Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 februari 2009
gepubliceerd op 01 april 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval

bron
vlaamse overheid
numac
2009035265
pub.
01/04/2009
prom.
13/02/2009
ELI
eli/besluit/2009/02/13/2009035265/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 FEBRUARI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 3, § 3, 1°, en § 5, artikel 10, § 1, § 2 en § 6, artikelen 11, § 1, 14, § 4 en § 5, en 32, vervangen bij het decreet van 20 april 1994, en op artikel 33, vervangen bij het decreet van 20 april 1994 en gewijzigd bij het decreet van 21 december 1994;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op artikel 3 en 20, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1993, 11 mei 1999 en 6 februari 2004;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, inzonderheid op artikel 3, tweede lid, 3°;

Gelet op het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten, inzonderheid op artikel 4, § 1;

Gelet op het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, inzonderheid op artikel 10.3.4, § 4, gewijzigd bij het decreet van 19 mei 2006;

Gelet op het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, inzonderheid op artikel 138, § 1;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende de vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en verwerking van dierlijk afval, inzonderheid op de artikels 1, 2 en 3;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming;

Overwegende dat bij de uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer enkele knelpunten aan het licht zijn gekomen die aanleiding geven tot een aantal wijzigingen;

Overwegende dat richtlijn 2006/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 inzake de batterijen en accu's, alsook afgedankte batterijen en accu's en tot intrekking van richtlijn 91/157/EEG, gedeeltelijk wordt omgezet in dit besluit;

Overwegende dat de verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen verdere uitwerking moet krijgen in dit besluit;

Overwegende dat verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), bijlage V van richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en de kenmerken van gevaarlijke stoffen, zoals herhaaldelijk gewijzigd, vervangt;

Overwegende dat diepgaand overleg is gevoerd met de belanghebbenden bij de milieubeleidsovereenkomsten over de uitvoering van de VLAREA-aanvaardingsplicht;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 december 2008;

Gelet op het advies nr. 45.683/3 van de Raad van State, gegeven op 13 januari 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het gezamenlijk advies van de Minaraad (23 januari 2009) en de SERV (26 januari 2009);

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingen in het VLAREA Afdeling I. - Wijzigingen in hoofdstuk I

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 9° worden punt a) en b), vervangen door wat volgt : « a) producten produceert, laat produceren, invoert of laat invoeren in het Vlaamse Gewest, al dan niet onder zijn eigen merk, en deze producten hetzij voor eigen gebruik bestemt, hetzij op de markt brengt of laat brengen in het Vlaamse Gewest ongeacht de gebruikte verkooptechniek;b) onder zijn eigen merk producten wederverkoopt die door andere leveranciers zijn geproduceerd.Hierbij wordt de wederverkoper niet als producent aangemerkt wanneer het merk van de producent op het product zichtbaar is. »; 2° punt 11° wordt vervangen door wat volgt : « 11° tussenhandelaar : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die producten verdeelt aan een of meer eindverkopers of andere tussenhandelaars in het Vlaamse Gewest;» 3° punt 25° wordt opgeheven;4° punt 27° wordt vervangen door wat volgt : « 27° band : elke volle of lucht rubberband met inbegrip van bandages, met uitzondering van fietsbanden;» 5° punt 28° wordt vervangen door wat volgt : « 28° elektrische en elektronische apparatuur : apparaten die elektrische stromen of elektronische velden nodig hebben om naar behoren te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen en meten van die stromen en velden, die onder één van de categorieën, vermeld in artikel 3.5.1, vallen en die bedoeld zijn voor gebruik met een spanning van maximaal 1000 volt bij wisselstroom en 1500 volt bij gelijkstroom. Daarin zijn ook alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen begrepen die deel uitmaken van het product op het moment dat het wordt afgedankt.

De volgende apparaten vallen niet onder deze definitie : a) apparaten die deel zijn van andere elektrische apparatuur;b) apparatuur die verband houdt met de bescherming van de wezenlijke belangen van de veiligheid van lidstaten, wapens, munitie en oorlogsmateriaal, tenzij het gaat om producten die niet specifiek voor militaire doeleinden zijn bestemd;c) grote, niet-verplaatsbare industriële installaties van elektrische en elektronische gereedschappen en tuingereedschappen;» 6° punt 29° en 30° worden opgeheven;7° punt 33°, 34°, 35° en 36° worden vervangen door wat volgt : « 33° batterijen en accu's, meer bepaald : a) batterij of accu : bron van door rechtstreekse omzetting van chemische energie verkregen elektrische energie, bestaande uit een of meer primaire (niet-oplaadbare) batterijcellen of uit een of meer secundaire (oplaadbare) batterijcellen;b) batterijpak : set batterijen of accu's die onderling verbonden zijn en/of voorzien zijn van een buitenverpakking, die één complete eenheid vormt en niet is bedoeld om door de eindgebruiker te worden opgedeeld of geopend. De volgende batterijen vallen niet onder deze definitie : batterijen en accu's in apparatuur die bestemd is om de ruimte ingestuurd te worden, en batterijen en accu's in apparatuur die wordt aangewend in samenhang met de bescherming van wezenlijke belangen in verband met de veiligheid van de lidstaten, wapens, munitie, en oorlogsmateriaal, met uitzondering van producten die niet voor specifieke militaire doeleinden zijn bestemd; 34° knoopcel : kleine ronde draagbare batterij of accu met een diameter die groter is dan de hoogte en die wordt gebruikt voor speciale doeleinden zoals gehoorapparaten, horloges, kleine draagbare apparatuur en als back-up- stroomvoorziening;35° draagbare batterij of accu : iedere batterij, knoopcel, batterijpak of accu waarvoor tegelijk geldt dat ze : a) afgedicht zijn;b) met de hand kunnen worden gedragen;c) geen industriële batterij of accu, noch een autobatterij of -accu zijn; 35°bis autobatterij of -accu : batterij of accu die gebruikt wordt voor het starten, voor de verlichting of het ontstekingsvermogen van een voertuig; 35°ter industriële batterij of accu : batterij of accu die uitsluitend voor gebruik voor industriële of professionele doeleinden is ontworpen of in elk type elektrisch voertuig wordt gebruikt; 36° inzamelingspercentage : het percentage dat wordt verkregen door het gewicht van de afgedankte draagbare batterijen en accu's die zijn ingezameld, te delen door het gemiddelde gewicht van draagbare batterijen en accu's die producenten, hetzij rechtstreeks verkopen aan de eindgebruiker, hetzij leveren aan derde partijen om ze te verkopen aan de eindgebruiker, gedurende dat kalenderjaar en de voorafgaande twee kalenderjaren;»; 8° punt 54°, 55°, 56°, 57°, 58°, 59° en 60° worden vervangen door wat volgt : « 54° gerecycleerde granulaten : granulaten die ontstaan door mechanische behandeling van anorganisch materiaal dat eerder in bouwkundige constructies werd gebruikt zoals betongranulaat, asfaltgranulaat, menggranulaat, metselwerkgranulaat, gerecycleerde brokken, brekerzand, brekerzeefzand, sorteerzeefgranulaat en sorteerzeefzand;55° gerecycleerde brokken : brokken die afkomstig zijn van afgebroken, al dan niet gewapende betonmassieven, of van herwonnen steen of herwonnen bewerkte breuksteen, of van afgebroken baksteenmassieven;56° betongranulaat : granulaat dat afkomstig is van het breken van beton; 56°bis metselwerkgranulaat : granulaat dat afkomstig is van het breken van metselwerk; 56°ter menggranulaat : granulaat dat afkomstig is van het breken van metselwerk en beton, zodat het mengsel een minimaal gehalte aan beton bevat; 57° brekerzand : zand dat afkomstig is van het zeven, na het breken van puin en na voorafzeving van brekerzeefzand; 57°bis brekerzeefzand : zand dat afkomstig is van het zeven, voorafgaand aan het breken van puin; 58° sorteerzeefgranulaat : verzamelterm voor stenen die verkregen worden door het zeven van puin, verkregen na voorafzeving en sorteren van bouw- en sloopafval dat afkomstig is van een vaste sorteerinrichting; 58°bis sorteerzeefzand : zand dat afkomstig is van het zeven van puin, voorafgaand aan het sorteren van bouw- en sloopafval dat afkomstig is van een vaste sorteerinrichting; 60° asfaltgranulaat : granulaat dat afkomstig is van de opbraak of het frezen van asfaltverhardingen.9° in punt 83° wordt het woord « monsternemingen » geschrapt;10° er wordt een punt 99° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 99° calorische inhoud : stookwaarde bij constante druk of onderste verbrandingswaarde nat.»

Art. 2.Aan artikel 1.1.1, § 3, van hetzelfde besluit, toegevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 7° voertuig : voertuigen die onder de categorie M1 of N1 vallen, als vermeld in de richtlijn 70/156/EEG van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, alsmede driewielige motorvoertuigen als vermeld in de richtlijn 92/61/EEG van 30 juni 1992 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen, met uitzondering van driewielers, ongeacht hoe het voertuig tijdens het gebruik werd onderhouden of gerepareerd en ongeacht of het werd uitgerust met door de producent geleverde onderdelen dan wel met andere onderdelen die als vervangings- of inbouwonderdeel in overeenstemming met de relevante gemeenschapsbepalingen of interne bepalingen werden aangebracht. »

Art. 3.Aan artikel 1.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. Voor de toepassing van hoofdstuk III, afdeling VI en van hoofdstuk V, afdeling V, onderafdeling VII wordt verstaan onder : 1° verwerking van batterijen en accu's : iedere activiteit die afgedankte batterijen en accu's ondergaan nadat ze zijn overgedragen aan een faciliteit voor sortering, voorbereiding op recycling of voorbereiding op verwijdering;2° recycling van batterijen en accu's : het in een productieproces opnieuw verwerken van afvalmaterialen, hetzij voor het oorspronkelijke doel, hetzij voor een ander doel, maar met uitzondering van de terugwinning van energie;3° producent van batterijen en accu's : persoon die, ongeacht de gebruikte verkooptechniek, met inbegrip van de techniek voor communicatie op afstand, batterijen of accu's, met inbegrip van die welke in apparaten of voertuigen zijn ingebouwd, beroepsmatig voor het eerst op het grondgebied op de markt brengt, al dan niet voor eigen gebruik;4° op de markt brengen van batterijen en accu's : het leveren of ter beschikking stellen, al dan niet tegen betaling, aan een derde, met inbegrip van invoer in het douanegebied.» Afdeling II. - Wijzigingen in hoofdstuk II

Art. 4.In artikel 2.3.1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° wordt punt c) vervangen door wat volgt : « c) afgedankte batterijen en accu's;» 2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt : « 5° afgedankte batterijen en accu's;»

Art. 5.In artikel 2.4.1 van hetzelfde besluit wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De testmethoden die gebruikt moeten worden voor de bepaling van de in § 2 bedoelde eigenschappen zijn opgenomen in verordening (EG) nr. 440/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 houdende vaststelling van testmethoden uit hoofde van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH). » Afdeling III. - Wijzigingen in hoofdstuk III

Art. 6.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, worden de woorden « afvalpreventie- en afvalbeheerplan » telkens vervangen door de woorden « individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan ».

Art. 7.Artikel 3.1.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.1.1.1. Voor de volgende afvalstoffen geldt een aanvaardingsplicht voor de eindverkoper, de tussenhandelaar en de producent als vermeld in artikel 10 van het Afvalstoffendecreet : 1° met ingang van 1 juni 1998 : a) drukwerkafvalstoffen;b) afgedankte batterijen en accu's; 2° met ingang van 1 juli 1999 : a) afgedankte elektrische en elektronische apparatuur als vermeld in artikel 3.5.1, 1°; b) afgedankte voertuigen;c) afvalbanden uit de vervangmarkt en uit eerste montage; 3° met ingang van 1 januari 2004 : a) afgewerkte olie, zoals omschreven in bijlage 3.1.1.1.; b) afgedankte elektrische en elektronische apparatuur als vermeld in artikel 3.5.1, 2°, met uitzondering van verlichtingsapparatuur en lampen; 4° met ingang van 1 juni 2004 : oude en vervallen geneesmiddelen;5° met ingang van 1 juli 2004 : a) dierlijke en plantaardige afvalvetten en -oliën;b) afgedankte huishoudelijke en niet-huishoudelijke verlichtingsapparatuur;6° met ingang van 1 juli 2005 : afgedankte lampen; 7° met ingang van 13 augustus 2005 : afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, als vermeld in artikel 3.5.1, 3°. »

Art. 8.In artikel 3.1.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, wordt § 2, vervangen door wat volgt : « § 2. De eindverkoper, tussenhandelaar en producent moeten de volgende afvalstoffen gratis in ontvangst nemen, zelfs als de consument geen vervangende producten aanschaft : 1° oude en vervallen geneesmiddelen;2° afgedankte batterijen en accu's;3° afgedankte voertuigen;4° drukwerkafvalstoffen; 5° afgedankte elektrische en elektronische apparatuur als vermeld in artikel 3.5.1; 6° afgewerkte olie als vermeld in bijlage 3.1.1.1; 7° afvalbanden uit de vervangmarkt en uit eerste montage;8° dierlijke en plantaardige afvalvetten en oliën. Voor huishoudelijke afvalstoffen geldt dat van de plicht tot gratis aanvaarding kan worden afgeweken in de milieubeleidsovereenkomst of in het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan, vermeld in artikel 3.1.1.4 als de producenten de gratis inontvangstneming, ook als de consument geen vervangende producten aanschaft, organiseren op de containerparken of andere inzamelpunten met vergelijkbare geografische spreiding en dekking.

Voor bedrijfsafvalstoffen geldt dat van de plicht tot gratis aanvaarding kan worden afgeweken in de milieubeleidsovereenkomst of in het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan als de producenten de gratis inontvangstneming, ook als de consument geen vervangende producten aanschaft, organiseren op een wijze die rekening houdt met de specificiteit van de producten en voldoende garanties biedt voor een milieuverantwoorde behandeling. »

Art. 9.In artikel 3.1.1.2, § 3, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « De terugname van afvalstoffen » vervangen door de woorden « De aanvaarding van afvalstoffen »;2° aan het eerste lid wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3° voor andere afvalstoffen : ze bevatten geen afvalstoffen die vreemd zijn aan het afgedankte product tenzij deze die er door normaal gebruik in aanwezig kunnen zijn.» 3° het derde lid wordt vervangen door wat volgt : « Zolang niet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, punt 1°, b), punt 2°, b), punt 2°, c), of punt 3°, wordt voldaan, kan de aanvaarding geweigerd worden.»

Art. 10.In artikel 3.1.1.2, § 4, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 en 17 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « producent van afvalstoffen » worden vervangen door de woorden « producent van producten »;2° de woorden « de lokale besturen en de producenten » worden vervangen door de woorden « de betrokken partners ».

Art. 11.In artikel 3.1.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, wordt § 5, vervangen door wat volgt : « § 5. Elke producent is verantwoordelijk voor de financiering van zijn aanvaardingsplicht. De producent kan voor de organisatie van die financiering kiezen tussen collectieve en individuele regelingen. »

Art. 12.Aan artikel 3.1.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007, worden een § 6 en een § 7 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 6. De eindverkoper van producten waarvoor de aanvaardingsplicht geldt, moet op een duidelijk zichtbare plaats in elk van zijn verkooppunten een bericht aanbrengen waarop onder de titel « AANVAARDINGSPLICHT » is aangegeven op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van dit besluit en op welke wijze de koper zich kan ontdoen van zijn afgedankt product. Ook bij verkoop buiten een verkoopsruimte moet de consument hierover geïnformeerd worden. § 7. Alle verplichtingen en kosten voor diegenen die aan de aanvaardingsplicht onderworpen zijn, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van de plicht, ongeacht de datum van ondertekening van een milieubeleidsovereenkomst of de datum van goedkeuring van het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan. »

Art. 13.Artikel 3.1.1.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.1.1.3. Het gedeelte van de kostprijs van een product dat wordt doorgerekend om de kosten te dekken die verbonden zijn aan de uitvoering van de aanvaardingsplicht, moet zichtbaar worden vermeld op de factuur, tenzij anders is bepaald in de milieubeleidsovereenkomst of het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan. »

Art. 14.Artikel 3.1.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.1.1.4. § 1. De wijze waarop aan de aanvaardingsplicht, vermeld in artikel 3.1.1.1 en 3.1.1.2, wordt voldaan, wordt overeenkomstig artikel 10, § 6, van het Afvalstoffendecreet vastgelegd in : 1° ofwel een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan dat door de producenten ter goedkeuring aan de OVAM wordt voorgelegd volgens de voorwaarden van artikel 3.1.1.4, § 2; 2° ofwel een milieubeleidsovereenkomst als vermeld in het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten volgens de voorwaarden van artikel 3.1.1.4, § 2 en § 3. § 2. Het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan of de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in § 1, vermeldt in het bijzonder : 1° maatregelen voor de kwalitatieve en kwantitatieve preventie en het hergebruik;2° maatregelen voor de selectieve inzameling van de afvalstoffen;3° maatregelen voor de optimale verwerking van de afvalstoffen;4° maatregelen voor een goede registratie van de afvalstoffenstromen en onderbouwing van het behalen van de doelstellingen;5° maatregelen voor de vergoeding van de rechtspersonen van publiek recht, van de kringloopcentra of van andere inzamelplaatsen;6° maatregelen voor de sensibilisering van de diverse doelgroepen;7° maatregelen voor eigen controlesystemen op de bovengenoemde maatregelen;8° bepalingen over de rapportering aan de OVAM met betrekking tot alle bovengenoemde maatregelen;9° maatregelen voor de financiering van de inzameling en de verwerking;10° voor huishoudelijke afvalstoffen : een financiële zekerheid die overeenstemt met de geschatte kosten voor het overnemen door het Vlaamse Gewest van de aanvaardingsplicht gedurende zes maanden.In een milieubeleidsovereenkomst kunnen andere zekerheden overeengekomen worden om de voortgang van de verbintenissen uit de overeenkomst te garanderen. § 3. Een milieubeleidsovereenkomst kan onder de volgende voorwaarden : 1° de milieubeleidsovereenkomst, als vermeld in het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidsovereenkomsten, wordt afgesloten door de overkoepelende representatieve organisaties van ondernemingen waarvan de producent, de eindverkoper en de tussenhandelaar lid is. Hierbij tekent elke betrokken overkoepelende representatieve organisatie van ondernemingen voor de engagementen die voortvloeien uit de wettelijke verplichtingen van hun leden; 2° er wordt een beheersorganisme opgericht dat de taken uitoefent in naam van de representatieve organisatie(s).Van de verplichting tot de oprichting van een beheersorganisme kan alleen afgeweken worden als de overkoepelende representatieve organisaties van alle actoren als vermeld in 1°, aantonen dat ze via een ander gezamenlijk orgaan dezelfde resultaten kunnen behalen. Dat orgaan moet aan dezelfde verplichtingen als een beheersorganisme voldoen; 3° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de milieubeleidsovereenkomst een beheersplan voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst ter goedkeuring voor aan de OVAM waarin het aangeeft hoe het de bepalingen van de overeenkomst zal uitvoeren. Het beheersplan bevat minimaal uitvoeringsvoorwaarden van de bepalingen in de milieubeleidsovereenkomst conform artikel 3.1.1.4, § 2. Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter goedkeuring voor;4° het beheersorganisme legt uiterlijk zes maanden na de ondertekening van de milieubeleidsovereenkomst een financieel plan, inclusief de berekening van eventuele bijdragen voor de looptijd van de milieubeleidsovereenkomst, voor advies voor aan de OVAM.Het beheersorganisme legt jaarlijks voor 1 oktober een actualisatie voor het volgende kalenderjaar ter advies voor; 5° als het beheersorganisme de inzameling en verwerking organiseert moet het de lastenboeken voor inzameling en verwerkinguiterlijk zes maanden na de ondertekening van de milieubeleidsovereenkomst door de OVAM laten goedkeuren.Elke wijziging in lastenboeken moet vooraf goedgekeurd worden; 6° de OVAM zal namens het gewest de rol van waarnemer vervullen in de raad van bestuur en de algemene vergadering van het beheersorganisme. Daartoe ontvangt de OVAM tijdig de uitnodigingen en verslagen; 7° het beheersorganisme mag de toetreding van geen enkele onderneming weigeren waarop de aanvaardingsplicht, vermeld in de milieubeleidsovereenkomst van toepassing zou kunnen zijn.Het beheersorganisme kan van die verplichting afwijken als er ernstige redenen zijn en na goedkeuring van de OVAM; 8° op verzoek van de OVAM organiseert het beheersorganisme overleg met de representatieve organisaties van alle actoren die bij de uitvoering van de aanvaardingsplicht betrokken zijn. In het eerste lid, punt 3°, 4° en 5°, wordt een onderscheid gemaakt tussen huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen enerzijds, en bedrijfsafvalstoffen anderzijds. »

Art. 15.Artikel 3.1.1.5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.1.1.5. § 1. Alle documenten in het kader van de aanvaardingsplicht die van strategisch belang zijn, worden ter goedkeuring voorgelegd aan de OVAM. Dat zijn ten minste het beheersplan, de lastenboeken en het communicatieplan.

De OVAM heeft één maand de tijd om die documenten al dan niet goed te keuren. Indien niet beslist wordt binnen deze periode, wordt de OVAM geacht de documenten te hebben goedgekeurd. Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. Die termijn gaat in vanaf de datum van ontvangst van alle opgevraagde informatie. Als de OVAM de documenten afkeurt, moet een aangepast voorstel opnieuw voorgelegd worden voor goedkeuring. Een voorstel kan niet worden uitgevoerd zonder goedkeuring van de OVAM. § 2. In afwijking van paragraaf 1 worden het financieel plan en de toetredingsovereenkomst voor advies voorgelegd.

De OVAM heeft één maand de tijd om advies te geven. Als de OVAM binnen die periode geen advies geleverd heeft, geldt dat als gunstig advies.

Als de OVAM om aanvullende informatie verzoekt, kan de termijn maximaal met één maand worden verlengd. De termijn gaat in vanaf de datum van ontvangst van alle opgevraagde informatie. § 3. Voor de rapportering geldt : 1° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht aan de OVAM worden verstrekt, worden gecertificeerd door een onafhankelijk controleorganisme;2° de cijfergegevens van overbrengers en verwerkers die in het kader van de aanvaardingsplicht aan het beheersorganisme of de producent worden geleverd, worden gecertificeerd door een onafhankelijk controleorganisme;3° de cijfergegevens die in het kader van de aanvaardingsplicht door de producenten aan het beheersorganisme worden verstrekt, worden gecertificeerd door een onafhankelijk controleorganisme.Het beheersorganisme of een door dat organisme aangestelde derde kan die taak overnemen, op voorwaarde dat alle leden minstens eenmaal om de drie jaar gecontroleerd worden en het beheersorganisme over die actie en de resultaten jaarlijks aan de OVAM rapporteert; 4° van die verplichtingen kan worden afgeweken in een milieubeleidsovereenkomst of een individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan als de kwaliteit van de cijfergegevens op een andere manier gegarandeerd kan worden. § 4. De producenten, eindverkopers, tussenhandelaars en beheersorganismen verstrekken aan de OVAM alle informatie die de OVAM nuttig acht voor de evaluatie van de doelstellingen en controle van het Afvalstoffendecreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Indien de partijen dit nodig achten, wordt een systeem uitgewerkt dat confidentialiteit garandeert. »

Art. 16.In artikel 3.1.1.6, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 3° worden de woorden « naam, adres en identificatienummer » vervangen door de woorden « naam en adres »;2° in punt 4° worden de woorden « naam, adres en identificatienummer » vervangen door de woorden « naam en adres », Art.17. Aan artikel 3.1.1.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Van de plicht tot het bijhouden van een afvalstoffenregister door de eindverkoper en tussenhandelaar kan worden afgeweken in de milieubeleidsovereenkomst of in het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan, vermeld in artikel 3.1.1.4, als de overbrenger van de afgevoerde afvalstoffen aan de OVAM online-inzagerecht geeft in zijn afvalstoffenregister, als vermeld in artikel 6.2.2, op voorwaarde dat de bepalingen van het online-inzagerecht werden goedgekeurd door de OVAM. »

Art. 18.In artikel 3.1.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « artikel 3.1.1.4, § 1, 2° » vervangen door de woorden « artikel 3.1.1.4, § 1, 1° »; 2° in het eerste lid, 3°, wordt het woord « toestellen » vervangen door de woorden « afgedankte producten ».

Art. 19.Artikel 3.1.2.2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.1.2.2. Het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan, vermeld in artikel 3.1.1.4, § 1, 1°, wordt goedgekeurd volgens de volgende procedure : 1° de aanvraag tot goedkeuring van het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan wordt met een aangetekend schrijven naar de OVAM verstuurd of bij de OVAM tegen ontvangstbewijs afgegeven, bij voorkeur onder briefhoofd van de aanvrager, gedateerd en ondertekend door de aanvrager of in voorkomend geval door een natuurlijke persoon die de vennootschap kan verbinden, met toevoeging van de volgende bijlagen : a) in voorkomend geval, een afschrift van de oprichtingsakte en van de eventuele wijzigingen ervan gedurende de laatste vijf jaar;b) het ontwerp van individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan waarvoor de goedkeuring wordt gevraagd; 2° de OVAM onderzoekt de aanvraag, vermeld in punt 1°, op volledigheid overeenkomstig de bepalingen in artikel 3.1.2.1 : a) als wordt vastgesteld dat de aanvraag onvolledig is, brengt de OVAM de aanvrager binnen veertien kalenderdagen na de indiening of aanvulling van de aanvraag daarvan met een aangetekende brief op de hoogte met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken;b) als wordt vastgesteld dat de aanvraag volledig is, brengt de OVAM de aanvrager daarvan met een aangetekende brief op de hoogte binnen veertien kalenderdagen na de indiening of aanvulling van de aanvraag;3° binnen een termijn van vier maanden, te rekenen vanaf de datum waarop is vastgesteld dat de aanvraag volledig is, doet de OVAM uitspraak over de aanvraag, vermeld in punt 1°;binnen vier maanden kan de OVAM alle toelichting en informatie opvragen die nodig zijn voor de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag; 4° de OVAM bezorgt haar beslissing met een aangetekende brief aan de aanvrager, binnen tien kalenderdagen na de uitspraak, vermeld in punt 3°.»

Art. 20.In artikel 3.2.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden de woorden « Het in artikel 3.1.1.4, § 1, 2° » vervangen door de woorden « Het in artikel 3.1.1.4, § 1, 1° ».

Art. 21.Aan artikel 3.2.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt een § 5 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 5. De verplichting, vermeld in artikel 3.1.1.2, § 6, is niet van toepassing voor drukwerk. »

Art. 22.In artikel 3.3.1, § 2 van hetzelfde besluit, wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° afgedankte batterijen en accu's worden verwerkt overeenkomstig artikel 3.6.1; »

Art. 23.Artikel 3.3.2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.3.2. Het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.1.1.4, § 1, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van voertuigen om elk afgedankt voertuig dat de consument aanbiedt in ontvangst te nemen;2° de verplichting van de tussenhandelaars in voertuigen om alle afgedankte voertuigen die met toepassing van dit besluit in ontvangst worden genomen op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers van voertuigen in te zamelen en aan de producent aan te bieden;3° de verplichting van de voertuigproducenten om alle aanvaarde afgedankte voertuigen bij de tussenhandelaar, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daartoe vergunde inrichting.»

Art. 24.Artikel 3.3.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 25.In artikel 3.4.1 van hetzelfde besluit worden de punten 3°, 4° en 5° vervangen door wat volgt : « 3° het totale percentage hergebruik door de sorteerder, loopvlakvernieuwing en recyclage van de ingezamelde afvalbanden minstens 55% bedraagt;» « 4° de rest van de ingezamelde afvalbanden energetisch wordt gevaloriseerd; » « 5° de verwijdering van afvalbanden niet is toegestaan. »

Art. 26.Artikel 3.4.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 27.In artikel 3.4.4, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden « in kilogram, soorten en aantallen » vervangen door de woorden « in kilogram en soorten »;2° in punt 4° worden de woorden « afvalstoffen die voortkomen uit de verwerking van afvalbanden » vervangen door het woord « afvalbanden »;3° in punt 4° wordt punt c) vervangen door wat volgt : « c) werd gebruikt voor materiaalrecyclage;» 4° aan punt 4° wordt een punt d) toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) energetisch werd gevaloriseerd.»

Art. 28.In artikel 3.4.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt § 4 opgeheven.

Art. 29.Artikel 3.5.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.5.1. Elektrische en elektronische apparatuur wordt ingedeeld in de volgende tien categorieën : 1° huishoudelijke of vergelijkbare apparaten : a) grote huishoudelijke apparaten (categorie 1);b) kleine huishoudelijke apparaten (categorie 2);c) IT- en telecommunicatieapparatuur (categorie 3);d) consumentenapparatuur (categorie 4);e) elektrisch en elektronisch tuingereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties) (categorie 6);2° huishoudelijke of vergelijkbare apparaten, tenzij anders is gespecificeerd : a) verlichtingsapparatuur en lampen (categorie 5);b) ander elektrisch en elektronisch gereedschap (uitgezonderd grote, niet-verplaatsbare industriële installaties) (categorie 6);c) speelgoed, apparatuur voor sport en ontspanning (categorie 7);d) meet- en controle-instrumenten (categorie 9); 3° andere apparatuur : a) de categorieën van apparaten, vermeld in artikel 3.5.1, 1° en 2°, die niet van huishoudelijke of vergelijkbare aard zijn; b) medische hulpmiddelen (met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten) (categorie 8);c) automaten (categorie 10). De Vlaamse minister kan een lijst vaststellen van de apparatuur die onder deze categorieën valt. »

Art. 30.Artikel 3.5.1bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 3.5.1bis, § 1. Voor de financiering van de milieubijdrage geldt : 1° voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten van huishoudelijke of vergelijkbare aard : a) wat producten betreft die na 1 juli 2001 op de markt gebracht werden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van zijn aanvaardingsplicht.De producent kan kiezen tussen een collectieve regeling en een individuele regeling; b) de verantwoordelijkheid voor de financiering van de kosten van het beheer van afgedankte elektrische en elektronische apparaten die vóór 1 juli 2001 op de markt zijn gebracht, berust bij een of meer systemen waaraan alle producenten die op de markt aanwezig zijn op het tijdstip waarop die kosten ontstaan, naar evenredigheid bijdragen, bijvoorbeeld naar evenredigheid van hun marktaandeel voor de apparatuur in kwestie;c) de producenten moeten, als ze een product op de markt brengen, een waarborg stellen waaruit blijkt dat het beheer van de afgedankte elektrische en elektronische apparaten zal worden gefinancierd.De waarborg heeft betrekking op de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van dat product. Hij kan de vorm hebben van een recyclingverzekering, geblokkeerde bankrekening of deelneming van de producent aan passende financiële regelingen voor de financiering van het beheer van afgedankte elektrische apparatuur; 2° voor afgedankte elektrische en elektronische apparaten van andere gebruikers dan huishoudens of vergelijkbare gebruikers : a) wat producten betreft die vanaf 13 augustus 2005 op de markt gebracht worden, is elke producent verantwoordelijk voor de financiering van de inzameling en de milieuhygiënisch verantwoorde verwerking van de afgedankte elektrische en elektronische apparaten die afkomstig zijn van andere dan particuliere huishoudens;b) voor historische voorraad van voor 13 augustus 2005, die wordt vervangen door nieuwe, gelijkwaardige producten met dezelfde functie, worden de kosten gedragen door de producenten van die nieuwe producten op het moment dat ze worden geleverd.Voor andere historische voorraad worden de kosten gedragen door de andere gebruikers dan particuliere huishoudens; c) producenten en andere gebruikers dan particuliere huishoudens kunnen onverminderd de bepalingen van dit artikel andere financieringsregelingen overeenkomen.Die voorwaarden moeten dan duidelijk worden opgenomen in de verkoopsvoorwaarden van het nieuwe product. § 2. In afwijking van artikel 3.1.1.3 geldt voor de zichtbaarheid van de milieubijdragen : 1° voor elektrische en elektronische apparaten van huishoudelijke of vergelijkbare aard worden bij verkoop van nieuwe producten, de kosten van inzameling en milieuhygiënisch verantwoorde verwerking ten aanzien van de consumenten niet afzonderlijk aangetoond.De producenten mogen gedurende een overgangsperiode tot 13 februari 2013 voor de grote huishoudelijke apparaten en tot 13 februari 2011 voor de andere apparaten, bij de verkoop van nieuwe producten de kosten van inzameling en milieuvriendelijke verwerking ten aanzien van de consumenten aantonen. De aangegeven kosten mogen niet hoger liggen dan de reële kosten; 2° voor elektrische en elektronische apparaten van andere gebruikers dan huishoudens of vergelijkbare gebruikers mogen de producenten tijdens een overgangsperiode bij verkoop van nieuwe producten, op vrijwillige basis, ten aanzien van de consumenten de kosten van inzameling, verwerking en milieuvriendelijke verwijdering van de historische voorraad aantonen.Producenten die van deze regeling gebruik maken, moeten garanderen dat de aangegeven kosten niet hoger liggen dan de reële kosten. § 3. De natuurlijke personen of rechtspersonen die elektrische of elektronische apparatuur verkopen op afstand via internet, postorderdiensten of andere verkoopstechnieken, moeten de voorwaarden van dit artikel ook in acht nemen voor apparatuur die wordt geleverd aan een koper buiten het Vlaamse Gewest. »

Art. 31.In artikel 3.5.2, § 1, van hetzelfde besluit, worden de woorden « fractie is » vervangen door de woorden « elektrische en elektronische apparatuur blijft ».

Art. 32.In artikel 3.5.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° de verplichting van de producenten of van derden die in hun naam handelen, om afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van de categorieën, vermeld in artikel 3.5.1, 3°, in te zamelen en te verwerken; ».

Art. 33.Artikel 3.5.5 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 34.In artikel 3.5.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt § 4 opgeheven.

Art. 35.In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk III, afdeling VI. Afvalbatterijen en afvalloodstartbatterijen, bestaande uit artikel 3.6.1 tot en met 3.6.4, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, vervangen door wat volgt : « Afdeling VI. Afgedankte batterijen en accu's Art. 3.6.1. De aanvaardingsplicht heeft tot doel, enerzijds preventieve acties te stimuleren, en anderzijds de verwerking en de recycling van de afgedankte batterijen en accu's te maximaliseren, met het oog op het behalen van de volgende doelstellingen : 1° preventieve acties : a) inspanningen leveren met het oog op het verhogen van de gemiddelde kwaliteit van de batterijen die op de markt worden gebracht, te meten aan de capaciteit, de levensduur en de houdbaarheid;b) sensibilisatiecampagnes voeren die aan alle consumentengroepen gericht zijn en waarbij de nadruk ligt op een gepast gebruik van draagbare batterijen : 1) batterijen vermijden door gebruik van apparaten die op meer milieuverantwoorde energiebronnen werken;2) herlaadbare batterijen gebruiken omdat die in vele toepassingen het meest geschikt zijn;2° voor afgedankte draagbare batterijen : a) een inzamelingspercentage van 45%;b) recycling van 75% van het gemiddelde gewicht van nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, met zo groot mogelijke recycling van het cadmiumgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;c) een zo groot mogelijke recycling van het kwikgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;d) een recyclingpercentage van 50% van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen en accu's;e) alle inzamelmiddelen die ter beschikking worden gesteld van de burger voor de inzameling van afgedankte batterijen worden verzameld en verwerkt;3° voor afgedankte autobatterijen en afgedankte industriële batterijen : a) een inzameling van alle afgedankte batterijen;b) een recyclingpercentage van 65% van het gemiddelde gewicht van loodzuurbatterijen en -accu's, 1) met een zo groot mogelijke recycling van het loodgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;2) met een zo groot mogelijke verwerking van de kunststoffen in een productieproces als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten, hetzij voor het oorspronkelijke doel, hetzij voor een ander doel, maar met uitzondering van de terugwinning van energie;c) recycling van 75% van het gemiddelde gewicht van nikkel-cadmiumbatterijen en -accu's, met zo groot mogelijke recycling van het cadmiumgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;d) een zo groot mogelijke recycling van het kwikgehalte als technisch haalbaar is, met vermijding van buitensporige kosten;e) een recyclingpercentage van 50% van het gemiddelde gewicht van andere afgedankte batterijen en accu's. Alle producenten, eindverkopers, inzamelaars, recyclingondernemingen en andere verwerkers, en alle bevoegde overheidsinstanties moeten kunnen deelnemen in de systemen voor inzameling, verwerking en recycling. Er kan van die verplichting afgeweken worden als er ernstige redenen zijn en na goedkeuring van de OVAM. Art. 3.6.2. De producenten van batterijen en accu's zijn verantwoordelijk voor de financiering van de inzameling en de verwerking van het afval van alle batterijen, ongeacht wanneer die op de markt werden gebracht. De producenten van batterijen en accu's moeten ook instaan voor de kosten van de publieke voorlichtingscampagnes die handelen over de preventie, de inzameling, de verwerking en de recycling van afgedankte draagbare batterijen en accu's.

De producenten van batterijen en accu's, of de personen die door hen zijn aangesteld, halen op verzoek van de exploitant gratis alle afgedankte batterijen en accu's op die in het Vlaamse Gewest ontstaan in inrichtingen, vergund voor de ontmanteling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, afgedankte voertuigen of andere verbruiksgoederen.

In afwijking van artikel 3.1.1.3. worden bij de verkoop van nieuwe draagbare batterijen en accu's de kosten van de inzameling, de verwerking en de recycling voor de eindgebruikers niet afzonderlijk vermeld.

De producenten en de gebruikers van industriële en autobatterijen en -accu's mogen overeenkomsten sluiten waarin andere financieringsregelingen worden gestipuleerd die voldoen aan de bepalingen, vermeld in het eerste lid.

Art. 3.6.3. Het individueel afvalpreventie- en afvalbeheerplan en de milieubeleidsovereenkomst, vermeld in artikel 3.1.1.4, regelen inzonderheid en in voorkomend geval : 1° de verplichting van de eindverkopers van batterijen en accu's om elke afgedankte batterij en accu in ontvangst te nemen die door de consument wordt aangeboden;2° de verplichting van de tussenhandelaars in batterijen en accu's om alle afgedankte batterijen en accu's die met toepassing van dit besluit in ontvangst genomen zijn, op regelmatige basis ter plaatse bij de eindverkopers in te zamelen en aan de producent van batterijen en accu's aan te bieden;3° de verplichting van de producenten van batterijen en accu's om alle aanvaarde afgedankte batterijen en accu's bij de tussenhandelaar van batterijen en accu's, of bij gebrek daaraan bij de eindverkoper van batterijen en accu's, op regelmatige basis in te zamelen en op eigen kosten te laten verwerken in een daarvoor vergunde inrichting;4° de manier waarop het gepast gebruik van batterijen werd aangemoedigd. Art. 3.6.4. De producenten van batterijen en accu's zorgen ervoor, in het bijzonder door middel van voorlichtingscampagnes, dat de eindgebruikers volledig worden geïnformeerd over : 1° de potentiële effecten van in batterijen en accu's gebruikte stoffen op het milieu en de menselijke gezondheid;2° de wenselijkheid dat afgedankte batterijen en accu's niet als ongesorteerd huishoudelijk en vergelijkbaar afval worden weggegooid, en dat wordt deelgenomen aan de gescheiden inzameling ervan, om de verwerking en recycling te vergemakkelijken;3° de voor hen beschikbare inzamelings- en recyclingsystemen;4° hun rol bij de recycling van afgedankte batterijen en accu's;5° de betekenis van het symbool van de doorgestreepte vuilnisbak op wieltjes en van de chemische symbolen Hg, Cd en Pb. Art. 3.6.5. De producenten van batterijen en accu's worden geregistreerd en stellen voor 1 april van elk jaar de volgende gegevens over het voorgaande kalenderjaar ter beschikking van de OVAM : 1° de totale hoeveelheid batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het Vlaamse Gewest werd verbruikt, opgesplitst naar elk van de volgende soorten : a) zink-bruinsteenbatterijen;b) alkali-mangaanbatterijen;c) kwikoxidebatterijen;d) zilveroxidebatterijen;e) zink-luchtbatterijen;f) nikkel-cadmiumbatterijen;g) loodhoudende batterijen;h) nikkelmetaalhydride batterijen;i) herlaadbare lithiumbatterijen;j) overige batterijen;2° de totale hoeveelheid afgedankte batterijen en accu's, uitgedrukt in kilogram, die in het kader van de uitoefening van de aanvaardingsplicht werd ingezameld, opgesplitst naar de soorten, vermeld in punt 1°;3° de inrichting(en) waar en de wijze waarop de ingezamelde afgedankte batterijen en accu's werden verwerkt;4° de hoeveelheid gerecycleerde afvalstoffen;5° een overzicht van de preventieve acties.»

Art. 36.Artikel 3.7.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 37.In artikel 3.7.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt § 3 opgeheven. Afdeling IV. - Wijzigingen in hoofdstuk IV

Art. 38.In artikel 4.1.1, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden na de woorden « gebruik als bodem » de woorden « , gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas » toegevoegd.

Art. 39.In artikel 4.1.1, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt de zin « De voorwaarden mogen niet worden bekomen door een menging van afvalstoffen. » vervangen door de zin « Behoudens voor gebruik in afdichtingslagen met waterglas, mogen de voorwaarden niet worden verkregen door een menging van afvalstoffen. »

Art. 40.In artikel 4.1.1, § 3, 1°, van hetzelfde besluit worden de woorden « EG-Richtlijn 67/584/EEG » vervangen door de woorden « Richtlijn 67/548/EEG ».

Art. 41.In artikel 4.1.1, § 4, van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « In afwijking van de lijst in bijlage 4.1 bij dit besluit mogen afvalstoffen gebruikt worden als secundaire grondstof in bodemsaneringswerken of risicobeheersmaatregelen als ze voldoen aan de voorwaarden inzake samenstelling of gebruik, vastgesteld in het conformiteitsattest van het bodemsaneringsproject, het beperkt bodemsaneringsproject of het risicobeheersplan, overhandigd door de OVAM conform de bepalingen van artikel 50, 51, 58 of 85 van het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming en mits alle voorwaarden voor het gebruik als secundaire grondstof worden gerespecteerd. »

Art. 42.In artikel 4.1.2 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De afvalstoffen die gebruikt worden als secundaire grondstoffen, worden minstens eenmaal per jaar door een laboratorium dat erkend is voor de overeenkomstige analysepakketten, bemonsterd en geanalyseerd. De monsterneming kan ook gebeuren door onafhankelijke en gekwalificeerde personen of instellingen. De OVAM kan de frequentie nader specificeren. Het monster moet representatief zijn voor de productie in een bepaald tijdsinterval. Afhankelijk van de herkomst kan in overleg met de OVAM de parameterlijst, zoals bepaald in bijlage 4.2.1 en 4.2.2, beperkt worden. De conformiteit van de secundaire grondstof met de geldende criteria moet worden verzekerd op basis van een representatieve bemonstering en analyse. De houder van de afvalstof die ze als secundaire grondstof in de handel brengt, is daarvoor verantwoordelijk. »

Art. 43.Aan artikel 4.1.2 van hetzelfde besluit worden een § 4 en een § 5 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 4. De monsterneming voor externe controle en zelfcontrole van gerecycleerde granulaten gebeurt volgens de richtlijnen die gebaseerd zijn op de norm NBN EN 932-1. § 5. Voor gerecycleerde granulaten (behalve asfaltgranulaten) afkomstig van een recuperatie-inrichting die onderworpen is aan een beheersysteem dat door de OVAM werd goedgekeurd, wordt de parameterlijst voor de jaarlijkse analyseplicht als volgt ingekort : arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink, extraheerbare organohalogeenverbindingen (EOX), minerale olie en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).

Voor asfaltgranulaten is alleen de PAK-spray-test van toepassing. »

Art. 44.In hetzelfde besluit wordt een artikel 4.2.1.3 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 4.2.1.3. Voor het gebruik van GFT- en groencompost of het eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen als secundaire grondstof in of als meststof of bodemverbeterend middel moeten de vergunde inrichtingen voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen beschikken over een keuringsattest, dat wordt afgeleverd door de Vlaamse Compostorganisatie vzw (VLACO vzw) of een andere instelling die voor het betreffende materiaal over de nodige bekwaamheid beschikt, op basis van het Algemeen Reglement van de Certificering.

De Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen houdt toezicht op de certificering en stelt het Algemeen Reglement van de Certificering op.

De Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen wordt samengesteld als volgt : 1° twee vertegenwoordigers namens de Vlaamse Overheid;2° twee vertegenwoordigers namens de producenten;3° twee vertegenwoordigers namens de gebruikers;4° twee onafhankelijke deskundigen. De Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen zal onder meer de volgende taken uitvoeren : 1°het opstellen van het Algemeen Reglement van de Certificering en het goedkeuren van het Kwaliteitshandboek van de certificeringsinstelling; 2° het opvolgen van het verlenen, schorsen of intrekken van de keuringsattesten;3° het behandelen van de beroepen tegen beslissingen inzake het verlenen, schorsen of intrekken van de keuringsattesten;4° het geven van advies aan de certificeringsinstelling met betrekking tot de controle- en de certificeringsactiviteiten. De Vlaamse minister kan nadere regels bepalen betreffende de taken en de werking van de Certificeringscommissie Meststoffen - Bodemverbeterende Middelen en wijst de leden aan.

Het Algemeen Reglement van de Certificering zal worden goedgekeurd bij ministerieel besluit en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 45.In artikel 4.2.2.1, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden « respectievelijke achtergrondwaarden voor een standaardbodem, zoals opgenomen in Vlarebo » vervangen door de woorden « streefwaarden voor de bodemkwaliteit, vermeld in bijlage III van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming. »

Art. 46.In artikel 4.2.2.2, derde lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « moet volledig gerecycleerd worden in vormgegeven bouwstoffen » vervangen door de woorden « mag alleen gerecycleerd worden in specifieke toepassingen die minstens eenzelfde niveau van milieubescherming garanderen ».

Art. 47.Artikel 4.2.2.3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 4.2.2.3. § 1. Afvalstoffen uit bijlage 4.1, afdeling 2, kunnen als NV-bouwstoffen of in V-bouwstoffen gebruikt worden op voorwaarde dat : 1° ze voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4.2.2.1 en 4.2.2.2, behalve voor de parameter minerale olie in asfaltgranulaat, freesasfaltgranulaat, bitumineuze dakmaterialen, brekerzand, brekerzeefzand en sorteerzeefzand, afkomstig van het zeven of breken van asfalt.; 2° het massa- en volumepercentage niet-steenachtige materialen, zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere verontreinigingen, maximaal 1% bedraagt;3° het massa- en volumepercentage organisch materiaal, zoals hout, plantenresten of andere verontreinigingen, maximaal 0,5% bedraagt;4° het gehalte aan asbest bedraagt maximaal 100 mg/kg droge stof en wordt bepaald volgens NEN 5897; 5° ze zijn onderworpen aan een eenheidsreglement of ze beschikken over een gebruikscertificaat, zoals bepaald in de kolom voorwaarden inzake samenstelling en gebruik in afdeling 2 van bijlage 4.1. § 2.Asfaltgranulaat dat bij gebruik van de PAK-spray-test een gele verkleuring vertoont, kan alleen onder de volgende voorwaarden in een beperkte toepassing worden gebruikt : 1° het voldoet aan de bepalingen van artikel 4.2.2.3, § 1, 2°, 3° en 4°; 2° de hoeveelheid asfaltgranulaat bedraagt minstens 1500 m3;3° de toepassing wordt geïnventariseerd : minstens de gemeente en het kadastraal perceel moeten worden vermeld;4° het asfaltgranulaat wordt op koude wijze gebruikt in een fundering die bestaat uit asfaltgranulaatcement. Asfaltgranulaat dat bij gebruik van de PAK-spray-test geen gele verkleuring vertoont, kan gebruikt worden indien het voldoet aan de bepalingen van artikel 4.2.2.3, § 1, 2°, 3° en 4°. »

Art. 48.Aan hoofdstuk IV, afdeling II, onderafdeling II, van hetzelfde besluit wordt een artikel 4.2.2.4 toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 4.2.2.4. § 1. Het gehalte aan hechtgebonden asbestverdachte materialen in gerecycleerde granulaten wordt gecontroleerd bij de recyclage-inrichtingen en wordt getoetst aan de waarde van 1000 mg/kg droge stof, volgens een identificatieproef opgenomen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse (CMA/2/II/A.17). Als de richtwaarde van 1000 mg/kg droge stof wordt overschreden, moet het monster onderzocht worden volgens NEN 5897. De berekeningswijze en de normwaarde staan in § 2. § 2. De normwaarde voor asbestvezels in gerecycleerde granulaten bedraagt 100 mg/kg droge stof en wordt bepaald volgens NEN 5897. De berekening gebeurt via volgende formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. Bij gebruik van gerecycleerde granulaten in niet-afgedekte aanwendingen is de richtwaarde voor asbestverdachte materialen niet van toepassing en geldt onmiddellijk de normwaarde voor asbestvezels van 100 mg/kg droge stof. »

Art. 49.In artikel 4.2.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2007, worden in 1° de woorden « aldrin + dieldrin » vervangen door « de som van aldrin + dieldrin ».

Art. 50.Hoofdstuk IV, afdeling II, onderafdeling V, van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 51.Aan hoofdstuk IV, afdeling II, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 en 9 februari 2007, wordt een onderafdeling VI, bestaande uit de artikelen 4.2.6.1 tot en met 4.2.6.3, toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling VI. Voorwaarden voor het gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas op stortplaatsen van categorie 1 en 2 Art. 4.2.6.1. Rekening houdend met de geldende voorwaarden voor afdichtingslagen en met de voorwaarden in bijlage 4.2.3.A, moeten de volgende voorwaarden om afvalstoffen als secundaire grondstof te gebruiken in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas op stortplaatsen van categorie 1 en 2 worden nageleefd : 1° de maximale totaalconcentratie aan organische verbindingen voor gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas, vermeld in bijlage 4.2.3.B, is een dwingende waarde; 2° de maximale beschikbaarheden voor uitloging van anorganische bestanddelen voor gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas, vermeld in bijlage 4.2.3.B, zijn dwingende waarden; 3° de maximale uitloogbaarheidswaarden van anorganische bestanddelen voor gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas, vermeld in bijlage 4.2.3.B, zijn dwingende waarden; 4° voor afvalstoffen, gebruikt in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas, moet de dosering van de afvalstof gebaseerd zijn op de technische eigenschappen van de afvalstof en op de technische vereisten van de kunstmatige afdichtingslaag met waterglas als vermeld in bijlage 4.2.3.A, en in geen geval op de concentraties, vermeld in bijlage 4.2.3.B. Art. 4.2.6.2. Afvalstoffen opgenomen in bijlage 4.1, afdeling 6, voor het gebruik in kunstmatige afdichtlagen met waterglas en die niet voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4.2.6.1, kunnen, na aanvullend onderzoek en na toekenning van een gebruikscertificaat, toch als secundaire grondstof voor het gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas voor stortplaatsen worden toegelaten.

De met die afvalstoffen gevormde afdichtingslaag moet steeds voldoen aan de eisen inzake samenstelling, maximale beschikbaarheid voor uitloging en uitloogbaarheidswaarden, vermeld in bijlage 4.2.3.C. Art. 4.2.6.3. Afvalstoffen uit bijlage 4.1, afdeling 6, kunnen in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas gebruikt worden op voorwaarde dat : 1° ze voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 4.2.6.1 en 4.2.6.2, behalve voor de parameter minerale olie en DOC in waterzuiveringsslib, bitumineuze dakmaterialen, brekerzand, brekerzeefzand en sorteerzeefzand, afkomstig van het zeven en breken van asfalt, waarbij bij gebruik van de PAK-spray-test geen gele verkleuring zichtbaar is; 2° het massa- en volumepercentage niet-steenachtige materialen, zoals gips, rubber, kunststoffen, isolatie, roofing of andere verontreinigingen, maximaal 1 % bedraagt.»

Art. 52.In artikel 4.3.1 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De OVAM stelt een voorbeeldformulier voor het aanvragen van een gebruikscertificaat ter beschikking via de website. »

Art. 53.Artikel 4.3.2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « De in artikel 4.3.1 genoemde aanvraag bevat ten minste de volgende documenten en gegevens : 1° het gewenste gebruik van de afvalstof als secundaire grondstof;2° identificatiegegevens van de aanvrager : - indien de aanvrager een natuurlijke persoon is : voor- en achternaam, adres, geboortedatum en -plaats, telefoonnummer en eventueel faxnummer en e-mailadres; - indien de aanvrager een rechtspersoon is : naam, rechtsvorm, ondernemingsnummer en eventueel vestigingsnummer, adres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel, naam en contactadres van de verantwoordelijke bij de exploitatiezetel, telefoonnummer en eventueel faxnummer en e-mailadres; 3° identificatiegegevens van de producent, indien de producent verschilt van de aanvrager : - indien de aanvrager een natuurlijke persoon is : voor- en achternaam, adres, geboortedatum en -plaats, telefoonnummer en eventueel faxnummer en e-mailadres; - indien de aanvrager een rechtspersoon is : naam, rechtsvorm, ondernemingsnummer en eventueel vestigingsnummer, adres van de maatschappelijke zetel en van de exploitatiezetel, naam en contactadres van de verantwoordelijke bij de exploitatiezetel, telefoonnummer en eventueel faxnummer en e-mailadres; 4° identificatie van de afvalstof : gebruikelijke naam, jaarlijkse hoeveelheid en code van de afvalstof, overeenkomstig bijlage 1.2.1.B; 5° een overzicht van het productieproces met beschrijving van de stappen waarbij de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;6° een kopie van de milieuvergunning voor het proces of het werk waaruit de afvalstof vrijkomt, indien van toepassing;7° een monsternemings- en analyseverslag van een representatief monster van de afvalstof, opgesteld door een laboratorium dat erkend is voor de overeenkomstige analysepakketten.De monsterneming kan ook gebeuren door onafhankelijke en gekwalificeerde personen of instellingen.

Als de afvalstof slechts een deel uit maakt van de massa van de vormgegeven bouwstof of de afdichtingslaag met waterglas moet een bijkomend monsternemings- en analyseverslag van het eindproduct opgesteld worden.

De analyseverslagen moeten aantonen dat de afvalstof of de vormgegeven bouwstof of de afdichtingslaag met waterglas voldoet aan de voorwaarden voor het betrokken aanwendingsgebied; 8° een opsomming van de positieve karakteristieken met betrekking tot de gebruiksmogelijkheden van de afvalstof als secundaire grondstof en de staving ervan door middel van rapporten;9° ondertekening dat de verstrekte gegevens correct en volledig zijn met vermelding van datum, plaats, voor- en achternaam en functie. Afdeling V. - Wijzigingen in hoofdstuk V

Art. 54.In artikel 5.1.0 van hetzelfde besluit worden de woorden « 24 mei 1995 » vervangen door « 15 december 2006 ».

Art. 55.In artikel 5.1.1.2, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden « Verordening (EEG) 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ».

Art. 56.Aan artikel 5.1.1.3, § 5, van hetzelfde besluit wordt in het tweede lid een punt 8 toegevoegd : « 8 zinkassen, moffelscherven en loodslakken die bij de productie van zink, koper en lood zijn ontstaan in de periode van 1890-1974, en die vervoerd worden om gebruiksklaar gemaakt te worden om in het kader van een geldig gebruikscertificaat gebruikt te worden als bouwstof. »

Art. 57.In artikel 5.1.1.4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt § 6 vervangen door wat volgt : « § 6. Als de verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 van toepassing is, geldt voor de overbrenging van afvalstoffen het vervoersdocument en de afschriften van het kennisgevingdocument als identificatieformulier.

Bij de overbrenging van groenelijstafvalstoffen voor nuttige toepassing geldt het document van bijlage VII van de verordening (EG) 1013/2006 als identificatieformulier. »

Art. 58.Aan artikel 5.2.2.1, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 15° afgedankte batterijen en accu's. »

Art. 59.Aan artikel 5.2.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « De houder van een stedenbouwkundige vergunning laat, voor het slopen of ontmantelen van bedrijfsgebouwen gebouwen die geheel of gedeeltelijk een andere functie dan het wonen hadden en die een bouwvolume omvatten van meer dan 1000 m3, en voor de toewijzing van de werken tot slopen of ontmantelen, een sloopinventaris afvalstoffen opmaken door een architect of door de opdrachtgever aangestelde deskundige. De houder van de stedenbouwkundige vergunning is verantwoordelijk voor de keuze van een architect of een deskundige die over voldoende kennis beschikt van de afvalstoffen die bij het selectief slopen of ontmantelen zullen vrijkomen en die de hoeveelheden van deze afvalstoffen kan inschatten.

De sloopinventaris afvalstoffen omvat de identicatie van de werf met daaraan gekoppeld alle afvalstoffen die zullen vrijkomen. Per afvalstof wordt de benaming, de bijhorende code uit bijlage 1.2.1.B, de vermoedelijke hoeveelheid uitgedrukt in kubieke meter, in ton, de plaats binnen het gebouw waar de afvalstof voorkomt alsmede de verschijningsvorm aangeduid. Een model van sloopinventaris afvalstoffen bij sloop- en ontmantelingswerken wordt door de OVAM ter beschikking gesteld.

Vooraleer de werken tot slopen of ontmantelen toegewezen worden, wordt de ingevulde sloopinventaris afvalstoffen aan de uitvoerder van de sloop- of ontmantelingswerken en de veiligheidscoördinator overgemaakt.

De architect of de door de opdrachtgever aangestelde deskundige volgt de afvalstoffentransporten op, stuurt deze zo nodig bij en houdt een kopie van de transportdocumenten bij. De kopieën van de transportdocumenten en de aanvaardingsbonnen van de afgevoerde afvalstoffen worden voor de oplevering van de sloop- of ontmantelingswerken aan de houder van de stedenbouwkundige vergunning bezorgd.

De houder van de stedenbouwkundige vergunning houdt de transportdocumenten en de aanvaardingsbonnen gedurende een periode van vijf jaar bij. »

Art. 60.In artikel 5.5.1.2, § 2, van hetzelfde besluit wordt punt 1° vervangen door wat volgt : « 1° batterijen en accu's; »

Art. 61.In artikel 5.5.2.1 van hetzelfde besluit wordt punt 7° vervangen door wat volgt : « 7° batterijen en accu's : a) loodzuurbatterijen;b) andere batterijen;»

Art. 62.In artikel 5.5.3.8, § 2, § 4 en § 5, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, worden de woorden « de Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin » telkens vervangen door de woorden « de afdeling Toezicht Volksgezondheid van het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid ».

Art. 63.In artikel 5.5.4.3, § 6, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, worden de woorden « EN 45004 » vervangen door de woorden « ISO 17020 ».

Art. 64.In artikel 5.5.4.5, eerste lid, 6°, van hetzelfde besluit worden de woorden « EN 45004 » vervangen door de woorden « ISO 17020 ».

Art. 65.In artikel 5.5.5.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden de woorden « EN 45004 » vervangen door de woorden « ISO 17020 ».

Art. 66.Aan hoofdstuk V, afdeling V, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, 17 december 2004 en 9 februari 2007 wordt onderafdeling VII, bestaande uit artikel 5.5.7.1 en 5.5.7.2, vervangen door wat volgt : « Onderafdeling VII. Afgedankte batterijen en accu's Art. 5.5.7.1. Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te verwerken zonder dat vooraf enige behandeling plaatsvond, die gericht is op de gehele of gedeeltelijke recycling van de afgedankte batterijen en accu's.

Het is verboden afgedankte batterijen en accu's te ontdoen van zuren buiten een inrichting, die vergund is voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's.

Systemen voor behandeling en verwerking van afgedankte batterijen en accu's moeten gebruik maken van de beste beschikbare technieken of van gelijkwaardige technieken.

Art. 5.5.7.2. De behandeling en opslag van afgedankte batterijen en accu's in verwerkingsfaciliteiten, waaronder ook de tijdelijke opslag, vinden plaats op overdekte locaties met vloeistofdichte vloer of in weersbestendig afgedekte en zuurbestendige containers. De behandeling omvat minimaal het wegnemen van alle vloeistoffen en zuren.

Art. 5.5.7.3. De opdrachtgever, vermeld in artikel 5.1.1.2, § 1, die afgedankte batterijen en accu's met het oog op verwerking aanbiedt aan een derde of zelf verwerkt, moet de recyclingdoelstellingen, vermeld in artikel 3.6.1, behalen. Op verzoek van de OVAM verstrekt hij daar informatie over.

Art. 5.5.7.4. In geval van export buiten de EU kunnen de bereikte recyclingpercentages gevalideerd worden door een onafhankelijke keuringsinstelling die geaccrediteerd is op basis van ISO 17020. »

Art. 67.In artikel 5.6.1 van hetzelfde besluit worden de woorden « Verordening (EEG) 259/93 van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap » vervangen door de woorden « verordening (EG) 1013/2006 van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ».

Art. 68.In artikel 5.6.3 van hetzelfde besluit wordt § 2 opgeheven.

Art. 69.In artikel 5.6.4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden § 2 en § 4 vervangen door wat volgt : « § 2. Het bedrag wordt, vrij van alle bankonkosten, voor het indienen van een kennisgeving overgemaakt op rekeningnummer 435-4508921-53 van de OVAM in Mechelen, met de volgende vermelding : « Kennisgeving verordening 1013/2006 », met vermelding van het serienummer op het kennisgevingsdocument. » « § 4. De kennisgevings- en vervoersdocumenten worden gratis door de OVAM ter beschikking gesteld, voor zover de OVAM ze kan afleveren binnen de bepalingen van de verordening. »

Art. 70.In artikel 5.6.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, worden § 1, § 2, § 4 en § 5 vervangen door wat volgt : « § 1. In geval van uitvoer van afvalstoffen uit het Vlaamse Gewest, stelt de kennisgever een bankgarantie of borgsom ten gunste van de OVAM of sluit hij een gelijkwaardige verzekering af voor de dekking van de kosten van het vervoer en van de verwijdering of nuttige toepassing, overeenkomstig artikel 6 van de verordening. In geval van invoer van afvalstoffen in het Vlaamse Gewest, kan de OVAM een bankgarantie, een borgsom of een gelijkwaardige verzekering eisen van de kennisgever als die nodig is om te voldoen aan de bepalingen, vermeld in artikel 6, vierde lid, van de verordening. § 2. De OVAM stelt het bedrag van de bankgarantie, de borgsom of van het te verzekeren risico vast. » « § 4. Het bewijs van de bankgarantie, de borgsom of van de verzekering vormt in geval van uitvoer een onderdeel van het kennisgevingsdossier. Zonder dat bewijs beschouwt de OVAM het dossier niet als volledig. § 5. De bankgarantie of borgsom kan na akkoord van de OVAM gelicht worden als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6, vijfde lid, van de verordening. Dat akkoord wordt verleend binnen een week na ontvangst van de documenten, vermeld in die bepaling. » Afdeling VI. - Wijzigingen in hoofdstuk VII

Art. 71.In artikel 7.1.1.1, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering » vervangen door de woorden « het decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en de bodembescherming ».

Art. 72.Aan artikel 7.1.1.1 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. De analyse van een parameter die niet voorkomt in de analysepakketten, vermeld in artikel 7.1.1.2, wordt afhankelijk van het monster, overeenkomstig de beginselen van zorgvuldigheid, goed vakmanschap en reproduceerbaarheid, uitgevoerd door een laboratorium dat erkend is voor afvalstoffenanalyse of voor bodemanalyse. »

Art. 73.Artikel 7.1.2.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.1.2.1. Voor bepaalde analysepakketten of gedeelten ervan bereidt de VITO jaarlijks stalen die gebruikt worden in het kader van erkenningsaanvragen of voor de kwaliteitscontrole van erkende laboratoria. Als de VITO voor bepaalde parameters geen staal bereid heeft, moet het laboratorium op relevante praktijkmonsters aantonen dat de minimale prestatiekenmerken gehaald worden. »

Art. 74.In artikel 7.1.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt punt 6° vervangen door wat volgt : « 6° de aanduiding van de analysepakketten waarvoor een erkenning wordt aangevraagd zoals vermeld in artikel 7.1.1.2; »

Art. 75.In artikel 7.1.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt § 2 opgeheven.

Art. 76.In artikel 7.1.3.2, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « , en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad » geschrapt.

Art. 77.In artikel 7.1.4.1 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. Elke wijziging die wordt aangebracht aan de gegevens, vermeld in artikel 7.1.2.2, 1°, 7°, 8°, 9°, en elke wijziging van leidinggevende personeelsleden of in het adres van het laboratorium, worden onmiddellijk met een aangetekende brief meegedeeld aan de OVAM. »

Art. 78.Aan artikel 7.1.4.2, 1°, van hetzelfde besluit worden de volgende zinnen toegevoegd : « De kosten voor de derdelijnscontrole worden voor de helft gedragen door het Vlaamse Gewest. De andere helft komt voor rekening van de deelnemende laboratoria. De VITO staat in voor de facturatie en de inning van de kosten die niet door het Vlaamse Gewest worden gedragen. »

Art. 79.In artikel 7.1.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt punt 2° opgeheven.

Art. 80.In artikel 7.1.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt punt 5° vervangen door wat volgt : « 5° als het laboratorium analyses uitvoert waarvoor het niet erkend is, moet de niet-erkenning voor de analyses in kwestie expliciet in het analyseverslag vermeld worden; »

Art. 81.Aan artikel 7.1.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007, wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 6° als het laboratorium analyses laat uitvoeren in een ander daartoe erkend laboratorium, moet de uitbesteding voor de analyses in kwestie expliciet in het analyseverslag vermeld worden. »

Art. 82.In hetzelfde besluit wordt een artikel 7.1.4.3 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 7.1.4.3. Het laboratoriumpersoneel is gevrijwaard van opdrachten van leidinggevenden die de onafhankelijkheid van de uitvoering aantasten en die de meetresultaten kunnen beïnvloeden. Het laboratorium mag geen activiteiten uitvoeren die het vertrouwen kunnen schaden in de onafhankelijkheid van zijn beproevingsactiviteiten. »

Art. 83.Artikel 7.1.5.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.1.5.2. § 1. De OVAM kan de erkenning die aan een laboratorium verleend is, geheel of gedeeltelijk schorsen of opheffen als : 1° bij controles foutieve resultaten worden vastgesteld in de analyses, verricht op verzoek van opdrachtgevers of bij specifieke controles van de OVAM; 2° niet meer voldaan is aan de criteria, vermeld in artikel 7.1.4.1, 7.1.4.2 en 7.1.4.3; 3° het laboratorium in zijn hoedanigheid van erkend laboratorium analyses uitvoert waarvoor het niet erkend is en dat niet expliciet in het analyseverslag vermeldt;4° het laboratorium de richtlijnen van de OVAM niet volgt, onder meer inzake de monsternemingsvoorwaarden, de analysevoorwaarden en -methoden en het opstellen van het analyseverslag;5° het laboratorium de ontoelaatbare tekortkoming, vastgesteld bij de controle van de toepassing ISO 17025, niet tijdig corrigeert. § 2. De OVAM brengt de houder van de erkenning met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs op de hoogte van zijn voornemen tot het geheel of gedeeltelijk schorsen of opheffen van de erkenning met vermelding van de redenen. § 3. Binnen een termijn van veertien dagen na de datum van ontvangst van die brief kan de houder van de erkenning alle nodige formaliteiten vervullen om de schorsing of opheffing te voorkomen of zijn verweermiddelen aan de OVAM kenbaar maken. § 4. De OVAM neemt een beslissing over de gehele of gedeeltelijke schorsing of opheffing van de erkenning, rekening houdend met de eventueel vervulde formaliteiten of de eventueel meegedeelde verweermiddelen. Ingeval de erkenning geheel of gedeeltelijk geschorst of opgeheven wordt, betekent de OVAM die beslissing met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs aan het desbetreffende laboratorium. »

Art. 84.Artikel 7.1.5.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004, wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.1.5.3. § 1. De geheel of gedeeltelijk geschorste of opgeheven erkenning wordt opgenomen in het register van de erkende laboratoria, dat ter inzage ligt bij de OVAM. § 2. In geval van niet-erkenning kan de aanvrager voor het analysepakket in kwestie een nieuwe aanvraag tot erkenning indienen.

In een periode van twee jaar vanaf de betekening van de beslissing kan de aanvrager maximaal aan één ringtest deelnemen. »

Art. 85.Artikel 7.3.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. 7.3.1. De analyses en monsternemingen op afvalstoffen en bodem gebeuren overeenkomstig de methoden opgenomen in het Compendium voor Monsterneming en Analyse, afgekort CMA. Het CMA is een bundel van monsternemings- en analysemethoden, opgesteld door de VITO in opdracht van de OVAM. Deze bundel wordt goedgekeurd bij ministerieel besluit en bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. » Afdeling VII. - Wijzigingen in hoofdstuk IX

Art. 86.In artikel 9.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 februari 2007 en 14 november 2007, worden de woorden « Verordening 259/93/EEG van 1 februari 1993 betreffende het toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap » telkens vervangen door de woorden « Verordening 1013/2006/EG van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ».

Art. 87.In artikel 9.2 van hetzelfde besluit worden de woorden « Verordening 259/93/EEG » vervangen door de woorden « Verordening 1013/2006/EG van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in de bijlagen van het VLAREA

Art. 88.In bijlage 4.1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 en 9 februari 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° afdeling 1 wordt vervangen door bijlage I, die bij dit besluit is gevoegd;2° afdeling 2 wordt vervangen door bijlage II, die bij dit besluit is gevoegd;3° afdeling 3 wordt vervangen door bijlage III, die bij dit besluit is gevoegd;4° afdeling 5 wordt opgeheven;5° er wordt een afdeling 6 toegevoegd, die als bijlage IV bij dit besluit gevoegd is.

Art. 89.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage 4.2.3 toegevoegd, die als bijlage V bij dit besluit gevoegd is.

Art. 90.In hetzelfde besluit wordt bijlage 4.3 opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijziging in titel I van het VLAREM

Art. 91.Aan bijlage I, rubriek 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 november 2003 en, wordt onder de titel « Uitzonderingen, Opslag ontstaan uit aanvaardingsplicht » de volgende zin toegevoegd : « De opslag van afgedankte draagbare batterijen, zoals gedefinieerd in het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer (VLAREA), op een inzamelpunt waar alleen eindgebuikers ze kunnen inleveren, is geen inrichting voor de verwerking van afvalstoffen als de afvalstoffen regelmatig voor verwerking worden afgevoerd en als dat gekoppeld is aan educatieve acties inzake preventie. » HOOFDSTUK IV. - Wijziging in titel II van het VLAREM

Art. 92.Aan artikel 5.2.2.5.2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 en 14 juli 2004, wordt een § 10 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 10. De behandeling en opslag van afgedankte batterijen en accu's in verwerkingsfaciliteiten, waaronder ook de tijdelijke opslag, vinden plaats op overdekte locaties met vloeistofdichte vloer of in weersbestendig afgedekte en zuurbestendige containers. De behandeling omvat minimaal het wegnemen van alle vloeistoffen en zuren. » HOOFDSTUK V. - Wijziging in het VLAREBO

Art. 93.In artikel 161, § 2, en 168, § 2 en § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming, wordt de zin : « Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwijderd » telkens vervangen door de zin : « Als de uitgegraven bodem niet reinigbaar is door gebruik te maken van de beste beschikbare technieken die geen overmatig hoge kosten met zich meebrengen, wordt de uitgegraven bodem verwerkt overeenkomstig de bepalingen van het Afvalstoffendecreet. Het gebruik van de uitgegraven bodem in het gebruiksgebied bouwstof als secundaire grondstof is niet toegelaten. » HOOFDSTUK VI. - Wijzigingen in het besluit dierlijk afval

Art. 94.Artikel 1, 8°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval wordt opgeheven.

Art. 95.In artikel 2, § 4, van hetzelfde besluit worden de woorden « en kleine veebedrijven » geschrapt.

Art. 96.In artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « , kleine veebedrijven » geschrapt.

Art. 97.In artikel 3, § 3, van hetzelfde besluit worden de woorden « middelgrote en grote » geschrapt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 98.Artikel 9, 11, 12, 14 en 15 van dit besluit zijn van toepassing op milieubeleidsovereenkomsten die na 1 mei 2009 ondertekend worden.

Artikel 3.1.1.2, § 3 en § 5, 3.1.1.4, 3.1.1.5, 3.3.3, 3.4.3, 3.5.5, 3.6.3 en 3.7.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008, blijven onverlet van toepassing op milieubeleidsovereenkomsten die voor 1 mei 2009 ondertekend werden.

Art. 99.Artikel 44 van dit besluit geldt niet voor keuringsattesten die afgeleverd werden door VLACO vzw tot op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit. Deze blijven gelden tot op het einde van hun geldigheidsduur.

Art. 100.De bepalingen van dit besluit treden in werking op 1 mei 2009.

Art. 101.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage I Afdeling 1

Gebruik in of als meststof of bodemverbeterend middel

BENAMING AFVALSTOF

HERKOMST EN OMSCHRIJVING

VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING EN/OF GEBRUIK

Schuimaarde van suikerfabrieken

suikerfabriek verkregen bij de suikerraffinage en dat hoofdzakelijk bestaat uit calciumcarbonaat, organische stof en water

artikel 4.2.1.1

Kalkas

branden van kalksteenrots asrest die als hoofdbestanddeel calciumoxide bevat en eventueel calciumhydroxide en calciumcarbonaat

artikel 4.2.1.1

Calciumsulfaat

verkregen bij de fosfor- en/of citroenzuurproductie en die gehydrateerd calciumsulfaat bevat

artikel 4.2.1.1 gebruikscertificaat verplicht

Afgeoogste champignoncompost

champignonkwekerij organische voedingsbodem die overblijft na het telen van kampernoeljes

artikel 4.2.1.1

Compost van boomschors

vergunde inrichting voor de compostering van schorsafval dat vrijkomt bij het ontschorsen van bomen

artikel 4.2.1.1

Vinasse, vinasse-extract, vinassekali en chicoreivinasse

gistfabriek stroopachtig residu bekomen uit uitgegiste melasse, extract verkregen uit vinasse door toevoeging van ammoniumsulfaat of bekomen tijdens de productie van inuline

artikel 4.2.1.1

Vismeel, diermeel, verenmeel, beendermeel, wol, visperswater, stoffen van de bewerking van vellen, galaliet in poeder, hoornmeel, ledermeel, bloedmeel of andere toe te laten stoffen van dierlijke oorsprong

erkende of geregistreerde verwerkingsinrichting voor dierlijk afval, met inbegrip van bloed

artikel 4.2.1.1 regelgeving dierlijk afval

Gedroogd cacao-, tabak- en koffieafval

genotmiddelenindustrie verkregen bij de verwerking van cacao- en koffiebonen en tabak en de bereiding van theobromine uit cacao-afval onder toevoeging van kalk

artikel 4.2.1.1

Neergeslagen dubbelzout van kaliumsulfaat en calciumsulfaat (in geval van toevoeging van een magnesiumzout aangevuld met « met magnesiumzout »)

industriële citroenzuurproductie bekomen uit spoeling van citroenzuur

artikel 4.2.1.1 gebruikscertificaat verplicht

Meel van oliekoeken

winning plantaardige oliën bekomen door winning van olie door persing van oliehoudende zaden

artikel 4.2.1.1

Moutscheuten

mouterij

artikel 4.2.1.1

Behandeld zuiveringsslib

zie artikel 1.1.1, §2, 52°

artikel 4.2.1.1 en 4.2.1.2 gebruikscertificaat verplicht

Kalkhoudend slib

waterbehandeling verkregen bij de bereiding van drinkwater of proces- water uit ruwwater

artikel 4.2.1.1 gebruikscertificaat verplicht

GFT- en groencompost

vergunde inrichting voor de compostering of vergisting van groente-, fruit- en tuinafval met maximaal 25 % organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen of van organisch afval dat vrijkomt in tuinen, plantsoenen, parken en langs wegbermen

artikel 4.2.1.1 en 4.2.1.3

Eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen

vergunde inrichting voor de biologische verwerking van organisch-biologische bedrijfsafvalstoffen al dan niet in combinatie met dierlijke mest

artikel 4.2.1.1 en 4.2.1.3

Filterkoek

voedingsnijverheid verkregen bij de filtratie van levensmiddelen op anorganische filtermedia (diatomeeënaarde, perliet, bleekaarde,...)

artikel 4.2.1.1

Gehydrolyseerd eiwit voor meststof

aromaproductie bekomen door hydrolyse van eiwitten

artikel 4.2.1.1

Slib van natuursteenbewerking

bekomen door het verzagen, slijpen en polijsten van kalkhoudende natuursteen

artikel 4.2.1.1

Filterkoek van de fermentatie

Fermentatie-industrie verkregen bij de vergisting

artikel 4.2.1.1 gebruikscertificaat verplicht

Kalimoederloog

methionineproductie vloeibare stof waarbij kalium als kaliumcarbonaat en kaliumbicarbonaat voorkomt

artikel 4.2.1.1

Oplossing bevattende ammoniumchloride

glycineproductie verkregen bij de bereiding van het aminozuur glycine

artikel 4.2.1.1

Gemalen staalslakken

staalnijverheid calciumsilicofosfaten voortkomend van de behandeling van gietijzer

artikel 4.2.1.1

Gedroogde en gemalen anorganische kalkrijke voedingsresten

afkomstig van een vergunde verwerkingsinrichting van selectief ingezamelde eierschalen, schaaldieren, ...

artikel 4.2.1.1 gebruikscertificaat verplicht

Vlasstof, graanstof

vlasindustrie, graanindustrie

artikel 4.2.1.1

Mest

afkomstig van dieren die niet als vee worden beschouwd volgens het mestdecreet, en niet van proefdieren

artikel 4.2.1.1

Gesteriliseerd en gedroogd mengsel van zuiveringsslib, dierlijk afval en dierlijke mest

erkende of geregistreerde verwerkingsinrichting voor dierlijk afval, met inbegrip van bloed

artikel 4.2.1.1 en 4.2.1.2 gebruikscertificaat verplicht regelgeving dierlijk afval

Ammoniumsulfaat-oplossing

reactie van met ammoniak beladen lucht in een zure luchtwasser

artikel 4.2.1.1

Spuistroom

overtollig voedingswater afkomstig van de teelt van planten op groeimediums, dat niet hergebruikt wordt als voedingswater

artikel 4.2.1.1


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage II Afdeling 2

Gebruik in of als bouwstof

BENAMING AFVALSTOF

HERKOMST EN OMSCHRIJVING

VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING EN/OF GEBRUIK

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken, assen of andere steenachtige afvalstoffen

afkomstig van de ferro-industrie, van de non-ferro-industrie, van de vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken of assen

afkomstig van de verbrandingsprocessen van afvalstoffen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Niet-verontreinigd puin

verkregen bij selectieve bouw- en sloopactiviteiten door particulieren zonder tussenkomst van een bedrijf of aannemer

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV in toepassingen van minder dan 100 ton artikel 4.1.2 is niet van toepassing

Niet-verontreinigd betongranulaat

verkregen bij sloop- en breekactiviteiten van wegen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Niet-verontreinigde gerecycleerde brokken

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV alleen in waterbouwkundige werken voor schanskorven en bestortingen materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Niet-verontreinigd betongranulaat, metselwerkgranulaat, menggranulaat en niet-teerhoudend asfaltgranulaat

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Niet-verontreinigd brekerzand, brekerzeefzand en sorteerzeefzand

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Asfaltgranulaat

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht indien gele verkleuring bij gebruik van PAK-spray-test materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Niet-verontreinigd sorteerzeefgranulaat

afkomstig van een vergunde vaste recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Gewassen uitgesorteerd beton- of metselwerkgranulaat

afkomstig van installaties die vergund zijn voor het reinigen van verontreinigde bodemmaterialen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht materiaal, onderworpen aan een eenheidsreglement goedgekeurd bij ministerieel besluit (1)

Vliegas en bodemas

afkomstig van verbrandingsprocessen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Gegranuleerde niet-teerhoudende bouwmaterialen

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting verkregen bij het vermalen van bitumineuze dakmaterialen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Ruimingsspecie

afkomstig van het ruimen van de bodem van oppervlaktewateren zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en voor zover het geen bevaarbare of terrestrische bodems betreft

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Baggerspecie

afkomstig van het onderhouden, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare waterlopen die behoren tot het openbaar hydrografisch net en/of de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Behandelde grond- en bodemmaterialen

afkomstig van vergunde inrichtingen voor de reiniging van verontreinigde anorganische afvalstoffen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Slib van natuursteenbewerking

verkregen bij het verzagen, slijpen of polijsten van natuursteen

onderafdeling II van afdeling II van hoofdstuk IV


(1) zolang het eenheidsreglement bij ministerieel besluit niet is goedgekeurd, worden de materialen onderworpen aan een Copro-keuring (*) of gelijkwaardige kwaliteitscontrole (**) (*) een onafhankelijke instelling voor de controle van producten van wegwerkzaamheden. (**) Certificatie en controle, uitgevoerd door een instelling die voor het betreffende materiaal over de nodige accreditatie beschikt.

Minstens dezelfde controleprocedures en dezelfde waarborgen moeten aanwezig zijn als bij een Copro-keuring. De controleprocedure slaat op de interne kwaliteitscontrole (acceptatiebeleid, registratie van alle aan- en afvoer, controle van de kwaliteit) en de externe controle daarop door een onafhankelijke instelling. Met dezelfde waarborgen wordt bedoeld dat de exploitant van de recuperatie-inrichting de nodige vergunningen moet bezitten, waardoor verzekerd wordt dat voldaan is aan alle nodige milieuhygiënische en bouwtechnische kwaliteitsvoorschriften.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage III Afdeling 3

Gebruik als bodem

BENAMING AFVALSTOF

HERKOMST EN OMSCHRIJVING

VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING EN/OF GEBRUIK

Grondbrij

afkomstig van het triëren en wassen van nijverheidsgewassen uit de volle grond

artikel 4.2.3.1

Ruimingsspecie

afkomstig van het ruimen van de bodem van oppervlaktewateren zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en voor zover het geen bevaarbare of terrestrische bodems betreft

artikel 4.2.3.1 en 4.2.3.2 gebruikscertificaat verplicht, uitgezonderd voor het uitspreiden op de oevers volgens de bepalingen van artikel 4.2.3.2

Baggerspecie

afkomstig van het onderhouden, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare waterlopen die behoren tot het openbaar hydrografisch net en/of aanleg van nieuwe waterinfrastructuur

artikel 4.2.3.1 en 4.2.3.2 gebruikscertificaat verplicht artikel 4.2.3.1

Niet-verontreinigd brekerzeefzand en sorteerzeefzand

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

artikel 4.2.3.1 gebruikscertificaat verplicht

Behandelde grond- en bodemmaterialen

afkomstig van vergunde inrichtingen voor de reiniging van verontreinigde afvalstoffen

artikel 4.2.3.1 gebruikscertificaat verplicht

Afvalstoffen die bestaan uit niet-verontreinigd bentonietslib of mengsels van bentonietslib met niet-verontreinigde bodemmaterialen

afkomstig van bentoniettoepassingen bij grond- en putboringen en dergelijke, of afkomstig van een vergunde inrichting voor het verwerken van de genoemde afvalstoffen, afkomstig van grond- en putboringen

artikel 4.2.3.1


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage IV Afdeling 6

Gebruik in kunstmatige afdichtingslaag met waterglas

BENAMING AFVALSTOF

HERKOMST EN OMSCHRIJVING

VOORWAARDEN INZAKE SAMENSTELLING EN/OF GEBRUIK

Voor de slibfractie

Waterzuiveringsslib

afkomstig van de behandeling van stedelijk afvalwater en van waterbereiding

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Waterzuiveringsslib

afkomstig van de biologische zuivering van industrieel afvalwater

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Waterzuiveringsslib

afkomstig van andere behandelingen van industrieel afvalwater

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Slib

slib van bodem- en grondwatersanering

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Voor de korrelfractie

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken, assen of andere steenachtige afvalstoffen

afkomstig van de ferro-industrie, van de non-ferro-industrie, van de vervaardiging van niet-metaalhoudende minerale producten

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Wervelbedzand

afkomstig van thermische elektriciteitscentrales of van de verbrandingsprocessen van afvalstoffen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Straalzand en straalgrit

afkomstig van het zandstralen tijdens bouwwerken

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Straalzand en straalgrit

afkomstig van het industrieel bewerken van metaal, vlakglas, hout en kunststoffen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Gebroken en/of gekalibreerde en/of uitgesorteerde of voorbehandelde slakken of assen

afkomstig van de verbrandingsprocessen van afvalstoffen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Niet-verontreinigd brekerzand, brekerzeefzand en sorteerzeefzand

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval of van een vergunde reinigingsinstallatie

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Asfaltgranulaat

verkregen bij het affrezen van wegverharding of afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Niet-verontreinigd sorteerzeefgranulaat

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Sorteerzeefzand

afkomstig van een vergunde recuperatie-inrichting van bouw- en sloopafval

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Ruimingsspecie

afkomstig van het ruimen van de bodem van oppervlaktewateren zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, voor zover het geen bevaarbare of terrestrische bodems betreft

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Baggerspecie

afkomstig van het onderhouden, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare waterlopen die behoren tot het openbaar hydrografisch net en/of aanleg van nieuwe waterinfrastructuur

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Uitgegraven bodem, die een fysische scheiding heeft ondergaan

afkomstig van uitgravingen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Vast afval van bodemsanering

afkomstig van bodem- en grondwatersanering

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Behandelde grond- en bodemmaterialen

afkomstig van vergunde inrichtingen voor de reiniging van slib van rioolkolken en zandvangers, van ruimingspecie en baggerspecie

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Slib

afkomstig van rioolkolken en zandvangers

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV gebruikscertificaat verplicht

Slib van natuursteenbewerking

verkregen bij het verzagen, slijpen of polijsten van natuursteen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Grondbrij

afkomstig van het triëren en wassen van nijverheidsgewassen uit de volle grond

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Afvalstoffen bestaande uit stoffen in hun natuurlijke staat zoals zand, klei, leem, mergel

afkomstig van een vergunde inrichting voor de behandeling van slib en zandvangermateriaal of van andere vergelijkbare processen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Afvalstoffen bestaande uit niet verontreinigd bentonietslib of mengsels van bentonietslib met nietverontreinigde bodemmaterialen

afkomstig van bentoniettoepassingen bij grond- en putboringen en dergelijke, of afkomstig van een vergunde inrichting voor het verwerken van de genoemde afvalstoffen afkomstig van grond- en putboringen.

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Voor de vulfractie

Vliegas, ketelstof, rookgasstof en bodemas

afkomstig van verbrandingsprocessen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Stofdeeltjes

afkomstig van de fabricage van keramische producten

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Straalzand en straalgrit

afkomstig van het zandstralen tijdens bouwwerkzaamheden

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV

Straalzand en straalgrit

afkomstig van het industrieel bewerken van metaal, vlakglas, hout en kunststoffen

onderafdeling VI van afdeling II van hoofdstuk IV


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

Bijlage V Bijlage 4.2.3 VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK IN KUNSTMATIGE AFDICHTINGSLAGEN MET WATERGLAS Bijlage 4.2.3.A VOORWAARDEN VOOR DE AFDICHTINGSLAAG Onverminderd de bepalingen van subafdeling 5.2.4.3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne moet het gebruik van de afdichtingslaag voldoen aan de volgende voorwaarden : § 1. Voor aanvang van de werkzaamheden moet een vooronderzoek worden uitgevoerd op de al bekende grondstoffen. Op basis van representatieve grondstoffenmonsters moet de mengselsamenstelling worden bepaald en vastgelegd. Om te komen tot een indicatieve mengselsamenstelling wordt uitgegaan van een menging van de grondstoffen in de volgende verhouding : - slibfractie 35% - 55% m/m - vulstoffractie 5% - 15% m/m - waterglas minimaal 1,3% - korrelfractie 100% m/m minus percentage (slibfractie + vulstoffractie + waterglas) Om tot een goede mengselsamenstelling te komen wordt de dosering van de verschillende grondstoffen primair gestuurd door de slibfractie en de vulstoffractie. De hoeveelheid toe te voegen korrelfractie in het mengsel is daar een afgeleide van. De bandbreedte van de verhouding waarin de te mengen grondstoffen moeten worden toegepast, wordt in het vooronderzoek bepaald. Op basis het vochtgehalte en de verwerkbaarheid van het mengsel wordt gekozen voor een mengselsamenstelling.

Als alle eigenschappen voldoen aan de vooraf gestelde eisen, dan is daarmee het definitieve mengsel bepaald. De definitieve mengselsamenstelling en de eigenschappen van dat mengsel dienen als uitgangspunt bij de productiecontrole. Daartoe worden de componenten slib, vulstof en korrelmateriaal vastgelegd in gewichtsprocenten en de toelaatbare afwijking van het gemiddelde. § 2. Voortgaande op het vooronderzoek wordt vervolgens een voorafgaand materiaalonderzoek uitgevoerd door een door de toezichthoudende overheid aanvaarde milieudeskundige met kennis inzake geotechniek. Dat materiaalonderzoek wordt voor goedkeuring voorgelegd aan de toezichthoudende overheid. Daarbij moet de technische geschiktheid van de te verwerken grondstoffen worden aangetoond voor de constructie van een voldoende ondoorlatende afdichtingslaag.

Door dat onderzoek wordt de relatie bepaald tussen watergehalte, dichtheid en doorlatendheid van het mengsel, en tevens het werkingsgebied op basis van doorlatendheid, schuifweerstand en krimpscheurvorming. Daarbij moet rekening gehouden worden met de natuurlijke variatie in samenstelling, watergehalte, verdichtingsgraad en met de verwachte spanningstoestand.

Zowel de snelheid en de graad van uitharding als het zelfherstellende vermogen van het materiaal worden eveneens onderzocht alsook de invloed daarvan op vervormingsgedrag en scheurvorming van de afdichtingslaag.

Ingeval de minerale afdichtingslaag beïnvloed kan worden door het percolaat in de stortplaats, moet eveneens een compatibiliteitsonderzoek uitgevoerd worden. §3. Er wordt een proefveld aangelegd voor de controle van de verdichtingsmethode, de grondmechanische parameters, inclusief de hydraulische doorlatendheid. §4. De afdichtingslaag met waterglas wordt aangelegd in twee of drie lagen van 250 of 300 mm dikte. De infiltratie doorheen de aangelegde afdichtingslaag mag niet meer bedragen dan 20 mm/jaar. Daarbij moet uitgegaan worden van 200 dagen neerslag per jaar, een standaardwaterdruk van 0,5 m en zuigspanning van - 0,5 m. §5. Op basis van het vooronderzoek, het materiaalonderzoek en de controles op het proefveld wordt door een door de toezichthoudende overheid aanvaarde milieudeskundige met kennis inzake geotechniek een programma van kwaliteitscontrole opgesteld en voor goedkeuring voorgelegd aan de toezichthoudende overheid. De kwaliteitscontrole betreft de aangevoerde materialen, de mengverhouding daarvan, en de controle van de afgewerkte afdichtingslaag.

Bijlage 4.2.3.B VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK IN KUNSTMATIGE AFDICHTINGSLAGEN MET WATERGLAS

ANORGANISCHE COMPONENTEN

Parameter (inclusief verbindingen)

Maximale beschikbaarheid in mg/kg droge stof (1)

Arseen (As)

246

Barium (Ba)

115.128

Cadmium (Cd)

10

Chroom (Crtotaal)

478

Koper (Cu)

220

Kwik (Hg)

50

Molybdeen (Mo)

274

Nikkel (Ni)

83

Lood (Pb)

3.710

Antimoon (Sb)

101

Selenium (Se)

27

Zink (Zn)

5.628

Chloride

365.487

Fluoride

8.528

Sulfaat

646.096


(1) de maximale beschikbaarheden, bepaald volgens CMA/2/II/A.9.3 (NEN/7341)

ANORGANISCHE COMPONENTEN

Parameter (inclusief verbindingen)

Uitloogbaarheid in mg/kg droge stof (2)

Arseen (As)

2

Barium (Ba)

100

Cadmium (Cd)

1

Chroom (Crtotaal)

10

Koper (Cu)

50

Kwik (Hg)

0,2

Molybdeen (Mo)

10

Nikkel (Ni)

10

Lood (Pb)

10

Antimoon (Sb)

0,7

Selenium (Se)

0,5

Zink (Zn)

50

Cyanide (totaal)

10

Chloride

15.000

Fluoride

150

Sulfaat

20.000

DOC(*)

800

TDS (**)

60.000


(2) uitloogbaarheid, bepaald met de schudtest bij L/S=10 volgens CMA/2/II/A.13 (EN 12.457/4) (*) Als de afvalstoffen bij hun eigen pH-waarde niet aan die waarden voor DOC* voldoen, kunnen ze eventueel worden getest hij L/S = 10 l/kg en een pH van 7,5- 8.0. De afvalstoffen kunnen worden beschouwd als in overeenstemming met de aanvaardingscriteria voor DOC*, als het resultaat van die bepaling niet hoger is dan 800 mg/kg. (**) De waarden voor TDS kunnen als alternatief voor de waarden voor sulfaat en chloride worden gebruikt.

MONOCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN

PARAMETERS

TOTAALCONCENTRATIE (3) in mg/kg droge stof

Benzeen

0.5

Ethylbenzeen

5

Styreen

1.5

Tolueen

15

Xyleen

15


POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN

PARAMETERS

TOTAALCONCENTRATIE (3) in mg/kg droge stof

Benzo(a)antraceen

35

Benzo(a)pyreen

8.5

Benzo(ghi)peryleen

35

Benzo(b)fluoranteen

55

Benzo(k)fluoranteen

55

Chryseen

400

Fenantreen

30

Fluoranteen

40

Indeno(1,2,3cd)pyreen

35

Naftaleen

20


OVERIGE ORGANISCHE STOFFEN

PARAMETERS

TOTAALCONCENTRATIE (3) in mg/kg droge stof

Extraheerbare organohalogeen-verbindingen (EOX)

10

Hexaan

1

Heptaan

25

Minerale olie

1000

Octaan

90

Polychloorbifenylen (PCB)

0.5


(3) bepaling van de totaalconcentratie aan organische verontreinigingen volgens de methode opgenomen in deel 3 van het compendium voor monsterneming en analyse. Bijlage 4.2.3.C VOORWAARDEN VOOR GEBRUIK VAN KUNSTMATIGE AFDICHTINGSLAGEN MET WATERGLAS

ANORGANISCHE COMPONENTEN

Parameter (inclusief verbindingen)

Maximale beschikbaarheid in mg/kg droge stof (1)

Arseen (As)

246

Barium (Ba)

115.128

Cadmium (Cd)

10

Chroom (Cr totaal)

478

Koper (Cu)

220

Kwik (Hg)

50

Molybdeen (Mo)

274

Nikkel (Ni)

83

Lood (Pb)

3.710

Antimoon (Sb)

101

Selenium (Se)

27

Zink (Zn)

5.628

Chloride

365.487

Fluoride

8.528

Sulfaat

646.096


(1) de maximale beschikbaarheden, bepaald volgens CMA/2/II/A.9.3 (NEN/7341) Als voor een bepaald metaal de maximale beschikbaarheid niet voldoet, moet de uitloogbaarheid van dat metaal voldoen aan :

ANORGANISCHE COMPONENTEN

Parameter (inclusief verbindingen)

Uitloogbaarheid in mg/m2

Arseen (As)

86

Barium (Ba)

5.692

Cadmium (Cd)

3,6

Chroom (Cr totaal)

167

Koper (Cu)

77

Kwik (Hg)

2,5

Molybdeen (Mo)

136

Nikkel (Ni)

41

Lood (Pb)

183

Antimoon (Sb)

35

Selenium (Se)

14

Zink (Zn)

278


(2) de uitloging, bepaald met de korreldiffusieproef volgens CMA/2/II/A.9.2 aangepast (NVN 7347) Naargelang de toepassing van de afdichtingslaag met waterglas gebeurt op een stortplaats van categorie 1 of 2, moet de uitloogbaarheid tevens voldoen aan :

ANORGANISCHE COMPONENTEN

Parameter (inclusief verbindingen)

Uitloogbaarheid in mg/kg droge stof (*)

Stortplaats categorie 2

Stortplaats categorie 1

Arseen (As)

8,12

101

Barium (Ba)

276

829

Cadmium (Cd)

1,49

7,44

Chroom (Cr totaal)

26

179

Koper (Cu)

102

204

Kwik (Hg)

0,76

7,55

Molybdeen (Mo)

18

54

Nikkel (Ni)

20

80

Lood (Pb)

21

104

Antimoon (Sb)

2,17

16

Selenium (Se)

0,86

12

Zink (Zn)

102

408

Cyanide (totaal)

18

18

Chloride

20.919

34.866

Fluoride

348

1.159

Sulfaat

37.319

93.296

DOC

1.634

2.042


(*) uitloogbaarheid bepaald, met de schudtest bij L/S=10 volgens CMA/2/II/A.13 (EN 12.457/4) Naargelang de toepassing van de afdichtingslaag met waterglas gebeurt op een stortplaats van categorie 1 of 2, moet de samenstelling van organische componenten voldoen aan : Categorie 2 stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval algemeen 1° extraheerbare apolaire koolwaterstoffen : <= 2 gew.-% op de watervrije afvalstof; 2° totaal oplosmiddelen (aspecifiek) : <= 1 gew.-% op de watervrije afvalstof; 3° totaal extraheerbare organohalogeenverbindingen : <= 1000 mg per kg op de watervrije afvalstof. Categorie 2 stortplaatsen voor niet gevaarlijke afval (anorganisch met laag gehalte organisch/biologisch afbreekbare stoffen) 1° extraheerbare apolaire koolwaterstoffen : <= 5 gew.-% op de watervrije afvalstof met als aanbevolen analysemethoden EPA 9071, AAC 3/R; 2° totaal oplosmiddelen (aspecifiek) : <= 3 gew.-% op de watervrije afvalstof met als aanbevolen analysemethode AAC 3/Q; 3° totaal extraheerbare organohalogeenverbindingen : <= 1000 mg per kg op de watervrije afvalstof met als aanbevolen analysemethode AAC 3/N; 4° wateroplosbaar gedeelte : < 10 gew.-% op de watervrije afvalstof, met als aanbevolen analysemethode : gewichtsverlies na extractie volgens DIN 38414-S4; 5° tenzij anders is vermeld in het gebruikscertificaat : a) ofwel, verlies door uitgloeiing van het droge bestanddeel van de afvalstof ten gevolge van de ontbinding van organische stoffen, uitgezonderd vaste polymeren en asfalt : < 10 gewichtsprocent;b) ofwel, totaal organische koolstof, uitgezonderd de koolstof, vervat in vaste polymeren of asfalt, op het droge bestanddeel van de afvalstof : < 6 % (*); Voor de toepassing van deze bepalingen wordt met vaste polymeren bedoeld : de kunststoffen in vaste vorm zoals folies, granulaten, voorwerpen, vaste brokken.

Aanbevolen analysemethode : - gloeiverlies : DIN 38414-S3, AAC2/II/A.2; - totaal organische koolstof : AAC2/II/A.7. (*) Als deze waarde wordt overschreden kan in het gebruikscertificaat een hogere grenswaarde worden toegelaten, mits voor de DOC* een waarde van 1634 mg/kg niet wordt overschreden bij L/S = 10 l/kg en de pH-waarde van het materiaal zelf dan wel een pH tussen 7,5 en 8.

Categorie 2 gevaarlijk afval op stortplaatsen voor niet-gevaarlijk afval

Parameter

Waarde

TOC (totaal organisch koolstof)

5% (*)

pH

minimaal 6

ZBV (zuurbindend vermogen)

moet worden gecontroleerd (**)


(*) Als deze waarde wordt overschreden, kan in het gebruikscertificaat een hogere grenswaarde worden toegestaan, op voorwaarde dat voor de DOC* een waarde van 1634 mg/kg niet wordt overschreden bij L/S = 10 l/kg en het materiaal zelf dan wel een pH-waarde heeft tussen 7,5 en 8. (**) Het zuurbindend vermogen van de afvalstof moet worden gecontroleerd. Meer bepaald moet het bufferend vermogen van de afvalstof voldoende zijn opdat ook in contact met het infiltrerend neerslagwater het voldoen aan de grenswaarden voor uitloging verzekerd blijft.

Categorie 1 stortplaatsen voor gevaarlijk afval 1° aanvullende criteria :

Parameter

Waarde

LOI (*)

10%

TOC (totaal organisch koolstof)(*)

6% (**)

pH

4 - 13

ZBV (zuurbindend vermogen)

moet worden gecontroleerd (***)


(*) LOI of TOC moet worden gebruikt. (**) Als deze waarde wordt overschreden kan in het gebruikscertificaat een hogere grenswaarde worden toegestaan, op voorwaarde dat voor de DOC* een waarde van 2.042 mg/kg niet wordt overschreden bij L/S = 10 l/kg en het materiaal zelf dan wel een pH-waarde heeft tussen 7,5 en 8. (***) Het zuurbindend vermogen van de afvalstof moet worden gecontroleerd. Meer bepaald moet het bufferend vermogen van de afvalstof voldoende zijn opdat ook in contact met het infiltrerend neerslagwater het voldoen aan de grenswaarden voor uitloging verzekerd blijft. 2° extraheerbare apolaire koolwaterstoffen : <= 5 gew.-% op de watervrije afvalstof; 3° totaal oplosmiddelen (aspecifiek) : <= 3 gew.-% op de watervrije afvalstof; 4° totaal extraheerbare organohalogeenverbindingen : <= 1000 mg per kg op de watervrije afvalstof.» Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 februari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming en het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 13 februari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS

^