gepubliceerd op 03 mei 2007
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur
29 MAART 2007. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, gewijzigd bij het besluit van 13 december 2001 de ordonnanties van 11 juli 2002 en 20 juli 2006;
Gelet op het besluit van 12 december 2002 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, gewijzigd bij de besluiten van 20 oktober 2003, 24 maart 2005 en 22 december 2005;
Gelet op het advies nr. 41.852/4 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2007;
Op de voordracht van de Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Definities
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, verstaat men onder : 1° « de ordonnantie » : de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;2° « de Minister » : de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;3° « de Administratie » : de administratieve dienst van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast met de materie taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;4° « exploitant » : elke natuurlijke of rechtspersoon die een taxidienst of een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur exploiteert, in de zin van artikel 2 van de ordonnantie;5° « werkdag » : elke dag van de week met uitzondering van zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;6° « aanslag die op de taximeter voorkomt » : elke wijziging in de weergave van de prijs van een rit op de taximeter in verhouding tot afgelegde afstand en/of het verstrijken van de tijd met inbegrip van de wachttijd. TITEL II. - Taxidiensten HOOFDSTUK I. - Exploitatievoorwaarden Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de exploitanten
Art. 2.§ 1. Niemand mag het beroep van exploitant van taxidiensten uitoefenen indien hij niet voldoet aan volgende voorwaarden inzake zedelijkheid, solvabiliteit en beroepsbekwaamheid.
Wanneer de exploitatie gebeurt door een rechtspersoon, moeten de voorwaarden inzake zedelijkheid en beroepsbekwaamheid vervuld worden door de zaakvoerders of bestuurders belast met het dagelijks beheer.
De exploitant die aan deze voorwaarden voldoet, ontvangt van de Administratie een document dat dit vermeldt en dat de datum en de geldigheidsduur van de exploitatievergunning, de naam en het adres van de houder en de datum waarop de vereiste documenten dienen voorgelegd te worden. § 2. Om zijn zedelijkheid aan te tonen, moet de exploitant : 1° van goed zedelijk gedrag zijn;2° in België of in het buitenland sinds minder dan vijf jaar geen veroordeling opgelopen hebben die in kracht van gewijsde is gegaan voor een van de overtredingen vermeld in boek II, titel III, hoofdstukken I tot V en titel IX, hoofdstuk I en II van het Strafwetboek. In geval van veroordelingen, uitgesproken door een buitenlandse gerechtsinstantie, zal worden rekening gehouden met elke veroordeling die betrekking heeft op een feit dat volgens het Belgisch recht een van de in onderhavige bepaling bedoelde overtreding vormt.
Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of de veroordelingen welke aanleiding hebben gegeven tot eerherstel van de betrokkene. § 3. Om zijn solvabiliteit aan te tonen, moet de exploitant : 1° eigenaar zijn van de voertuigen die hij exploiteert of de verplichtingen nakomen inzake vervaldagen van de betalingen die hij moet verrichten in het kader van de contracten van verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurkoop, die hem de beschikking over de geëxploiteerde voertuigen garanderen;2° geen enkele vertraging oplopen : -van meer dan 6 maanden in de betaling van taksen of belastingen, verbonden aan de exploitatie van een taxidienst; - inzake sociale bijdragen of lonen; 3° het hoofd kunnen bieden aan de onderhouds-, herstellings- of vervangingskosten van de geëxploiteerde voertuigen.
Art. 3.Ter wille van het openbaar nut van de taxidiensten, is de exploitant ertoe gehouden al de op de vergunningsakte vermelde voertuigen ter beschikking te stellen van het publiek.
De voormelde verplichting ten laste van de exploitant gaat in drie maanden na de ontvangst door laatstgenoemde van de exploitatievergunning.
Om aan de bepaling van artikel 7, § 4, 4° van de ordonnantie te voldoen, dienen de geëxploiteerde voertuigen ter beschikking te worden gesteld van het publiek minimum gedurende een tijdspanne die overeenstemt met het voltijds in dienst nemen van ten minste een chauffeur per geëxploiteerde voertuig die effectief tewerkgesteld wordt het hele jaar door, waarbij de controle verricht wordt per kalenderjaar.
Als verschillende chauffeurs in dienst worden genomen voor het besturen van een voertuig, dient het totaal van hun gepresteerde uren minstens overeen te stemmen met een voltijdse baan en dienen zij aangeworven te worden met inachtneming van de sociale wetgeving.
Indien de exploitant zelf chauffeur is, worden zijn prestaties in rekening genomen tot het aantal uren dat hij effectief met het voertuig rijdt.
Art. 4.Indien wordt vastgesteld, overeenkomstig artikel 11, § 2bis, van de ordonnantie, dat, gezien het aantal door de exploitant aangegeven chauffeurs, blijkt dat de in artikel 3 bedoelde voorwaarden van terbeschikkingstelling niet worden vervuld, wordt de exploitatievergunning geschorst voor het aantal voertuigen, gelijk aan het aantal door de niet-naleving van deze bepaling betrokken voertuigen. Behoudens ingeval de exploitant uitzonderlijke, behoorlijk verantwoorde, gevallen van overmacht kan laten gelden, beschikt hij over een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de bekendmaking van het besluit dat de exploitatie schorst, om het bewijs te leveren dat de aanwerving van de chauffeur(s) ter vervulling van de voorwaarden bedoeld in artikel 3 heeft plaatsgevonden.
Indien het bewijs wordt geleverd dat de aanwerving heeft plaatsgevonden, wordt de schorsing opgeheven en de documenten en het materieel m.b.t. het (de) door de schorsing getroffen voertuig(en) aan de exploitant teruggegeven.
Indien deze termijn niet in acht wordt genomen, gaat de Regering over tot de gedeeltelijke of gehele intrekking van de exploitatievergunning, overeenkomstig artikel 11, § 2bis, lid 2 van de ordonnantie.
Art. 5.Vóór de ingebruikname van de voertuigen vermeld in de vergunningsakte en op elk verzoek van de Administratie is de exploitant ertoe gehouden, volgende documenten over te leggen, opgemaakt op zijn naam, met uitzondering van deze vermeld onder 2° en 4° : 1° de aankoopfactuur van elk geëxploiteerde voertuig, het contract van verkoop op afbetaling, het contract van huurfinanciering of het contract van huurverkoop;2° het keuringsbewijs van het voertuig bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen, behoorlijk gevalideerd, voor de exploitatie van een taxidienst;3° de verzekeringspolis waarin wordt vermeld dat : a) de burgerlijke aansprakelijkheid van de exploitant gedekt is voor schade veroorzaakt aan de vervoerde personen en aan derden ter gelegenheid van het gebruik van zijn voertuig;b) de verzekeraar er zich uitdrukkelijk toe verbindt om de Administratie onmiddellijk op de hoogte te brengen in geval van het vervallen van het recht van de polis;c) het voertuig verzekerd is als taxi;4° het inschrijvingsbewijs;5° een geldige, internationale autoverzekeringskaart;6° het bewijs dat hij is aangesloten bij een socialeverzekeringsfonds, evenals de natuurlijke persoon die zich bezighoudt met het dagelijks beheer, indien het gaat om een rechtspersoon;7° in voorkomend geval, het bewijs van inschrijving bij een telefooncentrale die in verbinding staat met het geëxploiteerde voertuig. Wanneer al deze documenten effectief aan het Bestuur worden overgelegd vóór het in het verkeer stellen van de in de vergunningsakte bedoelde voertuigen, worden deze geregistreerd door het Bestuur en wordt er melding van gemaakt op de in artikel 54, § 2, bedoelde kaart.
Art. 6.De exploitant die meerdere voertuigen in dienst stelt, is ertoe gehouden per voertuig : 1° ofwel minstens een chauffeur voltijds aan te werven;2° ofwel meerdere deeltijdse chauffeurs van wie het totaal aantal gepresteerde uren minstens gelijk is aan een voltijdse betrekking, aan te werven.Deze aanwerving geschiedt met inachtneming van de sociale wetgeving.
Wanneer de exploitant zelf chauffeur is van één van de in dienst gestelde voertuigen, dan wordt de in het eerste lid bedoelde verplichting beperkt tot zijn prestaties.
Art. 7.De exploitanten mogen geen chauffeurs aanwerven of laten rijden die geen houder zijn van het geldige, door de Administratie afgeleverde bekwaamheidscertificaat en van het geschiktheidsattest, uitgereikt met toepassing van de geldende federale reglementering.
Art. 8.De exploitanten zijn ertoe gehouden de Administratie op de hoogte te brengen : 1° binnen een termijn van 10 werkdagen nadat de situatie zich voordoet en als het gaat om een rechtspersoon, van elke overdracht van de maatschappelijke zetel of wijziging van de exploitatiezetel, elke benoeming, elk ontslag, elke uitsluiting van een bestuurder of zaakvoerder en van elke wijziging in de toekenning van de aandelen, met uitzondering van de aandelen aan toonder, door het vertonen van een gewaarmerkte kopie van de beslissing van het bevoegde orgaan van de vennootschap en het bewijs van het neerleggen van deze beslissing bij de griffie van de rechtbank van koophandel;2° binnen een termijn van 10 werkdagen nadat de situatie zich voordoet en als het gaat om een natuurlijke persoon, van elke wijziging van woonplaats, door het vertonen van de identiteitskaart;3° vóór de indienststelling van het voertuig, van elke verandering van voertuig, door het vertonen van de in artikel 5 bedoelde boorddocumenten;4° binnen een termijn van 10 werkdagen na het voorval, van elke in kracht van gewijsde gegane strafrechtelijke veroordeling ten opzichte van die persoon, door het overleggen van een kopie daarvan;5° binnen de 24 uren van het voorval, van elke verjaring, elk verstrijken of elke opschorting van de verzekeringspolis voor één of meerdere voertuigen;6° vóór de inwerkingtreding van het contract of de wijziging ervan, van de aanwerving, de verandering van het arbeidsregime, van het aftreden of ontslag van een chauffeur;7° binnen een termijn van 10 werkdagen na het vallen van de beslissing, van de uitspraak van elke gerechtelijke beslissing aangaande hun faillietverklaring of het verslag van een uitgesproken faillissement. De exploitant moet de voorgaande verplichtingen nakomen door middel van een ter post aangetekende brief of, enkel in dringende gevallen, per telefax of elektronische post. Als de mededeling bedoeld in lid 1, 6° geschiedt buiten de kantooruren van de Administratie, dient een kopie van het aan de Administratie gerichte document zich aan boord van het voertuig te bevinden.
Art. 9.Het is de exploitanten en hun aangestelden verboden de terugbetaling te verrichten van telefoon- of andere kosten, alsook rechtstreeks of onrechtstreeks premies, schadeloosstellingen of commissies aan tussenpersonen toe te kennen. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de chauffeurs
Onderafdeling 1. - Voorwaarden
Art. 10.§ 1. De chauffeurs moeten steeds voldoen aan de vereiste waarborgen inzake zedelijkheid en beroepsbekwaamheid. § 2. Om zijn zedelijkheid te bewijzen, moet de chauffeur : 1° van goed gedrag en zeden zijn;2° in België of het buitenland geen van de hiernavolgende in kracht van gewijsde gegane veroordelingen hebben opgelopen : a) een criminele straf, al dan niet met uitstel;b) een correctionele gevangenisstraf, in hoofdzaak, van meer dan zes maanden, al dan niet met uitstel;c) een correctionele gevangenisstraf, in hoofdzaak, van drie tot zes maanden, al dan niet met uitstel, dit in de vijf jaar die de aanvraag tot inschrijving op het examen, tot het afleveren van het bekwaamheidscertificaat of tot de nieuwe geldigverklaring ervan voorafgaan;d) meer dan drie veroordelingen al dan niet met uitstel voor ernstige overtredingen van het verkeersreglement, in het jaar dat de aanvraag tot inschrijving op het examen, tot het afleveren van het bekwaamheidscertificaat of tot de nieuwe geldigverklaring ervan voorafgaat;e) meer dan één veroordeling, met of zonder uitstel, voor het besturen met alcoholintoxicatie, onder invloed, in staat van dronkenschap of onder invloed van andere stoffen die de rijvaardigheid beïnvloeden in het jaar dat de aanvraag tot inschrijving op het examen, tot het afleveren van het bekwaamheidscertificaat of tot de nieuwe geldigverklaring ervan voorafgaat;f) correctionele of politieveroordelingen die, bij elkaar opgeteld, meer dan drie maanden gevangenisstraf in hoofdzaak bedragen, met of zonder uitstel, in de drie jaar die de aanvraag tot inschrijving op het examen, tot het afleveren van het bekwaamheidscertificaat of tot de nieuwe geldigverklaring ervan voorafgaan. Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of de veroordelingen waarvoor de betrokkene eerherstel heeft gekregen. § 3. Om zijn beroepsbekwaamheid te bewijzen, moet de chauffeur het door de Administratie afgeleverde en in artikel 12 van dit besluit bedoelde bekwaamheidscertificaat voorleggen.
Art. 11.Niemand mag het beroep van taxichauffeur uitoefenen als hij de leeftijd van 21 jaar niet heeft bereikt en als hij niet woonachtig is in België of niet beschikt over een gekozen woonplaats waar hem elke oproeping of officiële betekening geldig zal kunnen gedaan worden, als hij niet houder en drager is van een door de Administratie afgeleverd bekwaamheidscertificaat.
Art. 12.Om in het bezit te komen van zijn bekwaamheidscertificaat moet de kandidaat-chauffeur zich bij het Bestuur aanmelden en de volgende documenten bij zich hebben : 1° zijn identiteitskaart of, voor een buitenlandse staatsburger, een document waaruit zijn identiteit blijkt, in voorkomend geval vertaald in een van de landstalen door een beëdigd vertaler;2° het behoorlijk gevalideerde bewijs van medische schifting of het geschiktheidsattest, uitgereikt met toepassing van de vigerende federale reglementering, behoudens indien een daarop betrekking hebbende vermelding op het rijbewijs van de kandidaat staat;3° het nationaal Belgisch rijbewijs, minstens van categorie B, of een Europees rijbewijs geldig voor dezelfde categorie;4° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, model 1 en minder dan drie maanden oud, waaruit zijn zedelijkheid blijkt.Daarenboven voor de buitenlandse staatsburgers, een attest van hun ambassade of elk ander document dat hun goed zedelijk gedrag bewijst vóór ze naar België zijn gekomen, of, in voorkomend geval, het bewijs dat zij genieten van het statuut van vluchteling. De kandidaat-vluchtelingen en de onderdanen van een vreemde staat die legaal en onafgebroken in België verblijven sinds meer dan vijf jaar kunnen in aanmerking komen, mits zij een Belgisch getuigschrift van goed zedelijk gedrag, model 1 overleggen.
Om zijn zedelijkheid te bewijzen mag de kandidaat-chauffeur in België of in het buitenland geen van de in artikel 10, § 2 in kracht van gewijsde gegane veroordelingen hebben opgelopen; 5° voor de betrokken buitenlandse staatsburgers, de documenten waarvan het bezit vereist is voor het verwerven van het recht arbeidsprestaties te verrichten in België;6° een getuigschrift waaruit blijkt dat de kandidaat geslaagd is voor de gedragstesten bedoeld in artikelen 13 tot en met 16;7° een getuigschrift waaruit blijkt dat de kandidaat geslaagd is voor de examens bedoeld in artikel 17.
Art. 13.Om het bekwaamheidscertificaat te verkrijgen dat toegang verleent tot de uitoefening van het beroep van taxichauffeur, moet de kandidaat alvorens de opleiding te volgen of het examen af te leggen, bedoeld in artikel 17, met vrucht gedragstesten afleggen bij een door het Bestuur aangesteld organisme dat geschikt is om persoonlijkheidstesten af te nemen van chauffeurs die met het publiek in contact komen.
Vooraleer de in lid 1 bedoelde test af te leggen, dient de kandidaat het in artikel 12, 4° bedoelde getuigschrift van goed zedelijk gedrag bij de Administratie overleggen;
De kandidaat die na drie pogingen niet geslaagd is voor de testen, wordt pas opnieuw toegelaten na een wachttijd van drie jaar.
Art. 14.Het organisme dat door de Minister wordt aangewezen voor het afnemen van de in artikel 13 bedoelde gedragstesten en het opmaken van de slaagattesten moet kunnen aantonen over een ruime ervaring te beschikken op het vlak van gedragstesten voornamelijk afgenomen van personen die het bezoldigd vervoer van personen zullen verzorgen.
Art. 15.Het Bestuur overhandigt de kandidaat-chauffeur alle inlichtingen en documenten aangaande het afleggen van de in artikel 13 bedoelde gedragstesten op het ogenblik van diens aanmelding bij het Bestuur.
Art. 16.Onverminderd de in artikel 33 van de ordonnantie bedoelde taks, worden de kosten die het in artikel 14 bedoelde organisme heeft gemaakt voor de uitvoering van de gedragstesten voor de kandidaten-taxichauffeur, volledig door het Gewest gedragen.
Art. 17.§ 1. Elke persoon die een bekwaamheidscertificaat aanvraagt voor het uitoefenen van het beroep van taxichauffeur moet vooraf een getuigschrift overleggen waaruit blijkt dat hij geslaagd is voor de volgende proeven : een theoretisch examen dat bestaat uit een door het Gewest uitgeschreven schriftelijk en mondeling examen en een praktische proef, uitgeschreven door een daartoe door de Minister, onder de ondernemingen die een praktische ervaring in de taxisector bezitten, op basis van objectieve criteria in het kader van een marktconsultatie onderworpen aan de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten, aangewezen onderneming. Enkel de personen die vooraf in het bezit zijn van alle, onder artikel 12, 1° tot en met 6°, opgesomde documenten mogen zich voor deze examens inschrijven.
Op het ogenblik van hun inschrijving ontvangen de kandidaten gedetailleerde documentatie of syllabi over alle materies waarop de verschillende proeven betrekking hebben.
De Regering waarborgt de toegang tot een vorming van het korte type, van + 30 uur, tegen de prijs en aan de voorwaarden, vastgelegd in de ordonnantie.
De kandidaten die een opleiding van taxichauffeur met succes gevolgd hebben bij een door de Minister erkende openbare instelling die beroepsopleiding verstrekt, worden vrijgesteld van theoretisch examen, mits zij in het bezit zijn van een door deze instelling uitgereikt document dat aantoont dat deze kandidaten geschikt zijn om het praktische examen af te leggen. § 2. Het theoretische schriftelijk examen handelt over de volgende materies : 1° de topografie van het Gewest : kennis van het snelste traject om van de ene plaats naar de andere te gaan en kennis van de locatie van de voornaamste openbare of voor het publiek toegankelijke plaatsen;2° de reglementering betreffende de taxidiensten;3° de reglementering betreffende de toegang tot de eigen banen. Het mondelinge theoretisch examen handelt over de volgende materies : 1° kaartlezen : aanduiding in een welbepaalde maximumtijd van de precieze bestemmingsplaats die door de klant gekozen werd aan de hand van een stratenplan van het Gewest; 2° kennis van een beperkte reeks gangbare uitdrukkingen in het Frans, het Nederlands en het Engels, i.v.m. de uitoefening van de functie van taxichauffeur.
Het praktisch examen, die moet afgelegd worden aan boord van een voertuig in een stedelijke omgeving, heeft betrekking op de topografische herkenning, op de t.a.v. de klanten en de weggebruikers aan te nemen houding en op het zoeken naar het traject overeenkomstig de artikelen 29 en 30.
Enkel de kandidaten die geslaagd zijn voor het theoretisch examen worden tot de praktische proef toegelaten. § 3. De proeven worden afgelegd in het Frans of in het Nederlands, naargelang de bij de inschrijving door de kandidaat gekozen taal.
De vertegenwoordigers van de exploitanten en taxichauffeurs binnen het Adviescomité kunnen bij consensus en in de schoot van dit comité een waarnemer aanwijzen om de examens bij te wonen. § 4. Het al dan niet slagen voor de examens wordt beslist door een deliberatiecommissie samengesteld uit de examinatoren bij wie de examens werden afgelegd en drie door de Minister aangewezen personen waarvan er een het voorzitterschap waarneemt.
Om te slagen voor de examens moet de kandidaat minstens de helft van de punten behalen voor elk van de 3 proeven, behalve voor de theoretische en praktische examens over topografie, waar hij ten minste 60 % van de punten moet behalen.
Op schriftelijke aanvraag bij de Administratie kan de kandidaat zijn gedetailleerde uitslagen krijgen. § 5. Onverminderd de taksen bedoeld in artikel 33 van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, worden de kosten die de examens met zich meebrengen, integraal door het Gewest gedragen.
Art. 18.§ 1. De kandidaat die gedeeltelijk niet slaagt voor de tests of proeven bedoeld in artikelen 13 en 17, wordt vrijgesteld van ofwel de gedragstesten, ofwel het schriftelijke theoretisch examen, ofwel het mondelinge theoretisch examen waarvoor hij geslaagd is onder de voorwaarden van artikel 17, § 4. Deze vrijstellingen blijven geldig gedurende drie jaar te rekenen vanaf de inschrijving voor de gedragstesten. § 2. De kandidaat die bij de examens bedrog pleegt, wordt uitgesloten, en zijn uitsluiting zal door de deliberatiecommissie worden bevestigd bij met redenen omklede en aan de betrokkene medegedeelde beslissing, en zal zich pas één jaar na de laatste poging opnieuw mogen aanmelden.
De kandidaat die drie keer niet slaagt, zal zich pas drie jaar na de laatste poging opnieuw mogen aanmelden. § 3. De kandidaat die zich niet aanmeldt voor de proeven waarvoor hij zich had ingeschreven, of die opgeeft in de loop van de sessie, wordt geacht als zijnde niet geslaagd, tenzij hij een medisch attest kan vertonen. § 4. Worden voor een periode gaande tot tien jaar uitgesloten van het recht aan de examens deel te nemen, de kandidaten die : 1. zich onbeleefd of respectloos hebben gedragen jegens de examinatoren of de personeelsleden van de Administratie;2. zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering van materiaal of opzettelijk het materiaal, de lokalen van het Bestuur, of het voor de praktische proef gebruikte voertuig hebben beschadigd;3. handelingen hebben verricht met het oog op het beïnvloeden, in hun voordeel, van een examinator of elk ander personeelslid van de Administratie. De beslissing om een kandidaat uit te sluiten, wordt genomen bij een met redenen omkleed besluit van de Regering en aan de betrokkene medegedeeld.
Art. 19.De kandidaten die geslaagd zijn voor de in artikel 17 bedoelde examens, krijgen hun bekwaamheidscertificaat slechts op vertoon van het slaagattest voor deze proeven, de in artikel 12 bedoelde documenten alsook van een door een exploitant van een taxidienst, houder van een door het Gewest afgeleverde exploitatievergunning, voor eensluidend verklaard afschrift van het arbeidscontract waaruit blijkt dat hij de kandidaat als taxichauffeur in dienst heeft genomen en van een kopie van het ontvangstbericht van de DIMONA-verklaring i.v.m. dit contract.
Voor de zelfstandigen zal het bekwaamheidscertificaat slechts worden afgeleverd op vertoon van het bewijs dat de betrokkene is aangesloten bij een socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen.
Art. 20.Op het bekwaamheidscertificaat wordt vermeld dat de chauffeur tewerkgesteld is bij een of meer werkgevers en worden opgenomen o.m. de naam van de werkgever(s), zijn of hun DIMONA-nummers, de dagen waarop gewerkt wordt, alsook het (de) inschrijvingsnummer(s) bij de R.S.Z. De gegevens vermeld op het bekwaamheidscertificaat worden gewijzigd en bijgewerkt telkens er een verandering optreedt in de toestand van de houder ervan, meer bepaald ingeval de werkgever of het arbeidsregime verandert. Te dien einde zijn de chauffeurs ertoe gehouden, zich te melden bij de Administratie binnen de tien dagen na de feiten die de wijziging of de bijwerking rechtvaardigen.
Art. 21.Iedere chauffeur die niet meer effectief werkt, is ertoe gehouden het bekwaamheidscertificaat bij de Administratie in te leveren binnen de tien werkdagen, te rekenen vanaf het stopzetten van zijn activiteit van taxichauffeur. Indien het bekwaamheidscertificaat niet vrijwillig wordt ingeleverd, kunnen de in artikel 37 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren en beambten o.m. belast worden met het recupereren van dit document.
Art. 22.Zij die taxichauffeur wensen te worden maar die het beroep van taxichauffeur wederrechtelijk, zonder houder te zijn van een bekwaamheidscertificaat, op het Brussels Hoofdstedelijk Grondgebied hebben uitgeoefend, zullen, na vaststelling bij proces-verbaal opgesteld door een controleur van de Administratie der taxi's, hun inschrijving voor de examens door het Bestuur geweigerd zien voor een periode van twee jaar beginnend vanaf de datum van het proces-verbaal van vaststelling van het misdrijf.
Art. 23.Elk jaar zijn de chauffeurs ertoe gehouden zich bij het Bestuur aan te melden tussen 1 januari en 30 maart, voorzien van een getuigschrift van goed zedelijk gedrag model 1, minder dan drie maanden oud, alsook van het geldig bewijs van medische schifting of het geldig geschiktheidsattest, uitgereikt met toepassing van de vigerende federale reglementering, behalve als er een desbetreffende vermelding op het rijbewijs van de chauffeur staat. Onverminderd artikel 75, lid 3 kunnen de bekwaamheidscertificaten opnieuw geldig worden verklaard bij deze aanmelding. Op hun bekwaamheidscertificaat zal melding worden gemaakt van deze nieuwe geldigverklaring.
Elk niet nieuw verklaard bekwaamheidscertificaat vervalt en moet bij de Administratie worden ingeleverd.
Indien het bekwaamheidscertificaat niet vrijwillig wordt ingeleverd, kunnen de in artikel 37 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren en beambten o.m. belast worden met het recupereren van dit document.
De nieuwe geldigverklaring van het bekwaamheidscertificaat zal worden geweigerd als het bewijs van medische schifting of het geldig geschiktheidsattest, uitgereikt met toepassing van de vigerende federale reglementering vervallen is of als uit het getuigschrift van goed zedelijk gedrag blijkt dat door veroordelingen opgelopen sinds het laatste visum, niet langer kan worden beschouwd dat de chauffeur de zedelijkheidswaarborgen vertoont, bedoeld in artikel 10, § 2, van dit besluit.
De chauffeurs die gedurende drie opeenvolgende jaren hun bekwaamheidscertificaat niet opnieuw geldig hebben laten verklaren, zullen verplicht zijn de proeven zoals bepaald in artikel 17, § 2, opnieuw af te leggen met het oog op het verkrijgen van een nieuw bekwaamheidscertificaat.
Art. 24.Het vervallen van de medische schifting of de geschiktheid vastgesteld met toepassing van de vigerende federale reglementering, heeft van rechtswege het verval van het bekwaamheidscertificaat tot gevolg.
Art. 25.Onverminderd de verplichting om in het bezit te zijn van deze documenten op het ogenblik waarop de situatie zich voordoet, zijn de chauffeurs ertoe gehouden om binnen tien werkdagen nadat de situatie zich voordoet de Administratie op de hoogte te brengen van elke wijziging van woonplaats, op vertoon van hun identiteitskaart, alsook van elke verandering van werkgever op vertoon van een kopie van hun nieuwe arbeidscontract.
Onderafdeling 2. -Verplichtingen van de chauffeurs in dienst
Art. 26.§ 1. Wanneer de chauffeurs in dienst zijn, zijn zij ertoe gehouden om de volgende documenten bij zich te hebben : 1° het geldig bekwaamheidscertificaat, afgeleverd door de Administratie;2° het geldig bewijs van medische schifting of het geschiktheidsattest, uitgereikt met toepassing van de vigerende federale reglementering, behalve als er een desbetreffende vermelding op het rijbewijs van de chauffeur staat;3° het Belgisch rijbewijs of het Europees rijbewijs, minstens van tenminste categorie « B »;4° de identiteitskaart.5° Indien hij loontrekker is, een kopie van zijn arbeidscontract en in voorkomend geval, als hij geniet van een aanvullende werkloosheidsuitkering, van het door de RVA afgeleverde document C3, behoorlijk ingevuld, en indien hij zelfstandige is, een kopie van zijn attest van aansluiting bij een socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen. § 2. De chauffeurs moeten in het bezit zijn van een dagelijks ritblad, met daarop vermeld het identificatienummer van de taxi, genummerd en afgeleverd door de Administratie.
Elke dag worden daarop in onuitwisbare inkt de volgende vermeldingen aangebracht : 1° de naam van de chauffeur, de nummerplaat van het voertuig en de datum van gebruik;2° de kilometerstand op het dashboard en de taximeter in het begin van de dienst;3° het uur waarop de dienst van de chauffeur begint en voor de loontrekkende chauffeurs het voorziene uur voor het einde van de dienst;4° de bestelnummers van de ritten;5° de kilometerstanden zoals die voorkomen hetzij op het dashboard, hetzij op de taximeter, bij het in- en uitstappen van de klanten;6° de plaatsen waar en de uren waarop klanten in- en uitstappen;7° de ontvangen bedragen;8° de dienstonderbrekingen;9° de kilometerstand op het dashboard en de taximeter op het einde van de dienst;10° het aantal opnemingen dat op de taximeter voorkomt bij het begin van de dienst;11° het aantal aanslagen dat op de taximeter voorkomt bij het begin van de dienst;12° het aantal afgelegde kilometers met een klant aan boord bij het begin van de dienst;13° de totale kilometerstanden bij het begin van de dienst;14° de aard van de rit als het om een gemengd voertuig gaat. De aanduidingen onder 1° tot en met 3° en onder 11° tot en met 14° moeten opgeschreven worden voordat de chauffeur aan zijn dienst begint. De aanduiding sub 8° moet worden ingeschreven vóór het begin van de onderbreking van de dienst.
De overige aanduidingen dienen te worden opgeschreven ten laatste op het einde van elke rit.
De ritbladen moeten gedurende drie jaar na de datum van gebruik op de zetel van de exploitant bewaard worden en, gerangschikt per voertuig en per datum, vertoond worden op elk door de ambtenaren en beambten van de Administratie gedaan verzoek. § 3. De documenten bedoeld in dit artikel moeten worden vertoond op elk door de in artikel 37 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren en beambten gedaan verzoek. § 4. Het is de bestuurders verboden om de dagtellers vóór het einde van hun dienst terug op nul te zetten.
Art. 27.§ 1. De chauffeurs moeten een keurige kleding dragen. Onder keurige kleding dient men te verstaan kleding die voldoet aan de specificaties van § 2, van dit artikel. § 2. Deze kleding voldoet aan de volgende specificaties : 1° voor het mannelijk personeel : een effen jek of jas, een effen broek, een effen hemd en gesloten schoenen;2° voor het vrouwelijk personeel : een effen jek of jas, een effen broek of jurk, een effen hemd en gesloten schoenen. Bij warm weer is het dragen van het jek en de jas niet verplicht. Bij koud weer wordt het dragen van een effen pullover toegestaan.
Art. 28.§ 1. De chauffeurs zijn ertoe gehouden, van zodra de taxi vrij is, de personen die wensen vervoerd te worden op te pikken.
Nochtans moet de aangeroepen bestuurder de rit weigeren, als zijn voertuig zich op minder dan honderd meter bevindt van een standplaats voor taxi's, waar één of meerdere voertuigen beschikbaar zijn.
Na elke rit of ononderbroken reeks ritten is de bestuurder ertoe gehouden zo snel mogelijk de speciaal voorziene standplaats van zijn keuze op te zoeken. § 2. In afwijking van de bepaling van paragraaf 1 kunnen de chauffeurs : 1° weigeren om elk persoon te vervoeren die vraagt over een lange afstand of naar een weinig bewoonde plaats vervoerd te worden, tenzij ze zijn identiteit hebben kunnen vaststellen, desnoods met tussenkomst van de plaatselijke politie of de federale politie;2° een voorschot vragen voor langeafstandsritten;3° elke persoon weigeren te vervoeren die in zichtbare staat van dronkenschap verkeert of onder invloed van verdovende middelen. § 3. In geval van onenigheid tussen een chauffeur en een vervoerde persoon over de prijs van de uitgevoerde rit, mag de chauffeur niet weigeren om de klant naar een politiekantoor te vervoeren, alwaar de klacht onderzocht zal worden.
Art. 29.De chauffeurs zijn ertoe gehouden : 1° zich in alle omstandigheden beleefd en met respect te gedragen tegenover het publiek, de klanten, de collega's en de vertegenwoordigers van de Administratie, meer bepaald de beambten belast met de controle en het toezicht op taxi's en huurwagens met chauffeur;2° om bejaarden of personen met een beperkte mobiliteit, alsmede kinderen die alleen reizen te helpen bij het in- en uitstappen van de voertuigen en ook in het bijzonder de veiligheid te waarborgen van de personen in een rolstoel gedurende het hele traject;3° zich ervan te vergewissen dat de deuren goed gesloten zijn, alvorens hun voertuig in werking te zetten;4° met hun voertuig ter beschikking te blijven van de reizigers die ze vervoeren, en dit voor de gehele door hen gevraagde tijd, behalve indien daaruit prestaties zouden resulteren van een duidelijk overdreven omvang;5° erop toe te zien dat de door dit besluit ten laste van de reizigers gelegde verplichtingen worden nageleefd.Zij moeten tevens helpen bij het laden en lossen van hun koffers; 6° zich ervan te vergewissen dat de klant niets is vergeten in het voertuig en hem meteen de voorwerpen terug te geven die hij daar zou hebben laten liggen. Als om een of andere reden, deze teruggave niet heeft kunnen plaatsvinden, moeten de gevonden voorwerpen zo vlug mogelijk afgegeven worden, ten laatste binnen de vijf dagen, aan het loket van de dienst taxi's van de Administratie; 7° om systematisch, zelfs zonder dat de klant erom verzoekt, na elke rit, het in artikel 41, 5°, van dit besluit bedoelde bewijs af te leveren, met uitsluiting van elk ander betalingsbewijs;8° zich te voegen naar de bevelen van de ambtenaren en beambten bedoeld in artikel 37 van de ordonnantie. De chauffeurs die het voorwerp zijn geweest van een gegrond verklaarde klacht wegens ongemanierd of agressief gedrag, zullen verplicht zijn, onverminderd de eventuele administratieve sancties die hen opgelegd kunnen worden, de gedragstesten bedoeld in artikelen 13 tot en met 16 van dit besluit af te leggen of opnieuw af te leggen en ervoor te slagen. Indien een chauffeur die naar behoren werd opgeroepen zich niet aandient voor deze testen, zonder geldige reden, of indien de omschrijving in het verslag van deze afgelegde of opnieuw afgelegde test dit rechtvaardigt, kan zijn bekwaamheidscertificaat definitief ingetrokken worden overeenkomstig de artikelen 73 tot 76.
Art. 30.Tenzij anders door de klant is aangegeven, moet de bestuurder deze langs de snelste weg naar zijn bestemming brengen.
Art. 31.Het is de chauffeurs verboden : 1° om hun dienst te verzorgen in het gezelschap van andere personen dan de klanten of in het gezelschap van een dier;2° om te roken in het voertuig;3° om een prijs te vragen die hoger ligt dan deze vermeld op de taximeter, behalve speciale toeslagen vastgelegd door de Regering met toepassing van artikel 29, lid 1, van de ordonnantie;4° om hun voertuig met een klant aan boord door derden te laten besturen;5° om hun voertuig te laden met voorwerpen die de binnenbekleding kunnen beschadigen of bevuilen;6° om een radio, een CD-speler of een geluidsopnemer te laten spelen, met uitzondering van de dienstradiotelefoon, behalve met de instemming van de reiziger;7° om met hun voertuigen heen en weer te rijden teneinde klanten te ronselen;8° om hun voertuig boventallig of buiten de vastgelegde limieten te parkeren;9° om op hun toegelaten standplaats zonder reden de motor van het voertuig te laten draaien. Afdeling 3. - Bepalingen betreffende de voertuigen
Onderafdeling 1. - Algemene verplichtingen
Art. 32.§ 1. De voor een taxidienst bestemde voertuigen moeten voorzien zijn van ten minste drie zijdeuren, zich in goede staat bevinden en steeds in goede staat onderhouden worden, zowel binnen als aan de buitenkant, alsmede voldoen aan al de hierna volgende voorwaarden inzake kwaliteit, comfort, gemak en properheid, zowel wat het koetswerk als wat het interieur betreft : 1° de deuren, koffer en motorkap moeten zonder problemen open en dicht kunnen;2° de ramen van de deuren moeten doorzichtig zijn en gemakkelijk open en dicht kunnen;3° de taximeter moet op zodanige wijze in het voertuig geïnstalleerd worden, dat de voorkant steeds zichtbaar blijft voor een reiziger die in het voertuig zit.Wanneer de taximeter in een houder is geplaatst, mag deze geen sluitingssysteem bevatten dat de klanten zou kunnen verhinderen om een duidelijk zicht te hebben op het toegepaste tarief en de bedragen die op de taximeter verschijnen; 4° in de koffer van het voertuig mogen geen voorwerpen liggen die het opbergen van de bagages van de klanten kunnen verhinderen.Om deze bagages niet vuil te maken moet hij steeds perfect in een propere staat gehouden worden; 5° de voertuigen mogen geen sporen van ongeval of roest vertonen.De verf van het voertuig mag nergens afbladeren of loskomen. De verf mag geen herstellingen van een andere kleur dan deze van het voertuig vertonen; 6° de zetels mogen niet ingedeukt zijn, de bekleding mag niet gescheurd zijn, noch sporen van bevuiling vertonen;7° wanneer het voertuig in beweging is, mag het geen abnormale geluiden of trillingen produceren;8° in het voertuig mag er geen papier of afval komen te slingeren;9° de voertuigen moeten regelmatig verlucht worden zodat er geen enkele onaangename geur in het interieur waar te nemen valt;10° de voor een taxidienst bestemde voertuigen moeten zwart of wit zijn;11° de voertuigen mogen binnen noch buiten enige tekens, vermeldingen, voorwerpen, boodschappen of andere informatie dragen dan deze die verplicht zijn in het kader van de exploitatie van de taxidienst, deze met betrekking tot de activiteit van de exploitant zelf, of desgevallend, deze met betrekking tot zijn eventuele aansluiting bij een telefooncentrale, of deze die zijn toegelaten met toepassing van artikel 32, § 3, van de ordonnantie;12° de voertuigen in dienst mogen niet ouder zijn dan zeven jaar, te rekenen vanaf de datum van de eerste inverkeerstelling, zoals aangegeven op het inschrijvingsbewijs;13° de voertuigen die door een exploitant voor de eerste keer aan een taxidienst worden toegewezen, moeten uitgerust zijn met motoren waarvan de uitstoot aan de direct van kracht zijnde Europese normen beantwoorden, alsmede de normen die besloten zijn door de terzake bevoegde federale overheid;14° de voertuigen moeten steeds in goede staat van zindelijkheid binnen en buiten onderhouden worden. § 2. Regelmatig controleert de Administratie de naleving van de in paragraaf 1 bedoelde verplichtingen.
Art. 33.§ 1. Elk voertuig moet geïdentificeerd worden door de Administratie alvorens het in dienst wordt genomen en moet vooraan rechts op de buitenkant van het voertuig, op een zichtbare plaats, voorzien zijn van de door de Administratie afgeleverde identificatieplaat, waarop minstens het woord « TAXI » en een identificatienummer voorkomen. Deze plaat moet stevig aan het voertuig vastgemaakt worden, en het identificatienummer moet goed zichtbaar zijn.
Het identificatienummer moet tevens worden aangebracht op een klein aanplakbiljet of een bord, vastgehecht op de achterkant van één van de twee hoofdsteunen van de voorzetels, zodanig dat het altijd duidelijk zichtbaar is voor de gebruikers.
Elk cijfer moet een minimumafmeting hebben van 2 cm hoog en 1 cm breed.
Behalve de vermeldingen bedoeld in artikel 43 § 2, staan op het hierboven bedoelde aanplakbiljet of bord de volgende vermeldingen aangeduid : « Informations - Réclamations - Informatie - Klachten » gevolgd door het telefoonnummer van de dienst taxi's en huurwagens met chauffeur waarop de gebruikers een beroep kunnen doen bij elk probleem die zich voordoet in het kader van de toepassing van de wetgeving inzake de exploitatie van diensten voor taxi's en het verhuren van voertuigen met chauffeur.
Het identificatienummer van het voertuig moet eveneens duidelijk zichtbaar weergegeven worden, rechts van het dashboard. § 2. Opdat de klanten de identiteit van de bestuurder gemakkelijk zouden kunnen vaststellen, wordt in elk voertuig een aanplakbiljetje of een bord vastgemaakt op de rug van één van de twee hoofdsteunen van de voorzetels, met daarop, duidelijk zichtbaar voor de gebruikers, een kleurenfoto van de bestuurder, het nummer van zijn bekwaamheidscertificaat en desgevallend, de referenties van de exploitant voor wie hij werkt.
Art. 34.Elk voertuig in dienst moet minstens de volgende documenten aan boord hebben : 1° een document afgeleverd door de Administratie, met vermelding van minstens de datum en de geldigheidsduur van de exploitatievergunning, de naam en het adres van de houder, het merk en het inschrijvingsnummer van het voertuig;2° een plan van de openbare wegen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze documenten moeten vertoond worden op elk door de ambtenaren en beambten van de Administratie gedaan verzoek.
Art. 35.Onverminderd de toepassing van artikel 32, § 1, 11°, mag het voertuig geen andere nummers dragen dan die van de nummerplaat en de door de afgeleverde Administratie identificatieplaat.
Art. 36.In geval van verlies, diefstal of vernietiging van de identificatieplaat, de reserve- of de vervangingsplaat, wordt een nieuwe plaat slechts door de Administratie afgeleverd op vertoon van een attest van de lokale of de federale politie.
Art. 37.De voertuigen moeten uitgerust zijn met een taximeter die de voorgeschreven inlichtingen exact en met van binnen duidelijk leesbare tekens aangeeft.
De wijzerplaat van dit toestel moet verlicht worden van zodra de aanduidingen niet meer leesbaar zijn bij daglicht.
Het apparaat moet bovendien voldoen aan de voorschriften uitgevaardigd inzake metrologie.
Art. 38.Naargelang het voertuig al dan niet bezet is, moet de taximeter al dan niet gestart worden.
Wordt beschouwd als bezet : 1° het gemende taxivoertuig vanaf het ogenblik waarop de klant met beperkte mobiliteit of de gehandicapte klant in een rolstoel opgenomen wordt door de chauffeur;2° het per telefoon bestelde taxivoertuig vanaf het uur van opneming dat met de klant wordt overeengekomen, met de uitdrukkelijke voorwaarde dat de chauffeur zich aanbiedt en zich toont op het overeengekomen uur.
Art. 39.Aan elke taximeter moet een verklikkerlicht worden gekoppeld dat op het dak van het voertuig wordt bevestigd en door de Administratie ter beschikking van de exploitant wordt gesteld ter uitrusting, tijdens hun gebruik, van de voertuigen die in de akte van vergunning voor het exploiteren van een taxidienst worden vermeld, met inbegrip van de reserve- of vervangingsvoertuigen.
De exploitant is gehouden dat verklikkerlicht te gebruiken van zodra het voertuig in dienst is, met uitsluiting van elk ander apparaat.
Het verklikkerlicht is eigendom van de Administratie. De exploitant of de bestuurder mag het verklikkerlicht onder geen enkele vorm uitlenen, verhuren, afstaan, verkopen of toevertrouwen aan een derde.
Hij mag hem niet plaatsen op een voertuig dat niet als taxi wordt erkend.
Hij levert het verklikkerlicht in aan de Administratie in geval van opschorting of intrekking van de exploitatievergunning of wanneer hij zijn activiteiten stopzet.
De exploitant moet zorgdragen voor het onderhoud en de werking van het verklikkerlicht, o.m. door erop toe te zien dat de vervangingslampjes dezelfde intensiteit hebben als de oorspronkelijk geleverde exemplaren; in geval van verlies, diefstal, beschadiging of vernietiging vervangt hij hem op eigen kosten door een identiek model afkomstig van de Administratie.
De bestuurder is ertoe gehouden op zijn ritblad elk in de loop van de dienst vastgestelde incident aan te geven dat een invloed heeft op de goede werking van het verklikkerlicht en zich onmiddellijk naar de exploitatiezetel te begeven.
In geval van een naar behoren door de controledienst vastgesteld defect, kan de Administratie de exploitant of de chauffeur verplichten om het voertuig te vertonen, voorzien van het verklikkerlicht in goede staat van werking, op de eerste werkdag volgend op de dag van de vaststelling.
Inbreuken tegen het 1e tot het 6e lid kunnen de opschorting van de exploitatievergunning of het bekwaamheidscertificaat, naargelang het geval, tot gevolg hebben.
Art. 40.Wanneer de taximeter is gestart, moet het verklikkerlicht zeer duidelijk door middel van een controlelampje aanduiden in welke stand de taximeter zich bevindt : 1° wanneer de taxi vrij is, is het hele verklikkerlicht verlicht;2° is de taxi bezet en tarief I is van toepassing, dan is het gedeelte van het verklikkerlicht langs de kant van de zetel naast die van de bestuurder geheel verlicht of toch minstens het cijfer « I »;3° als de taxi bezet en tarief II van toepassing is, dan is het gedeelte van het verklikkerlicht aan de kant van de chauffeur in zijn geheel verlicht, of toch minstens cijfer « II »;4° wanneer de taxi « einde rit » is, zijn de twee kanten van het verklikkerlicht verlicht, of toch minstens cijfers « I » en « II » en is het midden niet verlicht. Wanneer het voertuig niet bezet is, maar geparkeerd staat of rijdt zonder beschikbaar te zijn, hetzij omdat het het voorwerp is van een bestelling, hetzij omwille van personeelsprestaties hetzij om technische redenen, dan moet het als dusdanig aangegeven worden door een bord aan de voorruit, met de vermelding « Niet vrij ». In dit geval wordt de taximeter niet gestart en is het verklikkerlicht helemaal uitgeschakeld.
Art. 41.De taximeters moeten aan de volgende voorschriften voldoen : 1° voorzien zijn van een dagteller klok;2° het inschakelen van minstens vier al dan niet onafhankelijke tarieven mogelijk maken;3° de automatische overgang mogelijk maken naar een ander tarief met verschillende parameters, na het afleggen van een bepaalde afstand;4° het automatisch en tijdelijk verrekenen van een toeslag mogelijk maken, uitgedrukt ofwel in vast bedrag ofwel in percentage;5° het automatisch afdrukken mogelijk maken, door zichzelf of door middel van een daartoe bestemd apparaat, van voor de klanten bestemde kwitanties.Op de achterkant van de kwitantie moeten minstens de volgende vermeldingen voorkomen : a) het identificatienummer van het gewoonlijk gebruikte voertuig, uitgereikt door de bevoegde dienst van de Administratie, of bij gebruik van een reserve- of vervangingsvoertuig het inschrijvingsnummer;b) het bestelnummer van de rit;c) de datum en het uur van de opneming en het einde van een rit;d) het aantal afgelegde kilometers;e) de toegepaste tarieven;f) de totale prijs van de rit;g) de vermelding « INFO » samen met het gratis telefoonnummer van de Administratie in geval van klachten;6° door zichzelf of door middel van een daartoe bestemd apparaat, het lezen van kredietkaarten - met het in twee exemplaren afdrukken van kwitanties - alsook het aansluiten van een kaartlezer en een navigatiesysteem mogelijk maken;7° het automatisch afdrukken mogelijk maken, door zichzelf of door middel van een daartoe bestemd apparaat, van de inhoud van de totalisatoren bedoeld in artikel 22 van het ministerieel besluit van 21 maart 1961 betreffende de modelgoedkeuring en de installatie der taxameters;8° de transmissie mogelijk maken, door zichzelf of door middel van een daartoe bestemd apparaat, van de in het vorige punt bedoelde gegevens;9° de aansluiting en het gebruik van een passagiersdetector mogelijk maken;10° in maximum één uur de tariefupdate mogelijk maken.
Art. 42.Elke uitrusting waarmee de taximeter van op afstand kan worden bediend of waarmee de werking ervan kan worden onderbroken als de taximeter gestart is, is verboden.
Art. 43.§ 1. De taximeter omvat twee tarieven : 1° op de plaatsen waar het zonestelsel niet moet worden toegepast : a) het eerste (tarief I) is het enkelvoudige tarief dat wordt toegepast als de klant het voertuig niet verlaat en zich naar zijn vertrekpunt laat terugbrengen;b) het tweede (tarief II) is het dubbele tarief dat wordt toegepast als de klant het voertuig verlaat en het voertuig leeg naar zijn standplaats moet terugkeren. De bestuurder ertoe is ertoe gehouden zich zekerheid te verschaffen over de intenties van de klant alvorens tarief II in werking te stellen; 2° op de plaatsen waar het zonestelsel wordt toegepast, is het eerste tarief (tarief I) het enkelvoudige tarief dat wordt toegepast binnen de zone en het tweede tarief (tarief II) - dubbel - wordt toegepast als het voertuig de zone verlaat. De chauffeur moet het toestel voor tarief II inschakelen bij het verlaten van genoemde zone.
Hij moet zich evenwel vóór het inschakelen van tarief II vergewissen van de eindbestemming van de klant; tarief II is niet van toepassing als de klant het voertuig niet verlaat en zich laat terugbrengen naar eender welke plaats binnen de zone. § 2. Op het aanplakbiljet bedoeld in artikel 33, § 1, lid 2, dient eveneens permanent en duidelijk leesbaar de hierna volgende tekst te worden aangebracht : « TARIEF Instapgeld : . . . . . euro.
Kilometerprijs I : . . . . . euro.
Kilometerprijs II : . . . . . euro.
Wachtgeld : . . . . . euro /uur. » « Dienst, BTW en fooi zijn inbegrepen in de prijs aangegeven op de taximeter. » Als er een toeslag wordt toegestaan, moet de desbetreffende vermelding op het aanplakbiljet voorkomen, na de wachtvergoeding.
Dit aanplakbiljet dient conform te zijn het model dat als enige bijlage wordt gevoegd bij dit besluit.
Een vertaling in het Engels of Duits mag door de chauffeur ter beschikking worden gesteld van de klant voorzover dezelfde gegevens erop vermeldt worden Onderafdeling 2. - Reservevoertuigen
Art. 44.De reservevoertuigen bedoeld in artikel 8, § 2, van de ordonnantie moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° uitgerust zijn om een taxidienst te verzekeren, met inbegrip van het verklikkerlicht waarvan sprake in artikel 39 om de taxidienst te verzorgen in dezelfde voorwaarden als met het tijdelijk onbeschikbare voertuig;2° bij het gebruik ervan, in de hoedanigheid van « reservevoertuig » ingeschreven zijn bij de Administratie;3° aan de buitenkant, enerzijds vooraan rechts voorzien zijn van de identificatieplaat van het voertuig dat het vervangt en anderzijds, vooraan links voorzien zijn van een plaat afgeleverd door de Administratie en met de vermelding « RESERVE »;4° naast de vereiste documenten van het voertuig dat het vervangt, de vergunningen betreffende het gebruik van het reservevoertuig aan boord hebben;5° als taxi's verzekerd zijn op het ogenblik van gebruik. Deze voertuigen mogen niet verhuurd worden.
Alvorens zij een reservevoertuig gebruiken, zijn de exploitanten ertoe gehouden de Administratie vooraf te verwittigen bij een ter post aangetekend schrijven, waarin ze de reden van de onbeschikbaarheid van het gewoonlijk geëxploiteerde voertuig aangeven, alsook de vermoedelijke duur van de onbeschikbaarheid en de plaats waar het onbeschikbare voertuig geparkeerd staat tijdens de onbeschikbaarheid.
In dringende gevallen kan aan deze verplichting worden voldaan door het zenden van een fax of per elektronische post. Indien deze mededeling gebeurt buiten de kantooruren van de Administratie, wordt een kopie van het aan de Administratie gerichte document bewaard in het voertuig.
Onderafdeling 3. - Vervangingsvoertuigen
Art. 45.De vervangingsvoertuigen bedoeld in artikel 8, § 3, van de ordonnantie moeten aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° uitgerust zijn om een taxidienst te verzorgen, met inbegrip van het verklikkerlicht waarvan sprake in artikel 39, onder dezelfde voorwaarden als voor het tijdelijk onbeschikbare voertuig;2° op het ogenblik van het gebruik ervan, ingeschreven zijn bij de Administratie in de hoedanigheid van « vervangingsvoertuig »;als de dienst niet bereikbaar is, mag de exploitant of zijn aangestelde de Administratie per fax of per elektronische post in kennis stellen van de vervanging, mits hij zich op de eerste werkdag volgend op de vervanging bij de dienst meldt, voor bevestiging; 3° enerzijds vooraan rechts voorzien zijn van de identificatieplaat van het voertuig dat hij vervangt en anderzijds, vooraan links, van een plaat afgeleverd door de Administratie, met de vermelding « R-V »;4° naast de vereiste documenten voor het voertuig dat zij vervangen, ook de vergunningen aan boord hebben betreffende het gebruik van het vervangingsvoertuig;5° als taxi's verzekerd zijn op het moment van gebruik. Deze voertuigen mogen niet onderverhuurd worden. Afdeling 4. - Bepalingen betreffende de reizigers
Art. 46.Het is de reizigers verboden : 1° in het voertuig te roken;2° in het voertuig in te stappen als het reglementair aantal toegelaten personen bereikt is;3° tenzij met de instemming van de chauffeur het voertuig te betreden met honden of andere dieren die niet op de schoot kunnen worden genomen, met uitzondering van de geleidehonden van blinden en hulphonden die assistentie verlenen aan elke gehandicapte persoon.De persoon die wil vervoerd worden moet kunnen bewijzen dat het dier wel degelijk een hulphond is; 4° het voertuig te betreden met gevaarlijke voorwerpen of met pakken die door hun omvang, hun aard of hun geur, kwetsuren, vuiligheid, hinder of ongemak kunnen veroorzaken;5° het voertuig te betreden als ze er zelf duidelijk vuil uitzien;6° uit het voertuig te hangen of de deuren te openen terwijl het voertuig in beweging is;7° het voertuig te bevuilen of te beschadigen;8° eender welk voorwerp uit het voertuig te gooien.
Art. 47.In geval van een gemakkelijk herstelbaar defect aan het voertuig is voor stilstand niets verschuldigd en staat het de reiziger vrij om ofwel het voertuig te verlaten en de som te betalen, die op het moment van het defect is geregistreerd, ofwel in het voertuig te blijven zitten met, in dit geval, aftrek van de wachttijd voor de herstelling. Dit wordt dan duidelijk vermeld op het ritblad.
In geval van een incident, een ernstige panne of een ongeval waardoor het voertuig niet verder kan rijden, heeft de chauffeur recht op de bezoldiging die door de taximeter wordt aangegeven, voor zover hij probeert de klant een ander voertuig te bezorgen en met aftrek van het nieuwe instapgeld. HOOFDSTUK II. - Vergunningsaanvragen Afdeling 1. - Aanvraag tot een exploitatievergunning
Art. 48.Op elke aanvraag om een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst, bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie, dient te worden vermeld, op straffe van onontvankelijkheid : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep, de woonplaats en het beroepstelefoonnummer van de aanvrager of als deze een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° desgevallend de gebruikelijke plaatsen voorzien voor het stallen en het parkeren, gelegen op elke plaats die niet voor het openbaar verkeer toegankelijk is;3° het aantal voertuigen waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, met inbegrip van de eventuele reservevoertuigen;4° de algemene kenmerken van de voertuigen die gebruikt zouden worden en desgevallend hun registratienummers;5° de modaliteiten van de terbeschikkingstelling aan het publiek van de voertuigen, overwogen door de vergunningsaanvrager, ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde verplichting;6° in voorkomend geval, alle vermeldingen bedoeld in het advies bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad overeenkomstig artikel 5, lid 6, van de ordonnantie;7° in voorkomend geval, de aansluiting op een telefooncentrale.
Art. 49.De aanvraag moet van de volgende documenten vergezeld zijn : 1° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, model 1, minder dan drie maanden oud, met betrekking tot de natuurlijke persoon die de aanvraag indient of die belast is met het dagelijks beheer van de rechtspersoon die de vergunning aanvraagt;2° desgevallend, kopie van de statuten en de vennootschapsakten betreffende de rechtspersoon die de vergunning aanvraagt;3° een getuigschrift uitgaande van, naargelang het geval, hetzij de sociale verzekeringsfonds voor zelfstandigen, hetzij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en waaruit blijkt dat de aanvrager in orde is met de sociale bijdragen.Wanneer de aanvrager voor het eerst een beroepsactiviteit uitoefent, mag hij enkel een verklaring op erewoord bij zijn aanvraag bijvoegen, waarin hij verklaart dat hij, ingeval de gevraagde vergunning hem wordt toegekend, zich zal aansluiten en, in voorkomend geval zich zal laten inschrijven en dat de stortingen aan de sociale verzekeringsfonds voor zelfstandigen of aan de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid regelmatig zullen uitgevoerd worden; 4° een getuigschrift uitgaande van een erkend ondernemingsloket waaruit blijkt dat de aanvrager of, in geval van een rechtspersoon opgericht vanaf 1 januari 1999 de zaakvoerder of afgevaardigd bestuurder belast met het dagelijks beheer van deze rechtspersoon, aangetoond heeft dat hij de basiskennis van het bedrijfsbeheer bezit; 5°in voorkomend geval alle documenten bedoeld in het advies bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad overeenkomstig artikel 5 van de ordonnantie.
Art. 50.De door de aanvrager gedagtekende en ondertekende vergunningsaanvraag wordt, samen met de bijlagen, per aangetekend schrijven gericht aan de Administratie.
Art. 51.Het Bestuur bevestigt de ontvangst van de aanvraag en kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen.
Art. 52.§ 1. Na onderzoek van de aanvraag en in voorkomend geval na vergelijking tussen de projecten die door de gegadigden worden voorgesteld als antwoord op het bericht bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad overeenkomstig artikel 5 van de ordonnantie, weigert of verleent de Regering de vergunning. § 2. Wanneer de Regering een exploitatievergunning verleent aan een nieuwe exploitant, wordt aan de begunstigde een exploitatiekaart per voertuig overhandigd, met daarop de naam, de woonplaats of de exploitatiezetel, de geldigheidsduur van de toegekende vergunning, de gegevens betreffende de voertuigen die geëxploiteerd zullen worden, alsook de nummers van de identificatieplaten aangebracht op deze voertuigen. Afdeling 2. - Jaarlijkse overlegging van het getuigschrift van goed
zedelijk gedrag
Art. 53.§ 1 De in artikel 7 § 2 van de ordonnantie bedoelde overlegging dient uit eigen beweging te geschieden, door middel van een ter post aangetekende brief, dit uiterlijk op 31 maart van elk jaar, waarbij de poststempel als bewijs dient.
De exploitanten die tevens chauffeur zijn en die reeds het getuigschrift van goed zedelijk gedrag volgens de regels hebben neergelegd ter ondersteuning van hun aanvraag tot nieuwe geldigverklaring van de bekwaamheidscertificaten met toepassing van artikel 23, worden vrijgesteld van het opnieuw overleggen met toepassing van dit artikel. § 2. Het staat aan elke exploitant of, indien hij een rechtspersoon is, aan elke afgevaardigd bestuurder of zaakvoerder van deze rechtspersoon om te zorgen voor de in § 1 bedoelde overlegging. Afdeling 3. - Aanvraag tot hernieuwing van een vergunning
Art. 54.§ 1. Elke aanvraag tot hernieuwing van een vergunning voor het exploiteren van een taxidienst moet, op straffe van onontvankelijkheid, de volgende gegevens vermelden : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep, woonplaats en telefoonnummer van de aanvrager of indien deze een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° het aantal voertuigen waarvoor de hernieuwing van de vergunning wordt aangevraagd, daarbij inbegrepen de eventuele reservevoertuigen; § 2. Bovendien moet deze aanvraag vergezeld zijn van volgende documenten : 1° een nieuw getuigschrift van goed zedelijk gedrag, model 1, minder dan drie maanden oud, en betrekking hebbend op de natuurlijke persoon die de hernieuwing aanvraagt of die belast is met het dagelijks beheer van de rechtspersoon die de hernieuwing van de vergunning aanvraagt, op de dag dat deze aanvraag wordt ingediend;2° het bewijs van een permanente en regelmatige verzekering als taxi's en voor de periode waarin de voertuigen als taxi's zullen worden gebruikt, van alle voertuigen die tijdens de geldigheidsduur van de lopende vergunning worden gebruikt;3° de fotokopieën van de verzekeringspolissen van de in exploitatie zijnde voertuigen, verzekerd als taxi's;4° de fotokopieën van de geldige internationale autoverzekeringskaarten;5° de fotokopieën van de geldige keuringsbewijzen bedoeld in artikel 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;6° het bewijs dat de aanvrager in orde is en blijft met de sociale bijdragen betreffende het aangeworven personeel of voor zichzelf als hij valt onder de wetgeving voor zelfstandigen;7° de lijst van loontrekkende chauffeurs die in de onderneming werkzaam zijn op de dag van de aanvraag (naam, voornaam, adres en datum van aanwerving voor elke chauffeur), met nauwkeurige opgave van het arbeidsregime het DIMONA-nummer van elk van hen, alsmede, in voorkomend geval, de lijst van de zelfstandige chauffeurs die in de onderneming werkzaam zijn op de dag van de aanvraag, samen met het bewijs van hun regelmatige aansluiting bij een socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen; 8° de fotokopieën van de nominatieve R.S.Z.-aangiften van het bezoldigd personeel gedurende de geldigheidsperiode van de vergunning; 9° in voorkomend geval het bewijs van inschrijving bij een telefooncentrale die in verbinding staat met elk van de geëxploiteerde voertuigen.
Art. 55.De aanvraag tot hernieuwing van de vergunning, gedagtekend en ondertekend door de aanvragen, en vergezeld van de bijlagen ervan, wordt per aangetekende brief gericht aan de Administratie.
Art. 56.De Administratie kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen en ook aan de exploitant vragen om de geëxploiteerde voertuigen voor te rijden, teneinde na te gaan of ze conform zijn de artikelen 32 en volgende.
Na onderzoek van de aanvraag en de bijlagen ervan beslist de Regering over het al of niet toekennen - geheel of gedeeltelijk - van de hernieuwing van de vergunning.
Ingeval de hernieuwing wordt toegekend, ontvangt de begunstigde een nieuwe exploitantkaart per voertuig, met daarop de vermeldingen bedoeld in artikel 54, § 2. Afdeling 4. - Aanvraag tot een vergunning voor het beschikken over een
reservevoertuig of het gebruiken van een vervangingsvoertuig
Art. 57.§ 1. De aanvragen tot een vergunning voor het beschikken over een reservevoertuig in de zin van artikel 8, § 2, van de ordonnantie worden ingediend hetzij tezelfdertijd als de aanvraag tot exploitatievergunning, hetzij gedurende de exploitatie. In dit laatste geval bevat de aanvraag tot vergunning de volgende vermeldingen en bijlagen : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep, woonplaats en beroepstelefoonnummer van de aanvrager of indien deze een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° een kopie van de exploitatievergunning.3° een kopie van de aankoopfactuur van het reservevoertuig en in voorkomend geval van het desbetreffende leasing- of huurfinancieringscontract. § 2. De vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig in de zin van artikel 8, 3, van de ordonnantie worden in de loop van de exploitatie ingediend en bevatten de volgende vermeldingen en bijlagen : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep, de woonplaats en het beroepstelefoonnummer van de aanvrager en als deze een rechtspersoon is, de firmanaam ervan, de benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° de identificatiegegevens en het registratienummer van het voertuig dat tijdelijk beschadigd of buiten dienst is;3° de identificatiegegevens, de naam van de eigenaar en het registratienummer van het voertuig dat ter vervanging zal worden gebruikt;4° de periode waarvoor de vervangingsvergunning wordt aangevraagd;5° de precieze reden voor de tijdelijke stillegging van het gewoonlijk geëxploiteerde voertuig;6° de aanduiding van de plaats waar het geïmmobiliseerde voertuig door de Administratie kan worden onderzocht;7° een verbintenis vanwege de exploitant om de speciale « R-V »-plaat in te leveren, op een precieze datum bij het verstrijken van de aangevraagde vergunning.
Art. 58.Onverminderd artikel 44, lid 3, worden de vergunningsaanvragen voor het beschikken over een reservevoertuig in de loop van de exploitatie en de vergunningsaanvragen voor het gebruik van een vervangingsvoertuig gedagtekend en ondertekend door de aanvrager en vergezeld van hun bijlagen, worden afgegeven of per aangetekend schrijven gericht aan de Administratie.
Art. 59.De Administratie kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen en ook aan de exploitant vragen om de voertuigen voor te rijden, teneinde na te gaan of ze conform zijn de artikelen 32 en volgende.
Na onderzoek van de aanvraag en de bijlagen ervan beslist de Regering, of de Administratie in geval van ontvangst van een aanvraag van vergunning voor het beschikken over een vervangingsvoertuig, de vergunning al of niet toe te kennen - geheel of gedeeltelijk. Afdeling 5. - Aanvraag tot gehele of gedeeltelijke opschorting van
exploitatie van voertuigen
Art. 60.§ 1. De aanvragen tot gehele of gedeeltelijke opschorting van exploitatie van voertuigen worden ingediend bij de Administratie per aangetekend schrijven met vermelding van de referenties van de vergunning, het aantal en de precieze kenmerken van de voertuigen waarop de aanvraag betrekking heeft, de uitzonderlijke, sociale of economische redenen die de aanvraag rechtvaardigen, alsook de datum vanaf dewelke de aanvrager vraagt om te kunnen genieten van de maatregel en in voorkomend geval de duur van de gewenste opschortingsmaatregel. § 2 De platen bedoeld in artikel 33 worden bij de Administratie neergelegd, uiterlijk de dag van de door de aanvrager gewenste inwerkingtreding van de in § 1 bedoelde opschorting. § 3. Het besluit van de Regering waarbij uitspraak wordt gedaan over de aanvraag wordt met redenen omkleed en bekendgemaakt aan de aanvrager. Afdeling 6. - Aanvraag tot definitieve vermindering van het aantal
geëxploiteerde voertuigen
Art. 61.§ 1. De aanvragen tot definitieve vermindering van het aantal geëxploiteerde voertuigen worden ingediend bij de Administratie en worden er neergelegd, samen met de in artikel 33 bedoelde identificatieplaat, de exploitantkaart bedoeld in artikel 34, 1° en het verklikkerlicht bedoeld in artikel 39. § 2. In de aanvraag worden vermeld : de referenties van de vergunning en het aantal voertuigen waarop de aanvraag betrekking heeft. Afdeling 7. - Aanvraag tot overdracht van een vergunning
Art. 62.§ 1. Elke op grond van artikel 28 van de ordonnantie van 20 juli 2006 ter wijziging van de ordonnantie ingediende aanvraag van overdracht van vergunning voor het exploiteren van een taxidienst moet, op straffe van onontvankelijkheid, het volgende vermelden : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep, de woonplaats en het beroepstelefoonnummer van de aanvrager en als deze een rechtspersoon is, de firmanaam ervan, de benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° het nummer van de platen bedoeld bij artikel 33;3° desgevallend, de gebruikelijke plaatsen voorzien door de overnemer voor het stallen en het parkeren van de te exploiteren voertuigen en gelegen op elke plaats die niet voor het openbaar verkeer toegankelijk is;4° de algemene kenmerken van de voertuigen die door de overnemer gebruikt zouden worden en indien daar reden toe is, hun registratienummers;5° de modaliteiten van terbeschikkingstelling van de voertuigen aan het publiek, zoals overwogen door de overnemer, ten aanzien van de in artikel 3 bedoelde verplichting;6° in voorkomend geval, de aansluiting van de overnemer op een telefooncentrale. § 2. Bovendien moet de aanvraag vergezeld zijn van volgende documenten : 1° het ondernemingsnummer van de overnemer en, indien deze een rechtspersoon is, de statuten van de overnemende maatschappij, neergelegd bij de griffie van de rechtbank van koophandel of bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad ;2° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag model 1, minder dan drie maanden oud, en betreffende de natuurlijke persoon die overneemt elke afgevaardigd bestuurder of zaakvoerder van de overnemende rechtspersoon;3° een getuigschrift uitgaande van een erkend ondernemingsloket, waaruit blijkt dat de kandidaat overnemer of, in geval van een rechtspersoon opgericht vanaf 1 januari 1999, de zaakvoerder of afgevaardigd bestuurder belast met het dagelijks beheer van deze rechtspersoon, aangetoond heeft dat hij de basiskennis van het bedrijfsbeheer bezit;4° een getuigschrift, naargelang het geval, uitgaande van hetzij de sociale verzekeringsfonds voor zelfstandigen, hetzij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en waaruit blijkt dat de overnemer in orde is met de sociale bijdragen, voor zichzelf of voor zijn bezoldigde of zelfstandige chauffeurs.Wanneer de kandidaat overnemer voor het eerst een beroepsactiviteit wil uitoefenen, mag zijn verzoek slechts gepaard gaan met een verklaring onder eed, waarin hij bevestigt dat hij zich, bij toekenning van de gevraagde vergunning, zal aansluiten en, in voorkomend geval zich zal laten inschrijven en dat de betalingen aan de sociale verzekeringsfonds of aan de Rijksdienst voor de Sociale Zekerheid regelmatig zullen worden uitgevoerd; 5° een kopie van de identiteitskaart van de overdrager en indien deze een rechtspersoon is, van elke afgevaardigd bestuurder of zaakvoerder van de overnemende rechtspersoon;6° een kopie van de betaling van het recht tot opening van het dossier van overdracht; 7° een kopie van het bewijs van de betaling van de taksen verbonden aan de exploitatie van een taxidienst, ten kohier gebracht ten laste van de overdrager, alsmede de taks m.b.t. het lopende dienstjaar op het ogenblik van de indiening van de aanvraag; 8° een bewijsstuk betreffende de inlevering van de platen bedoeld bij artikel 33, de vergunningsdocumenten bedoeld bij artikel 34, 1° alsook de verklikkerlichten bedoeld bij artikel 39; 9° het DIMONA-nummer van de chauffeurs van de overdrager, de lijst van de chauffeurs, met opgave van het arbeidsregime van elke chauffeur, een attest van de R.S.Z. waaruit blijkt dat de bijdragen verschuldigd voor de chauffeurs betaald werden, en, in voorkomend geval, de lijst van de zelfstandige chauffeurs voor de laatste drie jaar.
Art. 63.De door de kandidaten-overdrager en -overnemers gedagtekende en ondertekende aanvraag tot overdracht van de vergunning, vergezeld van haar bijlagen, wordt per aangetekend schrijven gericht aan de Administratie.
Deze kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen van de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen.
Na onderzoek van de aanvraag en de bijlagen ervan beslist de Regering over het al dan niet toekennen van de vergunning van overdracht.
Ingeval deze vergunning wordt toegekend, ontvangt de overnemer een exploitantkaart per voertuig, met daarop de vermeldingen bedoeld in artikel 54, § 2. Afdeling 8. - Groepering van exploitatievergunningen
Art. 64.§ 1. De aanvragen tot groepering van exploitatievergunningen worden bij de Administratie ingediend gezamenlijk door de verschillende betrokken rechtspersonen, door middel van een ter post aangetekend schrijven, met vermelding van de referenties van de verschillende aanvragende rechtspersonen en hun respectieve zaakvoerders of bestuurders, kennisgeving van de beslissingen tot fusie of overname en de eventuele, desbetreffende bekendmakingen in het Belgisch Staatsblad en opgave van de datum waarop de aangevraagde groepering uitwerking zou hebben in geval van vergunning. § 2. Het besluit van de Regering waarbij uitspraak wordt gedaan over de aanvraag wordt met redenen omkleed en bekendgemaakt aan elke betrokken rechtspersoon. HOOFDSTUK III. - Parkeren
Art. 65.De voertuigen vermeld op een door de Regering afgegeven vergunning voor het exploiteren van een taxidienst kunnen naar keuze van de chauffeur elke standplaats innemen die vrij is.
Art. 66.Wanneer alle parkeerplaatsen van een standplaats bezet zijn, moet het voertuig naar een andere standplaats gebracht worden, waar een plaats vrij is.
Art. 67.Het voertuig mag slechts op de toegelaten standplaatsen gaan staan indien het in dienst is. De bestuurder moet op elk moment het voertuig kunnen verplaatsen om aan te schuiven in de rij of op verzoek van een bevoegde persoon.
Art. 68.Op de standplaatsen moeten de voertuigen altijd achter elkaar of in groep blijven staan, zonder de veiligheid of het gemak van doorgang te hinderen.
De chauffeur van de eerste taxi op een standplaats moet in zijn wagen blijven zitten, klaar om te vertrekken.
Mits dit geen enkele hinder vormt voor de veiligheid of het gemak van doorgang, mag het eerste voertuig dat klaar staat om te vertrekken, hoogstens één meter verder staan t.o.v. de rij van de anderen.
Art. 69.Wanneer een reiziger niet uitdrukkelijk een andere taxi kiest, voert de chauffeur die vooraan in de rij staat de rit uit. HOOFDSTUK IV. - Sancties Afdeling 1. - Opschorting en intrekking van de exploitatievergunningen
Art. 70.De vergunning voor het exploiteren van een taxidienst kan voor bepaalde tijd opgeschort of definitief ingetrokken worden ingeval van schending van de bepalingen van de ordonnantie, de besluiten genomen in uitvoering van de ordonnantie of de voorwaarden van de betrokken vergunning, alsmede ingeval de exploitatie van de dienst volledig gestaakt wordt gedurende twee jaar of indien de geregelde oproepingsbrieven van de Administratie onbeantwoord zijn gebleven.
Art. 71.Vóór het nemen van enige maatregel van tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van een vergunning wordt de betrokken exploitant opgeroepen om vooraf door de Administratie te worden gehoord.
Art. 72.De met redenen omklede beslissing van tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van de vergunning wordt per aangetekend schrijven aan de betrokken exploitant betekend.
Binnen acht dagen na deze betekening is betrokkene ertoe gehouden de in artikel 33 bedoelde platen, de in artikel 34, 1° bedoelde vergunningsdocumenten alsook het in artikel 39 van dit besluit bedoelde verklikkerlicht bij de Administratie neer te leggen. Afdeling 2. - Opschorting en intrekking van de
bekwaamheidscertificaten van de chauffeurs
Art. 73.Het bekwaamheidscertificaat kan tijdelijk opgeschort of definitief ingetrokken worden wanneer de houder ervan niet langer voldoet aan de voorwaarden inzake zedelijkheid of beroepsbekwaamheid of indien hij een of meer bepalingen van de ordonnantie of van de toepassingsbesluiten ervan niet naleeft.
Art. 74.Vóór het nemen van enige maatregel van tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van het bekwaamheidscertificaat wordt de betrokken chauffeur opgeroepen om vooraf door de Administratie te worden gehoord.
Art. 75.De met redenen omklede beslissing van tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van het bekwaamheidscertificaat wordt per aangetekend schrijven aan de betrokken chauffeur betekend.
Binnen de acht dagen na deze betekening is de betrokkene ertoe gehouden zijn bekwaamheidscertificaat bij de Administratie in te leveren.
Wanneer het bekwaamheidscertificaat niet vrijwillig wordt ingeleverd, kunnen de in artikel 37 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren en beambten o.m. belast worden met het recupereren van dit document.
Bovendien kan, onverminderd een nieuwe toepassing van artikel 73, de in artikel 23 bedoelde nieuwe geldigverklaring van het bekwaamheidscertificaat geweigerd worden.
Art. 76.De definitieve intrekking van het bekwaamheidscertificaat houdt het tienjarig verbod in om zich aan te melden voor de examens voor het halen van het bekwaamheidscertificaat van taxichauffeur. HOOFDSTUK V. - Stopzetting van de activiteit
Art. 77.§ 1. In geval van definitieve stopzetting van de activiteit, zijn de exploitanten ertoe gehouden de Administratie onmiddellijk daarvan op de hoogte brengen en er de platen bedoeld in artikel 33, § 1, de vergunningsdocumenten bedoeld in artikel 34, 1°, alsook het verklikkerlicht bedoeld in artikel 39 van dit besluit, in te leveren.
TITEL III Diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur HOOFDSTUK I. - Exploitatievoorwaarden Afdeling 1. - Bepalingen betreffende de exploitanten
Art. 78.§ 1. Niemand mag het beroep van exploitant van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur uitoefenen, als hij niet voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 19 van de ordonnantie.
Wanneer de exploitatie verzorgd wordt door een rechtspersoon, dan moeten deze voorwaarden vervuld worden door de zaakvoerders of bestuurders.
De exploitant die aan deze voorwaarden voldoet, ontvangt van de Administratie een document ter bevestiging, dat tevens de datum en de geldigheidsduur van de exploitatievergunning, de naam en adres van de houder, alsook de datum waarop de vereiste documenten dienen vertoond te worden, opgeeft. § 2. Om zijn zedelijkheid te bewijzen, moet de exploitant : 1° van goed gedrag en zeden zijn;2° in België of in het buitenland sinds minder dan vijf jaar geen veroordeling hebben opgelopen die in kracht van gewijsde is gegaan, voor één van de overtredingen vermeld in boek II, titel III, hoofdstukken I tot V en titel IX, hoofdstuk I en II van het Strafwetboek. In geval van veroordelingen, uitgesproken door een buitenlandse gerechtsinstantie, zal rekening worden gehouden met elke veroordeling die betrekking heeft op een feit dat volgens het Belgisch recht een van de in deze bepaling bedoelde overtreding vormt.
Er wordt geen rekening gehouden met de uitgewiste veroordelingen of de veroordelingen die aanleiding hebben gegeven tot eerherstel van de betrokkene.
Op elk verzoek van de Administratie zijn de exploitanten ertoe gehouden een getuigschrift van goed zedelijk gedrag model 1 van minder dan drie maanden oud, over te leggen of te bezorgen. § 3. Om zijn solvabiliteit te bewijzen, moet de exploitant : 1° eigenaar zijn van de voertuigen die hij exploiteert of de verplichtingen nakomen inzake vervaldagen van de regelmatige betalingen die hij moet verrichten in het raam van de contracten van verkoop op afbetaling, huurfinanciering of huurkoop, die hem de beschikking over de geëxploiteerde voertuigen garanderen;2° geen vertraging oplopen : van meer dan 6 maanden in de betaling van taksen of belastingen, verbonden aan de exploitatie van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur; inzake sociale bijdragen of lonen; 3° het hoofd kunnen bieden aan de onderhouds- of vervangingskosten van de geëxploiteerde voertuigen.
Art. 79.§ 1. De exploitanten kunnen een huurwagen met chauffeur enkel in gebruik stellen voor een bepaalde natuurlijke of rechtspersoon mits het voorafgaandelijk sluiten van een schriftelijk contract, dat in een van de landstalen wordt opgesteld, met eventueel een Engelse vertaling, en dat tenminste alle volgende vermeldingen duidelijk bevat : 1° de volledige referenties van de exploitant, waaronder het telefoonnummer waarop hij het best bereikt kan worden;2° de volledige referenties van de klant; 3° het voorwerp van het huurcontract, met uitdrukkelijke vermelding van de duur van de prestatie, d.i. minstens drie uur, waarbij wordt verduidelijkt dat dit de enige omstandigheid is waarin de huur van een wagen met chauffeur wettelijk toegestaan is; 4° alle gegevens betreffende het verhuurde voertuig, waaronder het identificatienummer, het merk, het type en het inschrijvingsnummer;5° de datum en het uur waarop de prestatie aanvangt;6° de datum en het uur waarop de prestatie eindigt;7° de juiste opgave van het vertrekpunt voor de gebruiker;8° de prijsopgave van de prestatie, en de vermelding dat deze prijs slechts betaalbaar is na ontvangst van de factuur op de zetel van de huurder;9° de vermelding dat de contracterende partijen uitdrukkelijk verklaren dat ze op de hoogte zijn gesteld van de bepalingen van de ordonnantie en de toepassingsbesluiten ervan, speciaal deze van toepassing inzake de overtredingen; § 2. De in § 1 bedoelde contracten dienen te worden genummerd in de volgorde van het sluiten ervan. Als de ondertekening van het contract het opnemen van de passagiers voorafgaat, dient een origineel exemplaar doorlopend te worden bewaard op de zetel van de exploitant en een kopie dient zich steeds aan boord van het voertuig te bevinden.
In de andere gevallen dient het originele contract zich aan boord van het voertuig te bevinden. § 3. Het schriftelijk huurcontract mag enkel slaan op het voertuig en niet op de plaatsen in dat voertuig. § 4. In ieder geval mag de dienst enkel bezoldigd worden na ontvangst van de factuur op de zetel van de klant. De factuur moet verplicht verwijzen naar het nummer van het gesloten contract waarop ze betrekking heeft. § 5. De exploitanten zijn ertoe gehouden alle continu genummerde ontwerpcontracten te bewaren in de zetel van hun onderneming. Ze zijn ertoe gehouden hen te gebruiken in de volgorde van hun nummering. § 6. De in dit artikel bedoelde documenten moeten worden vertoond op elk door de in artikel 37 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren of beambten gedaan verzoek.
Art. 80.De exploitanten dienen in de zetel van hun onderneming een verzameling van de huurcontracten, in de chronologische volgorde van het sluiten ervan, te bewaren, en tevens een register te houden waarin de belangrijkste vermeldingen dag na dag worden opgenomen, betreffende al de verrichtingen i.v.m. het verhuren van een wagen met chauffeur, alsmede de datum en het uur van de bestelling, het nummer, het juiste voorwerp waar het huurcontract op slaat en de prijs.
Het bijhouden van het register kan geïnformatiseerd zijn.
Art. 81.De exploitanten zijn ertoe gehouden binnen een termijn van 10 werkdagen nadat de situatie zich voordoet, de Administratie op de hoogte te brengen van elke overdracht van de maatschappelijke zetel of de exploitatiezetel, en, als ze rechtspersonen zijn, van elke benoeming, elk ontslag, elke uitsluiting van een bestuurder of zaakvoerder door het vertonen van een kopie van de beslissing van het bevoegde orgaan van deze rechtspersoon en het bewijs van het neerleggen van deze beslissing bij de griffie van de rechtbank van koophandel. Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de chauffeurs
Art. 82.Het is de chauffeurs verboden het voertuig te parkeren of ermee te rijden op de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke of zichtbare privé-weg, tenzij het voertuig in dienst is ingevolge het vooraf verhuren ervan op de zetel van de onderneming.
Art. 83.Op het einde van de uitvoering van elk huurcontract zijn de chauffeurs ertoe gehouden het voertuig onmiddellijk en langs de kortst mogelijke weg naar de zetel van de onderneming terug te brengen. Afdeling 3. - Bepalingen betreffende de voertuigen
Art. 84.Mogen enkel beschouwd worden als luxevoertuigen in de zin van artikel 17, § 1, 1°, van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur : de voertuigen, gemengde voertuigen of minibussen, in de zin van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement over de technische voorwaarden waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen, de onderdelen alsook de veiligheidsaccessoires ervan, en die voldoen aan de voorwaarden vermeld in dit besluit.
Art. 85.De voertuigen en gemengde voertuigen moeten voldoen aan alle volgende voorwaarden : 1° in de luxe-klasse : a) drie onderscheiden, aparte compartimenten bevatten : een motorcompatiment, een cabinecompartiment en een koffercompartiment voor de bagage;b) een wielbasis hebben van 2,80 meter of meer; c) een nieuwe aankoopwaarde hebben van minstens 26.750 euro volgens de prijzen exclusief opties en exclusief taksen, zoals opgenomen in de officiële prijscatalogus voor verkoop in nieuwe staat van de bouwer of verdeler naar de eindverbruiker.
Voornoemd bedrag wordt automatisch geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en de eerste keer op 1 januari 2008, op de volgende basis : nieuw bedrag = 26.750 euro index van de consumptieprijzen van de maand december voorafgaand aan de indexering, gedeeld door : index van de consumptieprijzen van de maand december 2006. Het bedrag kan overigens op elk moment aangepast worden aan de wijzigingen op de automarkt, door de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur; d) niet meer dan zeven jaar oud zijn, te rekenen vanaf de eerste inverkeersstelling, zoals vermeld op het inschrijvingsbewijs;2° in de 'grote-luxe' klasse : a) drie onderscheiden, aparte compartimenten bevatten : een motorcompartiment, een cabinecompartiment en een koffercompartiment voor de bagage;b) een wielbasis vertonen van 2,90 meter of meer; c) een nieuwe aankoopwaarde hebben van minstens 40.500 euro volgens de prijzen exclusief opties en exclusief taksen, zoals opgenomen in de officiële prijscatalogus voor verkoop in nieuwe staat van de bouwer of verdeler naar de eindverbruiker.
Voornoemd bedrag wordt automatisch geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en de eerste keer op 1 januari 2008, op de volgende basis : nieuw bedrag = 40.500 euro x index van de consumptieprijzen van de maand december voorafgaand aan de indexering, gedeeld door de index van de consumptieprijzen van de maand december 2006. Het bedrag kan trouwens op elk moment aangepast worden aan de wijzigingen op de automarkt, door de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur; d) niet meer dan tien jaar oud zijn, te rekenen vanaf de eerste inverkeersstelling, zoals vermeld op het inschrijvingsbewijs;3° in de klasse 'ceremoniewagens' : a) drie onderscheiden, aparte compartimenten bevatten : een motorcompartiment, een cabinecompartiment en een koffercompartiment voor de bagage;b) de kenmerken hebben van de 'grote-luxe' klasse, behalve bijzondere kenmerken die aan hun gebruik gebonden zijn en die bij hun goedkeuring beoordeeld worden. Deze voertuigen worden gekeurd door de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, op advies van een commissie die bestaat uit : - twee personen die de sector van de verhuur van voertuigen met chauffeur vertegenwoordigen en die zetelen in het Adviescomité voor Taxi's en Huurwagens met Chauffeur; - één persoon die de taxisector vertegenwoordigt en die zetelt in het Adviescomité voor Taxi's en Huurwagens met Chauffeur; - twee personen van de Directie Taxi's en Bijzonder Geregeld Vervoer van het Bestuur Uitrusting en Vervoer van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; - één persoon die de gebruikers vertegenwoordigt en die zetelt in het Adviescomité voor Taxi's en Huurwagens met Chauffeur.
De leden van de Commissie worden benoemd door de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, dit voor hernieuwbare periodes van drie jaar. Deze mandaten worden gratis uitgeoefend.
De Commissie wordt voorgezeten door één van de leden afkomstig van het Bestuur Uitrusting en Vervoer van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ze kiest een secretaris onder de eigen leden.
De Voorzitter roept de Commissie op, telkens wanneer ze een verzoek om advies ontvangt. Hij bepaalt de agenda van de vergaderingen en roept de leden op, hij leidt de debatten, vat ze samen, stelt eventueel de voorstellen ter stemming en drukt het advies van de Commissie uit, dat hij laat acteren door de secretaris. Hij ondertekent samen met de secretaris de processen-verbaal, de verslagen, de brieven die de Commissie binden en de instructies voor de leden.
In geval van afwezigheid of verhindering wordt de voorzitter vervangen door het oudste aanwezige lid van de Commissie.
Elk lid van de Commissie dat volgens de regels is opgeroepen en dat, zonder wettige redenen te hebben doen gelden, verzuimt te verschijnen op drie opeenvolgende vergaderingen, wordt van rechtswege als ontslagnemend geacht.
De leden van de Commissie kunnen door de Minister opgeroepen worden in geval van kennelijk wangedrag dat schade heeft berokkend aan de waardigheid van hun functie en in geval van ernstige tekortkomingen in de uitoefening van hun taken.
Wanneer een lid vóór de vervaldag van zijn mandaat vervangen wordt, dan voltooit de persoon die hem vervangt dit mandaat.
Het benoemingsbesluit van het vervangende lid vermeldt de naam van het vervangen lid.
De vergaderingen van de Commissie worden gehouden met gesloten deuren.
De Commissie houdt geldig zitting alleen als alle leden volgens de regels zijn opgeroepen en als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
De adviezen worden uitgebracht bij eenvoudige meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen beslist de stem van de Voorzitter.
De Commissie kan een huishoudelijk reglement vastleggen. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd.
Wanneer de Commissie een ongunstig advies over de aanvraag om goedkeuring van het voertuig uitbrengt, moet de Minister deze aanvraag verwerpen.
Art. 86.De minibussen moeten voldoen aan alle volgende voorwaarden : 1° bij de inschrijving onderverdeeld worden in de categorie « personenvoertuigen »;2° een wielbasis hebben van 2,60 meter of meer; 3° een nieuwkoopprijs van minstens 21.500 euro hebben, volgens de prijzen exclusief opties en exclusief taksen, vermeld in de officiële prijscatalogus voor verkoop in nieuwe staat van de bouwer of verdeler naar de eindgebruiker.
Voornoemd bedrag wordt automatisch geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en de eerste keer op 1 januari 2008, op de volgende basis : nieuw bedrag = euro 21.500 euro x index van de consumptieprijzen van de maand december voorafgaand aan de indexering, gedeeld door : index van de consumptieprijzen van de maand december 2006. Het bedrag kan trouwens op elk moment aan de wijzigingen in de automarkt aangepast worden door de Minister die bevoegd is voor de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur; 4° niet meer dan zeven jaar oud zijn te rekenen vanaf de eerste inverkeersstelling, zoals vermeld op het inschrijvingsbewijs.
Art. 87.Met uitzondering van de voertuigen die erkend zijn als ceremonievoertuigen, overeenkomstig artikel 85, § 3, moeten alle voertuigen bestemd voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur tenminste voldoen aan volgende minimumvoorwaarden inzake comfort : 1° het voertuig moet uitgerust zijn met een systeem van airconditioning;2° het voertuig moet uitgerust zijn met een lampje dat de klanten die achteraan in het voertuig zitten, toelaat om documenten te raadplegen of te lezen.
Art. 88.§ 1. De voertuigen die bestemd zijn voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, moeten steeds in goede staat verkeren en voldoen aan alle voorwaarden inzake kwaliteit, comfort en netheid, zowel wat het koetswerk als het interieur betreft : 1° de deuren, de koffer en de motorkap moeten zonder problemen open en dicht gaan;2° de ramen van de deuren moeten gemakkelijk open en dicht gaan;3° in de kofferruimte van het voertuig mogen geen voorwerpen liggen die het wegbergen van de bagage van de passagiers zouden kunnen verhinderen;om deze bagages niet vuil te maken moet hij steeds perfect in een propere staat gehouden worden; 4° de voertuigen mogen geen sporen van ongeval of roest vertonen, die een verwaarloosde indruk zouden geven;de verf van het voertuig mag nergens afbladderen of loskomen. De verf mag geen herstellingen van een andere kleur dan deze van het voertuig vertonen; 5° de zetels mogen niet ingedeukt zijn, de bekleding van de zetels mag niet gescheurd zijn en mag geen sporen van bevuiling vertonen;6° wanneer het voertuig in beweging is, mag het geen abnormale geluiden of trillingen produceren;7° in het voertuig mag er geen papier of afval komen te slingeren;8° de voertuigen moeten regelmatig verlucht worden zodat er binnen in het voertuig geen enkele onaangename geur waar te nemen valt. Het Bestuur gaat regelmatig na of deze criteria in acht worden genomen. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 30 van de ordonnantie van 30 juli 2006 ter wijziging van de ordonnantie, mogen deze voertuigen buiten noch binnen enig teken dragen dat typerend is voor of herinnert aan de voertuigen bestemd voor het exploiteren van een taxidienst, zoals taximeters, verklikkerlicht en vermeldingen, noch uitgerust zijn met een zender of ontvanger van radiocommunicatie in de zin van artikel 1, 4°, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de radiocommunicatie.
Art. 89.Elk voertuig dat bestemd is voor het exploiteren van een verhuurdienst voor voertuigen met chauffeur moet vóór de ingebruikneming geïdentificeerd worden door de Administratie en vooraan en achteraan op het voertuig, op een zichtbare plaats, een door de Administratie afgeleverd, geplastificeerd identificatievignet dragen, waarop een cirkel te zien is van minstens 6 centimeter diameter en waarop minstens een identificatieletterwoord voorkomt en een identificatienummer, voorafgegaan door de letter « L ».
Deze vignetten moeten permanent duidelijk van buiten zichtbaar zijn.
In geval van verlies, diefstal of vernietiging van een vignet, wordt een nieuw vignet door de Administratie slechts afgeleverd op vertoon van een attest van de federale politie.
Art. 90.Elk voertuig dat in dienst is, moet tenminste volgende documenten aan boord hebben : 1° een document afgeleverd door de Administratie, met vermelding van tenminste de datum en geldigheidsduur van de exploitatievergunning, de naam en het adres van de houder, de plaats waar het voertuig kan worden geparkeerd wanneer het niet in dienst is, alsook het merk, het chassisnummer, de kleur, het registratienummer van het voertuig en het identificatienummer dat door de Administratie is toegekend;2° de eigen boorddocumenten van het gehuurde voertuig;3° het origineel of een kopie van het huurcontract voor het voertuig. Deze documenten moeten worden vertoond op elk door de ambtenaren of beambten van de Administratie gedaan verzoek. HOOFDSTUK II. - Vergunningsaanvragen Afdeling 1. - Aanvraag tot een exploitatievergunning
Art. 91.Elke aanvraag tot een vergunning voor het exploiteren van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, bedoeld in artikel 16 van de ordonnantie, vermeldt op straffe van onontvankelijkheid : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep en de woonplaats van de exploitant of wanneer deze een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer, en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° het aantal en de algemene kenmerken van de voertuigen die in het kader van de exploitatie worden gebruikt;3° de standplaatsen bedoeld in artikel 27 van de ordonnantie.
Art. 92.De in artikel 91 bedoelde aanvraag wordt ondertekend door de exploitant of, indien deze een rechtspersoon is, door de persoon die belast is met het dagelijkse beheer, en is vergezeld van de volgende documenten : 1° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag model 1, minder dan drie maanden oud, betreffende de natuurlijke persoon die de aanvraag indient of die belast is met het dagelijks beheer van de rechtspersoon die de vergunning aanvraagt;2° naargelang het geval, kopie van de identiteitskaart van de exploitant of de statuten van de rechtspersoon en de identiteitskaart van de personen die zich bezighouden met het dagelijks beheer ervan;3° een getuigschrift uitgaande van een erkend ondernemingsloket waaruit blijkt dat de aanvrager of, in geval van een rechtspersoon opgericht vanaf 1 januari 1999, de zaakvoerder of afgevaardigd bestuurder belast met het dagelijks beheer van deze rechtspersoon, aangetoond heeft dat hij de basiskennis van het bedrijfsbeheer bezit.4° kopie van het inschrijvingsbewijs bedoeld in artikel 16 van het koninklijk besluit van 20 juli 2001 betreffende de inschrijving van voertuigen en van het laatste keuringsbewijs bedoeld in artikel 24, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende het algemeen reglement voor de technische voorwaarden waaraan de motorvoertuigen en hun aanhangwagens moeten voldoen, de onderdelen ervan alsook de veiligheidsaccessoires van alle voertuigen die in het kader van de exploitatie worden gebruikt;5° kopie van de verzekeringscontracten betreffende de voertuigen die in het kader van de exploitatie worden gebruikt en van de geldige groene kaarten;6° een attest van betaling van de taks op het indienen van een aanvraag tot een exploitatievergunning.
Art. 93.De aanvraag tot vergunning wordt, samen met de bijlagen, per aangetekend schrijven aan de Administratie gericht.
Art. 94.De Administratie bevestigt de ontvangst van de aanvraag en kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen. Afdeling 2. - Aanvraag van hernieuwing van een vergunning
Art. 95.Naast de op de vergunningsaanvraag vereiste vermeldingen, moet de aanvraag van hernieuwing van de vergunning, op straffe van onontvankelijkheid, vergezeld zijn van volgende documenten : 1° een nieuw getuigschrift van goed zedelijk gedrag model 1, minder dan drie maanden oud, betreffende de natuurlijke persoon die de hernieuwing aanvraagt of die belast is met het dagelijks beheer van de rechtspersoon die de hernieuwing van de vergunning aanvraagt, op de dag dat deze aanvraag wordt ingediend;2° het bewijs van de permanente en regelmatige verzekering van alle gebruikte voertuigen tijdens de geldigheidsduur van de lopende vergunning;3° de fotokopieën van de verzekeringspolissen van de in exploitatie zijnde voertuigen;4° de fotokopieën van de geldige internationale autoverzekeringskaarten;5° de fotokopieën van de geldige keuringsbewijzen bedoeld in artikel 24, § 1, van het koninklijk besluit van 15 maart 1968, houdende het algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;6° het bewijs dat de aanvrager in orde is en blijft met de sociale bijdragen betreffende het aangeworven personeel of voor hemzelf als hij valt onder de wetgeving voor zelfstandigen;7° afschriften van de inschrijvingsbewijzen van de voertuigen die bij de exploitatie worden gebruikt;8° een bewijs van betaling van de taksen bedoeld in artikel 26 van de ordonnantie.
Art. 96.De aanvraag tot hernieuwing van de vergunning wordt, samen met de bijlagen, per aangetekend schrijven gericht aan de Administratie.
Art. 97.Het Bestuur kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen en de exploitant vragen om de voertuigen voor te rijden. Afdeling 3. - Vergunningsaanvraag om een vervangingsvoertuig te
gebruiken
Art. 98.De aanvragen tot een vergunning om gebruik te maken van een vervangingsvoertuig in de zin van artikel 21, tweede lid van de ordonnantie, bevatten volgende vermeldingen en bijlagen : 1° de naam, de voornamen, de hoedanigheid of het beroep en de woonplaats van de aanvrager of wanneer deze een rechtspersoon is, de firmanaam of benaming, de vorm, de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer, en indien zij bestaan, het telefoon-, mobiel-, faxnummer en het elektronisch adres van de onderneming;2° het identificatienummer van de exploitatievergunning;3° de identificatie-elementen en het registratienummer van het tijdelijk onbeschikbare voertuig;4° de identificatie-elementen, de naam van de eigenaar en het registratienummer van het voertuig dat ter vervanging zal worden gebruikt;5° de periode waarvoor de vergunning tot vervanging wordt aangevraagd;6° de precieze reden van de tijdelijke stillegging van het doorgaans geëxploiteerde voertuig;7° de aanduiding van de plaats waar het geïmmobiliseerde voertuig kan worden gecontroleerd door de Administratie.
Art. 99.De vergunningsaanvragen om een vervangingsvoertuig te gebruiken worden, samen met de bijlagen, afgegeven of per aangetekend schrijven gericht aan de Administratie.
Art. 100.De Administratie kan, in voorkomend geval, de ontbrekende documenten opeisen en de onvolledige vermeldingen op de aanvraag of de bijlagen ervan laten aanvullen en de exploitant vragen om de voertuigen voor te rijden. HOOFDSTUK III. - Parkeren
Art. 101.De voertuigen, vermeld in een exploitatievergunning voor een verhuurdienst van voertuigen met chauffeur, mogen slechts geparkeerd worden op de openbare weg of op een privéweg die door het publiek zichtbaar is of voor het publiek toegankelijk is, als ze in dienst zijn, nadat ze het voorwerp zijn geweest van een voorafgaande verhuur in de zetel van de onderneming en waarvan het contract in uitvoering is.
Art. 102.Buiten het geval vermeld in artikel 101 van dit besluit, kunnen de geëxploiteerde voertuigen enkel geparkeerd worden op de standplaatsen bedoeld in artikel 27 van de ordonnantie. HOOFDSTUK IV. - Opschorting en intrekking van de vergunningen
Art. 103.De in deze titel bedoelde vergunningen kunnen voor bepaalde tijd opgeschort of definitief ingetrokken worden in geval van schending van de bepalingen van de ordonnantie, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de voorwaarden verbonden aan de betrokken vergunning, alsook wanneer de exploitatie van de dienst volledig gestaakt wordt gedurende twee jaar of indien de geregelde oproepingsbrieven van de Administratie onbeantwoord zijn gebleven.
Art. 104.Vóór het nemen van enige maatregel van tijdelijke opschorting of definitieve intrekking van een vergunning wordt de betrokken exploitant vooraf door de Administratie gehoord.
Art. 105.De met redenen omklede beslissing van opschorting of intrekking van de vergunning, wordt door middel van een ter post aangetekend schrijven aan de betrokken exploitant betekend.
Binnen acht dagen na deze betekening is de betrokkene ertoe gehouden de in artikel 89 bedoelde vignetten en de in artikel 90, 1°, van dit besluit bedoelde vergunningsdocumenten bij de Administratie in te leveren. HOOFDSTUK V. - Staking van activiteit
Art. 106.In geval van definitieve staking van de activiteit zijn de exploitanten ertoe gehouden de Administratie onmiddellijk daarvan op de hoogte brengen en er de in artikel 89 bedoelde vignetten alsook de in artikel 90, 1°, van dit besluit bedoelde vergunningsdocumenten inleveren.
TITEL IV. - Opheffings- en slotbepalingen Afdeling 1. - Opheffingsbepaling
Art. 107.Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 12 december 2002 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur wordt opgeheven. Afdeling 2. - Slotbepalingen
Art. 108.Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Art. 109.De Minister bevoegd voor de taxidiensten is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 29 maart 2007.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing, Huisvesting, Openbare Netheid en Ontwikkelingssamenwerking, Ch. PIQUE De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET