gepubliceerd op 14 oktober 2022
Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten
6 OKTOBER 2022. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten
De Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Gelet op de bijzondere
wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten
type
wet
prom.
08/08/1980
pub.
11/12/2007
numac
2007000980
bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits
sluiten tot hervorming der instellingen, inzonderheid de artikelen 6, § 1, X, 8°, en 20;
Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, inzonderheid artikel 8;
Gelet op de ordonnantie van 9 juni 2022 betreffende de taxidiensten en met name op de artikelen 2, 2° en 13°, 5, § 1, 6, §§ 1, 2 en 5, 7, §§ 1 en 4, 8, §§ 2 en 3, 10, § 6, 11, § 4, 12, § 2, 13, § 1, 14, §§ 1, 2 en 3, 15, § 2, 16, §§ 2 en 3, 17, § 1, 19, §§ 2 en 3, 20, § 3, 21, § 1, 22, §§ 1, 2 en 5, 23, §§ 2 en 3, 25, § 2, 26, §§ 1 en 2, 27, 28, § 1, 29, §§ 1 en 2, 31, § 4, 32, 34, 35, § 1, 38, 39, § 2, 40, § 2, 41, § 2, 42, § 2, 45, § 2, 48 en 54;
Gelet op de volgende besluiten, die door dit besluit worden opgeheven: 1° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1995 tot vaststelling van de modaliteiten tot aangifte van de verhuurdiensten van voertuigen met chauffeur;1° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 november 1995 houdende de samenstelling, de werking en de opdrachten van het regionaal comité van advies voor de taxi's en de verhuurde voertuigen met chauffeur voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/09/2003 pub. 02/10/2003 numac 2003031473 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bepaling van de aanvullende criteria volgens dewelke de vergunningsaanvragen voor het exploiteren van een taxidienst onderzocht worden alsook, van de vorm en de inhoud van het bericht bestemd voor het publiek en van de onderzoeksprocedure van de aanvragen sluiten houdende bepaling van de aanvullende criteria volgens dewelke de vergunningsaanvragen voor het exploiteren van een taxidienst onderzocht worden alsook, van de vorm en de inhoud van het bericht bestemd voor het publiek en van de onderzoeksprocedure van de aanvragen;3° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;4° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 mei 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 08/05/2008 pub. 28/05/2008 numac 2008031237 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;5° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 mei 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten0 tot vaststelling van de bijzondere exploitatievoorwaarden van collectieve taxi's;6° Artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten1 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur en houdende vaststelling van de nieuwe visuele identiteit van de taxivoertuigen;7° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten2 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Gewestelijke tuchtraad betreffende taxichauffeurs;8° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten3 betreffende elektrische taxi's;9° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten4 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van het Taxigebruikerscomité van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;10° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten5 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Commissie bedoeld in artikel 10bis, 4° van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;11° Het ministerieel besluit van 18 juli 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 18/07/2014 pub. 12/11/2014 numac 2014031908 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit betreffende de afgifte van het opleidingsgetuigschrift zoals bedoeld in artikel 17, § 5, lid 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de afgifte van het opleidingsgetuigschrift zoals bedoeld in artikel 17, § 5, lid 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;12° Het ministerieel besluit van 21 oktober 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 21/10/2014 pub. 12/11/2014 numac 2014031909 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit betreffende de Overeenkomst voor de opleiding van zelfstandige kandidaat-chauffeurs sluiten betreffende de Overeenkomst voor de opleiding van zelfstandige kandidaat-chauffeurs. Gelet op het evaluatieverslag over kansengelijkheid, bekend als de 'gelijkekansentest', vereist op grond van artikel 2, § 1, van de ordonnantie van 4 oktober 2018 tot invoering van de gelijkekansentest en op grond van artikel 1, § 1, van het besluit van 22 november 2018 tot uitvoering van deze ordonnantie, waarvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering kennis heeft genomen op 14/06/2022;
Gelet op het advies van Brupartners, uitgebracht op 14/07/2022, in toepassing van artikel 16, § 2 van de ordonnantie van 2 december 2021 betreffende Brupartners;
Gelet op de akkoordbevinding BA-22-0444 van de minister van Begroting, gegeven op 27/06/2022, in toepassing van artikel 36, § 2 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten6 betreffende de begrotingscontrole, de begrotingsopmaak, de begrotingswijzigingen en de monitoring van de uitvoering van de begroting van de gewestelijke entiteit;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, uitgebracht op 20/06/2022, in toepassing van artikel 37, § 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 december 2021Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten6 betreffende de begrotingscontrole, de begrotingsopmaak, de begrotingswijzigingen en de monitoring van de uitvoering van de begroting van de gewestelijke entiteit;
Gelet op het advies 72.067/4 van de Raad van State, gegeven op 21 september 2022, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op voordracht van de minister-president belast met de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;
Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.Definities Ter aanvulling van de definities van artikel 2 van de ordonnantie van 9 juni 2022 betreffende de taxidiensten, wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder: 1° Ordonnantie: de ordonnantie van 9 juin 2022 betreffende de taxidiensten;2° Minister: de minister bevoegd voor de taxidiensten of de staatssecretaris aan wie deze bevoegdheid is gedelegeerd;3° Administratie: Brussel Mobiliteit; 4° Ceremonie: a) Elke burgerlijke, culturele of sportieve ceremonie of gebeurtenis die wordt erkend door een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling of door een gewoontenorm (burgerlijk huwelijk, begrafenis, optocht, stoet, demonstratie, vrijgezellenfeest, verjaardag, prijsuitreiking, congres, enz.); b) Elke ceremonie die wordt georganiseerd in het kader van een van de wettelijk erkende erediensten in België of in het kader van de georganiseerde vrijzinnigheid (religieus huwelijk, overgangsritueel, religieuze rouwplechtigheid, enz.).
Art. 2.Bevoegdheden met betrekking tot het computersysteem De Minister wordt belast met de uitvoering van artikel 42, § 2, van de ordonnantie. Onder voorbehoud van de vaststelling van de inhoud van het computersysteem kan hij deze uitvoering delegeren aan de gewestelijke administratieve diensten.
TITEL 2. - OMKADERING VAN DE ACTOREN EN DE INSTRUMENTEN HOOFDSTUK 1. - Aan de actoren en de instrumenten van de taxidiensten opgelegde formaliteiten Afdeling 1. - Exploitatievergunning voor een taxidienst
Art. 3.Procedure voor de indiening en het onderzoek van de vergunningsaanvragen § 1. Behoudens in het in § 2 beschreven geval bevat het dossier van de vergunningsaanvraag de volgende gegevens en documenten: 1° De namen en voornamen en/of de handelsnaam van de kandidaat-exploitant;2° Het rijksregisternummer en/of het ondernemingsnummer;3° Het adres van de exploitatiezetel en, indien van toepassing, van de vestigingseenheid of -eenheden;4° Een telefoonnummer en een e-mailadres van een contactpersoon;5° Het document of de documenten die vereist zijn op grond van artikel 6, § 2, vierde lid, van de ordonnantie en, in voorkomend geval, § 3 van hetzelfde artikel, die minder dan drie maanden oud zijn;6° Het bewijs van de registratie, in de Kruispuntbank van Ondernemingen, van de activiteitencode met betrekking tot de activiteit van individueel bezoldigd personenvervoer en, in voorkomend geval, in de statuten van de rechtspersoon, het bewijs van de vermelding van deze activiteit in zijn maatschappelijk doel;7° Een attest van de RSZ en/of een attest van het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de aanvrager, dat minder dan drie maanden oud is, waaruit blijkt dat de aanvrager geen sociale schulden heeft;8° Met betrekking tot het voertuig of de voertuigen die de aanvrager van plan is te gebruiken voor de taxidiensten: a) Ofwel de documenten waaruit blijkt dat hij beschikt over het voertuig of de voertuigen die voldoen aan de vereisten van de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan, met name bijlage 8, waarvoor hij één of meer identificatievignetten aanvraagt;b) Ofwel de schriftelijke verbintenis om er binnen de in artikel 6, § 4, van de ordonnantie genoemde termijn over te beschikken, en het bewijs dat hij over de nodige middelen daartoe beschikt;c) In alle gevallen en voor elk voertuig waarop de aanvraag betrekking heeft, de categorie en, in voorkomend geval, de subcategorie van taxidiensten waarin hij dat voertuig wenst onder te brengen;d) In voorkomend geval, wanneer het om een ander voertuig gaat dan het eerste, betreft het een reservevoertuig. § 2. In afwijking van § 1, indien de aanvrager reeds over een vergunning voor de exploitatie van een taxidienst beschikt en hij een aanvraag indient om het hem toegekende aantal identificatievignetten te verhogen, bevat het aanvraagdossier de volgende gegevens en documenten: 1° De door de Administratie gegeven referentie aan de vergunning waarvan de wijziging wordt gevraagd;2° De in § 1, 7° en 8° bedoelde inlichtingen. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier zendt de Administratie aan de aanvrager: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten. § 4. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de aanvrager gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 3 opnieuw van toepassing;2° Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, vervalt zijn aanvraag. § 5. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier verzendt: 1° Indien het aantal nog toe te kennen identificatievignetten toereikend is om aan de aanvraag te voldoen, bezorgt de minister of zijn afgevaardigde aan de aanvrager binnen twintig werkdagen na de verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van volledig dossier: a) ofwel de aangevraagde vergunning, met vermelding van het aantal vignetten waarop zij betrekking heeft en, voor elk van deze vignetten, de door de Administratie eraan toegekende referentie, alsook de categorie en, in voorkomend geval, de subcategorie taxidiensten waarop zij betrekking heeft;b) ofwel, in geval van een verzoek om verhoging van het aantal vignetten, een bijgewerkte versie van de vergunning, waarvan de geldigheidsduur ongewijzigd blijft, met vermelding van het nieuwe aantal vignetten waarop ze betrekking heeft en, voor elk van deze vignetten, de door de Administratie eraan toegekende referentie, alsook de categorie en, in voorkomend geval, de subcategorie taxidiensten waarop zij betrekking heeft;2° Indien het aantal nog toe te kennen identificatievignetten ontoereikend is om aan de aanvraag te voldoen, stelt de Administratie de aanvrager daarvan in kennis en deelt zij hem mee dat: a) zijn dossier, behoudens weigering van zijn kant binnen twintig werkdagen na de toezending van de kennisgeving, gedurende een jaar op de in artikel 7, § 1, van de ordonnantie bedoelde wachtlijst wordt geplaatst;b) de volgorde van inschrijving op deze wachtlijst afhangt van de datum en het tijdstip waarop hij de documenten heeft toegezonden die de Administratie in staat hebben gesteld hem de ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier af te geven. § 6. In het geval bedoeld in § 5, 2°, moet de aanvrager die nog een jaar op de wachtlijst ingeschreven wil blijven, dit op eigen initiatief vragen en wel binnen de twintig werkdagen die voorafgaan aan de datum waarop de aanvrager aan de Administratie de laatste inlichtingen en/of documenten heeft verstrekt op grond waarvan zijn dossier volledig en ontvankelijk kon worden verklaard. Zo niet, dan is zijn vergunningsaanvraag nietig.
De in het eerste lid bedoelde aanvraag moet vergezeld gaan van een verklaring op erewoord dat de aanvrager nog steeds voldoet aan de in artikel 6 van de ordonnantie en in dit artikel bedoelde voorwaarden voor ontvankelijkheid van de aanvraag voor een exploitatievergunning.
Art. 4.Vorm en vermeldingen van de exploitatievergunning voor een taxidienst De exploitatievergunning voor een taxidienst wordt afgegeven in overeenstemming met het als bijlage 1 bijgevoegde model.
Art. 5.Onaangekondigde controles van exploitanten De ambtenaren die belast zijn met het opsporen en vaststellen van overtredingen van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen, kunnen onaangekondigde controles uitvoeren: 1° Ofwel door, met of zonder voorafgaande waarschuwing, naar de exploitatiezetel te gaan of, indien van toepassing, naar een vestigingseenheid van de exploitant, om er alle relevante documenten op te vragen en de exploitant en de personen die voor hem werken, te ondervragen;2° Ofwel door de exploitant schriftelijk te verzoeken om hun binnen twintig werkdagen na het verzenden van de uitnodiging de door hen vermelde documenten en inlichtingen te bezorgen.3° Ofwel door de exploitant schriftelijk te verzoeken zich bij de Administratie aan te melden om ondervraagd te worden.
Art. 6.Procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen tot verlenging van de vergunning § 1. Niet eerder dan negen maanden en niet later dan zes maanden vóór het verstrijken van de vergunning kan de vergunninghouder een aanvraag tot verlenging van de vergunning indienen, die de volgende informatie en documenten moet bevatten: 1° De door de Administratie gegeven referentie aan de vergunning waarvan de verlenging wordt gevraagd;2° Het document of de documenten die vereist zijn op grond van artikel 6, § 2, vierde lid, van de ordonnantie en, in voorkomend geval, § 3 van hetzelfde artikel, die minder dan drie maanden oud zijn;3° Een attest van de RSZ en/of een attest van het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de exploitant, dat minder dan drie maanden oud is, waaruit blijkt dat die laatste in orde is met de betaling van zijn socialezekerheidsbijdragen;4° Het bewijs van betaling van alle taksen zoals bedoeld in artikel 33 van de ordonnantie;5° Een attest van zijn verzekeringsmaatschappij waaruit blijkt dat het voertuig of de voertuigen waarvoor hij over een identificatievignet beschikt, sinds de datum van inschrijving ervan, zonder onderbreking, behalve in een door de Administratie erkend geval van overmacht, verzekerd zijn geweest in overeenstemming met artikel 16, § 1, 5° ;6° In voorkomend geval, het bijwerken van de andere informatie die in het kader van de vergunningsaanvraag aan de Administratie is verstrekt, overeenkomstig artikel 3, § 1. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier: 1° Indien de Administratie vaststelt dat het dossier volledig is, geeft de minister of zijn afgevaardigde de verlenging van de vergunning af;2° Indien de Administratie vaststelt dat het dossier onvolledig is, levert ze een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier af, waarbij aan de aanvrager wordt vermeld welke inlichtingen of documenten ontbreken;3° Indien de Administratie vaststelt dat de aanvrager zich in een van de in artikel 9 van de ordonnantie bedoelde situaties bevindt die de weigering van de verlenging rechtvaardigen, kan de minister of zijn afgevaardigde de aanvrager in kennis stellen van het voornemen om de vergunning niet te verlengen, in welk geval hij deze keuze moet motiveren. Indien de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn wordt overschreden, wordt de verlenging van de vergunning automatisch toegekend. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de aanvrager gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zendt deze hem een herinnering die een nieuwe termijn van twintig werkdagen doet ingaan, na afloop waarvan, in geval van het uitblijven van een antwoord door de aanvrager, zijn aanvraag vervalt. § 4. In geval van kennisgeving van het voornemen om de vergunning niet te verlengen in overeenstemming met § 2, 3°, is de in artikel 8 vastgelegde procedure van toepassing.
Art. 7.Procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen tot overdracht van de vergunning § 1. Het aanvraagdossier voor de overdracht van de vergunning bevat de volgende informatie, die de in artikel 10, § 6, van de ordonnantie opgesomde informatie aanvult of specificeert: 1° De namen en voornamen en/of de handelsnaam van de kandidaat-cedenten en de kandidaat-cessionarissen;2° Hun rijksregisternummer en/of ondernemingsnummer;3° Het adres van hun exploitatiezetel en, indien van toepassing, hun vestigingseenheid of -eenheden;4° Een telefoonnummer en een e-mailadres van een contactpersoon voor elk van hen;5° De door de Administratie toegekende referentie aan de vergunning(en) van de kandidaat-cedenten en de kandidaat-cessionarissen of, voor de kandidaat-cessionaris die nog geen houder is van een vergunning, alle gegevens zoals bedoeld in artikel 3, § 1, met uitzondering van 8°, indien deze kandidaat-cessionaris ook het betrokken voertuig of de betrokken voertuigen overneemt;6° De identificatie van de aard van de voorgestelde overdracht uit de in artikel 10, §§ 3 tot en 5, van de ordonnantie vastgestelde mogelijkheden;7° Indien de overdracht van een vignet niet leidt tot de overdracht van het voertuig waaraan het is toegewezen, de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 8° ;8° Wanneer de ordonnantie het advies van de overdrachtscommissie vereist, een evaluatieverslag opgesteld door een bedrijfsrevisor die is ingeschreven in het openbaar register bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 7 december 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren;9° Het bewijs van de instemming van elke kandidaat-cedent en elke kandidaat-cessionaris die betrokken zijn bij de aanvraag.Dit bewijs kan voor elk van hen worden geleverd door ondertekening van het aanvraagdossier of door toevoeging van een ondertekend document aan het dossier. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier stuurt de Administratie aan de kandidaat-cedenten en de kandidaat-cessionarissen: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien een van de kandidaat-cedenten of -cessionarissen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien geen gevolg wordt gegeven aan het verzoek van de Administratie, vervalt de overdrachtsaanvraag. § 4. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier verzendt, stuurt ze het dossier tegelijkertijd door naar: 1° de minister, indien de aanvraag onder artikel 10, § 3, van de ordonnantie valt;de aanvraag is dan het voorwerp van de in § 6 van dit artikel bedoelde beslissing; 2° de overdrachtscommissie, indien de aanvraag onder artikel 10, § 4 of § 5, van de ordonnantie valt;de aanvraag is dan het voorwerp van de respectievelijk in §§ 5 en 6 van dit artikel bedoelde procedure en daaropvolgende beslissing. § 5. De overdrachtscommissie stuurt haar advies naar de personen die bij het overdrachtsproject betrokken zijn en naar de minister, en dit binnen twintig werkdagen na de vergadering waarop ze de overdrachtsaanvraag onderzoekt. § 6. De minister zendt binnen twintig werkdagen na de toezending van het dossier, bedoeld in § 4, 1°, of § 5, aan de kandidaat-cedenten en de kandidaat-cessionarissen: 1° Ofwel zijn volledige of gedeeltelijke instemming met de overdracht, met, indien van toepassing, vermelding van: a) De hieruit voortvloeiende nieuwe vervaldatum voor de exploitatievergunning(en) van de cessionaris(sen);b) In geval van gedeeltelijke overdracht door de cedent en/of overdracht aan meerdere cessionarissen, welke identificatievignetten aan welke exploitant worden overgedragen;c) Indien een voertuig niet wordt overgedragen samen met het daaraan toegekende identificatievignet, de identificatie van het voertuig van de cessionaris waaraan dit vignet voortaan zal worden toegekend;2° Ofwel zijn weigering van de overdracht. § 7. Als de minister zijn toestemming verleent, moeten de betrokken cedenten en cessionarissen binnen een termijn van zes maanden na de verzending van die toestemming aan de Administratie bevestigen dat de toegestane overdracht is uitgevoerd. Zo niet, dan vervalt de toestemming. § 8. Binnen een termijn van twintig werkdagen na de verzending van de in § 7 bedoelde bevestiging zendt de minister of zijn afgevaardigde aan de cessionaris(sen) en, in voorkomend geval, aan de cedent, een bijgewerkte exploitatievergunning of, indien tot de cessionarissen een persoon behoort die nog niet over een vergunning voor de exploitatie van een taxidienst beschikt, een nieuwe vergunning.
Art. 8.Procedure voor de schorsing en de intrekking van de vergunning § 1. Wanneer de Administratie vaststelt dat de houder van een exploitatievergunning zich in een van de in artikel 12, § 1, van de ordonnantie bedoelde situaties bevindt, stelt zij de houder in kennis van de volgende informatie: 1° De feiten die hem worden verweten;2° Een uittreksel uit de bepalingen van de ordonnantie, de uitvoeringsmaatregelen of de exploitatievergunning die zouden zijn geschonden;3° De inhoud van de geplande maatregel: schorsing of intrekking, volledig of gedeeltelijk, en, in het geval van schorsing, de duur ervan;4° Het feit dat hij het recht heeft om binnen twintig werkdagen na ontvangst van de in dit artikel bedoelde kennisgeving: a) Zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk te doen gelden;b) Te verzoeken om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten;5° Het feit dat hij het recht heeft zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadgever en zijn dossier in te zien. § 2. Indien de belanghebbende verzoekt om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten, stelt de Administratie hem in kennis, binnen twintig werkdagen na de ontvangst van de vraag, van de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting voor de Administratie. De hoorzitting wordt georganiseerd tussen de tiende en de twintigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting. Indien de belanghebbende vraagt om een latere datum vast te stellen, kan de maximale termijn voor het houden van de hoorzitting worden verlengd tot de veertigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting.
Na afloop van de hoorzitting legt de Administratie het proces-verbaal van de hoorzitting ter ondertekening aan de belanghebbende voor. De belanghebbende kan vragen dat zijn opmerkingen over het proces-verbaal erin worden opgenomen. § 3. De minister of zijn afgevaardigde zendt zijn beslissing binnen zes maanden na de verzending van de in § 1 bedoelde kennisgeving aan de belanghebbende. Zo niet, dan vervalt de procedure.
Art. 9.Nadere regeling voor de teruggave van gewestelijke documenten en materialen in verband met een vervallen, niet-verlengde of ingetrokken vergunning De houder van een exploitatievergunning moet binnen twintig werkdagen na de laatste dag van de geldigheid van zijn vergunning aan de Administratie terugsturen: 1° De exploitatievergunning en het identificatievignet of de -vignetten van de voertuigen die aan die vergunning gekoppeld zijn; 2° Voor de standplaatstaxi's: het verklikkerlicht bedoeld in bijlage 8, titel II.B. Afdeling 2. - Het bekwaamheidsattest van taxichauffeur
Art. 10.Procedure voor het behalen van het bekwaamheidsattest § 1. Het dossier van de aanvraag van een bekwaamheidsattest bevat de volgende informatie en documenten: 1° De naam, voornaam en een pasfoto van de aanvrager;2° Het rijksregisternummer van de aanvrager;3° Het adres, dat in België moet zijn gelegen, waarnaar elke officiële oproeping of mededeling rechtsgeldig kan worden toegezonden aan de aanvrager;4° Een telefoonnummer en een e-mailadres van een contactpersoon;5° Om aan te tonen dat hij aan de voorwaarden inzake goed gedrag voldoet, het in artikel 14, § 2, vierde lid, van de ordonnantie vereiste document;6° Een kopie van het Belgische of buitenlandse rijbewijs dat hem toestemming geeft om in België een voertuig van categorie B te besturen en waarvan hij op het ogenblik van de indiening van zijn aanvraag voor een bekwaamheidsattest sedert minstens twee jaar houder is;7° Een geldige verklaring van medische geschiktheid, afgegeven in overeenstemming met de toepasselijke federale regelgeving, behalve indien een vermelding in dat verband op het rijbewijs van de aanvrager voorkomt;8° Indien hij een buitenlandse onderdaan is, het document dat hem machtigt om in België te werken;9° Een document waaruit blijkt dat hij het Nederlands en/of het Frans minimaal beheerst, minstens op niveau A2 van het gemeenschappelijk Europees referentiekader;10° Het attest van voltooiing van de overeenkomstig bijlage 2 georganiseerde kwalificatietraject. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier zendt de Administratie aan de aanvrager: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de aanvrager gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zendt deze hem een herinnering die een nieuwe termijn van twintig werkdagen doet ingaan, na afloop waarvan, in geval van het uitblijven van een antwoord door de aanvrager, zijn aanvraag vervalt. § 4. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier stuurt, nodigt zij de aanvrager binnen de daaropvolgende periode van twintig werkdagen uit om zijn bekwaamheidsattest van chauffeur bij haar op te komen halen en waarschuwt zij hem dat het bekwaamheidsattest enkel zal worden afgegeven: 1° In persoon;2° Na het voorleggen van een document als bewijs van zijn identiteit;3° Na ondertekening van een gedagtekend ontvangstbewijs.
Art. 11.Vorm en vermeldingen van het attest Het bekwaamheidsattest van taxichauffeur wordt afgegeven in overeenstemming met het als bijlage 3 bijgevoegde model.
Art. 12.Periodieke bijscholing Om de vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van zijn bekwaamheidsattest, moet de chauffeur het volgende aan de Administratie bezorgen: 1° Het document dat is vereist krachtens artikel 14, § 2, vierde lid van de ordonnantie;2° De verklaring van medische geschiktheid, afgegeven in overeenstemming met de toepasselijke federale regelgeving, behalve indien een vermelding in dat verband op zijn rijbewijs voorkomt;3° Indien hij een buitenlandse onderdaan is, het document dat hem machtigt om in België te werken.
Art. 13.Onaangekondigde controles van chauffeurs De ambtenaren die belast zijn met het opsporen en vaststellen van overtredingen van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen, kunnen onaangekondigde controles uitvoeren: 1° Ofwel door, met of zonder voorafgaande waarschuwing, naar de exploitatiezetel te gaan of, indien van toepassing, naar een vestigingseenheid waar het taxivoertuig dat de chauffeur bestuurt, buiten de diensturen is geparkeerd, om alle relevante documenten op te vragen en de chauffeur en de persoon of personen voor wie hij werkt, te ondervragen;2° Ofwel langs de openbare weg, om alle relevante documenten op te vragen en de chauffeur en, in voorkomend geval, de gebruiker te ondervragen;3° Ofwel door de chauffeur schriftelijk te verzoeken om hun binnen twintig werkdagen na het verzenden van de uitnodiging de door hen vermelde documenten en inlichtingen te bezorgen;4° Ofwel door de chauffeur schriftelijk te verzoeken zich bij de Administratie aan te melden om ondervraagd te worden.
Art. 14.Procedure voor schorsing en intrekking van het attest § 1. Wanneer de Administratie vaststelt dat de houder van een bekwaamheidsattest zich in een van de in artikel 16, § 1, van de ordonnantie bedoelde situaties bevindt, stelt zij de houder in kennis van de volgende informatie: 1° De feiten die hem worden verweten;2° Een uittreksel uit de bepalingen van de ordonnantie of de uitvoeringsmaatregelen die zouden zijn geschonden;3° De inhoud van de geplande maatregel: schorsing of intrekking, met dien verstande dat, onder voorbehoud van de opmerkingen van de belanghebbende, de vaststelling van een van de in artikel 14, § 2, 1° tot 5°, van de ordonnantie bedoelde gevallen in principe een beslissing tot intrekking impliceert;4° Het feit dat hij het recht heeft om binnen twintig werkdagen na ontvangst van de in dit artikel bedoelde kennisgeving: a) Zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk te doen gelden;b) Te verzoeken om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten voor de tuchtraad zoals bedoeld in artikel 41 van de ordonnantie;5° Het feit dat hij het recht heeft zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadgever en zijn dossier in te zien;6° Het feit dat zij het dossier tegelijkertijd toezendt aan de in artikel 41 van de ordonnantie bedoelde tuchtraad, zodat die de te nemen maatregel kan voorstellen. § 2. Indien de belanghebbende verzoekt om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten, stelt de Administratie de tuchtraad daar onmiddellijk van in kennis, waarna de tuchtraad hem binnen twintig werkdagen na de ontvangst van het verzoek van de belanghebbende door de Administratie, in kennis stelt van de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting voor de Administratie. De hoorzitting door de tuchtraad wordt georganiseerd tussen de tiende en de twintigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting. Indien de belanghebbende vraagt om een latere datum vast te stellen, kan de maximale termijn voor het houden van de hoorzitting worden verlengd tot de veertigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting.
Na afloop van de hoorzitting legt de Administratie het proces-verbaal van de hoorzitting aan de belanghebbende voor. De belanghebbende kan vragen dat zijn opmerkingen over het proces-verbaal erin worden opgenomen. § 3. Binnen twintig werkdagen na de datum van de hoorzitting of, indien niet om een hoorzitting is verzocht, na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, 4°, zendt de tuchtraad aan de Administratie, ter attentie van de minister, een voorstel van beslissing. Bij ontstentenis daarvan wordt de procedure voortgezet zonder dat rekening hoeft te worden gehouden met een voorstel dat te laat zou zijn ingediend. § 4. De minister of zijn afgevaardigde zendt zijn beslissing binnen zes maanden na de verzending van de in § 1 bedoelde kennisgeving aan de belanghebbende. Zo niet, dan vervalt de procedure.
Art. 15.Nadere regeling voor de teruggave van het bekwaamheidsattest § 1. De houder van een bekwaamheidsattest moet het terugbezorgen aan de Administratie binnen twintig werkdagen na de datum waarop: 1° Hij zijn beroepsactiviteit als taxichauffeur beëindigt;2° Hij de beslissing tot schorsing of intrekking van zijn attest ontvangt. § 2. Het attest is terugbezorgd indien de belanghebbende binnen de in § 1 bedoelde termijn: 1° Hetzij het attest opstuurt naar de Administratie op een manier die het mogelijk maakt de verzending met zekerheid te dateren;2° Hetzij het inlevert bij de Administratie, die hem onmiddellijk een gedateerd indieningsattest overhandigt. § 3. In geval van schorsing van het bekwaamheidsattest kan de belanghebbende zich ten vroegste op de dag waarop de periode van schorsing verstrijkt, bij de Administratie aanmelden om zijn bekwaamheidsattest terug te krijgen, dat hem enkel zal worden teruggegeven: 1° In persoon;2° Na het voorleggen van een document als bewijs van zijn identiteit;3° Na ondertekening van een gedagtekend ontvangstbewijs. Afdeling 3. - Inschrijving van de taxivoertuigen
Art. 16.Inschrijvingsprocedure voor taxivoertuigen en reservevoertuigen § 1. Voor elk van de aan hem toegekende identificatievignetten moet de exploitant een dossier van registratie als taxivoertuig indienen, dat de volgende inlichtingen en documenten betreffende het voertuig moet bevatten, waarbij de documenten op zijn naam moeten zijn opgesteld: 1° De aankoopfactuur, het contract van verkoop op afbetaling, het contract van huurfinanciering of het contract van huurverkoop;2° Het keuringsattest van het voertuig zoals bedoeld in de artikelen 23ter, § 1, 2°, en 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;3° Het bewijs van inschrijving;4° De geldige internationale autoverzekeringskaart;5° De verzekeringspolis, die moet bepalen dat: a) Het voertuig verzekerd is als taxi;b) De burgerlijke aansprakelijkheid van de exploitant gedekt is voor schade veroorzaakt aan de vervoerde personen en aan derden in het kader van zijn activiteit.6° Indien het voertuig is uitgerust met een digitale taxameter, het bewijs dat deze laatste het in artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 september 2010Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 28/09/2010 pub. 15/10/2010 numac 2010011375 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de installatie en de delegatie van de herijkverrichtingen van taxameters sluiten betreffende de installatie en de delegatie van de herijkverrichtingen van taxameters bedoelde aanvaardingsmerk bij herijk heeft ontvangen;7° Een verklaring op erewoord dat het voertuig voldoet aan alle eisen van bijlage 8 die erop van toepassing zijn met betrekking tot de categorie en, in voorkomend geval, de subcategorie taxidiensten waartoe zijn identificatievignet betrekking behoort. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier stuurt de Administratie de exploitant: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten en/of met een uitnodiging gericht aan de exploitant om zijn voertuig ter controle te komen aanbieden. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de exploitant gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de exploitant geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zendt deze hem een herinnering die een nieuwe termijn van twintig werkdagen doet ingaan, na afloop waarvan, in geval van het uitblijven van een antwoord door de aanvrager, zijn aanvraag vervalt. § 4. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier verzendt, nodigt zij binnen de daaropvolgende twintig werkdagen de exploitant uit zijn identificatievignet van het voertuig bij haar te komen afhalen en, voor de standplaatstaxi's, behalve als het een reservevoertuig betreft, het verklikkerlicht zoals bedoeld in bijlage 8, titel II.B.
Art. 17.Vorm van de identificatievignetten De identificatievignetten van de taxivoertuigen en de reservevoertuigen worden uitgereikt in overeenstemming met de als bijlage 4 bijgevoegde modellen.
Art. 18.Technische eisen en eisen inzake veiligheid, comfort en visuele identiteit die worden opgelegd aan de vervangingsvoertuigen Voor het vervangingsvoertuig gelden dezelfde technische eisen en eisen op het vlak van veiligheid, comfort en visuele identiteit als voor het taxivoertuig van de categorie of, in voorkomend geval, subcategorie taxidiensten die het vervangt.
Art. 19.Aangifte en identificatie van de vervangingsvoertuigen § 1. Ter aanvulling van de in artikel 19, § 2, van de ordonnantie bedoelde informatie moet de exploitant die een vervangingsvoertuig wenst te gebruiken, de Administratie de volgende identificatiegegevens van dit voertuig verstrekken: 1° De naam en de contactgegevens van de eigenaar;2° Het kenteken;3° Het keuringsattest van het voertuig zoals bedoeld in de artikelen 23ter, § 1, 2°, en 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 15/03/1968 pub. 03/06/2014 numac 2014014295 bron federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer Koninklijk besluit houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto's, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen;4° Het bewijs van inschrijving;5° Het chassisnummer ;6° De geldige internationale autoverzekeringskaart;7° Het merk, het model en de kleur. § 2. Binnen vijf werkdagen na de ontvangst van de in § 1 bedoelde mededeling nodigt de Administratie de exploitant uit: 1° Om, als ze vaststelt dat is voldaan aan alle voorwaarden die zijn vastgelegd in artikel 19 van de ordonnantie en in dit artikel, bij haar diensten het herkenningsteken van de vervangingsvoertuigen in overeenstemming met het als bijlage 5 bijgevoegde model te komen ophalen;2° Om, in het tegenovergestelde geval, de door haar vermelde ontbrekende inlichtingen en documenten aan haar door te geven en/of zijn voertuig ter controle te komen aanbieden. § 3. Binnen vijf werkdagen na de verzending door de Administratie van de uitnodiging bedoeld in § 2, 2° : 1° Indien de exploitant gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de exploitant geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, vervalt zijn aanvraag.
Art. 20.Nietigheid en procedure tot intrekking van de identificatievignetten § 1. Wanneer de Administratie vaststelt dat een van de in artikel 20 van de ordonnantie bedoelde situaties zich voordoet, stelt zij de houder van het identificatievignet in kennis van de volgende inlichtingen: 1° De inlichtingen op grond waarvan zij heeft vastgesteld dat de in artikel 20 van de ordonnantie bedoelde situatie waarover zij het heeft, zich heeft voorgedaan;2° In de in artikel 20, § 1, van de ordonnantie bedoelde situatie, het feit dat de betrokken identificatiesticker is vervallen en moet worden teruggegeven in overeenstemming met artikel 21 van dit besluit;3° In de in artikel 20, § 2, 1°, van de ordonnantie bedoelde situatie: a) Het feit dat een intrekking van het betrokken identificatievignet wordt overwogen;b) Het feit dat het vignet niet zal worden ingetrokken indien de houder ervan uitzonderlijke economische of sociale motieven ter rechtvaardiging van de situatie kan aanvoeren;4° In de in artikel 20, § 2, 2°, van de ordonnantie bedoelde situatie, het feit dat zij beslist heeft het betrokken identificatievignet in te trekken. § 2. In het in § 1, 3°, bedoelde geval, indien de houder van het identificatievignet uitzonderlijke economische of sociale motieven ter rechtvaardiging van de situatie aanvoert, verstuurt de minister of zijn afgevaardigde hem zijn beslissing binnen zes maanden vanaf de verzending van de in § 1 bedoelde kennisgeving. Zo niet, dan vervalt de procedure.
Art. 21.Nadere regels voor de inlevering van de identificatievignetten, het herkenningsteken van een vervangvoertuig en het verklikkerlicht § 1. De houder van een vervallen of ingetrokken identificatievignet of de houder die de exploitatie van het door het vignet geïdentificeerde voertuig stopzet, moet dit vignet inleveren alsook, in voorkomend geval, het in bijlage 8, titel II.B bedoelde verklikkerlicht, dat hem tegelijk met het vignet werd bezorgd. § 2. Deze inlevering bij de Administratie moet gebeuren binnen twintig werkdagen: 1° Hetzij na de ontvangst van de kennisgeving van de vaststelling van nietigheid of van de beslissing tot intrekking;2° Hetzij na de verzending aan de Administratie van de kennisgeving van de beslissing om de exploitatie van het betrokken voertuig stop te zetten. Afdeling 4. - Erkenning
van de reserveringstussenpersonen voor taxidiensten
Art. 22.Procedure voor de indiening en het onderzoek van de erkenningsaanvragen § 1. Het dossier van de aanvraag van een erkenning bevat de volgende informatie en documenten: 1° De namen en voornamen en/of de handelsnaam van de aanvrager;2° Het rijksregisternummer en/of het ondernemingsnummer;3° Het adres van de exploitatiezetel en, indien van toepassing, van de vestigingseenheid of -eenheden;4° Een telefoonnummer en een e-mailadres van een contactpersoon;5° Het document of de documenten die vereist zijn op grond van artikel 22, § 2, vierde lid, van de ordonnantie en, in voorkomend geval, § 3 van hetzelfde artikel, die minder dan drie maanden oud zijn;6° Het bewijs van de registratie, in de Kruispuntbank van Ondernemingen, van de activiteitencode met betrekking tot de activiteit van aanvullende diensten in verband met wegvervoer en, in voorkomend geval, in de statuten van de rechtspersoon, het bewijs van de vermelding van deze activiteit in zijn maatschappelijk doel;7° Een attest van de RSZ en/of een attest van het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de aanvrager, dat minder dan drie maanden oud is, waaruit blijkt dat de aanvrager geen sociale schulden heeft. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier zendt de Administratie aan de aanvrager: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de aanvrager gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, vervalt zijn aanvraag. § 4. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier verzendt, bezorgt de minister of zijn gemachtigde aan de aanvrager binnen twintig werkdagen na die verzending de gevraagde erkenning.
Art. 23.Vorm en vermeldingen van de erkenning van reserveringstussenpersoon De erkenning als reserveringstussenpersoon wordt afgegeven in overeenstemming met het als bijlage 6 bijgevoegde model.
Art. 24.Onaangekondigde controles van reserveringstussenpersonen De ambtenaren die belast zijn met het opsporen en vaststellen van overtredingen van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen, kunnen onaangekondigde controles uitvoeren: 1° Ofwel door, met of zonder voorafgaande waarschuwing, naar de exploitatiezetel te gaan of, indien van toepassing, naar een vestigingseenheid van de reserveringstussenpersoon, om er alle relevante documenten op te vragen en de reserveringstussenpersoon en de personen die voor hem werken, te ondervragen;2° Ofwel door de reserveringstussenpersoon schriftelijk te verzoeken om hun binnen twintig werkdagen na het verzenden van de uitnodiging de door hen vermelde documenten en inlichtingen te bezorgen;3° Ofwel door de reserveringstussenpersoon schriftelijk te verzoeken zich bij de Administratie aan te melden om ondervraagd te worden.
Art. 25.Procedure voor de indiening en het onderzoek van de aanvragen tot verlenging van de erkenning § 1. Niet eerder dan negen maanden en niet later dan zes maanden vóór het verstrijken van de erkenning kan de erkenninghouder een aanvraag tot verlenging van de erkenning indienen, die de volgende informatie en documenten moet bevatten: 1° De door de Administratie gegeven referentie aan de erkenning waarvan de verlenging wordt gevraagd;2° Het document of de documenten die vereist zijn op grond van artikel 22, § 2, vierde lid, van de ordonnantie en, in voorkomend geval, § 3 van hetzelfde artikel, die minder dan drie maanden oud zijn;3° Een attest van de RSZ en/of een attest van het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de houder van de erkenning, dat minder dan drie maanden oud is, waaruit blijkt dat die laatste in orde is met de betaling van zijn socialezekerheidsbijdragen;4° Het bewijs van betaling van alle taksen zoals bedoeld in artikel 33 van de ordonnantie;5° In voorkomend geval, het bijwerken van de andere informatie die in het kader van de erkenningsaanvraag aan de Administratie is verstrekt, overeenkomstig artikel 22, § 1. § 2. Binnen twintig werkdagen na verzending van het dossier: 1° Indien de Administratie vaststelt dat het dossier volledig is, geeft de minister of zijn afgevaardigde de verlenging van de erkenning af;2° Indien de Administratie vaststelt dat het dossier onvolledig is, levert ze een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier af, waarbij aan de aanvrager wordt vermeld welke inlichtingen of documenten ontbreken;3° Indien de Administratie vaststelt dat de aanvrager zich in een van de in artikel 24 van de ordonnantie bedoelde situaties bevindt die de weigering van de verlenging rechtvaardigen, kan de minister of zijn afgevaardigde de aanvrager in kennis stellen van het voornemen om de erkenning niet te verlengen, in welk geval hij deze keuze moet motiveren. Indien de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde termijn wordt overschreden, wordt de verlenging van de erkenning automatisch toegekend. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de aanvrager gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de aanvrager geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zendt deze hem een herinnering die een nieuwe termijn van twintig werkdagen doet ingaan, na afloop waarvan, in geval van het uitblijven van een antwoord door de aanvrager, zijn aanvraag vervalt. § 4. In geval van kennisgeving van het voornemen om de erkenning niet te verlengen in overeenstemming met § 2, 3°, is de in artikel 26 vastgelegde procedure van toepassing.
Art. 26.Procedure voor de schorsing en de intrekking van de erkenning § 1. Wanneer de Administratie vaststelt dat de houder van een erkenning van reserveringstussenpersoon zich in een van de in artikel 25, § 1, van de ordonnantie bedoelde situaties bevindt, stelt zij de houder in kennis van de volgende informatie: 1° De feiten die hem worden verweten;2° Een uittreksel uit de bepalingen van de ordonnantie, de uitvoeringsmaatregelen of de erkenning als reserveringstussenpersoon die zouden zijn geschonden;3° De inhoud van de geplande maatregel: schorsing of intrekking, volledig of gedeeltelijk, en, in het geval van schorsing, de duur ervan;4° Het feit dat hij het recht heeft om binnen twintig werkdagen na ontvangst van de in dit artikel bedoelde kennisgeving: a) Zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk te doen gelden;b) Te verzoeken om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten;5° Het feit dat hij het recht heeft zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadgever en zijn dossier in te zien. § 2. Indien de belanghebbende verzoekt om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten, stelt de Administratie hem in kennis, binnen twintig werkdagen na de ontvangst van de vraag, van de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting voor de Administratie. De hoorzitting wordt georganiseerd tussen de tiende en de twintigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting. Indien de belanghebbende vraagt om een latere datum vast te stellen, kan de maximale termijn voor het houden van de hoorzitting worden verlengd tot de veertigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting.
Na afloop van de hoorzitting legt de Administratie het proces-verbaal van de hoorzitting aan de belanghebbende voor. De belanghebbende kan vragen dat zijn opmerkingen over het proces-verbaal erin worden opgenomen. § 3. De minister of zijn afgevaardigde zendt zijn beslissing binnen zes maanden na de verzending van de in § 1 bedoelde kennisgeving aan de belanghebbende. Zo niet, dan is de procedure nietig. Afdeling 5. - Gemeenschappelijke verplichtingen
Art. 27.Verplichting om de informatie bij te werken § 1. De exploitanten van taxidiensten, de taxichauffeurs en de reserveringstussenpersonen van taxidiensten zijn verplicht om de Administratie in kennis te stellen van alle wijzigingen aan de inlichtingen en/of de documenten die zij haar hebben moeten verstrekken om, respectievelijk, de exploitatievergunning, het bekwaamheidsattest of de erkenning als reserveringstussenpersoon te verkrijgen. § 2. De in § 1 bedoelde mededeling moet ten laatste binnen twintig werkdagen vanaf het doorvoeren van de betrokken wijziging worden gedaan. HOOFDSTUK 2. - Voorwaarden voor het verlenen van de taxidiensten
Art. 28.Bewijsregeling inzake de terbeschikkingstelling van straattaxi's en standplaatstaxi's § 1. De exploitanten van standplaats- en/of straattaxidiensten moeten de Administratie binnen de in artikel 43, § 5, a), van de ordonnantie bedoelde termijn de volgende inlichtingen en documenten over de chauffeurs die voor hen werken, bezorgen : 1° Het rijksregisternummer van de chauffeur;2° Het nummer van het rijbewijs van de chauffeur. § 2. De exploitanten van standplaats- en/of straattaxidiensten zijn verantwoordelijk voor de mededeling aan de Administratie van de in artikel 43, § 1, 12°, van de ordonnantie bedoelde gegevens, tenzij ze deze taak contractueel hebben gedelegeerd aan de reserveringstussenpersonen met wie ze werken. § 3. Behalve in het in lid 2 bedoelde geval moeten de exploitanten van standplaats- en/of straattaxidiensten bij een controle kunnen aantonen dat het ter beschikking stellen van de door hen geëxploiteerde voertuigen betrekking heeft op de voertuigen in hun geheel en niet individueel op de zitplaatsen die deze voertuigen tellen.
In afwijking van lid 1 moeten, in het kader van door de regering toegestane collectieve taxiritten, de exploitanten van de betrokken standplaats- en/of straattaxidiensten bij een controle kunnen aantonen dat het ter beschikking stellen van de voertuigen die zij voor dit soort ritten gebruiken, individueel betrekking heeft op de zitplaatsen die deze voertuigen tellen en niet op de voertuigen in hun geheel.
Art. 29.Exploitatievoorwaarden voor ceremoniële taxidiensten § 1. De huurovereenkomst voor ceremoniële taxidiensten moet in overeenstemming zijn met het model in bijlage 7. § 2. Het is verboden om raamovereenkomsten te sluiten. Voor elke ceremonie moet een specifieke overeenkomst worden opgesteld. § 3. Wanneer een voertuig voor ceremoniële taxidiensten in gebruik is, is de exploitant van het voertuig er verantwoordelijk voor dat een exemplaar van de in § 1 bedoelde huurovereenkomst zich in het voertuig bevindt. Dit exemplaar mag in digitale vorm zijn, mits aan boord van het voertuig een apparaat beschikbaar is dat de met de controle belaste ambtenaren in staat stelt de overeenkomst te lezen.
Art. 30.Eisen opgelegd aan alle chauffeurs § 1. De chauffeurs zijn bij het besturen van een taxivoertuig, ongeacht of zij al dan niet in dienst zijn, jegens derden verplicht om: 1° correcte, nette kleding vrij van vlekken en geurtjes te dragen;2° Zich in alle omstandigheden beleefd en respectvol te gedragen tegenover het publiek, de klanten, de collega's en de vertegenwoordigers van de Administratie, en met name de ambtenaren en beambten belast met de opsporing en de vaststelling van strafbare feiten zoals bedoeld in artikel 35 van de ordonnantie;3° Bejaarde personen of personen met beperkte mobiliteit en alleen reizende kinderen te helpen bij het in- en uitstappen van het voertuig en in het bijzonder de veiligheid van personen in een rolstoel tijdens de hele rit te waarborgen;4° Passagiers met bagage te helpen om deze aan het begin van de rit in het voertuig te laden en aan het eind van de rit uit te laden;5° Met hun voertuig ter beschikking te blijven van de gebruikers die ze vervoeren, en dit voor de gehele vooraf gepreciseerde tijd, behalve indien daaruit diensten zouden resulteren van een duidelijk overdreven omvang;6° Ervoor te zorgen dat de gebruikers de verplichtingen die krachtens dit besluit aan hen worden opgelegd, naleven;7° Zich ervan te vergewissen dat de klant niets heeft laten liggen in het voertuig en hem ter plaatse de voorwerpen terug te geven die hij er eventueel heeft laten liggen.Indien deze overhandiging om een of andere reden niet kon worden uitgevoerd, moeten de verloren voorwerpen zo spoedig mogelijk en uiterlijk de volgende werkdag aan het loket van de Administratie worden afgegeven; 8° Gevolg te geven aan de bevelen van de ambtenaren en beambten zoals bedoeld in artikel 35 van de ordonnantie. § 2. De chauffeurs moeten, wanneer zij een taxivoertuig besturen, ongeacht of zij al dan niet in dienst zijn, de volgende documenten bij zich hebben: 1° Hun bekwaamheidsattest van taxichauffeur;1° Het getuigschrift van medische geschiktheid dat hun overeenkomstig de toepasselijke federale regelgeving is verleend, behalve wanneer dit op hun rijbewijs is vermeld ;2° Het Belgische of buitenlandse rijbewijs dat recht geeft op het besturen van een voertuig van categorie B in België ;3° Hun identiteitskaart of, bij gebrek daaraan, enig ander document waarmee zij hun identiteit kunnen bewijzen. § 3. De chauffeurs zijn ook verplicht om, wanneer zij een taxivoertuig besturen, ongeacht of zij al dan niet in dienst zijn: 1° voorzichtig te rijden en de verkeersregels na te leven;1° ervoor te zorgen dat de deuren van hun voertuig gesloten zijn voordat ze vertrekken;2° de motor van hun voertuig uit te zetten wanneer het geparkeerd staat, tenzij het noodzakelijk is dat de motor blijft draaien.
Art. 31.Aan de chauffeurs van standplaatstaxi's en aan de chauffeurs van straattaxi's opgelegde eisen § 1. De chauffeurs van standplaatstaxi's en de chauffeurs van straattaxi's zijn verplicht: 1° Behalve in het in lid 2 bedoelde geval, systematisch, zelfs zonder verzoek van de gebruiker, na elke rit het in bijlage 8, titel II.C, § 1, 8° bedoelde ticket af te geven;
Indien het in lid 1 bedoelde ticket om wat voor reden dan ook niet kan worden overhandigd, moet de chauffeur: a) Zijn dienstverlening onderbreken tot het incident is verholpen;b) Het incident onmiddellijk melden aan de exploitant en, indien van toepassing, aan de reserveringstussenpersoon indien die laatste verantwoordelijk is voor de goede werking van het toestel om tickets af te leveren;2° Op verzoek van de in artikel 35 van de ordonnantie bedoelde ambtenaren en beambten de gegevens zoals bedoeld in artikel 43, § 1, 10° tot 12° in gedrukte vorm of via een elektronische drager te overhandigen;3° Tenzij anders vermeld door de gebruiker of de klant, de gebruiker via de snelste route ter bestemming te brengen. § 2. Het is de chauffeurs van standplaatstaxi's en de chauffeurs van straattaxi's verboden om: 1° Hun dienst te verlenen in het gezelschap van andere personen dan de gebruikers of in het gezelschap van een dier;2° Te roken en de gebruikers te laten roken in het voertuig;3° Meer in rekening te brengen dan het bedrag dat wordt aangegeven door de digitale taxameter of, in het geval van een gereserveerde rit, door een gelijkwaardig meetinstrument waarmee de in artikel 43 van de ordonnantie bedoelde gegevens op een veilige manier kunnen worden geregistreerd, opgeslagen, geraadpleegd en meegedeeld;4° Hun voertuig tijdens de dienstverlening door een derde te laten besturen;5° In hun voertuig voorwerpen te laden die de binnenbekleding kunnen beschadigen of bevuilen;6° Tenzij de gebruiker ermee instemt, een radio, een muziekspeler of een recorder te laten spelen;7° Het publiek te ronselen of door anderen te doen ronselen. § 3. Wat de betaling van de taxirit betreft: 1° Zijn de chauffeurs van standplaatstaxi's en de chauffeurs van straattaxi's verplicht taxicheques van universele waarde als betaling te aanvaarden en wisselgeld terug te geven als de waarde hoger is dan de ritprijs;1° Kunnen ze een voorschot vragen dat gelijk is aan de helft van de geraamde ritprijs voor trajecten van meer dan vijftig kilometer of indien de geraamde ritprijs meer dan honderd euro bedraagt. § 4. De chauffeurs van standplaatstaxi's en de chauffeurs van straattaxi's, indien zij daarvoor van de exploitant de toelating hebben gekregen, mogen, wanneer zij niet van dienst zijn, het voertuig voor privédoeleinden gebruiken. De bewijslast voor dit privégebruik ligt bij de betrokkene.
In het in lid 1 bedoelde geval moet de chauffeur de vermelding "privégebruik" rechts vooraan op de voorruit aanbrengen.
Art. 32.Aan de chauffeurs van standplaatstaxi's opgelegde eisen § 1. De chauffeurs van standplaatstaxi's moeten, zodra hun voertuig op de openbare weg rijdt of geparkeerd staat, gebruikmaken van het in bijlage 8, titel II.B bedoelde verklikkerlicht, met uitsluiting van alle andere systemen, om aan te geven in welke stand de in bijlage 8, titel II.C bedoelde digitale taxameter zich bevindt: 1° Wanneer de digitale taxameter is ingeschakeld in overeenstemming met § 2: a) brandt het indicatorlampje met de aanduiding 'I';c) Indien het voertuig zich op het 'einde van de rit' bevindt, branden de indicatorlampjes 'I' en 'II';2° Wanneer de digitale taxameter niet ingeschakeld is: a) Als de taxi beschikbaar is, moeten de indicatorlampjes met de vermeldingen `I', `II' en `taxi' allemaal branden;b) Als de taxi niet beschikbaar is omdat er een rit is besteld, moeten alle indicatorlampjes uit zijn.Dit beginsel is ook van toepassing in het kader van een gereserveerde rit indien de chauffeur gebruik maakt van apparatuur die gelijkwaardig is aan een digitale taxameter en waarmee de in artikel 43 van de ordonnantie bedoelde gegevens op een veilige manier kunnen worden geregistreerd, opgeslagen, geraadpleegd en meegedeeld; c) Als de taxi niet beschikbaar is wegens een technisch incident of omdat de exploitant of de chauffeur het voertuig voor privédoeleinden gebruikt, overeenkomstig artikel 31, § 4, moet het verklikkerlicht worden verwijderd van het dak van het voertuig. § 2. De chauffeurs van standplaatstaxi's moeten de in bijlage 8, titel II.C, § 1, bedoelde digitale taxameter of, eventueel, in het kader van een gereserveerde rit, de apparatuur die gelijkwaardig is aan een digitale taxameter en waarmee de in artikel 43 van de ordonnantie bedoelde gegevens op een veilige manier kunnen worden geregistreerd, opgeslagen, geraadpleegd en meegedeeld, inschakelen zodra hun voertuig is bezet, met andere woorden vanaf het ogenblik dat de gebruiker plaats heeft genomen in het voertuig, behoudens in het in het volgende lid bedoelde geval.
In afwijking van het eerste lid mag de chauffeur, in het kader van een gereserveerde rit, de digitale taxameter of de in lid 1 bedoelde gelijkwaardige apparatuur aanzetten op het met de klant bij de reservering overeengekomen tijdstip van afhaling, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° De chauffeur verschijnt en meldt zich op het tijdstip en de plaats die zijn overeengekomen op het moment van de reservering;2° De gebruiker verplaatst zich niet in een rolstoel. § 3. De chauffeurs van standplaatstaxi's moeten de berekening door de in bijlage 8, titel II.C, § 1, bedoelde digitale taxameter of, eventueel, in het kader van een gereserveerde rit, de apparatuur die gelijkwaardig is aan een digitale taxameter en waarmee de in artikel 43 van de ordonnantie bedoelde gegevens op een veilige manier kunnen worden geregistreerd, opgeslagen, geraadpleegd en meegedeeld, stopzetten zodra zij hun voertuig hebben kunnen stilzetten op het punt van aankomst van de rit. § 4. De chauffeurs van standplaatstaxi's die tijdens hun dienst een probleem vaststellen met de werking van het in bijlage 8, titel II.B bedoelde verklikkerlicht waarmee hun voertuig is uitgerust, moeten de Administratie onverwijld van het probleem in kennis stellen en uiterlijk de werkdag na de dag waarop het probleem werd vastgesteld, overgaan tot reparatie ervan of de exploitant in staat stellen tot de reparatie ervan over te gaan.
In geval van een door een ambtenaar belast met de controle naar behoren vastgesteld defect, kan die ambtenaar de exploitant of de chauffeur opleggen om het voertuig, voorzien van het verklikkerlicht in goede staat van werking, aan de Administratie te komen tonen op de eerste werkdag na de dag waarop de vaststelling is gedaan. § 5. De chauffeurs van standplaatstaxi's die hun voertuig willen laten stilstaan of parkeren op een parkeerplaats die volgens het Verkeersreglement is voorbehouden aan taxi's, mogen dit alleen doen wanneer zij van dienst zijn en op voorwaarde dat er een plaats beschikbaar is.
Wanneer meerdere voor taxi's voorbehouden parkeerplaatsen een wachtrij vormen: 1° De chauffeur die er zijn voertuig heeft geparkeerd, moet in staat zijn het te allen tijde te kunnen verplaatsen, hetzij om het te kunnen opschuiven in de wachtrij, hetzij om gevolg te geven aan het verzoek van een bevoegde ambtenaar.2° De geparkeerde voertuigen moeten altijd achter elkaar of gegroepeerd blijven, zonder de voertuigen of de vlotheid van het doorgaand verkeer te hinderen;3° De chauffeur van het eerste voertuig in de rij moet in zijn auto blijven zitten, klaar om te vertrekken;4° Tenzij de gebruiker uitdrukkelijk een ander voertuig in de wachtrij kiest, voert de chauffeur van wie het voertuig zich op de eerste plaats in de rij bevindt, de rit uit. § 6. De chauffeurs van standplaatstaxi's zijn ertoe verplicht, zodra hun voertuig in dienst en vrij is, de personen die zonder reservering wensen vervoerd te worden, mee te nemen, behalve in de volgende gevallen: 1° Wanneer het vertrekpunt van de rit zich op minder dan honderd meter loopafstand van een taxistandplaats bevindt waar ten minste één standplaatstaxi beschikbaar is, zijn chauffeurs verplicht te weigeren om personen op te pikken;2° Wanneer een persoon vraagt om vervoerd te worden over een lange afstand of naar een dunbevolkte plaats, tenzij ze zijn identiteit hebben kunnen vaststellen, zo nodig met interventie van de plaatselijke politie of de federale politie;3° Als de persoon die vervoerd wenst te worden, zichtbaar dronken is of onder invloed van verdovende middelen;4° Wanneer het voertuig elektrisch wordt aangedreven en de afstand van de gevraagde rit groter is dan de actieradius waarover het voertuig op het moment van de vraag beschikt. § 7. In het geval van een geschil tussen een chauffeur en een gebruiker over het te betalen bedrag voor de uitgevoerde rit, mag de chauffeur niet weigeren de gebruiker naar het dichtstbijzijnde politiebureau te vervoeren, waar de klacht zal worden onderzocht.
Art. 33.Aan de straattaxichauffeurs opgelegde eisen Dienstdoende straattaxichauffeurs mogen niet binnen honderd meter loopafstand van een taxistandplaats parkeren, staan of van en naar een taxistandplaats rijden, behalve in het kader van een bestelde rit.
Art. 34.Aan de voertuigen opgelegde eisen De aan de voertuigen opgelegde eisen worden uitvoerig beschreven in bijlage 8.
Art. 35.Onaangekondigde voertuigcontroles De ambtenaren die belast zijn met het opsporen en vaststellen van overtredingen van deze ordonnantie en van de uitvoeringsmaatregelen, kunnen onaangekondigde controles uitvoeren: 1° Ofwel door, met of zonder voorafgaande waarschuwing, naar de exploitatiezetel te gaan of, indien van toepassing, naar een vestigingseenheid waar het taxivoertuig buiten de diensturen is geparkeerd, om er het voertuig te onderzoeken, alle relevante documenten op te vragen en de exploitant(s) en/of chauffeur(s) van het voertuig te ondervragen;2° Ofwel langs de openbare weg, wanneer het voertuig zich daar bevindt, om het voertuig te onderzoeken, alle relevante documenten op te vragen en de chauffeur van het voertuig te ondervragen;3° Ofwel door de exploitant schriftelijk te verzoeken om hun binnen twintig werkdagen na het verzenden van de uitnodiging de door hen vermelde documenten en inlichtingen te bezorgen.
Art. 36.Aan de reserveringstussenpersonen opgelegde eisen § 1. Wanneer een rit wordt geboekt via een reserveringstussenpersoon, rust de verplichting tot voorafgaande informatieverstrekking zoals bedoeld in artikel 31, § 4, van de ordonnantie op de tussenpersoon. § 2. Wanneer een reserveringstussenpersoon een mobiele applicatie ter beschikking stelt van de klanten en gebruikers, moet hij daarop dezelfde informatie weergeven als die op het in bijlage 8, titel II.C, § 3, bedoelde model van aanplakbiljet. § 3. De regering verleent een exclusieve concessie voor de toewijzing van collectieve taxiritten aan de reserveringstussenpersoon die, in antwoord op haar offerteaanvraag, de voordeligste offerte indient overeenkomstig de in het bestek vastgestelde criteria.
Deze reserveringstussenpersoon moet collectieve taxiritten beheren en verdelen in het kader van het door het Gewest georganiseerde nachtnetwerk.
Art. 37.Voorwaarden voor de vergunning van publiciteit in en op de geregistreerde voertuigen Het in artikel 32 van de ordonnantie bedoelde handvest voor ethische praktijken inzake reclame, op grond waarvan reclame zal worden toegestaan, wordt door de Regering vastgesteld na overleg met de actoren in het in artikel 39 van de ordonnantie bedoelde gewestelijk adviescomité voor de taxidiensten.
TITEL 3. - BELASTINGEN EN HEFFINGEN
Art. 38.Bedragen van de heffingen § 1. De volgende bijdragen zijn verschuldigd in de volgende gevallen: 1° 75 euro voor het onderzoek van een aanvraagdossier: a) voor een exploitatievergunning van een taxidienst of voor de verhoging van het aantal in het kader van een dergelijke vergunning toegekende vignetten;b) voor een bekwaamheidsattest van chauffeur;c) voor een vergunningsoverdracht zoals bedoeld in artikel 10, § 3, van de ordonnantie;d) voor een erkenning als reserveringstussenpersoon;2° 50 euro voor: a) de registratie van een taxivoertuig of een reservevoertuig;b) de aangifte van een vervangingsvoertuig;c) de afgifte van een identificatievignet;3° 50 euro voor het onderzoek van een aanvraagdossier voor de verlenging: a) van een exploitatievergunning voor een taxidienst;b) van een erkenning als reserveringstussenpersoon;4° 300 euro voor een aanvraag voor een vergunningsoverdracht zoals bedoeld in artikel 10, § 4 of § 5, van de ordonnantie;5° 35 euro voor een verzoek om een duplicaat van een van de op grond van dit besluit uitgereikte officiële documenten, met uitzondering van een identificatievignet;6° 100 euro voor de afgifte van een nieuw identificatievignet na verlies, vernietiging of diefstal van het oorspronkelijke identificatievignet;7° de kostprijs voor een aanvraag voor een nieuw verklikkerlicht in geval van verlies, diefstal of vernietiging van het oorspronkelijk geleverde toestel;8° 20 euro voor het onderzoek van een verzending van bijgewerkte gegevens en/of documenten ter uitvoering van de verplichtingen die zijn opgelegd door de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan. § 2. De in § 1 opgesomde heffingen zijn verschuldigd voorafgaand aan de behandeling van de aanvraag waar zij betrekking op hebben. Zolang de betaling niet is verricht, beginnen de in dit besluit vastgestelde termijnen voor de behandeling van deze aanvragen niet te lopen.
TITEL 4. - INBREUKEN EN STRAFFEN
Art. 39.Bevoegde gewestelijke ambtenaren voor de opsporing en vaststelling van inbreuken § 1. Binnen de Administratie zijn alle ambtenaren van de dienst Exploitatie en Vervoer die minimaal rang C hebben en die de eed hebben afgelegd in overeenstemming met § 3, bevoegd om inbreuken op de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan op te sporen en vast te stellen en hebben zij bijgevolg de hoedanigheid van agent van de gerechtelijke politie. § 2. Van de in § 1 bedoelde agenten van de gerechtelijke politie: 1° hebben alleen zij die door de minister daartoe zijn aangesteld, de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie;2° kunnen enkel zij die de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie hebben, overgaan tot inbeslagname van een voertuig, zoals bedoeld in artikel 35, § 3, 7°, van de ordonnantie. § 3. De eed wordt afgelegd in handen van de directeur-generaal van de Administratie. Deze bepaalt tijdens de eedaflegging de bevoegdheden van degene die de eed aflegt.
Art. 40.Identificatie van de gewestelijke agenten De directeur-generaal van Brussel Mobiliteit reikt aan de in artikel 39, § 1 bedoelde ambtenaren twee legitimatiekaarten uit, één in het Frans en één in het Nederlands, die elk ten minste de volgende gegevens bevatten: 1° Op de voorkant, bovenaan: het logo van Brussel Mobiliteit;1° Op de voorkant, in het midden van de kaart, een rechthoek met: a) Links, een identiteitsfoto van de houder van de legitimatiekaart;b) In het midden, bovenaan, de naam en voornaam van de houder van de legitimatiekaart;c) In het midden, het inschrijvingsnummer, gevolgd door de woorden "controleur bedoeld in artikel 38 van het besluit van xx/xx/2022 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten";2° Op de voorkant, in het midden aan de onderkant: "De Directeur-Generaal" en zijn handtekening;3° Op de voorkant, linksonder: de geldigheidsduur van de kaart, die niet meer dan 10 jaar mag bedragen;4° Op de achterkant van de kaart, de woorden: "De houder van deze legitimatiekaart is gemachtigd om op te treden als agent en, in voorkomend geval, als officier van gerechtelijke politie op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;hij mag bevelen uitvaardigen aan bestuurders, inlichtingen inwinnen, controles uitvoeren en zich toegang verschaffen tot het (de) gebruikte voertuig(en)".
Art. 41.Aanstelling van de gemachtigde ambtenaar voor de administratieve boetes De in artikel 38 van de ordonnantie bedoelde gemachtigde ambtenaar wordt aangesteld door de minister onder de ambtenaren van Brussel Mobiliteit met een graad van niveau A.
Art. 42.Bedragen van de administratieve boetes § 1. Bij niet-naleving van een van de hieronder genoemde administratieve verplichtingen kan de in artikel 38 van de ordonnantie bedoelde gemachtigde ambtenaar een waarschuwing geven of een administratieve boete waarvan het bedrag overeenkomstig § 2 wordt vastgesteld, opleggen aan: 1° Een exploitant van een taxidienst in de volgende gevallen: a) Verplichting om de informatie bij te werken zoals bedoeld in artikel 27;b) Verplichting om aan het publiek enkel voertuigen ter beschikking te stellen die beantwoorden aan de in bijlage 8 opgesomde eisen die erop van toepassing zijn;c) Verplichting tot kennisgeving aan de Administratie van het gebruik van een reservevoertuig in overeenstemming met artikel 18, § 1, van de ordonnantie;d) Verplichting tot kennisgeving aan de Administratie van het gebruik van een vervangingsvoertuig in overeenstemming met artikel 19, § 2, van de ordonnantie;e) Verplichting om binnen de gestelde termijnen te antwoorden op verzoeken en oproepingen van de Administratie.2° Een chauffeur in de volgende gevallen: a) Verplichting om de informatie bij te werken zoals bedoeld in artikel 27;b) Verplichting om aan het publiek enkel een voertuig ter beschikking te stellen dat beantwoordt aan de in bijlage 8 opgesomde eisen die erop van toepassing zijn; c) Verplichting om gebruik te maken van een verklikkerlicht zoals bedoeld in bijlage 8, titel II.B, in overeenstemming met artikel 32; d) Verplichting tot naleving van de eisen die zijn opgesomd in artikel 30 en, indien van toepassing, in de artikelen 31 en 32;e) Verplichting om binnen de gestelde termijnen te antwoorden op verzoeken en oproepingen van de Administratie.3° Een reserveringstussenpersoon in de volgende gevallen: a) Verplichting om de informatie bij te werken zoals bedoeld in artikel 27;b) Verplichting tot doorgifte zoals bedoeld in artikel 30, 4°, van de ordonnantie;c) Verplichting om binnen de gestelde termijnen te antwoorden op verzoeken en oproepingen van de Administratie. § 2. In de in § 1 bedoelde gevallen legt de in artikel 38 van de ordonnantie bedoelde gemachtigde ambtenaar aan de betrokkene de volgende administratieve boete op, afhankelijk van de mate van herhaling van dezelfde inbreuk binnen achttien maanden na de laatste vaststelling van een inbreuk: 1° 100 euro voor de eerste inbreuk;2° 200 euro voor de tweede inbreuk;3° 500 euro vanaf de derde inbreuk. Parallel met de tenuitvoerlegging van het eerste lid van dit artikel kan artikel 12, artikel 16 of artikel 25 van de ordonnantie worden toegepast, en na de derde inbreuk is deze toepassing verplicht. § 3. Met uitzondering van de taxichauffeurs in dienst, die onder artikel 36, § 1, 4°, van de ordonnantie vallen, kan de in artikel 38 van de ordonnantie bedoelde gemachtigde ambtenaar een administratieve boete van 200 euro opleggen aan iedereen van wie het voertuig, zonder vergunning, een voor taxi's voorbehouden parkeerplaats inneemt.
Art. 43.Besluitvormingsprocedure voor administratieve boetes. § 1. Wanneer de opsteller van een proces-verbaal dit in overeenstemming met artikel 35, § 4, van de ordonnantie aan de betrokkene toezendt, zendt hij tegelijkertijd een afschrift aan de in artikel 38 van de ordonnantie bedoelde gemachtigde ambtenaar. § 2. Binnen tien werkdagen na de ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal stelt de gemachtigde ambtenaar de belanghebbende in kennis van: 1° De inhoud van de voorgenomen maatregel: waarschuwing of administratieve boete;2° Het feit dat hij het recht heeft om binnen twintig werkdagen na de ontvangst van de in deze paragraaf bedoelde kennisgeving: a) Zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk te doen gelden;b) Te verzoeken om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten;3° Het feit dat hij het recht heeft zich te laten vertegenwoordigen of bijstaan door een raadsman en zijn dossier in te zien. § 3. Indien de belanghebbende verzoekt om zijn verdedigingsmiddelen mondeling toe te lichten, stelt de gemachtigde ambtenaar hem in kennis, binnen twintig werkdagen na de ontvangst van het verzoek, van de plaats, de datum en het tijdstip van de hoorzitting bij de gemachtigde ambtenaar. De hoorzitting wordt georganiseerd tussen de tiende en de twintigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting. Indien de belanghebbende vraagt om een latere datum vast te stellen, kan de maximale termijn voor het houden van de hoorzitting worden verlengd tot de veertigste werkdag na de verzendingsdatum van de datum van de hoorzitting.
Na afloop van de hoorzitting legt de gemachtigde ambtenaar het proces-verbaal van de hoorzitting aan de belanghebbende voor. De belanghebbende kan vragen dat zijn eventuele opmerkingen over het proces-verbaal erin worden opgenomen. § 4. De beslissing van de gemachtigde ambtenaar wordt betekend aan de belanghebbende via een communicatiemiddel dat de precieze datering van de ontvangst van de zending mogelijk maakt, binnen een termijn van zes maanden vanaf de verzending van de in § 2 bedoelde kennisgeving, door: 1° De gemachtigde ambtenaar wanneer hij beslist geen maatregelen te treffen of wanneer hij een waarschuwing richt aan de overtreder;2° Door de bevoegde rekenplichtige van de ontvangsten, in opdracht van de bevoegde ordonnateur, wanneer de gemachtigde ambtenaar beslist om een administratieve boete op te leggen.Deze kennisgeving gaat vergezeld van een uitnodiging tot betaling van de boete. § 5. Wanneer er geen verzending volgt binnen de in § 4 bedoelde termijn, dan vervalt de procedure. § 6. In het geval bedoeld in § 4, 2°, beschikt de overtreder over een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de kennisgeving om de administratieve boete te betalen. § 7. Na het verstrijken van de in § 6 bedoelde betalingstermijn kan de boete met alle wettige middelen worden geïnd en kunnen de inningskosten en de eventuele vertragingsrente aan de overtreder worden aangerekend.
Aanvullend kan de minister, op verzoek van de gemachtigde ambtenaar en ten vroegste tien kalenderdagen nadat de gemachtigde ambtenaar een herinnering heeft gestuurd naar de overtreder die in gebreke blijft, de exploitatievergunning voor een taxidienst, het bekwaamheidsattest van chauffeur of de vergunning als reserveringstussenpersoon waarover de overtreder beschikt, schorsen.
De in het vorige lid bedoelde schorsing eindigt op de datum waarop de gemachtigde ambtenaar aan de overtreder een bewijs van betaling van de boete en de eventuele rente en/of extra kosten als gevolg van de laattijdige betaling toezendt.
TITEL 5. - INSTANTIES EN HUN BEVOEGDHEDEN HOOFDSTUK 1. - Het gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten
Art. 44.Samenstelling van het gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten § 1. Het Adviescomité bestaat uit de volgende leden die, samen met hun respectieve plaatsvervangers, door de regering op voorstel van de minister worden benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van twee jaar: 1° Twee afgevaardigden van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, de eerste als vertegenwoordiger van de minister-president, de tweede als vertegenwoordiger van de minister;2° Twee afgevaardigden van de Administratie;3° Een afgevaardigde van de representatieve consumentenorganisaties die in de Raad voor het Verbruik zetelen;4° Twee afgevaardigden per representatieve vereniging van exploitanten van standplaatstaxi-, straattaxi- of ceremoniële taxidiensten zoals bedoeld in § 3;5° Een afgevaardigde van de Belgische Transportarbeidersbond;6° Een afgevaardigde van de ACV Transcom;7° Een afgevaardigde van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België;8° Een afgevaardigde van het Sociaal Fonds voor de taxiondernemingen en diensten voor de verhuur van voertuigen met chauffeur;9° Vier afgevaardigden van de erkende reserveringstussenpersonen waarvan de leden in totaal ten minste 200 voertuigen hebben, gekoppeld aan een identificatievignet uitgegeven in overeenstemming met dit besluit, reservevoertuigen buiten beschouwing gelaten;10° Een afgevaardigde die de nationale groepering van taxi-ondernemingen en ondernemingen voor de verhuur van voertuigen met chauffeur vertegenwoordigt, als sociale partner die als enige de werkgevers in de taxi- en VVC-sector in het paritair comité vertegenwoordigt;11° Een afgevaardigde van de vzw Brussels Hotels Association. § 2. De verenigingen die aan de onderstaande voorwaarden voldoen, worden beschouwd als representatief in de zin van § 1, 4° : 1° De verdediging van de belangen van de exploitanten van standplaatstaxi-, straattaxi- en/of ceremoniële taxidiensten als maatschappelijk doel hebben;2° Leden hebben die geen lid zijn van een andere vereniging met het in 1° bedoelde maatschappelijk doel et die in totaal ten minste 100 voertuigen hebben gekoppeld aan een identificatievignet uitgegeven in overeenstemming met dit besluit, reservevoertuigen buiten beschouwing gelaten;3° De bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen naleven. § 3. De vertegenwoordiger van een in § 1, ° 4, bedoelde representatieve vereniging moet houder zijn van een exploitatievergunning voor een taxidienst, afgeleverd met toepassing van de ordonnantie en de uitvoeringsmaatregelen ervan. § 4. De leden van het Adviescomité kunnen worden geschorst, voor een maximale duur van drie maanden, of afgezet door de Regering in geval van kennelijk wangedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van hun functie of in geval van tekortkomingen bij de uitoefening van hun mandaat.
Voordat een van de in het eerste lid beoogde maatregelen wordt goedgekeurd, moet het betrokken lid worden opgeroepen en gehoord door de minister. § 5. Wanneer een lid vóór de vervaldag van zijn mandaat vervangen wordt, dan voltooit zijn vervanger dit mandaat. Indien geen plaatsvervanger beschikbaar is, benoemt de minister een nieuw effectief lid en een nieuw plaatsvervangend lid om het vacante mandaat te vervullen.
Art. 45.Onverenigbaarheden en verplichtingen van de leden § 1. De leden van de Adviescomité zijn gehouden tot de terughoudendheids- en de discretieplicht wat betreft de onderzochte dossiers, met name wat betreft het uitgebrachte advies en de debatten die eraan voorafgingen. § 2. De leden van het Adviescomité kunnen dit comité niet persoonlijk verbinden.
Art. 46.Werking van het gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten § 1. Het Adviescomité wordt voorgezeten door de minister, of, in geval van zijn afwezigheid, door de persoon die hij aanwijst. § 2. De voorzitter wijst de persoon aan die instaat voor het secretariaat van het Comité buiten zijn leden. § 3. De voorzitter stelt de agenda van de vergaderingen op en roept de leden op, leidt de debatten, vat ze samen, legt eventueel de adviesvoorstellen ter stemming voor en spreekt het advies van het Adviescomité uit, dat hij doet optekenen door de secretaris. Hij ondertekent samen met de secretaris de notulen, verslagen, brieven van het Adviescomité en de instructies voor de leden. § 4. De voorzitter kan derden uitnodigen op de vergaderingen van het Adviescomité. Zij kunnen deelnemen aan de debatten, maar niet aan de beraadslagingen. § 5. De vergaderingen van het Adviescomité vinden plaats met gesloten deuren. § 6. Het Adviescomité beraadslaagt geldig met gewone meerderheid van stemmen, ongeacht het aantal aanwezige leden. § 7. Het Adviescomité kan in zijn midden themawerkgroepen vormen. Deze werkgroepen beschikken echter niet over autonome adviesbevoegdheid, noch over de bevoegdheid om het Adviescomité te verbinden. § 8. Het mandaat van een lid van het Adviescomité geeft geen aanleiding tot een vergoeding.
Art. 47.Bevoegdheden van het gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten De voorzitter ontvangt de adviesaanvragen en legt, bijgestaan door de secretaris, de adviezen namens het Adviescomité aan de Regering voor. HOOFDSTUK 2. - De Overdrachtscommissie
Art. 48.Samenstelling van de Overdrachtscommissie § 1. De Overdrachtscommissie bestaat uit de volgende leden die, samen met hun respectieve plaatsvervangers, door de minister worden benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van één jaar: 1° De voorzitter is een lid van de Administratie van minstens niveau A en heeft op de datum van zijn benoeming minstens twee jaar anciënniteit binnen de Administratie;2° Een vertegenwoordiger van de exploitanten van taxidiensten, benoemd op voordracht van de leden van het in artikel 39 van de ordonnantie bedoelde gewestelijk Adviescomité, die er de exploitanten van taxidiensten vertegenwoordigen, binnen de maand na het verzoek dat de minister tot hen richt;3° Een vertegenwoordiger van de gebruikers van het openbaar vervoer, gekozen uit de kandidaten die zijn voorgedragen door de representatieve verenigingen van deze gebruikers, binnen een maand na het verzoek dat de minister tot hen richt;4° Een lid dat accountant of bedrijfsrevisor is, gekozen uit de kandidaturen die aan de Administratie zijn toegezonden binnen één maand na de publicatie van de oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Administratie. § 2. De leden van de Overdrachtscommissie kunnen door de minister worden afgezet in geval van kennelijk wangedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van hun functie of in geval van ernstige tekortkomingen bij de uitoefening van hun opdracht.
Voordat de in het eerste lid beoogde maatregel wordt goedgekeurd, moet het betrokken lid worden opgeroepen en gehoord door de minister. § 3. Wanneer een lid vóór de vervaldag van zijn mandaat vervangen wordt, dan voltooit zijn vervanger dit mandaat. Indien geen plaatsvervanger beschikbaar is, benoemt de minister een nieuw effectief lid en een nieuw plaatsvervangend lid om het vacante mandaat te vervullen.
Art. 49.Onverenigbaarheden en verplichtingen van de leden § 1. De leden van de Overdrachtscommissie zijn gehouden tot de terughoudendheids- en de discretieplicht wat betreft de onderzochte dossiers, met name wat betreft het uitgebrachte advies en de debatten die eraan voorafgingen. § 2. De leden van de Overdrachtscommissie kunnen die commissie niet persoonlijk verbinden. § 3. Indien een lid van de Overdrachtscommissie geconfronteerd wordt met een belangenconflict, mag dat lid niet deelnemen aan de besprekingen of beraadslagingen, noch aan de formulering van het advies aan de minister over het betrokken dossier. Het lid wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, tenzij ook de plaatsvervanger zich voor een belangenconflict gesteld ziet, in welk geval de Commissie bijeenkomt en geldig beraadslaagt zonder de betrokkenen.
Art. 50.Werking van de Overdrachtscommissie § 1. Het secretariaat van de Overdrachtscommissie wordt verzorgd door de Administratie. § 2. De voorzitter stelt de agenda van de vergaderingen op, roept de leden op alsook de personen die betrokken zijn bij het te onderzoeken voorstel van overdracht van de exploitatievergunning, leidt de debatten, vat ze samen, legt eventueel de adviesvoorstellen ter stemming voor en ondertekent samen met de secretaris de notulen, verslagen, adviesvoorstellen gericht aan de minister, evenals alle correspondentie van de Overdrachtscommissie. § 3. De Overdrachtscommissie vergadert telkens haar voorzitter dat noodzakelijk acht op grond van de aan hem gerichte aanvragen, en minstens eenmaal per kwartaal van het kalenderjaar. § 4. De vergaderingen van de Overdrachtscommissie vinden plaats met gesloten deuren.
De personen die betrokken zijn bij het voorstel van overdracht, kunnen zich laten vergezellen of vertegenwoordigen door een advocaat. Indien zij niet aanwezig of vertegenwoordigd zijn, wordt de procedure voortgezet en onderzoekt de Commissie het dossier uitsluitend op basis van de ingediende aanvraag. § 5. De Overdrachtscommissie beraadslaagt slechts geldig onder de volgende voorwaarden: 1° Als minstens driekwart van de leden aanwezig is.Na een tweede bijeenroeping betreffende dezelfde agenda kan de Overdrachtscommissie echter geldig beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden; 2° Zonder de aanwezigheid van de personen die bij het voorstel van overdracht van de vergunning betrokken zijn;3° Indien het ter stemming voorgelegde voorstel de gewone meerderheid van de stemmen behaalt, is de stem van de voorzitter doorslaggevend bij staking van stemmen. § 6. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Administratie ontvangen de leden van de Overdrachtscommissie een aanwezigheidsvergoeding voor elke vergadering van deze Commissie waaraan zij deelnemen.
Het bedrag van de aanwezigheidsvergoeding wordt door de minister vastgesteld met inachtneming van een maximum van 375 euro voor de accountant of de bedrijfsrevisor en 250 euro voor de andere leden van de Commissie. HOOFDSTUK 3. - De Tuchtraad
Art. 51.Samenstelling van de Tuchtraad § 1. De Tuchtraad bestaat uit de volgende leden die, samen met hun respectieve plaatsvervangers, door de minister worden benoemd: 1° De voorzitter is een magistraat of een eremagistraat die wordt benoemd na een openbare oproep tot kandidaatstelling die wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Administratie en die openstaat gedurende een maand vanaf de eerste dag van deze publicatie;2° Een lid van de Administratie van minstens niveau A dat op de datum van zijn benoeming minstens twee jaar anciënniteit binnen de Administratie heeft;3° Een vertegenwoordiger van de exploitanten van taxidiensten, benoemd op voordracht van de leden van het in artikel 39 van de ordonnantie bedoelde gewestelijk Adviescomité, die er de exploitanten van taxidiensten vertegenwoordigen, binnen de maand na het verzoek dat de minister tot hen richt;4° Een vertegenwoordiger van de taxichauffeurs, benoemd op voordracht van de representatieve vakbondsorganisaties van de taxichauffeurs binnen de maand na het verzoek dat de minister tot hen richt. § 2. De leden van de Tuchtraad kunnen door de minister worden afgezet in geval van kennelijk wangedrag dat afbreuk doet aan de waardigheid van hun functie of in geval van ernstige tekortkomingen bij de uitoefening van hun opdracht.
Voordat de in het eerste lid beoogde maatregel wordt goedgekeurd, moet het betrokken lid worden opgeroepen en gehoord door de minister. § 3. Wanneer een lid vóór de vervaldag van zijn mandaat vervangen wordt, dan voltooit zijn vervanger dit mandaat. Indien geen plaatsvervanger beschikbaar is, benoemt de minister een nieuw effectief lid en een nieuw plaatsvervangend lid om het vacante mandaat te vervullen.
Art. 52.Onverenigbaarheden en verplichtingen van de leden § 1. De leden van de Tuchtraad zijn gehouden tot de terughoudendheids- en de discretieplicht wat betreft de onderzochte dossiers, met name wat betreft het uitgebrachte voorstel en de debatten die eraan voorafgingen. § 2. De leden van de Tuchtraad kunnen die raad niet persoonlijk verbinden.
Art. 53.Werking van de Tuchtraad § 1. Het secretariaat van de Tuchtraad wordt verzorgd door de Administratie. § 2. De voorzitter stelt de agenda van de vergaderingen op en roept de leden op, leidt de debatten, vat ze samen, legt eventueel de adviesvoorstellen ter stemming voor ondertekent samen met de secretaris de notulen, verslagen, adviesvoorstellen gericht aan de minister, evenals alle correspondentie van de Tuchtraad. § 3. De Tuchtraad vergadert minstens eenmaal per maand, tenzij de voorzitter beslist de leden niet bijeen te roepen op grond van het feit dat sinds de laatste vergadering geen enkel dossier is ingediend door de Administratie met toepassing van artikel 14, § 1, 6°. § 4. De vergaderingen van de Tuchtraad vinden plaats met gesloten deuren. § 5. De Tuchtraad beraadslaagt slechts geldig onder de volgende voorwaarden: 1° Als minstens driekwart van de leden aanwezig is.Na een tweede bijeenroeping betreffende dezelfde agenda kan de Tuchtraad echter geldig beraadslagen, ongeacht het aantal aanwezige leden; 2° Indien het ter stemming voorgelegde voorstel de gewone meerderheid van de stemmen behaalt, is de stem van de voorzitter doorslaggevend bij staking van stemmen. § 6. Met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Administratie ontvangen de leden van de Tuchtraad een aanwezigheidsvergoeding voor elke vergadering van deze Raad waaraan zij deelnemen.
Het bedrag van de aanwezigheidsvergoeding wordt door de minister vastgesteld met inachtneming van een maximum van 375 euro voor de voorzitter en 250 euro voor de andere leden van de Raad.
TITEL 7. - OVERGANGSBEPALINGEN
Art. 54.Nadere regels voor de aanvraag tot overgang van het statuut van exploitant van diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur naar het statuut van exploitant van straattaxidiensten § 1. De houders van een exploitatievergunning voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, afgegeven ter uitvoering van de ordonnantie van 1995, die een straattaxidienst willen verlenen, bezorgen binnen de in artikel 48, § 1, eerste lid van de ordonnantie vastgestelde termijn de volgende inlichtingen en documenten aan de Administratie, ter aanvulling van de vereisten van het tweede lid van dezelfde bepaling: 1° De door de Administratie gegeven referentie aan de vergunning voor de exploitatie van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur waarvan de omzetting wordt gevraagd;2° Een attest van de FOD Financiën, dat minder dan drie maanden oud is en waaruit blijkt dat de exploitant geen fiscale schulden heeft;3° Een attest van de RSZ en/of een attest van het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de exploitant, dat minder dan drie maanden oud is en waaruit blijkt dat die laatste in orde is met de betaling van zijn socialezekerheidsbijdragen. § 2. Binnen twintig werkdagen na de verzending van de vereiste inlichtingen en documenten stuurt de Administratie de exploitant: 1° Ofwel een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier;2° Ofwel een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier met vermelding van de ontbrekende inlichtingen of documenten. § 3. Binnen twintig werkdagen na verzending door de Administratie van een ontvangstbevestiging van onvolledig dossier: 1° Indien de exploitant gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zijn de bepalingen van § 2 opnieuw van toepassing;2° Indien de exploitant geen gevolg geeft aan het verzoek van de Administratie, zendt deze hem een herinnering die een nieuwe termijn van twintig werkdagen doet ingaan, na afloop waarvan, in geval van het uitblijven van een antwoord door de exploitant, die laatste geacht wordt geen contact te hebben opgenomen met de Administratie en artikel 48, § 2, 1°, van de ordonnantie op hem wordt toegepast. § 4. Wanneer de Administratie een ontvangstbevestiging van volledig en ontvankelijk dossier toestuurt: 1° Indien het aantal nog toe te kennen identificatievignetten toereikend is om, minstens gedeeltelijk, aan het verzoek van de exploitant te voldoen, bezorgt de minister of zijn afgevaardigde aan de exploitant binnen de in artikel 48, § 2, 2°, van de ordonnantie vastgestelde termijn: a) de exploitatievergunning voor een straattaxidienst, met vermelding van het aantal vignetten waarop zij betrekking heeft en, voor elk van deze vignetten, de door de Administratie eraan toegekende referentie, alsook de categorie en, in voorkomend geval, de subcategorie taxidiensten waarop zij betrekking heeft;b) de door deze exploitatievergunning voor een straattaxidienst beoogde vignetten;2° Indien het aantal nog toe te kennen identificatievignetten ontoereikend is om, zelfs gedeeltelijk, aan het verzoek van de exploitant te voldoen, stelt de Administratie de exploitant daarvan in kennis en deelt zij hem mee dat hij, in overeenstemming met artikel 48, § 2, 2°, tweede zin, onderworpen blijft aan de regeling van de ordonnantie van 27 april 1995 tot aan het verstrijken van zijn exploitatievergunning voor een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, die niet meer kan worden verlengd.
Art. 55.Overgangsperiode voor de nieuwe vergunningen Gedurende een periode van een jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit, kunnen de vergunningsaanvragen en de aanvragen tot verhoging van het aantal door een exploitatievergunning toegekende identificatievignetten die niet onder de overgangsregeling van de artikelen 47, § 1, en 48, § 1, van de ordonnantie vallen, slechts betrekking hebben op maximaal twee identificatievignetten, reservevoertuigen uitgezonderd.
Art. 56.Overgangsperiode voor de kwalificatietraject van de chauffeurs § 1. Artikel 10, § 1, 10°, is niet van toepassing op de aanvrager van een bekwaamheidsattest van bestuurder die bewijst dat hij gedurende ten minste twee van de vijf jaar voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit als chauffeur werkzaam is geweest in het kader van een dienst voor het verhuren van voertuigen met chauffeur dat overeenkomstig de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, het Vlaams decreet van 29 maart 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 29/03/2019 pub. 14/05/2019 numac 2019012097 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer sluiten betreffende het individueel bezoldigd personenvervoer, het Vlaams decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg, het Waals decreet van 18 oktober 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten van verhuur van wagens met chauffeur is toegelaten, § 2. Het in § 1 bedoelde bewijs moet worden geleverd door het volgende bij de aanvraag van een bekwaamheidsattest van chauffeur te voegen: 1° Een attest afgeleverd door een exploitant of door een reserveringstussenpersoon;2° Een attest afgeleverd door de RSZ, door het socialeverzekeringsfonds voor zelfstandigen van de aanvrager of door een andere officiële instantie die onafhankelijk is van de taxisector en de sector van het verhuren van voertuigen met chauffeur.
Art. 57.Routekaarten § 1. Zolang het computersysteem dat bedoeld wordt in artikel 42, § 2, van de ordonnantie nog niet operationeel is, moeten de chauffeurs van standplaatstaxi's in staat zijn om de met de controle belaste ambtenaren te allen tijde een dagelijkse routekaart, gedrukt of via een elektronische drager, te overhandigen. Die routekaart moet beantwoorden aan het model dat door de minister of zijn afgevaardigde is vastgesteld en dat minstens de volgende vermeldingen bevat: 1° De datum van de dag waarop de routekaart betrekking heeft;2° De identiteit en de contactgegevens van de exploitant van het voertuig;3° Het nummer van het identificatievignet van het voertuig, of, als het om een vervangingsvoertuig gaat, het nummer van het identificatievignet van het onbeschikbare voertuig en de referentie die de Administratie aan het vervangingsvoertuig heeft toegekend;4° Het kenteken van het voertuig;5° Het nummer van het bekwaamheidsattest van de chauffeur;6° De datum en het uur waarop de dienst van de chauffeur begonnen is;7° De kilometerstand op de digitale taxameter bij het begin van de dienst;8° De volgnummers van de ritten;9° De adressen en de uren waarop de gebruikers zijn in- en uitgestapt;10° De ontvangen bedragen;11° De dienstonderbrekingen;12° De kilometerstand van de digitale taxameter aan het einde van de dienst;13° Het aantal uitgevoerde opdrachten dat op de digitale taxameter is weergegeven bij het begin van de dienst;14° Het aantal afgelegde kilometers in opdracht aan het begin van de dienst;15° Het aantal uitgevoerde opdrachten dat op de digitale taxameter is weergegeven aan het einde van de dienst;16° Het aantal afgelegde kilometers in opdracht aan het einde van de dienst;17° Het soort afgelegde rit: gewoon vervoer of het vervoer van een persoon met beperkte mobiliteit; § 2. De in § 1 bedoelde inlichtingen moeten worden geregistreerd: 1° Wat betreft de inlichtingen bedoeld in de punten 1° tot 7°, 13° en 14° : voordat de chauffeur zijn dienst begint;2° Wat betreft de inlichtingen bedoeld in punt 11° : vóór het begin van de dienstonderbreking;3° Wat betreft de inlichtingen bedoeld in de punten 12°, 15° en 16° : aan het einde van de dienst;4° Voor de overige inlichtingen: uiterlijk aan het einde van elke rit. § 3. De routekaarten moeten minstens zeven kalenderdagen worden bewaard in de apparatuur en vervolgens, op een onafhankelijke drager, hetzij in de zetel van de exploitant, hetzij op een beveiligde server bij een derde, en dit gedurende vijf jaar te rekenen vanaf hun opstellingsdatum. Het moet mogelijk zijn ze weer te geven en door te geven, gerangschikt per voertuig en per datum, op elk verzoek van de met de controle belaste ambtenaren en beambten. § 4. Het is de chauffeurs verboden om de dagtellers van de digitale taxameter op nul te zetten vóór het einde van hun dienst.
Art. 58.Praktische regelingen § 1. De houders van een bekwaamheidsattest van chauffeur, afgeleverd met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur leggen, bij controles, nog steeds het document voor waarvan ze momenteel houder zijn, tot de Administratie hun het model bezorgt van bekwaamheidsattest van chauffeur dat in overeenstemming is met het voorschrift van dit besluit. § 2. De identificatieplaten zoals bedoeld in artikel 33, § 1, eerste lid, van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur, worden gelijkgesteld met de in artikel 17 van de ordonnantie bedoelde identificatievignetten. Deze platen blijven bevestigd op de plaats van het voertuig waar ze zich bevinden. § 3. De standplaatstaxivoertuigen waarvan de exploitatie is begonnen vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit en waarvan het visuele buitenzicht in overeenstemming is met de voorheen toepasselijke eisen, kunnen dit uitzicht behouden tot de vervaldatum van de geldigheid van de exploitatievergunning waaraan ze verbonden zijn.
TITEL 8. - OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN
Art. 59.Opheffingen De volgende besluiten worden opgeheven: 1° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 9 mei 1995 tot vaststelling van de wijze van aangifte van de exploitaties van diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;2° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 november 1995 houdende de samenstelling, de werking en de opdrachten van het Gewestelijk Adviescomité voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;3° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4 september 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 04/09/2003 pub. 02/10/2003 numac 2003031473 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende bepaling van de aanvullende criteria volgens dewelke de vergunningsaanvragen voor het exploiteren van een taxidienst onderzocht worden alsook, van de vorm en de inhoud van het bericht bestemd voor het publiek en van de onderzoeksprocedure van de aanvragen sluiten houdende bepaling van de aanvullende criteria volgens dewelke de vergunningsaanvragen voor het exploiteren van een taxidienst onderzocht worden alsook van de vorm en de inhoud van het bericht bestemd voor het publiek en van de onderzoeksprocedure van de aanvragen;4° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;5° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 8 mei 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 08/05/2008 pub. 28/05/2008 numac 2008031237 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten tot vaststelling van het bedrag, alsook van de termijn en de nadere voorschriften voor betaling van de administratieve geldboetes met toepassing van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;6° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 mei 2008Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten0 tot vaststelling van de bijzondere exploitatievoorwaarden van collectieve taxi's;7° Artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 maart 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten1 tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur en houdende vaststelling van de nieuwe visuele identiteit van de taxivoertuigen;8° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 5 mei 2011Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten2 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Gewestelijke tuchtraad betreffende taxichauffeurs;9° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 juni 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten3 betreffende elektrische taxi's;10° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 februari 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten4 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van het Taxigebruikerscomité van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;11° Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 24 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/12/2016 pub. 13/12/2016 numac 2016011493 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot organisatie van het beroep van en het publiek toezicht op de bedrijfsrevisoren sluiten5 tot vaststelling van de samenstelling en de werking van de Commissie bedoeld in artikel 10bis, 4° van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;12° Het ministerieel besluit van 18 juli 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 18/07/2014 pub. 12/11/2014 numac 2014031908 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit betreffende de afgifte van het opleidingsgetuigschrift zoals bedoeld in artikel 17, § 5, lid 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007 betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de afgifte van het opleidingsgetuigschrift zoals bedoeld in artikel 17, § 5, lid 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 29 maart 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de brusselse hoofdstedelijke regering prom. 29/03/2007 pub. 03/05/2007 numac 2007031181 bron ministerie van het brussels hoofdstedelijk gewest Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur sluiten betreffende de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur;13° Het ministerieel besluit van 21 oktober 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 21/10/2014 pub. 12/11/2014 numac 2014031909 bron brussels hoofdstedelijk gewest Ministerieel besluit betreffende de Overeenkomst voor de opleiding van zelfstandige kandidaat-chauffeurs sluiten betreffende de Overeenkomst voor de opleiding van zelfstandige kandidaat-chauffeurs.
Art. 60.Inwerkingtreding De ordonnantie en dit besluit treden in werking op 21 oktober 2022.
Art. 61.Uitvoeringsbevoegdheid De minister tot wiens bevoegdheden de taxidiensten en de verhuurdiensten van voertuigen met chauffeur behoren, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 6 oktober 2022.
Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering : De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van Gewestelijk Belang, R. VERVOORT
Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld