt beklemtoond dat voorliggend besluit in zijn opsommingen, ter wille van de volledigheid en de duidelijkheid, wellicht een aantal zaken heeft opgenomen waarvan de afwijking van stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften niet steeds zeker is.

Zo is er, ook in de rechtspraak, discussie of een weg doorheen een agrarisch gebied van het gewestplan, strijdig is met die bestemming dan wel volkomen los staat van de bestemmingskwestie.

Dit besluit mag dus niet in die zin geïnterpreteerd worden dat men zou oordelen dat er opeens zaken als afwijkend worden beschouwd die helemaal niet in strijd zijn met voorschriften.

Artikelsgewijze bespreking o Artikel 1 Artikel 1 voegt, vanuit de vermelde nood aan verdere verduidelijking, een nieuw artikel met een aantal definities in.

Punt 3° : het begrip « gepland » Wat betreft het begrip « gepland » wordt duidelijk gesteld dat het hier gaat over een « of »-interpretatie en niet « en », beide voorwaarden moeten niet samen vervuld zijn. Het zijn dus twee mogelijkheden die vallen onder « gepland ».

Er is geen noodzakelijke relatie tussen de twee mogelijkheden.

Punt a) gaat over de handelingen die stedenbouwkundig vergund zijn maar nog niet uitgevoerd waarbij het dus bv. kan gaan om een afvalwatercollector die is vergund in agrarisch gebied, vlak naast een weg waar nu, in toepassing van voorliggend besluit, wordt gevraagd om die wat verder van de weg uit te voeren of gedeeltelijk aan de andere zijde van de weg (omdat dit bijvoorbeeld beter uitkomt met de aansluitingen).

Het is dus in geval a) niet strikt noodzakelijk dat de infrastructuur of de voorziening waarvoor de toepassing van het nieuwe BVR wordt gevraagd, de facto in overeenstemming moet zijn met de bestemmingsvoorschriften (het gaat overigens net om een afwijkingsregeling).

Dus ook alle kleine wijzigingen aan in toepassing van dit besluit vergunde werken kunnen onder a) vallen.

Punt b) gaat over de zaken die op bijvoorbeeld het gewestplan of een RUP voorzien zijn, maar nog niet aangelegd of uitgevoerd.

Typevoorbeeld hier is een reservatiestrook voor een weg waarbij, in toepassing van het nieuwe BVR, zou worden gevraagd om een voorziene bocht wat scherper of flauwer, en dus voor een beperkte deel tot buiten de reservatiestrook aan te leggen.

Hoewel de term « gepland » slechts in één bepaling voorkomt, meer bepaald nieuw artikel 3, wordt ervoor geopteerd om deze term in dit artikel te definiëren, enerzijds gelet op de lengte van dit artikel 3, en anderzijds door de verschillende punten van dit artikel 3 waarin deze term voorkomt. Dit geldt eveneens voor de term « wijziging of uitbreiding ». o Artikel 2 Artikel 2 voegt bijkomende specificaties toe aan huidig artikel 2, 3°.

Meer bepaald worden werken, handelingen en wijzigingen die betrekking hebben op waterlopen naast waterwegen, de aanleg van openbare bufferbekkens die in het nieuwe artikel 1/1 worden gedefinieerd, en de toevoeging van de hermeandering van waterlopen als handeling van algemeen belang in de zin van artikel 4.1.1, 5°, van de VCRO beschouwd.

Artikel 2, 2° brengt de terminologie in overeenstemming met de aangepaste tekst van artikel 4.4.7. van de VCRO. o Artikel 3 Artikel 3 brengt het opschrift van hoofdstuk III in overeenstemming met de terminologie gehanteerd in de VCRO. Bovendien wordt uitvoering gegeven aan de decreetswijziging bekrachtigd door de Vlaamse Regering op 11 mei 2012 die artikel 4.4.7, § 2 van de VCRO heeft aangepast.

Artikel 4.4.7, § 2, luidt na deze wijziging : « In een vergunning voor handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben mag worden afgeweken van stedenbouwkundige voorschriften en verkavelingsvoorschriften.

Handelingen van algemeen belang kunnen een ruimtelijk beperkte impact hebben omwille van hun aard, omvang, of omdat ze slechts een wijziging of uitbreiding van bestaande of geplande infrastructuren of voorzieningen tot gevolg hebben.

De Vlaamse Regering bepaalt welke handelingen van algemeen belang onder het toepassingsgebied van het eerste lid vallen. Ze kan ook de regelen bepalen volgens welke kan worden beslist dat niet door haar opgesomde handelingen toch onder het toepassingsgebied van het eerste lid vallen.

Deze paragraaf verleent nimmer vrijstelling van de toepassing van de bepalingen inzake de milieueffectenraportage over projecten, opgenomen in hoofdstuk III van titel IV van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. » Het aangepaste artikel 3 bepaalt dus de handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben waarvoor, met toepassing van artikel 4.4.7, § 2, van de VCRO, de vergunning kan worden verleend in afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften, dus zonder dat een voorafgaand planningsinitiatief vereist is.

Het aangepaste artikel 3 bevat drie verschillende lijsten, opgenomen in drie paragrafen.

Paragraaf 1 omvat de handelingen waarbij het evident is dat een afwijking van de stedenbouwkundige voorschriften of verkavelingsvoorschriften overweegbaar is, terwijl een voorafgaand planningsinitiatief geen meerwaarde zou bieden, omdat er geen alternatieven af te wegen zijn of omdat de ruimtelijke inpassing en beoordeling van deze handelingen even goed in een vergunningsaanvraag kunnen plaatsvinden.

Het gaat binnen de handelingen met ruimtelijk beperkte impact om deze handelingen met een zeer geringe impact, de puur lokale projecten en dergelijke meer.

Volgende punten worden nader besproken : Punt 1°, b) : wat de gemeentelijke verkeerswegen betreft gaat het bijvoorbeeld ook om wegen ter ontsluiting van bedrijventerreinen.

Punt 2° Aanhorigheden en kunstwerken bij lijninfrastructuren dienen, vanuit de doelstellingen van het besluit een ruimtelijk beperkte impact te hebben. In die zin kan het bijvoorbeeld gaan om de omvorming van een bestaande kruising of kruispunt met het oog op een verbeterde verkeerssituatie met inbegrip van de realisatie van niet-gelijkgrondse kruisingen met mogelijkheid tot uitwisseling van het verkeer tussen de wegen, de vervanging van een gelijkvloerse spoorwegovergang door een brug, het plaatsen van verlichting en signalisatie bij een infrastructuur, het aanleggen van stationeer- en parkeerstroken of invoeg- en afslagstroken, het aanleggen van bovenleidingen, kabelwerken en seininrichtingen bij sporen, het aanleggen van halteinfrastructuur, het bouwen van stuwen op waterwegen en waterlopen, het plaatsen van meet- en pompinstallaties, het plaatsen van onderhouds- en veiligheiduitrusting, het bouwen van kaaimuren, het aanleggen van toegangswegen, het oprichten van geluidsschermen, enz.

Worden niet bedoeld : het volledig in een tunnel brengen van een bovenlokale weg die momenteel op maaiveldniveau is gelegen, een gasontspanningsstation bij een aardgasleiding, enz.

Onder lijninfrastructuren worden verstaan onder meer verkeerswegen, spoorwegen, waterwegen en waterlopen, pijpleidingen, elektriciteitsleidingen,...

Punten 3°, 5° en 6° Hier gaat het om leidingen van het openbaar distributienet. Het betreft leidingen in het kader van het algemeen belang vanaf de verdeelpunten ten behoeve van de lokale bediening van bedrijven, woningen en dergelijke meer. Paragraaf 2 daarentegen gaat over de echte hoofdtransportleidingen in functie van het vervoer van elektriciteit, aardgas en brandstoffen doorheen regio's en het land.

Om alle mogelijke misverstanden te vermijden merken we nog op dat met het openbaar distributienet niet het kabeltelevisie-distributienet wordt bedoeld.

Punt 9° : aangezien artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen niet langer zal kunnen worden toegepast, bevat dit punt bepalingen ten aanzien van andere dan de al opgesomde infrastructuren en voorzieningen. Het kan hierbij dus ook om gebouwen gaan. De in punt 9° bepaalde maxima beantwoorden aan de huidige, ongeschreven toepassingsrichtlijnen van artikel 20 KB. De maxima moeten echter binnen de begrenzingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en voorliggend besluit worden toegepast, vanuit een oordeel over de ruimtelijk beperkte impact dus.

Dat houdt bijvoorbeeld in dat uiteraard niet elk gebouw met een vloeroppervlakte van 100 vierkante meter en 20 meter hoog, onder de toepassing van de afwijkingsbepalingen zal kunnen vallen. De hoogte is dusdanig vastgelegd dat ook masten en torens en dergelijke mogelijk zijn, de oppervlaktemaat vanuit een beperking van de impact op grondniveau.

Punten 10°, 11° en 12° leggen vast dat de handelingen van algemeen belang die kaderen binnen door de overheid goedgekeurde inrichtingsplannen met betrekking tot natuurinrichting, landinrichting, ruilverkavelingen en bekkenbeheersplannen, ook onder het toepassingsgebied van voorliggend besluit kunnen vallen. De afwijkingsregel is slechts mogelijk voor zover de totale grondoppervlakte van deze handelingen niet groter is dan 2 ha.

Uiteraard zullen al heel wat van die handelingen vrijgesteld zijn van een stedenbouwkundige vergunning, maar voorliggend besluit dekt de overige handelingen.

Paragraaf 2 omvat de handelingen die overweegbaar zijn binnen de afwijkingsbepalingen, maar waar het om een aantal redenen nodig geacht wordt de toepasbaarheid van het afwijkingsartikel te onderzoeken, vooraleer de vergunningsaanvraag formeel ingediend wordt.

Een eerste reden is dat de aanvrager op die manier van de bevoegde overheid uitsluitsel krijgt over de vraag of er, ter wille van bijvoorbeeld de afweging van alternatieven of de ruimtelijke inpassing, niet beter eerst een RUP wordt opgemaakt. Die beoordeling uitstellen zou inhouden dat nodeloos tijdverlies wordt gecreëerd. Het is beter zo vroeg mogelijk duidelijkheid te krijgen over al dan niet een planningsinitiatief.

Een tweede reden is de duidelijkheid die ten aanzien van derden wordt geschapen. Het besluit legt immers op dat de beoordeling over de al dan niet noodzaak van een planningsinitiatief gebeurt ten laatste bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek van de vergunningsaanvraag (het kan uiteraard ook vroeger, bijvoorbeeld naar aanleiding van een informeel overleg). Het document van de bevoegde overheid, waaruit blijkt om welke redenen geoordeeld wordt dat geen planningsproces nodig is, wordt bij het dossier gevoegd. De burger kan die motivatie raadplegen en bezwaren hierover tijdens de procedure kunnen voor een deel al worden vermeden. Het voorkomt alleszins dat bezwaren worden verschoven naar de eindbeslissing over de vergunning.

De beoordeling gebeurt in de praktijk door het college van burgemeester en schepenen of door de gewestelijk/gedelegeerd stedenbouwkundig ambtenaar.

Een beoordeling dat geen planningsinitiatief en desgevallend bijhorend plan-MER nodig is, impliceert geenszins een oordeel over de al dan niet vergunbaarheid van het project.

Het eerste lid van paragraaf 2 bevat volgende elementen : Punten 1° en 2° : het onderscheid tussen deze twee punten is dat in punt 1° ook het nieuw aanleggen is bedoeld, terwijl in 2° het moet gaan om bestaande of geplande infrastructuren. Punt 2° kan daarom ook handelen over wijzigingen en uitbreidingen van grotere projecten. Een project hoeft uiteraard niet zowel aan zowel punt 1° als punt 2° te voldoen, om voor een vergunning zonder planningsinitiatief in aanmerking te komen. Het is voldoende dat aan een van beide punten is voldaan.

Punt 3° : Waterlopen en waterwegen komen in zowat alle bestemmingsgebieden voor. Ze maken deel uit van ons fysisch systeem.

Ingrepen om dit watersysteem aan te passen zijn dan ook niet altijd noodzakelijkerwijze als afwijkingen van de stedenbouwkundige voorschriften te beschouwen. Daar waar dit toch het geval zou kunnen zijn, geeft punt 3° de mogelijkheid om heel wat van deze handelingen zonder planningsinitiatief te vergunnen. Met overstromingsgebieden die de bestemming van het gebied niet in het gedrang brengen, worden die overstromingsgebieden bedoeld die niet-permanent zijn en waarbij de feitelijke functie van het gebied zowel - vóór en na - de overstroming kan gehandhaafd blijven. Het betreft uiteraard slechts een mogelijkheid; geval per geval moet een toetsing gebeuren zoals bedoeld in de andere leden van deze paragraaf.

Punten 4° en 5° : Beide punten behandelen elektriciteitslijnen, meer bepaald de transportleidingen van productie of verzameling naar de verdeelpunten. Het grootste onderscheid tussen deze twee punten zit in het feit dat punt 4° ook over aanleggen van nieuwe lijnen kan handelen, en niet enkel over wijzigen en uitbreiden van lijnen.

Vandaar dat in punt 4° voor bovengrondse leidingen de bovengrens van 70 kilovolt wordt voorgeschreven. Een project hoeft uiteraard niet zowel aan zowel punt 4° als punt 5° te voldoen, om voor een vergunning zonder planningsinitiatief in aanmerking te komen. Het is voldoende dat aan een van beide punten is voldaan.

De aanhorigheden dienen in functie van het transport te staan. Het kan bijvoorbeeld gaan om een omvormingsstation. De feitelijke verdeling naar de eindverbruiker toe kan onder paragraaf 1 vallen. De productie-installatie voor elektriciteit wordt niet als aanhorigheid beschouwd.

Punten 6° en 7° : Beide punten behandelen onder meer aardgasleidingen, meer bepaald de transportleidingen van productie of verzameling naar de verdeelpunten. Het grootste onderscheid tussen deze twee punten zit in het feit dat punt 6° ook over aanleggen van nieuwe leidingen kan handelen, en niet enkel over wijzigen en uitbreiden van leidingen.

Vandaar dat in punt 6° de bovengrens van 600 mm wordt voorgeschreven.

Een project hoeft uiteraard niet zowel aan punt 6° als punt 7° te voldoen, om voor een vergunning zonder planningsinitiatief in aanmerking te komen. Het is voldoende dat aan een van beide punten is voldaan.

De aanhorigheden dienen in functie van het transport te staan, Het kan bijvoorbeeld gaan om drukreduceerstations en affakkelinstallaties. De productie-installatie of het verzamelpunt, bijvoorbeeld in de haven waar schepen worden ontvangen, wordt niet als de hier bedoelde aanhorigheid beschouwd.

Punten 8° en 9° leggen vast dat de handelingen van algemeen belang die kaderen binnen door de overheid van openbaar nut verklaarde ruilverkavelingen of vastgestelde bekkenbeheersplannen, ook onder het toepassingsgebied van voorliggend besluit kunnen vallen. Het verschil met § 1, 10° -12° is de afwezigheid van een oppervlaktebeperking.

De in paragraaf 2 bedoelde handelingen mogen niet worden uitgevoerd in een ruimtelijk kwetsbaar gebied tenzij ze gelet op hun aard, ligging en oppervlakte geen significante effecten hebben op het ruimtelijk kwetsbaar gebied. De sectorale milieuregelgeving blijft hierbij uiteraard onverminderd van kracht. Indien een passende beoordeling, project-MER of ontheffing project-MER moet gemaakt worden, kunnen deze documenten gebruikt worden bij de afweging of de handelingen onder het toepassingsgebied van paragraaf 2 vallen.

De volgende leden van deze paragraaf bepalen de eerder vernoemde beoordeling die door het vergunningverlenende bestuursorgaan uitgevoerd moet worden, ten laatste bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek van de vergunningsaanvraag. Het feit of handelingen die in een vergunningsaanvraag aangevraagd worden, vergund kunnen worden met toepassing van deze paragraaf, en er dus geen voorafgaand planningsinitiatief noodzakelijk is, moet dus blijken uit een concrete beoordeling. Die beoordeling wordt, op gemotiveerde vraag van de aanvrager, gedaan door het vergunningverlenende bestuursorgaan.

Het voorliggend besluit legt niet vast hoe een en ander formeel moet, maar stelt wel dat de beoordeling ten laatste moet gebeuren bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek van de aanvraag. Het resultaat van deze beoordeling kan dus bestaan uit het verslag van een voorafgaand overleg, het antwoord op een schriftelijke vraag van de aanvrager,....

Bij de beoordeling of een handeling van algemeen belang een ruimtelijk beperkte impact heeft doordat ze slechts een wijziging of uitbreiding van bestaande of geplande infrastructuren of voorzieningen tot gevolg heeft, wordt minstens ingegaan op volgende aspecten : 1° het al dan niet verweven zijn van functies in het gebied en de integratie van de handelingen daarin;2° de schaal en de visueel-vormelijke elementen van het gebied en de integratie van de handelingen daarin;3° de landschappelijke integratie van de handelingen in het gebied. Bij die beoordeling wordt ook rekening gehouden met mogelijke effecten (ruimtelijke effecten en milieueffecten) buiten het gebied en kan rekening worden gehouden met beleidsmatig geplande of gewenste ontwikkelingen.

Paragraaf 3 biedt de mogelijkheid om, naast de handelingen, opgenomen in de paragrafen 1 en 2, vooralsnog handelingen onder het toepassingsgebied van het besluit te brengen. Het kan dan gaan om zaken die niet of onvoldoende onder te brengen zijn onder de reeds opgesomde mogelijkheden, maar het kan ook gaan om handelingen die de vastgelegde grenzen overschrijden maar waarvan de ruimtelijke en milieuimpact beperkt is. Op gemotiveerde vraag van de vergunningsaanvrager kan het vergunningverlenende bestuursorgaan oordelen dat geen planningsinitiatief vereist is, maar dat de afwijkingsbepalingen kunnen worden ingeroepen. Om toe te laten met voldoende kennis van zaken te oordelen over de vraag, voorziet voorliggend besluit een voorafgaande projectvergadering. Op die projectvergadering geven de adviesinstanties hun standpunt over de vraag en zal het vergunningverlenende bestuursorgaan, op basis van die standpunten, finaal beslissen of de handelingen vergund kunnen worden met toepassing van de afwijkingsmogelijkheid. Ook die beoordeling gebeurt voorafgaand aan de vergunningsaanvraag, zodat het standpunt over de toepassing van dit besluit mee in procedure gaat.

Het eerste lid bepaalt dat de vergunningverlenende overheid, op gemotiveerd verzoek van een vergunningsaanvrager, kan beslissen dat een niet in paragraaf 1 of 2 vermelde handeling van algemeen belang een ruimtelijk beperkte impact heeft in de zin van artikel 4.4.7, § 2, van de VCRO. Deze beslissing wordt steeds genomen op grond van een concrete beoordeling overeenkomstig wat is bepaald in het tweede lid.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan neemt over die concrete beoordeling een formele beslissing nadat een projectvergadering zoals bedoeld in artikel 5.3.2, van de VCRO, is georganiseerd.

Het document waaruit die beslissing blijkt, wordt bij de vergunningsaanvraag gevoegd.

Wat betreft de toepassing van de paragrafen 2 en 3 moet alleszins duidelijk zijn dat het niet gewenst is om dit besluit toe te passen als er verschillende realistische lokatiealternatieven zijn die een afweging vragen op planniveau. Dan is een RUP het meest aangewezen instrument om die alternatievenafweging uit te voeren. Het oordeel van de bevoegde overheid moet dus alleszins een duidelijk standpunt hierover innemen. o Artikel 4 Artikel 4 omvat de handelingen van algemeen belang die omwille van hun aard onder de reguliere procedure vallen. Het gaat daarom om handelingen die vergunbaar zijn door het college van burgemeester en schepenen.

Voor de leesbaarheid zijn in plaats van een loutere verwijzing naar handelingen, vermeld in andere artikelen, zoals in het huidige besluit, de handelingen volledig uitgeschreven. o Artikel 5 Artikel 5 bevestigt de formele opheffing van het artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen. Dit hangt samen met de wijziging van de VCRO, waarin het gebruik van artikel 20 van het KB decretaal buiten toepassing werd gesteld. De verantwoording ervoor wordt gegeven in de aanhef van het besluit.o o Artikel 6 Artikel 6 vult het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010035244 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen sluiten betreffende onder meer de projectvergaderingen aan gelet op het voorgestelde artikel 3, § 3. De projectvergadering is facultatief in geval artikel 3, § 2, van toepassing is, en vereist om artikel 3, § 3 te kunnen toepassen. o Artikel 7 Artikel 7 bepaalt de inwerkingstredingsdatum van dit besluit alsook van artikel 27, 2° en 28 van het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten tot wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot wijziging van de regelgeving wat betreft de opheffing van het Agentschap Ruimtelijke Ordening op 1 september 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS

ADVIES 51.502/1 VAN 28 JUNI 2012 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 8 juni 2012 door de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering 'tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester', heeft het volgende advies gegeven : 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering brengt een aantal wijzigingen aan in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten 'tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester'. Uit het bijgevoegde verslag aan de Vlaamse Regering blijkt dat die wijzigingen een gevolg zijn van een evaluatie van de bestaande regeling, waaruit onder meer is gebleken dat « het eerder de ruimtelijke uitgestrektheid van de impact en het al dan niet aanwezig zijn van locatiealternatieven is, die belangrijk zijn bij het formuleren van het antwoord op de vraag of de opmaak van een RUP al dan niet nuttig is ». In het licht van die vaststelling is artikel 4.4.7, § 2, van de Codex gewijzigd bij decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten. Het voorliggende ontwerp geeft onder meer uitvoering aan die wijziging. 3.1. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt in hoofdzaak geboden door de artikelen 4.1.1, 5°, 4.4.7, § 2, en 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Codex, waaraan wordt gerefereerd in het eerste lid van de aanhef van het ontwerp.

Daarnaast vindt het ontwerp ook rechtsgrond in artikel 37 van het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten 'houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft'.

Artikel 37 machtigt de Vlaamse Regering om de datum van inwerkingtreding van de artikelen 27, 2°, en 28 van hetzelfde decreet vast te stellen. Aan die bepaling wordt uitvoering gegeven met artikel 7 van het ontwerp, waarin volgens de gemachtigde inderdaad nog melding moet worden gemaakt van de genoemde artikelen 27, 2°, en 28 van voornoemd decreet.

In de aanhef van het ontwerp dient bijgevolg een nieuw tweede lid te worden ingevoegd waarin wordt verwezen naar genoemd artikel 37 van het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten. 3.2. Het ontworpen artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten (artikel 3 van het ontwerp) somt de handelingen van algemeen belang op die een ruimtelijk beperkte impact hebben als bedoeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Codex. Voor sommige van die handelingen kan evenwel sterk worden betwijfeld of ze een ruimtelijk beperkte impact hebben (1), zodat de Raad van State, afdeling Wetgeving, op dit punt een algemeen voorbehoud dient te maken wat betreft de overeenstemming van het ontworpen artikel 3 met genoemd artikel 4.4.7, § 2, van de Codex. 3.3. Artikel 5 van het ontwerp voorziet in de opheffing van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 'betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen'.

Artikel 4.4.7/1 van de Codex bepaalt dat bij de beoordeling van aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsaanvragen « geen toepassing [kan] worden gemaakt van artikel 20 (...) », doch bevat geen machtiging aan de Vlaamse Regering om dat artikel op te heffen. De Raad van State, afdeling Wetgeving, ziet bovendien geen andere bepaling die rechtsgrond zou kunnen bieden voor dergelijke opheffing.

Voor de opheffing van genoemd artikel 20 kan evenmin een beroep worden gedaan op de algemene uitvoeringsbevoegdheid die de Vlaamse Regering ontleent aan artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten 'tot hervorming der instellingen', aangezien uit de genoemde decretale bepaling (dat « geen toepassing kan worden gemaakt van artikel 20 ») niet op voldoende duidelijke wijze de bedoeling van de decreetgever kan worden afgeleid om dit artikel op te heffen, waardoor het definitief uit het rechtsverkeer zou verdwijnen.

Artikel 5 van het ontwerp lijkt bijgevolg rechtsgrond te ontberen, in welk geval het uit het ontwerp dient te worden weggelaten.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 7 4. Artikel 7 van het ontwerp bepaalt dat de artikelen 27, 2°, en 28 (cfr de toelichting van de gemachtigde) van het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten en de voorliggende regeling in werking treden op 1 juni 2012. Volgens de gemachtigde is een retroactieve inwerkingtreding evenwel niet de bedoeling en zal in artikel 7 van het ontwerp, wat dat betreft, melding worden gemaakt van de datum van 1 september 2012. (1) Zie bijvoorbeeld het ontworpen artikel 3, § 1, 1°, b) (aanleg, wijziging of uitbreiding van gemeentelijke verkeerswegen), en § 2, 3°, b) (aanleg van overstromingsgebieden die zelfs de bestemming van het gebied in het gedrang kan brengen). De kamer was samengesteld uit : De heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert en W. Van Vaerenbergh, staatsraden;

M. Rigaux en L. Denys, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. G. Scheppers, auditeur.

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, M. Van Damme.

20 JULI 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester De Vlaamse Regering, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, gewijzigd bij het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 16 juli 2010Relevante gevonden documenten type decreet prom. 16/07/2010 pub. 09/08/2010 numac 2010035575 bron vlaamse overheid Decreet houdende aanpassing van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009 en van het decreet van 10 maart 2006 houdende decretale aanpassingen inzake ruimtelijke ordening en onroerend erfgoed als gevolg van het bestuurlijk beleid sluiten;

Gelet op het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft, artikel 37;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010035244 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen sluiten betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 14 december 2011;

Gelet op het advies van de Strategische Adviesraad Ruimtelijke Ordening, gegeven op 22 februari 2012;

Gelet op advies 51.502/1 van de Raad van State, gegeven op 28 juni 2012, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat door de invoeging van artikel 4.4.7/1 in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bij decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft, er bij de beoordeling van aanvragen voor een stedenbouwkundige vergunning of verkavelingsaanvragen geen toepassing kan worden gemaakt van artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen; dat omwille van de rechtszekerheid de bepalingen van artikel 20 van voormeld koninklijk besluit dan ook uitdrukkelijk opgeheven dienen te worden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester, wordt een artikel 1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 1/1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° aanvrager : de aanvrager van een stedenbouwkundige vergunning of van een verkavelingsvergunning;2° bufferbekken : reservoir dat gebruikt wordt voor het vasthouden en vertraagd afvoeren van water bovenstrooms voor het in de waterloop of waterweg terechtkomt of hergebruikt wordt;3° gepland : a) hetzij stedenbouwkundig vergund en nog niet uitgevoerd, als de aanvraag wordt ingediend binnen de geldigheidstermijn van de initiële stedenbouwkundige vergunning;b) hetzij opgenomen in geldende plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen;4° overstromingsgebied : een gebied dat door bandijken, binnendijken, valleiranden of op andere wijze wordt begrensd en dat overstroomt of kan overstromen vanuit een waterloop of waterweg;5° wijziging of uitbreiding : het veranderen, het vervangen, het verleggen, het verschuiven, het verminderen, het vermeerderen, het verbreden, het vergroten, het aanvullen en het verdiepen.»

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/09/2006 numac 2006036347 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de normen voor Vlaamse overheidscommunicatie en houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de controle op de communicatie van de Vlaamse overheid type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/10/2006 numac 2006036309 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking type decreet prom. 07/07/2006 pub. 30/08/2006 numac 2006036303 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type decreet prom. 07/07/2006 pub. 15/09/2006 numac 2006036441 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur sluiten en bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004, van 22 februari 2008 en 24 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt : « 3° de openbare waterwegen en waterlopen, alsook de bouw van de dokken en de sluizen in de havens, de aanleg van openbare bufferbekkens en overstromingsgebieden, de hermeandering van waterlopen en de uitvoering van andere waterbeheersingswerken, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals dienstgebouwen en andere;»; 2° in punt 8° wordt het woord « kleine » opgeheven.

Art. 3.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/09/2006 numac 2006036347 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de normen voor Vlaamse overheidscommunicatie en houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de controle op de communicatie van de Vlaamse overheid type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/10/2006 numac 2006036309 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking type decreet prom. 07/07/2006 pub. 30/08/2006 numac 2006036303 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type decreet prom. 07/07/2006 pub. 15/09/2006 numac 2006036441 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur sluiten en bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001, 14 mei 2004, 23 juni 2006, 7 juli 2006, 22 februari 2008, 24 juli 2009, 13 november 2009 en 16 juli 2010, wordt hoofdstuk III, dat bestaat uit artikel 3, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK III. - De handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben of als dergelijke handelingen beschouwd kunnen worden ». «

Art. 3.§ 1. Als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, worden de handelingen beschouwd die betrekking hebben op : 1° de aanleg, wijziging of uitbreiding van : a) openbare fiets-, ruiter- en wandelpaden, en andere paden ten behoeve van de zwakke weggebruiker;b) gemeentelijke verkeerswegen met maximaal twee rijstroken;2° de aanhorigheden en kunstwerken bij lijninfrastructuren;3° de aanleg, wijziging of uitbreiding van onder- of bovengrondse elektriciteitsleidingen bedoeld voor het openbaar distributienet, en de aanhorigheden met het oog op de exploitatie;4° de aanleg, wijziging of uitbreiding van al dan niet draadloze communicatienetwerken zoals telefoonverkeer, televisie en internet, en de aanhorigheden met het oog op de exploitatie, zoals pylonen, masten, voedings- en schakelkasten;5° de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse waterleidingen bedoeld voor het openbaar distributienet, en de aanhorigheden met het oog op de exploitatie, zoals watertorens en pompen;6° de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse aardgasleidingen bedoeld voor het openbaar distributienet, en de aanhorigheden met het oog op de exploitatie;7° de aanleg, wijziging of uitbreiding van ondergrondse voor het openbaar net bedoelde leidingen en voorzieningen voor het verzamelen en afvoeren van hemel-, oppervlakte- en afvalwaters en bijbehorende kleinschalige infrastructuur zoals controlepunten, pomp- en overslagstations, rietvelden en waterzuiveringsinstallaties met een maximale capaciteit van 1000 IE;8° de aanleg, wijziging of uitbreiding van infrastructuren en voorzieningen met het oog op de omgevingsintegratie van een bestaande of geplande infrastructuur of voorziening, zoals bermen of taluds, groenvoorzieningen en buffers, werkzaamheden in het kader van natuurtechnische milieubouw, geluidsschermen en geluidsbermen, grachten en wadi's, voorzieningen met het oog op de waterhuishouding en de inrichting van oevers;9° andere constructies van algemeen belang dan die, vermeld in punt 1° tot en met 8°, voor zover : a) bij de aanleg of bouw ervan de totale grondoppervlakte van het nieuwe gedeelte beperkt blijft tot maximaal 100 vierkante meter en de hoogte tot maximaal 20 meter;b) bij de verbouwing, herbouwing, heraanleg of uitbreiding ervan de oppervlakte of het bouwvolume maximaal met 20 % wordt vermeerderd ten opzichte van het op 1 september 2012 bestaande, vergunde of vergund geachte oppervlakte of bouwvolume, dat zonevreemd is;10° de handelingen die binnen goedgekeurde natuurinrichtingsprojecten, goedgekeurde bosbeheerplannen of goedgekeurde inrichtingsplannen in het kader van een landinrichtingsproject aangeduid worden als handelingen van algemeen belang, voor zover de totale grondoppervlakte van deze handelingen niet groter is dan 2 ha;11° de handelingen die binnen van openbaar nut verklaarde ruilverkavelingen aangeduid worden als handelingen van algemeen belang, voor zover de totale grondoppervlakte van de handelingen niet groter is dan 2 ha;12° de handelingen die binnen een vastgesteld bekkenbeheersplan aangeduid worden als handelingen van algemeen belang, voor zover de totale grondoppervlakte van de handelingen niet groter is dan 2 ha;13° werfzones en tijdelijke (grond)stockages met het oop op de uitvoering van de handelingen, vermeld in punt 1° tot en met 12°. Combinaties van de handelingen, vermeld in het eerste lid, worden eveneens beschouwd als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. § 2. Ter aanvulling van paragraaf 1 kunnen de volgende handelingen van algemeen belang beschouwd worden als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening : 1° het aanleggen, wijzigen en uitbreiden van : a) gewestwegen met maximaal twee rijstroken die over een lengte van maximaal 1 kilometer afwijken van stedenbouwkundige voorschriften;b) tramlijnen en lightrail;c) openbare park- en ride parkings en carpoolparkings;d) servicestations langs wegen;2° het wijzigen en uitbreiden van : a) bestaande of geplande openbare verkeerswegen, met inbegrip van het wijzigen en uitbreiden van bestaande of geplande op- en afritcomplexen;b) bestaande of geplande openbare spoorwegen, waterwegen of waterlopen, of andere openbare-vervoersvoorzieningen;3° handelingen met betrekking tot bestaande of geplande openbare waterwegen of waterlopen, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals : a) de aanleg van bufferbekkens met een oppervlakte kleiner dan 1 ha;b) de aanleg van overstromingsgebieden, beperkt tot een oppervlakte kleiner dan 5 ha als de aanleg ervan de bestemming van het gebied in het gedrang kan brengen;c) de aanleg van oeverzones;d) de herinrichting en hermeandering van waterlopen;e) het opheffen van vismigratieknelpunten, het aanleggen of herstellen van faunapassages;f) de handelingen met betrekking tot de berging of buffering voor rioleringsstelsels en regenwaterleidingen;4° het aanleggen, wijzigen en uitbreiden van de volgende voor het openbaar-vervoersnet bedoelde elektriciteitsleidingen en hun aanhorigheden, zoals omvormingsstations : a) ondergrondse leidingen;b) bovengrondse leidingen met een spanningsniveau tot en met 70kV;c) aansluitingen van grote netgebruikers;5° het wijzigen en uitbreiden van bestaande of geplande onder- of bovengrondse elektriciteitsleidingen die bedoeld zijn voor het openbaar-vervoersnet en hun aanhorigheden, zoals omvormingsstations, met inbegrip van aftakkingen die over een lengte van maximaal vijf kilometer afwijken van stedenbouwkundige voorschriften;6° het aanleggen, wijzigen en uitbreiden van de volgende ondergrondse leidingen voor water, brandstoffen, andere grondstoffen en aardgasleidingen die bedoeld zijn voor het openbaar-vervoersnet, en hun aanhorigheden, zoals drukreduceerstations en affakkelinstallaties : a) leidingen met een nominale diameter van 600 mm of kleiner;b) leidingen, gebundeld met bestaande of geplande infrastructuren of voorzieningen;c) andere leidingen die over een lengte van maximaal vijf kilometer afwijken van stedenbouwkundige voorschriften;7° het wijzigen en uitbreiden van bestaande of geplande ondergrondse leidingen voor water, brandstoffen, andere grondstoffen en aardgasleidingen die bedoeld zjn voor het openbaar-vervoersnet en hun aanhorigheden;8° de handelingen die binnen van openbaar nut verklaarde ruilverkavelingen aangeduid worden als handelingen van algemeen belang;9° de handelingen die binnen een vastgesteld bekkenbeheersplan aangeduid worden als handelingen van algemeen belang;10° werfzones en tijdelijke (grond)stockages met het oog op de uitvoering van de handelingen, vermeld in punt 1° tot en met 9°. De handelingen, vermeld in § 2, eerste lid, die niet onder paragraaf 1 vallen, mogen niet worden uitgevoerd in een ruimtelijk kwetsbaar gebied tenzij die handelingen gelet op hun aard, ligging en oppervlakte geen significante impact hebben op het ruimtelijk kwetsbaar gebied.

Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager kan het vergunningverlenende bestuursorgaan vaststellen dat de handelingen, vermeld in § 2, eerste lid, die niet onder paragraaf 1 vallen, een ruimtelijk beperkte impact hebben. Dat bestuursorgaan beoordeelt concreet of de handelingen de grenzen van het ruimtelijk functioneren van het gebied en de omliggende gebieden niet overschrijden, aan de hand van de aard en omvang van het project en het ruimtelijk bereik van de effecten van de handelingen.

De concrete beoordeling wordt ten laatste uitgevoerd bij het ontvankelijkheids- en volledigheidsonderzoek van de vergunningsaanvraag.

Een combinatie van de bovengenoemde handelingen kan beschouwd worden als handelingen van algemeen belang die een ruimtelijk beperkte impact hebben, als vermeld in artikel 4.4.7, § 2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. § 3. Op gemotiveerd verzoek van de aanvrager kan het vergunningverlenende bestuursorgaan vaststellen dat een handeling van algemeen belang die niet in paragraaf 1 of 2 is vermeld,, een ruimtelijk beperkte impact als vermeld in artikel 4.4.7, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening heeft.

Deze handelingen mogen niet worden uitgevoerd in een ruimtelijk kwetsbaar gebied tenzij deze handelingen gelet op hun aard, ligging en oppervlakte geen significante impact hebben op het ruimtelijk kwetsbaar gebied.

Dat bestuursorgaan beoordeelt concreet of de handelingen de grenzen van het ruimtelijk functioneren van het gebied en de omliggende gebieden niet overschrijden, aan de hand van de aard en omvang van het project, en het ruimtelijk bereik van de effecten van de handelingen.

Het vergunningverlenende bestuursorgaan oordeelt en beslist daarover nadat een projectvergadering werd gehouden en voor de vergunningsaanvraag werd ingediend. Het document waaruit die beslissing blijkt, wordt bij de vergunningsaanvraag gevoegd. ».

Art. 4.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 2006Relevante gevonden documenten type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/09/2006 numac 2006036347 bron vlaamse overheid Decreet houdende de goedkeuring van de normen voor Vlaamse overheidscommunicatie en houdende wijziging van het decreet van 19 juli 2002 houdende de controle op de communicatie van de Vlaamse overheid type decreet prom. 07/07/2006 pub. 05/10/2006 numac 2006036309 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers en van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, wat betreft de versterking van het instrumentarium woonkwaliteitsbewaking type decreet prom. 07/07/2006 pub. 30/08/2006 numac 2006036303 bron vlaamse overheid Decreet tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn type decreet prom. 07/07/2006 pub. 15/09/2006 numac 2006036441 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur sluiten en bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 11 mei 2001, 14 mei 2004, 23 juni 2006, 7 juli 2006, 22 februari 2008, 24 juli 2009, 13 november 2009 en 16 juli 2010, wordt hoofdstuk III/1, dat bestaat uit artikel 3/1, vervangen door wat volgt : « HOOFDSTUK III/ 1. - Handelingen van algemeen belang of van publiekrechtelijke rechtspersonen die een beperkte ruimtelijke impact hebben of die zich lenen tot een eenvoudige dossierbehandeling » «

Art. 3/1.Alleen de volgende handelingen worden behandeld binnen de reguliere procedure, overeenkomstig artikel 4.7.1, § 2, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, op voorwaarde dat die handelingen op het grondgebied van hoogstens één gemeente worden uitgevoerd : 1° het vellen van bomen die op gemeentelijk openbaar domein gelegen liggen en die geen deel uitmaken van een bos;2° het aanleggen, wijzigen en uitbreiden van gemeentelijke fiets-, ruiter- en wandelpaden of van andere gemeentelijke paden ten behoeve van de zwakke weggebruiker, en hun aanhorigheden zoals langsgrachten;3° het wijzigen en verbreden van gemeentelijke verkeerswegen die over maximaal twee rijstroken beschikken en hun aanhorigheden;4° het aanleggen, wijzigen en uitbreiden van openbare rietvelden;5° het bouwen, verbouwen en uitbreiden van gebouwen voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, voor zover de totale grondoppervlakte van het nieuwe gedeelte beperkt blijkt tot maximaal 50 vierkante meter en de hoogte tot maximaal 5 meter;6° het aanleggen van constructies, met uitzondering van gebouwen, voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen, voor zover de totale grondoppervlakte beperkt blijft tot maximaal 100 vierkante meter en de hoogte tot maximaal 5 meter;7° handelingen van algemeen belang die alleen op basis van een gemeentelijke stedenbouwkundige verordening vergunningsplichtig zijn. ».

Art. 5.Artikel 20 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, wordt opgeheven.

Art. 6.Aan artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 19/03/2010 pub. 13/04/2010 numac 2010035244 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen sluiten betreffende stedenbouwkundige attesten, projectvergaderingen en stedenbouwkundige inlichtingen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2011, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 5° voor handelingen die in het kader van het project zijn gepland, wordt de toepassing gevraagd van artikel 3, § 2 of § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester. » .

Art. 7.Artikel 27, 2° en artikel 28 van het decreet van 11 mei 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/05/2012 pub. 06/06/2012 numac 2012035590 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en wijziging van de regelgeving wat de opheffing van het agentschap Ruimtelijke Ordening betreft type decreet prom. 11/05/2012 pub. 29/05/2012 numac 2012202802 bron vlaamse overheid Decreet tot bekrachtiging van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 maart 2012 tot wijziging van sommige eindtermen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2000 tot vaststelling van de vakgebonden eindtermen van de tweede en de derde graad van het gewoon secundair onderwijs, wat betreft de natuurwetenschappen of fysica en/of chemie en/of biologie sluiten tot wijziging van diverse bepalingen van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot wijziging van de regelgeving wat betreft de opheffing van het Agentschap Ruimtelijke Ordening en dit besluit treden in werking op 1 september 2012.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 20 juli 2012.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, Ph. MUYTERS

^