gepubliceerd op 19 mei 2000
Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester
5 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester
De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, gewijzigd bij decreten van 28 september 1999 en 26 april 2000, inzonderheid op artikel 103, § 1, eerste en vierde lid, en 127, § 2;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 maart 2000;
Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 24 maart 2000, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 april 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media;
Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning en de verkavelingsaanvragen ingediend krachtens artikel 127 van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, hierna genoemd het decreet. HOOFDSTUK II. - De werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang
Art. 2.Als werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid van het decreet, worden de werken, handelingen en wijzigingen beschouwd die betrekking hebben op : 1° de openbare wegen;2° de openbare spoorwegen voor het personen- en goederenvervoer, met inbegrip van tram en metro en met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals stations, dienstgebouwen en andere;3° de openbare waterwegen, alsmede de uitbouw van de dokken en de sluizen in de havens en de aanleg van overstromingsgebieden, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals dienstgebouwen en andere;4° de openbare elektrische leidingen, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals transformatorstations, installaties voor de productie van electriciteit, dienstgebouwen en andere;5° de openbare pijpleidingen voor het vervoer van specifieke vloeibare stoffen en gassen, zoals zuurstof, waterstof, aardgas, olie en nafta, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals pompstations, dienstgebouwen en andere;6° de infrastructuren en leidingen op het grondgebied van twee of meer gemeenten;7° de gebouwen opgericht voor het gebruik of de uitbating door de overheid of in opdracht ervan;8° alle kleine werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang, aangewezen in artikel 3 van dit besluit. HOOFDSTUK III. - De kleine werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang
Art. 3.Als kleine werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang, zoals bedoeld in artikel 103, § 1, vierde lid van het decreet, worden beschouwd : 1° de aanleg van fiets- en wandelpaden en de herinrichtingen en aanpassingen van bestaande lokale wegen, en dit enkel ter bevordering van de verkeersleefbaarheid en/of -veiligheid;2° de openbare lokale elektrische leidingen, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals lokale transformatorcabines;3° de openbare lokale leidingen voor het vervoer en de verdeling van aardgas, drinkwater, afvalwater en brandstoffen met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur;4° de openbare lokale leidingen voor het telefoonverkeer en voor andere, al dan niet draadloze, communicatienetwerken, met inbegrip van de bijbehorende infrastructuur, zoals pylonen en masten;5° de gebouwen van algemeen belang met een totale grondoppervlakte van maximaal 50 vierkante meter en een maximale hoogte van 20 meter;de overige werken, handelingen en wijzigingen van algemeen belang met een totale grondoppervlakte van maximaal 150 vierkante meter, met inbegrip van de omgevingsaanleg; 6° geluidsbermen van algemeen belang en rietvelden voor collectieve waterzuivering.7° de openbare lokale installaties voor de productie van alternatieve vormen van energie; HOOFDSTUK IV. - Het voorafgaand overleg met de Vlaamse Bouwmeester
Art. 4.§ 1. Zowel de aanvrager, het college van burgemeester en schepenen, als de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar kunnen alle vraagstukken van esthetische of architectonische aard, die een aanvraag, zoals bedoeld in artikel 127, § 1 van het decreet, doet rijzen, voor advies voorleggen aan de Vlaamse Bouwmeester of de Vlaamse Bouwmeester uitnodigen voor een gesprek.
Dit verzoek om advies kan ook betrekking hebben op projectdefinities, schetsontwerpen of ontwerpen van een aanvraag om een stedenbouwkundige vergunning.
De Vlaamse Bouwmeester verleent een advies binnen 30 dagen na ontvangst van de adviesaanvraag. § 2. De aanvrager dient de volgende aanvragen tot stedenbouwkundige vergunning, bedoeld in artikel 127, § 1 van het decreet, steeds voorafgaand te overleggen met de Vlaamse Bouwmeester : 1° aanvragen tot nieuwbouw en herbouw van gebouwen met een vloeroppervlakte groter dan 1000 m2;2° aanvragen tot nieuwbouw en herbouw van spoorwegbruggen, bruggen voor gemotoriseerd verkeer en viaducten. Indien de aanvrager het advies van de Vlaamse Bouwmeester schriftelijk inwint, verleent die een advies binnen 30 dagen na ontvangst van de adviesaanvraag, zoniet wordt het advies geacht gunstig te zijn.
De aanvrager voegt bij zijn aanvraag het schriftelijke bewijs van voorafgaand overleg met de Vlaamse Bouwmeester. Dat bewijs kan bestaan uit : 1° een door de Vlaamse Bouwmeester geviseerd verslag van een vergadering over de aanvraag;2° of een schriftelijk advies van de Vlaamse Bouwmeester over de aanvraag;3° of een kopie van de brief waarmee het advies van de Vlaamse Bouwmeester werd ingewonnen, met de mededeling dat de Vlaamse Bouwmeester binnen 30 dagen geen advies heeft uitgebracht. HOOFDSTUK. - Slotbepalingen
Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2000.
Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Ruimtelijke Ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 5 mei 2000.
De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Ruimtelijke Ordening en Media, D. VAN MECHELEN