gepubliceerd op 14 juni 2004
Ordonnantie betreffende de controle van de verkiezingsuitgaven en de regeringsmededelingen
29 APRIL 2004. - Ordonnantie betreffende de controle van de verkiezingsuitgaven en de regeringsmededelingen (1)
De Brusselse Hoofdstedelijke Raad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Definities
Art. 2.Voor de toepassing van deze ordonnantie dient te worden verstaan onder : 1° mededeling : de mededelingen en de voorlichtingscampagnes van de regering, van de leden van de regering en van de gewestelijke staatssecretarissen alsmede die van de voorzitter van de Raad waartoe zij niet op grond van een wets- of verordeningsbepaling verplicht zijn en die direct of indirect met overheidsgeld worden gefinancierd;2° politieke partij : de vereniging van natuurlijke personen, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, die aan door de Grondwet bepaalde verkiezingen deelneemt, die kandidaten voordraagt voor de verkiezingen van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, de Waalse Gewestraad, de Vlaamse Raad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad of de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en die, binnen de perken van de Grondwet, de wet, het decreet en de ordonnantie, de totstandkoming van de volkswil beoogt te beïnvloeden op de wijze bepaald in haar statuten of haar programma. In de definitie van politieke partij zijn ook begrepen de instellingen, verenigingen, groeperingen en regionale entiteiten van een politieke partij, ongeacht hun rechtsvorm, die rechtstreeks verbonden zijn met die politieke partij, namelijk - de studiediensten; - de wetenschappelijke instellingen; - de politieke vormingsinstellingen; - de politieke omroepverenigingen; - de instelling bedoeld in artikel 22 van de wet van 4 juli 1989 betreffende de beperking en de controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de federale Kamers, de financiering en de open boekhouding van de politieke partijen; - de entiteiten georganiseerd op het niveau van de arrondissementen en/of van de kieskringen voor de verkiezingen van de federale Kamers en van de Gemeenschaps- en Gewestraden; - de politieke fracties van de federale Kamers, van de Gemeenschaps- en Gewestraden en van de provincieraden, en de instellingen die zijn opgericht met de rechtsvorm van een vereniging zonder winstoogmerk, die dotaties of subsidies krijgen welke door deze assemblees worden toegekend aan de politieke partijen of aan de politieke fracties. HOOFDSTUK II. - Oprichting, samenstelling en bevoegdheden van het Controlecollege
Art. 3.Er wordt een Controle college opgericht, hierna « het College » te noemen, dat voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest belast wordt met : - de controle van de verkiezingsuitgaven bedoeld in de wet van 19 mei 1994 tot regeling van de verkiezingscampagne en tot beperking en aangifte van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezingen van de Vlaamse Raad, de Waalse Gewestraad, de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, alsmede tot vaststelling van de toetsingsnorm inzake officiële mededelingen van de overheid, hierna te noemen « de wet », en de herkomst van de, geldmiddelen die daaraan zijn besteed; - de controle van de mededelingen.
Art. 4.Het College is samengesteld uit elf vaste leden en elf plaatsvervangende leden, van wie minstens drie behoren tot de minst talrijke taalgroep. De leden van het College worden aangewezen door de Raad onder zijn leden en behoren tot een erkende politieke fractie. De voorzitter en de eerste ondervoorzitter van de Raad zijn lid van rechtswege en zijn respectievelijk voorzitter en ondervoorzitter van het College.
De leden worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode tijdens de eerste vergadering van de Raad die volgt op zijn volledige vernieuwing. Ingeval een lid tijdens de zittingsperiode vervangen wordt, voleindigt het nieuwe lid het mandaat van zijn voorganger.
Art. 5.De vergaderingen van het College zijn openbaar, tenzij het College anders beslist.
Art. 6.Het College oefent zijn bevoegdheden uit in overeenstemming met de procedures en regels bepaald bij deze ordonnantie en in het huishoudelijk reglement dat het College vaststelt. Het huishoudelijk reglement moet worden goedgekeurd door de Raad.
Art. 7.Het College kan zich bij de uitvoering van zijn opdrachten laten bijstaan door het Rekenhof.
Art. 8.Tenzij anders bepaald is, vergadert het College op rechtsgeldige wijze na bijeenroeping door de voorzitter, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art. 9.De briefwisseling en de betekeningen aan het College worden gericht aan de voorzitter of, wanneer de zitting gesloten is, aan de griffier van de Raad.
Art. 10.Het lid van het College dat persoonlijk en rechtstreeks betrokken partij is, mag niet aanwezig zijn bij de beraadslagingen die op hem betrekking hebben. HOOFDSTUK III. - Controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad
Art. 11.In het kader van zijn opdracht inzake controle van de verkiezingsuitgaven voor de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad moet het College : - de verslagen en de opmerkingen ingediend door de kandidaten en de kiezers en overgezonden door de voorzitter van het gewestelijk bureau onderzoeken; - op tegenspraak en, op straffe van verval, uiterlijk negentig dagen na de ontvangst van alle verslagen, uitspraak doen over de juistheid en de volledigheid van elk verslag; - het eindverslag opstellen dat per politieke partij het totaalbedrag van de verkiezingsuitgaven ten voordele van deze partij vermeldt, alsook het totaal van de uitgaven voor alle kandidaten van deze lijst en voor elke gekozene afzonderlijk; - eveneens in zijn eindverslag elke overtreding van de artikelen 2 en 5 van de wet vermelden; - de Procureur des Konings een met redenen omkleed advies overzenden, overeenkomstig artikel 10, § 3, van de wet.
De artikelen 94ter en 116, § 6, van het Kieswetboek zijn mutatis mutandis van toepassing op de verkiezing van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad. In artikel 94ter dient echter te worden gelezen « het Controlecollege » in plaats van « de Controlecommissie ».
Het College kan klacht indienen voor de overtredingen bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet.
Het College legt daarenboven de sanctie op bedoeld in artikel 9 van de wet, waar moet worden gelezen « het Controlecollege » in plaats van « de Controlecommissie ».
Art. 12.Binnen veertien dagen na de datum van de verkiezingen, wijst de griffier de voorzitter van het gewestelijk bureau op de in artikel 11, tweede lid, vastgestelde verplichtingen met betrekking tot de verslagen óver de uitgaven die de kandidaten en de politieke partijen voor verkiezingspropaganda hebben gedaan.
Tevens wordt gevraagd dat : - de opmerkingen van de kandidaten en de kiesgerechtigden uiterlijk negentig dagen na de datum van de verkiezingen aan het College worden toegezonden; - in voorkomend geval, melding wordt gemaakt van het ontbreken van opmerkingen van de kandidaten en de kiesgerechtigden, zodat enkel het verslag dat de voorzitter van het gewestelijk bureau bezorgt aan de voorzitter van het College, dient te worden onderworpen aan de beoordeling van het College.
Indien, ter uitvoering van artikel 94ter, § 2, van het Kieswetboek, zestig dagen na de datum van de verkiezingen, geen twee exemplaren van het verslag bezorgd zijn aan de voorzitter van het College, stuurt de griffier een herinneringsbrief aan de in gebreke gebleven voorzitter.
Deze brief draagt dezelfde vermeldingen als de eerste en beklemtoont dat de nodige gegevens uiterlijk negentig dagen na de verkiezingen moeten worden verstrekt om het College in staat te stellen het onderzoek van de verslagen en de ingediende opmerkingen aan te vatten.
Bij ontstentenis van opmerkingen over de verslagen binnen negentig dagen na de verkiezingen, worden enkel de verslagen zelf aan de beoordeling van het College onderworpen.
Art. 13.Na de ontvangst van alle verslagen en uiterlijk vanaf de eenennegentigste dag na de verkiezingen, vat het College het onderzoek van de verslagen aan.
Het College wijst daartoe één of meer rapporteurs aan.
Art. 14.De rapporteur brengt binnen twintig dagen na zijn aanwijzing een advies uit bij het College over de wettelijke conformiteit van elk verslag. Zo nodig kan hij de voorzitter van het gewestelijk bureau schriftelijk om verduidelijking vragen.
Indien het College meent aanwijzingen te hebben dat een verslag onjuist of onvolledig is, maant het de voorzitter van het gewestelijk bureau aan schriftelijk de nodige uitleg te verstrekken of complementaire gegevens toe te zenden.
Art. 15.Indien het College uit het verslag overtredingen van de wetsbepalingen meent vast te stellen, vraagt het schriftelijk om uitleg aan de voorzitter van de betrokken politieke partij enlof aan de betrokken kandidaat.
De voorzitter verzendt de vragen om uitleg bij een ter post aangetekende brief.
Art. 16.Indien het College geen antwoord krijgt of van oordeel is dat het geen afdoend antwoord heeft gekregen binnen tien dagen vanaf de verzending van de aangetekende brief, hoort het de betrokkenen.
De voorzitter roept de betrokkenen op bij een ter post aangetekende brief.
In de brief wordt melding gemaakt van plaats, dag en uur van de zitting. Tevens wordt vermeld dat, in geval van ongewettigde afwezigheid, het College uitspraak zal doen op basis van het verslag van de voorzitter van het gewestelijk bureau en de regelmatig ingediende opmerkingen.
De opgeroepen personen kunnen bijgestaan worden door een advocaat.
Art. 17.Uiterlijk negentig dagen na de ontvangst van alle verslagen, doet het College uitspraak over de juistheid en de volledigheid van elk verslag. Het eindverslag vermeldt de gegevens voorgeschreven door artikel 10. Het wordt ondertekend door de voorzitter en de rapporteur.
Art. 18.Beslissingen over de juistheid en de volledigheid van de verslagen, over de indiening van klachten met betrekking tot de controle en de beperking van de verkiezingsuitgaven, over de aan de Procureur des Konings te verstrekken adviezen, alsmede de beslissingen over de goedkeuring van de financiële verslagen kunnen enkel genomen worden wanneer ze ten minste twee derde van de stemmen hebben verkregen, op voorwaarde dat ten minste twee derde van de leden van het College en ten minste een lid van elke taalgroep aanwezig zijn.
Art. 19.§ 1. In voorkomend geval en gelet op zijn eindverslag, dient het College, door toedoen van zijn voorzitter, klacht in bij het bevoegde Parket voor de vastgestelde overtredingen van de wet. § 2. Het College zendt, door toedoen van zijn voorzitter, een met redenen omkleed advies aan de Procureur des Konings over de klachten die het hem heeft overgezonden in verband met de overtredingen bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet.
Art. 20.De voorzitter stuurt het eindverslag van het College onverwijld voor bekendmaking naar de diensten van het Belgisch Staatsblad die het binnen dertig dagen na ontvangst bekendmaken.
Art. 21.Het College garandeert dat het in zijn werking de rechten van de verdediging en de principes van een billijke procedure eerbiedigt volgens de in zijn huishoudelijk reglement vastgestelde regels. HOOFDSTUK IV. - Controle van de mededelingen
Art. 22.§ 1. Het College moet alle mededelingen controleren. § 2. De Regering, de leden van de Regering of de gewestelijke staatssecretarissen en de voorzitter van de Raad die een mededeling wensen te verspreiden, moeten vooraf een synthesenota bij het College indienen.
In deze synthesenota worden de redenen en de inhoud van de mededeling, de gebruikte middelen, de geraadpleegde firma's en de totale kostprijs vermeld.
Binnen veertien dagen na de indiening van de synthesenota brengt het College bij volstrekte meerderheid van zijn leden en bij volstrekte meerderheid van de leden van dezelfde taalgroep van het betrokken lid van de regering of de betrokken staatssecretaris, een niet bindend advies uit.
Het advies is ongunstig als de mededeling er geheel of ten dele toe strekt het persoonlijk imago van een of meer leden van de regering, van een of meer gewestelijke staatssecretarissen of van de voorzitter van de Raad, of het imago van een politieke partij te verbeteren.
Spreekt het College zich niet uit binnen de voorgeschreven termijn van veertien dagen, dan wordt het geacht een gunstig advies te hebben uitgebracht. § 3. Binnen veertien dagen na het verschijnen of het verspreiden van de mededeling, neemt het College, op verzoek van een derde van zijn leden of van de volstrekte meerderheid van de leden van de taalgroep vaniet betrokken lid van de Regering of de betrokken staatssecretaris, het dossier waarover een ongunstig advies is uitgebracht, in behandeling.
Het dossier wordt volgens dezelfde procedure eveneens voorgelegd aan het College als de inhoud van de mededeling werd gewijzigd ten opzichte van wat in de synthesenota is vermeld. § 4. Ingeval het College beslist dat de mededeling ertoe strekt het persoonlijke imago van een of meer leden van de regering, van een of meer gewestelijke staatssecretarissen of van de voorzitter van de Raad, of het imago van een politieke partij te verbeteren, rekent het de kosten van die mededeling aan op de verkiezingsuitgaven van de betrokkenen voor de eerstvolgende verkiezingen waaraan zij deelnemen. § 5. Ingeval het in dit artikel bedoelde advies van het College niet is gevraagd, neemt het College de zaak ambtshalve in behandeling en wordt de kostprijs van de regeringsmededeling van rechtswege aangerekend op de uitgaven van de betrokkenen voor de eerstvolgende verkiezingen waaraan ze deelnemen. § 6. Het College neemt, bij volstrekte meerderheid van zijn leden en bij volstrekte meerderheid van de leden van de taalgroep van het betrokken lid van de Regering of de betrokken gewestelijke staatssecretaris, een met redenen omklede beslissing binnen een maand nadat de zaak aanhangig is gemaakt, met inachtneming van de rechten van de verdediging. § 7. Wanneer de mededeling uitgaat van de hele regering of van de voorzitter van de Raad worden de beslissingen bedoeld in de vorige paragrafen bij volstrekte meerderheid van de leden van het College genomen.
De beslissing van het College wordt binnen zeven dagen ter kennis van de betrokkenen gebracht. Ze wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 23.De in dit hoofdstuk vastgestelde termijnen worden geschorst wanneer de parlementaire zitting wordt gesloten en tijdens het reces.
Tijdens het zomerreces, worden de termijnen geschorst vanaf de dag waarop de laatste plenaire vergadering vóór het zomerreces heeft plaatsgehad, tot 31 augustus.
Opheffingsbepaling
Art. 24.De ordonnantie van 21 februari 2002 betreffende de controle van de regeringsmededelingen wordt opgeheven.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 29 april 2004.
De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Ruimtelijke Ordening, Monumenten en Landschappen, Stadsvernieuwing en Wetenschappelijk Onderzoek, J. SIMONT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Openbare Werken, Vervoer, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, J. CHABERT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werkgelegenheid, Economie, Energie en Huisvesting, E. TOMAS De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Externe Betrekkingen, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Leefmilieu en Waterbeleid, Natuurbehoud, Openbare Netheid en Buitenlandse Handel, D. GOSUIN _______ Nota (1) Documenten van de Raad : Gewone zitting 2003-2004. A-532/1 : Ontwerp van ordonnantie.
A-532/2 : Verslag.
Volledig verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van vrijdag 23 april 2004.