gepubliceerd op 08 juni 2006
Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 33ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
12 MEI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 33ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning
De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, het laatst gewijzigd bij het decreet van 23 december 2005;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 33ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 april 2006;
Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 5 mei 2006;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat er in afwachting van het derde Vlaams actieprogramma ter implementatie van de Nitraatrichtlijn 91/676/EEG zich op het terrein belangrijke verschuivingen van nutriëntenhalten voordoen die negatieve effecten hebben op het bestaande onevenwicht tussen mestproductie en nuttige gebruiksmogelijkheden; dat hierdoor de noodzakelijke verbetering van de waterkwaliteit in het gedrang dreigt te komen en dat het noodzakelijk is ten aanzien van deze ontwikkeling onmiddellijk een bewarende maatregel te nemen.
Overwegende de recente veroordeling van 22 september 2005 van het Europees Hof omwille van het niet volledig omzetten in de eigen wetgeving van de Europese Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen en de eis van de Europese Commissie om geheel het Vlaamse grondgebied af te baken als kwetsbaar gebied;
Overwegende dat o.a. uit de gegevens van het voortgangsrapport 2005 van de Mestbank en uit de recente vergunningsaanvragen blijkt dat de productie van dierlijke mest vooral stijgt ingevolge samenvoeging en daarna omvormingen van vergunningen van één diersoort naar een andere diersoort in gebieden waar de afzetmogelijkheden van dierlijke mest vrij beperkt zijn en waar de monitoring van grond- en oppervlaktewater een beeld geeft van leefmilieukundig ongewenste nitraatconcentraties;
Overwegende dat de verschuivingen tussen de diersoorten tevens tot het bemoeilijken van de verwerking van mestoverschotten kunnen aanleiding geven;
Overwegende dat het daarom aangewezen is in afwachting van de goedkeuring van een nieuw mestactieplan uit voorzorg als bewarende maatregel deze risicovolle evolutie te stoppen;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2001 tot uitvoering van artikel 33ter van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005, worden een punt 15°, 16° en 17° toegevoegd, die luiden als volgt : « 15° rundvee : diersoorten vermeld in artikel 5 van het decreet onder « I RUNDVEE »; 16° varkens : diersoorten vermeld in artikel 5 van het decreet onder « II VARKENS »; 17° ander kleinvee : diersoorten vermeld in artikel 5 van het decreet onder « III PLUIMVEE » of onder « V.1 KONIJNEN »;
Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 1 bis ingevoegd, die luidt als volgt : « § 1bis. Ingeval het een verandering betreft als bedoeld in artikel 33ter, § 1, 1°, c), 3), van het decreet, van een inrichting die een vergunning heeft verkregen, zoals bedoeld in artikel 33ter, § 1, 1°, c), 4), van het decreet, kan de bevoegde vergunningenverlenende overheid slechts een vergunning verlenen of akte nemen van een mededeling van een kleine verandering op voorwaarde dat dit geen stijging tot gevolg heeft van een van de hierna vermelde mestproducties : - de vergunde mestproductie met betrekking tot rundvee; - de vergunde mestproductie met betrekking tot varkens; - de vergunde mestproductie met betrekking tot ander kleinvee.
Deze bepaling is enkel van toepassing op een inrichting die met toepassing van artikel 33ter, § 1, 1°, c), 4), van het decreet is uitgebreid met de vergunde mestproductie van een stop te zetten veeteeltinrichting waarvoor na 28 april 2006 een meldingsformulier van overname met toepassing van artikel 42 van VLAREM bij ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs aan de bevoegde vergunningenverlenende overheid werd bezorgd. »
Art. 3.In artikel 2, § 3, van hetzelfde besluit worden een punt 3°, een punt 4° en een tweede lid toegevoegd, die luiden als volgt : « 3° op de uit te breiden veeteeltinrichting kan enkel een bijkomende vergunde mestproductie met betrekking tot rundvee worden toegekend ten belope van maximum 75 % van de vergunde mestproductie met betrekking tot rundvee van de stop te zetten veeteeltinrichting; op de uit te breiden veeteeltinrichting kan enkel een bijkomende vergunde mestproductie met betrekking tot varkens worden toegekend ten belope van maximum 75 % van de vergunde mestproductie met betrekking tot varkens van de stop te zetten veeteeltinrichting; op de uit te breiden veeteeltinrichting kan enkel een bijkomende vergunde mestproductie met betrekking tot ander kleinvee worden toegekend ten belope van maximum 75 % van de vergunde mestproductie met betrekking tot ander kleinvee van de stop te zetten veeteeltinrichting; 4° de stop te zetten veeteeltinrichting mag na 28 april 2006 geen verandering hebben bekomen als bedoeld in artikel 33ter, § 1, 1°, c), 3), van het decreet waardoor er na verandering een stijging is van een van de hierna vermelde vergunde mestproducties : - de vergunde mestproductie met betrekking tot rundvee; - de vergunde mestproductie met betrekking tot varkens; - de vergunde mestproductie met betrekking tot ander kleinvee.
De bepalingen opgenomen in 3° en 4° zijn enkel van toepassing op de vergunningsaanvragen die zijn ingediend met het oog op een bijkomende vergunde mestproductie komende van een stop te zetten veeteeltinrichting waarvoor na 28 april 2006 een meldingsformulier van overname met toepassing van artikel 42 van VLAREM bij ter post aangetekende zending of bij afgifte tegen ontvangstbewijs aan de bevoegde vergunningenverlenende overheid werd bezorgd. »
Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 28 april 2006.
Art. 5.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 12 mei 2006.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS