gepubliceerd op 19 maart 2019
Ordonnantie betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure
6 MAART 2019. - Ordonnantie betreffende de Brusselse Codex Fiscale Procedure
Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen, het geen volgt : TITEL 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.Deze ordonnantie regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 39 van de Grondwet.
Art. 2.Deze Codex wordt aangehaald als : Brusselse Codex Fiscale Procedure.
Art. 3.De bepalingen die deze Codex inhouden zijn van toepassing : 1° op de onroerende voorheffing zoals voorzien in afdeling II van het eerste hoofdstuk van titel VI van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 zoals van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° op de belasting op niet-residentiële oppervlakten voorzien in de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen;3° op de belasting op de bankinstellingen bedoeld in hoofdstuk I van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit;4° op de belasting op de agentschappen voor weddenschappen bedoeld in hoofdstuk II van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit;5° de belasting op aanplakborden bedoeld in hoofdstuk III van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de provinciale fiscaliteit;6° de belasting op verdeelapparaten van motorbrandstoffen bedoeld in hoofdstuk IV van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de provinciale fiscaliteit;7° de belasting op de gevaarlijke, ongezonde en hinderlijke inrichtingen bedoeld in hoofdstuk V van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de provinciale fiscaliteit;8° de belasting op stapelplaatsen van schroot bedoeld in hoofdstuk VII van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de provinciale fiscaliteit.
Art. 4.Voor de toepassing van deze Codex wordt verstaan onder : 1° het WIB 92 : het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 1992;2° de belastingplichtige : elke natuurlijke of rechtspersoon die, overeenkomstig deze Codex of het gemeen recht, een belasting dient te betalen;3° de belasting en haar toebehoren : de belasting in hoofdzaak op dewelke deze Codex van toepassing is, met inbegrip van de aanvullende opcentiemen, de interesten, de administratieve boetes, de kosten van vervolging of tenuitvoerlegging, de rechtsplegingsvergoeding, de gerechtelijke kosten en de kosten van betekening;4° de elektronisch aangetekende zending : de elektronisch aangetekende zending zoals gedefinieerd in de Verordening (EU) nr.910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG; 5° de elektronische handtekening : de elektronische handtekening zoals gedefinieerd in de Verordening (EU) nr.910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG; 6° de Regering : de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;7° de gewestelijke fiscale administratie : de dienst aangeduid door de Regering;8° de bevoegde agent : elke persoon, met inbegrip van de contractuele agenten, die werkzaam is binnen of voor rekening van de gewestelijke fiscale administratie en die aangeduid is door de Regering of elke andere persoon aan wie hij of zij de machten zal delegeren die hem of haar toegewezen zijn door de Regering;9° het aanslagjaar : het jaar waarvoor de belasting verschuldigd is aan het Gewest;10° het Gewest : het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. TITEL 2. - Fiscale procedure HOOFDSTUK 1. - Aangiftes Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 5.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn enkel van toepassing op de belastingen op aangifte.
Art. 6.§ 1. Het Gewest stelt jaarlijks een aangifteformulier ter beschikking aan de belastingplichtigen en aan elke persoon waarvan het meent dat hij belastingplichtige is op basis van de informatie in zijn bezit.
De Regering bepaalt bij besluit de wijze van ter beschikkingstelling van dit formulier. § 2. De belastingplichtige, of de persoon gehouden tot indiening van de aangifte, die geen aangifteformulier ontvangen heeft op 1 oktober van het aanslagjaar, is gehouden om een exemplaar van het aangifteformulier op te vragen vóór 31 december van dat aanslagjaar.
Art. 7.§ 1. Elke belastingplichtige van een belasting op aangifte is gehouden om, voor elk aanslagjaar, een aangifte in te dienen bij de gewestelijke fiscale administratie in de vormen en de termijnen aangegeven in artikel 8.
Als de belastingplichtige overleden is of in een staat van wettelijke handelingsonbekwaamheid verkeert, komt de aangifteverplichting in eerste instantie toe aan de erfgenamen ofwel de algemene legatarissen ofwel de begiftigden en in tweede instantie, aan de wettelijke vertegenwoordiger.
Bij de zonder vereffening ontbonden vennootschappen in het kader van een fusie, aan een fusie gelijkgestelde verrichting of een splitsing, in de zin van de artikelen 671 tot en met 677 van het Wetboek van vennootschappen, of een gelijkaardige vennootschapsrechtelijke verrichting onder buitenlands recht, rust de verplichting tot aangifte naargelang het geval op de overnemende vennootschap of op de verkrijgende vennootschappen. Bij de andere ontbonden vennootschappen rust deze verplichting op de vereffenaars. § 2. Belastingplichtigen die niet kunnen lezen, noch ondertekenen of die niet voldoende juridische kennis hebben, mogen hun aangifte laten invullen door de agenten van de dienst bij dewelke zij de aangifte moeten indienen, mits zij de vereiste inlichtingen verstrekken. In dat geval wordt van deze omstandigheid melding gemaakt in de aangifte en wordt deze ondertekend door het personeelslid die ze ingevuld heeft.
De aangiften mogen ook worden overgelegd door een lasthebber, die alsdan van de lastgeving krachtens welke hij optreedt, moet doen blijken.
Art. 8.§ 1. De persoon gehouden tot het indienen van een aangifte bij de gewestelijke fiscale administratie vult het aangifteformulier in, dagtekent en ondertekent het.
De documenten, inlichtingen of informatie, waarvan de overlegging in het formulier wordt gevraagd, maken integraal deel uit van de aangifte en moeten worden bijgevoegd.
Het aangifteformulier, volledig ingevuld, gedagtekend en ondertekend, moet binnen de 62 dagen na het ter beschikking stellen van het formulier worden verzonden naar de gewestelijke fiscale administratie.
Als de aangifte ter beschikking werd gesteld per post, is de eerste dag van deze termijn de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van het naar hem toegezonden aangifteformulier, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van verzending van het aangifteformulier, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. § 2. De elektronische aangifte, door de gewestelijke fiscale administratie ter beschikking gesteld, die werd ingevuld en verzonden overeenkomstig de daarin voorkomende aanduidingen, wordt gelijkgesteld met een gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte. De ondertekening van de aangifte mag elektronisch gebeuren.
De bepalingen van deze Codex betreffende de aangifte zijn van toepassing op de elektronische aangifte voor zover deze bepalingen omwille van hun aard of hun modaliteiten er niet strijdig mee zijn. § 3. De Regering bepaalt de wijze van verzending van de aangifte aan de gewestelijke fiscale administratie. Afdeling 2. - Rechtzetting van de aangifte
Art. 9.§ 1. Indien de bevoegde agent meent de aangifte te moeten rechtzetten, stelt hij de aangever in kennis van de gegevens die hij voornemens is in de plaats te stellen van die welke zijn aangegeven.
Deze kennisgeving gebeurt bij ter post aangetekende brief of elektronisch indien de belastingplichtige heeft ingestemd met de procedure voor elektronische briefwisseling. § 2. De belastingplichtige kan zijn schriftelijke opmerkingen overmaken aan de gewestelijke fiscale administratie binnen de éénendertig dagen, welke termijn om gegronde redenen kan worden verlengd. Deze termijn begint op de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van de kennisgeving, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van verzending van de kennisgeving, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
De belastingheffing kan in geen geval worden gevestigd vóór het verstrijken van deze termijn, behalve indien de belastingsaangever uitdrukkelijk zijn akkoord verleent of indien de rechten van het Gewest in het gedrang komen. § 3. De belastingheffing wordt opgelegd door de gewestelijke fiscale administratie op basis van de rechtgezette aangifte en van de andere elementen waarvan ze kennis had vanaf de verzending van de kennisgeving tot rechtzetting. Afdeling 3. - Ambtshalve heffing
Art. 10.§ 1. De bevoegde agent kan ambtshalve overgaan tot de heffing wanneer de belastingplichtige : 1) nagelaten heeft een ingevulde en ondertekende aangifte te doen binnen de termijnen voorzien in artikel 6 tot 8 van deze Codex;2) nagelaten heeft de op grond van artikel 54 gevraagde inlichtingen binnen de termijn te verstrekken;3) nagelaten heeft binnen de in artikel 9 vastgestelde termijn te antwoorden op de kennisgeving van rechtzetting;4) de verplichtingen hem opgelegd door deze Codex, of in uitvoering ervan, niet heeft nageleefd;5) de verplichtingen hem opgelegd door ordonnantie die de betrokken belasting regelt, of in uitvoering ervan, niet heeft nageleefd. De ambtshalve heffing wordt opgelegd op het bedrag dat de bevoegde agent kan vermoeden op grond van de gegevens waarover hij beschikt. § 2. Alvorens over te gaan tot de ambtshalve heffing, stelt de bevoegde agent de belastingplichtige in kennis van de motieven van de ambtshalve heffing en de elementen op basis waarvan de belasting zal worden geheven. Deze kennisgeving gebeurt bij ter post aangetekende brief.
De belastingplichtige beschikt over een termijn van éénendertig dagen, te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de dag van verzending van de aangetekende brief, om al zijn opmerkingen schriftelijk over te maken. De heffing kan slechts worden gevestigd voor het verstrijken van deze termijn als de rechten van het Gewest in het gedrang zijn.
Als de belastingplichtige ambtshalve belast wordt, komt het hem toe, in het geval van betwisting, het bewijs aan te brengen van het onjuiste karakter van de ambtshalve heffing.
Deze bewijslast komt echter toe aan de administratie wanneer : - de belastingplichtige aantoont dat hij verhinderd werd om ofwel tijdig de krachtens artikel 54 gevraagde inlichtingen te verstrekken ofwel binnen de in artikel 9 gestelde termijn te antwoorden op de kennisgeving van rechtzetting; - de belasting werd gevestigd op de grondslag vermeld in de in artikel 9 bedoelde kennisgeving vóór het verstrijken van de in dat artikel vermelde termijn omdat de rechten van het Gewest in gevaar verkeerden. § 3. Ten laatste op de dag van de vestiging van de heffing, maakt de administratie aan de belastingplichtige, per schrijven, de opmerkingen over, die deze heeft geformuleerd overeenkomstig paragraaf 2 en waarmee ze geen rekening hield, met vermelding van de motieven die haar beslissing rechtvaardigen. HOOFDSTUK 2. - Vestiging van de belasting Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 11.De belastingen bedoeld in artikel 3 zijn verschuldigd op basis van de toestand op 1 januari van het aanslagjaar. Afdeling 2. - Aanslagtermijn
Art. 12.De aanslagtermijn bedraagt vijf jaar te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar.
Art. 13.De aanslagtermijn wordt met vier jaar verlengd in geval van inbreuk op de bepalingen van deze Codex, van de gewestelijke fiscale wetgeving of van ter uitvoering ervan genomen besluiten, gedaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden.
Art. 14.§ 1. Als een aanslag nietig verklaard is omdat hij niet werd gevestigd overeenkomstig een wettelijke regel, met uitzondering van een regel over de verjaring, moet de gewestelijke fiscale administratie, zelfs als de termijn om de aanslag te vestigen al verlopen is, op naam van dezelfde belastingplichtige maar enkel op grond van dezelfde belastingelementen of op een gedeelte ervan, die worden vermeld in de motivatie die heeft geleid tot de nietig verklaarde aanslag een nieuwe aanslag vestigen binnen drie maanden vanaf de datum waarop de beslissing van de bevoegde agent niet meer voor de rechter kan worden gebracht, maar niet na een termijn van 10 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. § 2. Wanneer tegen een beslissing van de bevoegde agent een vordering in rechte is ingesteld en de rechter de aanslag geheel of ten dele nietig verklaart, om een andere reden dan verjaring, blijft de zaak gedurende een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de rechterlijke beslissing ingeschreven op de rol.
Gedurende die termijn van zes maanden die de termijnen om verzet of hoger beroep aan te tekenen of om een voorziening in cassatie in te dienen schorst, kan de administratie een subsidiaire aanslag door middel van conclusies aan het oordeel van de rechter onderwerpen op naam van dezelfde belastingplichtige en enkel op grond van alle of een deel van dezelfde belastingelementen als de initiële aanslag.
Als de gewestelijke fiscale administratie een subsidiaire aanslag binnen de voornoemde termijn van zes maanden voorlegt aan de rechter, beginnen, in afwijking van het vorige lid, de termijnen om verzet of hoger beroep aan te tekenen of om een voorziening in cassatie in te dienen te lopen vanaf de betekening van de rechterlijke beslissing betreffende de subsidiaire aanslag.
De subsidiaire aanslag is alleen invorderbaar of terugbetaalbaar ter uitvoering van de rechterlijke beslissing.
Als de subsidiaire aanslag gevestigd wordt in hoofde van een overeenkomstig paragraaf 3 gelijkgestelde belastingplichtige, wordt die aanslag aan de rechter onderworpen door een aan de gelijkgestelde belastingplichtige betekend verzoekschrift met dagvaarding om te verschijnen. § 3. Voor de toepassing van paragraaf 2 worden met dezelfde belastingplichtige gelijkgesteld : 1° de erfgenamen van de belastingplichtige die de erfenis aanvaard hebben en in verhouding tot hun universele rechten of onder algemene titel in de erfenis;2° de overnemende of de verkrijgende vennootschappen, naar gelang het geval.
Art. 15.Wanneer de belastingplichtige, of de persoon op wiens goederen de verschuldigde bedragen werden ingevorderd, een bezwaarschrift of prejudiciair beroep, overeenkomstig titel 2, hoofdstuk 7, afdeling 1 van deze Codex, wordt die termijn verlengd met een periode die gelijk is aan de tijd die is verlopen tussen de datum van het indienen van het bezwaarschrift of prejudiciair beroep en die van de beslissing van de bevoegde agent, zonder dat die verlenging meer dan zes maanden mag bedragen.
Art. 16.De onroerende voorheffing en de bijhorende opcentiemen mogen worden geheven, zelfs na het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 12, als bewijskrachtige gegevens uitwijzen dat de belastingplichtige nagelaten heeft aangifte te doen met toepassing van artikel 473 WIB 92 zonder de termijn van 7 jaar vanaf 1 januari van het aanslagjaar te mogen overschrijden.
In het geval, vermeld in het eerste lid, moeten de belasting en de opcentiemen worden geheven binnen twaalf maanden vanaf de datum waarop de nalatigheid, vermeld in het eerste lid, werd vastgesteld door de gewestelijke fiscale administratie. Afdeling 3. - Kohieren
Art. 17.§ 1. De belastingen worden geheven via kohier. De kohieren worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde agent.
De Regering regelt de wijze waarop men dient te handelen voor het opmaken en de kennisgeving van de kohieren. § 2. De kohieren vermelden minstens het volgende : 1° de naam van het Gewest;2° de naam, voornamen en het adres van de belastingplichtige of van één van de hoofdelijk gehouden belastingplichtigen indien er meerdere zijn;3° een verwijzing naar de ordonnantie waarop de belasting gebaseerd is;4° een verwijzing naar onderhavige Codex;5° het bedrag van de belasting en het feit dat de opeisbaarheid rechtvaardigt;6° het aanslagjaar;7° het nummer van het kohierartikel;8° de datum van uitvoerbaarverklaring;9° het postadres, alsook het elektronische adres waarop de belastingplichtige terecht kan om de heffing aan te vechten. Afdeling 4. - Aanslagbiljet
Art. 18.Zodra de kohieren uitvoerbaar verklaard zijn, wordt aan de betrokken belastingplichtigen een aanslagbiljet gezonden. Het aanslagbiljet is gedagtekend en draagt de vermeldingen bedoeld in artikel 17, § 2, van deze Codex.
Art. 19.Al de mededelingen betreffende de aanslagbiljetten, moeten in gesloten omslag aan de belastingplichtigen gezonden worden.
Echter, als de belastingplichtige hiermee instemt, kan de verzending van het aanslagbiljet en van de eventuele herinneringen worden vervangen door een elektronische kennisgeving of een elektronische verzending van deze documenten. Deze elektronische kennisgeving of verzending staat gelijk aan een verzending in de zin van het eerste lid.
De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de in vorige leden bedoelde procedure.
Art. 20.Het volledig verschuldigde bedrag, per aanslagbiljet, met inbegrip van de opcentiemen waarvan de dienst toekomt aan de gewestelijke fiscale administratie, wordt afgerond tot de bovenste cent of tot de lagere cent naargelang het duizendste van een euro het getal vijf al dan niet bereikt. Afdeling 5. - Aanvullende heffing
Art. 21.Onverminderd de bevoegdheden die haar bij de artikelen 54 tot en met 65 van deze Codex zijn toegekend, kan de gewestelijke fiscale administratie eventueel belastingen of aanvullende aanslagen vestigen, zelfs wanneer de aangifte van de belastingplichtige reeds werd aangenomen en de desbetreffende belastingen reeds werden betaald. Afdeling 6. - Onverdeeldheden en hoofdelijkheden
Art. 22.De Regering kan de regels bepalen voor de inkohiering ten laste van overledenen en onverdeeldheden.
Art. 23.In het geval van onverdeeldheid is elkeen van de personen betrokken bij de onverdeeldheid hoofdelijk gehouden om de belasting en haar toebehoren te betalen.
De belasting ingekohierd op naam van meerdere personen is uitvoerbaar tegen elk van hen in de mate dat het bedrag te hunnen laste kan worden ingevorderd op grond van het gemeen recht of op grond van de bepalingen van deze Codex.
Het kohier is uitvoerbaar tegen de personen die er niet zijn in opgenomen als ze gehouden zijn tot het betalen van de belastingschuld op grond van het gemeen recht of van de bepalingen van deze Codex.
Art. 24.Zolang een eigendom niet is overgeschreven in de stukken van de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie, zijn de vroegere houder van het recht op de onroerende goederen of zijn erfgenamen aansprakelijk voor de betaling van de onroerende voorheffing, tenzij ze bewijzen dat de houder van het recht veranderd is en dat ze de identiteit en het volledige adres van de nieuwe houder van het recht laten kennen, behoudens hun verhaal op de nieuwe houder van het recht.
In geval van overlegging van het in het eerste lid bedoelde bewijs, of van de vaststelling van de overschrijving van de eigendom door iedere agent van de gewestelijke fiscale administratie, mag de invordering van de onroerende voorheffing, ingekohierd op naam van de vorige houder van het recht, krachtens hetzelfde kohier worden voortgezet ten laste van de werkelijke schuldenaar van de belasting. Deze schuldenaar ontvangt een nieuw exemplaar van het aanslagbiljet met de vermelding dat het krachtens deze bepaling werd uitgereikt.
Art. 25.Onder voorbehoud van artikel 24, wanneer een natuurlijk of rechtspersoon het belastbare feit overdraagt, behalve bij de onroerende voorheffing, dan dient deze de bevoegde agent hiervan binnen de maand, te rekenen vanaf de dag na de dag van de overdracht, kennis te geven. In deze kennisgeving moeten alle gegevens zijn opgenomen die voor de vestiging van de betrokken belasting zijn vereist.
Indien deze persoon deze verplichting niet naleeft, dan kan deze worden aangesproken ter betaling van de op dit belastbare feit verschuldigde belasting voor het aanslagjaar dat volgt op het jaar waarin de overdracht plaatsvond.
De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Art. 26.Iedere rechtspersoon of natuurlijke persoon die - al dan niet tezamen met zijn echgeno(o)t(e) of zijn wettelijk samenwonende partner en/of zijn descendenten, ascendenten en zijverwanten tot en met de tweede graad - rechtstreeks of onrechtstreeks minstens 33 procent bezit van de aandelen in een binnenlandse vennootschap en deze aandelen, of een gedeelte daarvan ten belope van minstens 75 procent overdraagt uiterlijk in een tijdsspanne van één jaar, is van rechtswege hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting en haar toebehoren indien het actief van de vennootschap uiterlijk op de dag van de betaling van de prijs van de aandelen voor ten minste 75 procent bestaat uit vorderingen, financiële vaste activa, geldbeleggingen en/of liquide middelen.
Art. 27.De in artikel 26 bedoelde aansprakelijkheid geldt enkel voor de belastingen en hun toebehoren die betrekking hebben op : 1° het aanslagjaar waarin de overdracht van de aandelen plaatsheeft;2° de drie aanslagjaren voorafgaand aan deze waarin de overdracht van aandelen plaatsheeft. Artikel 26 is niet van toepassing op de overgedragen aandelen van een genoteerde vennootschap of van een onderneming die onder het toezicht staat van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten.
Art. 28.De erfgenamen van een overleden belastingplichtige die de erfenis aanvaard hebben, zijn hoofdelijk en evenredig met hun universele rechten of rechten onder algemene titel in de erfenis gehouden tot de betaling van de door de erflater ontdoken rechten.
Art. 29.De invordering van de belasting van een met toepassing van artikel 673 tot en met 675 van het Wetboek van vennootschappen of van een gelijkaardige vennootschapsrechtelijke verrichting onder buitenlands recht gesplitste vennootschap die gevestigd is op naam van de verkrijgende vennootschappen, kan, behoudens afwijkende vermeldingen in de akte die de verrichting vaststelt, worden verricht op naam van iedere verkrijgende vennootschap.
Elke verkrijgende vennootschap is hoofdelijk gehouden tot betaling van de belasting.
Art. 30.De administratie of de instelling belast met het beheer van een goed van de Staat, van een Gemeenschap of van een Gewest is verantwoordelijk voor de betaling van de onroerende voorheffing die op dat goed betrekking heeft. HOOFDSTUK 3. - Betaling van de belasting Afdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 31.De Regering kan bepalen : 1° aan wie de belastingen moeten worden betaald;2° de wijze van betaling van de belastingen, met inbegrip van de elektronische betaling;3° de vermeldingen op het betaalformulier;4° de modaliteiten van het bewijs van betaling;5° de datum waarop de betaling uitwerking heeft. Afdeling 2. - Betalingstermijn
Art. 32.De betaaltermijn bedraagt tweeënzestig dagen. Hij vangt aan op de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van het aanslagbiljet, dit wil zeggen, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst, de zevende dag volgend op : 1° de datum van verzending van het aanslagbiljet, zoals ze voorkomt op het genoemde aanslagbiljet;of 2° de datum van de ter beschikking stelling van het aanslagbiljet aan de belastingplichtige door middel van een procedure die gebruik maakt van informaticatechnieken.
Art. 33.De belastingen moeten over hun geheel onverwijld worden vereffend wanneer de rechten van het Gewest in het gedrang komen.
Wanneer de belastingplichtige betwist dat de rechten van het Gewest in het gedrang komen, wordt er over de betwisting uitspraak gedaan zoals in kort geding, door de beslagrechter van de plaats van het kantoor waar de belasting moet worden geïnd.
Art. 34.Het indienen van een bezwaar, een prejudiciair beroep, een vordering in rechte of een verzoek om spreiding van betaling schort de verplichting tot betaling van de belastingen en hun toebehoren niet op. Afdeling 3.. - Betalingsmodaliteiten
Art. 35.De belastingen zijn te betalen bij de bevoegde agent. Deze agent mag slechts de betaling eisen van belastingen die verschuldigd zijn blijkens een aangifte of blijkens een uitvoerbaar verklaard kohier.
De belastingen waarvoor een gerechtsdeurwaarder in opdracht van de bevoegde agent vervolgingen instelt, kunnen worden betaald in handen van die gerechtsdeurwaarder.
Art. 36.De belastingplichtige die verschillende belastingen te betalen heeft, mag bij elke betaling vermelden wat hij wil vereffenen.
Bij gebreke van dergelijke vermelding worden de betalingen aangerekend naar de keuze van de in artikel 35 bedoelde agent, onverminderd de toepassing van het tweede lid. Zulks geldt eveneens wanneer de aan te rekenen som voortkomt van een terugbetaling van de belasting en haar toebehoren, of van een toekenning van moratoire intresten.
De betalingen, terugbetalingen en moratoire interesten bedoeld in het eerste lid worden eerst aangerekend : 1° op de kosten van alle aard, ongeacht de belastingen waarop zij betrekking hebben;2° op de nalatigheidsinteresten betreffende de belastingen en hun toebehoren die de belastingplichtige wil vereffenen of die de in artikel 35 bedoelde agent wil aanzuiveren;3° op de administratieve boetes. Afdeling 4. - Interesten
Art. 37.Bij gebrek aan betaling van de belasting en haar toebehoren binnen de termijnen, brengen de verschuldigde sommen ten bate van het Gewest, voor de duur van het verwijl, een interest op.
Die interest wordt berekend per kalendermaand tegen het tarief van één twaalfde van 4 %. Deze wordt berekend op de nog verschuldigde som van belasting en haar toebehoren, met uitzondering echter van de interesten berekend voor de voorbije maanden.
De interesten beginnen te lopen vanaf : 1) hetzij vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de vervaldag;2) hetzij vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de vorige betaling als een som is aangerekend op de hoofdsom van de schuld. De interesten worden berekend tot op de laatste dag van de maand waarin de betaling plaatsvindt. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend.
De som van de geëiste interesten wordt afgerond op de bovenste of op de onderste cent naargelang het duizendste van de euro al dan niet vijf bereikt. De interesten zijn niet verschuldigd als de afgeronde som lager is dan 5 euro.
Art. 38.Bij terugbetaling van de belasting en haar toebehoren, worden moratoire interesten toegekend op de verschuldigde sommen. Geen moratoire interesten worden echter toegekend wanneer de terugbetaling voortvloeit uit de kwijtschelding of de vermindering van een boete toegekend als genademaatregel.
De interest wordt berekend per kalendermaand, op een twaalfde van 4 %; hij wordt berekend op het terug te betalen bedrag, met inbegrip van de kosten en boetes, met uitsluiting van telkens de berekende interesten van voorgaande maanden.
De interest begint te lopen : 1) ofwel vanaf de eerste dag van de maand waarin de betaling van de teveel betaalde bedragen door de persoon plaatsvond;2) ofwel vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de voorgaande betaling van het Gewest in het kader van de terugbetaling. Hij wordt gerekend tot de laatste dag van de kalendermaand waarin de betaling heeft plaatsgevonden van het Gewest. Ieder gedeelte van de maand wordt voor een volledige maand gerekend.
De som van de geëiste interesten wordt afgerond op de bovenste cent of op de onderste naargelang het duizendste van de euro al dan niet 5 bereikt. De interesten worden enkel teruggestort indien ze minimum 5 euro bedragen. HOOFDSTUK 4. - Invordering Afdeling 1. - Termijn
Art. 39.§ 1. De vordering tot inning van de belasting en haar toebehoren verjaart na verloop na vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop ze ontstaat.
De vordering tot inning ontstaat op de dag waarop de verschuldigde bedragen opeisbaar worden. § 2. De vordering tot terugbetaling van de teveel betaalde bedragen in het kader van de belasting en haar toebehoren verjaart na verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf het moment van de betaling van het te veel betaalde bedrag.
Art. 40.§ 1. Het bezwaarschrift schorst de verjaring. De schorsing begint de dag van indiening van het bezwaarschrift.
Ze eindigt : 1° als de belastingplichtige een rechtsvordering heeft ingesteld, op de dag waarop de verjaring is gestuit overeenkomstig de regel voorzien hieronder betreffende de stuiting van de inningstermijn bij rechtsgeding;2° wanneer de belastingplichtige een prejudiciair beroep heeft ingesteld, na verloop van de termijn die voor de belastingplichtige openstaat om een beroep in te stellen tegen de administratieve beslissing;3° in de andere gevallen, bij het verstrijken van de openstaande termijn voor het instellen van een prejudiciair beroep. § 2. Het prejudiciair beroep schorst, op basis van dezelfde voorwaarden, de verjaringstermijn voor boetes; in dit geval vangt de schorsing aan met de dag van inleiding van het prejudiciair beroep.
Art. 41.§ 1. De termijn, bedoeld in artikel 39, kan worden gestuit op de wijze voorzien in de artikelen 2244 en volgende van het Burgerlijk Wetboek of door afstand te doen van de op de verjaring verlopen termijn. § 2. De betekening of kennisgeving van het uitgevaardigde dwangbevel door de bevoegde agent stuit de verjaringstermijn voor de inning van het geheel van verschuldigde bedragen, met inbegrip van de boetes, interesten en toebehoren. § 3. In geval van stuiting van de verjaring treedt een nieuwe verjaring in, die op dezelfde wijze kan worden gestuit, door verloop van vijf jaren na de laatste akte of handeling waardoor de vorige verjaring is gestuit, indien geen geding voor het gerecht aanhangig is. § 4. Onder voorbehoud van de stuitingen voorzien door het gemeen recht of door de voorgaande paragrafen betreffende de stuiting van de inningstermijn en niettegenstaande de hierboven voorziene schorsingen, stuit elk rechtsgeding met betrekking tot de toepassing of de inning van de belasting en haar toebehoren de verjaring voor het rechtstreeks betrokken aanslagjaar.
De stuiting heeft plaats vanaf het gedinginleidende stuk. De nieuwe termijn geopend door de stuiting begint te lopen vanaf de dag na de dag waarop een gerechtelijke beslissing, gegeven in het kader van dit geding en betreffende het aanslagjaar in kwestie, definitief wordt. Afdeling 2. - Zekerheden
Onderafdeling 1. - Waarborg
Art. 42.§ 1. De bevoegde agent kan een zakelijke zekerheid of een persoonlijke borgstelling eisen van elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die onderworpen is aan de belasting en haar toebehoren, als de venale waarde van zijn in België gelegen goederen die het pand van het Gewest vormen, na aftrek van de schulden en lasten die ze bezwaren, ontoereikend is om het bedrag te dekken dat vermoedelijk voor één jaar verschuldigd zal zijn krachtens deze Codex of de regelgeving van toepassing op de betrokken belasting.
De Regering bepaalt de gegevens die als grondslag dienen voor de bepaling van de bedragen van de zakelijke zekerheid en van de verbintenis van de persoonlijke borg, alsook de voorwaarden en de modaliteiten van vaststelling. § 2. Binnen de maand na de kennisgeving van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing kan de belastingplichtige een verhaal inleiden voor de beslagrechter van de plaats waar de gewestelijke fiscale administratie is gevestigd.
De rechtspleging geschiedt zoals in kort geding.
Art. 43.Het stellen van een zakelijke zekerheid of van een persoonlijke borg bedoeld in artikel 42 moet gebeuren binnen de twee maanden na de kennisgeving van de beslissing van de bevoegde agent of na de datum waarop de rechterlijke beslissing kracht van gewijsde heeft verkregen.
Onderafdeling 2. - Voorrecht
Art. 44.§ 1. Voor de invordering van de belasting en haar toebehoren, beschikt het Gewest over een algemeen voorrecht op de inkomsten en op de roerende goederen van alle aard van de belastingplichtige, met uitzondering van schepen en vaartuigen.
Het voorrecht bezwaart ook de inkomsten en de roerende goederen van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende en van de kinderen van de belastingplichtige in de mate dat de invordering van de aanslagen kan worden vervolgd op de bewuste inkomsten en goederen. § 2. Het voorrecht bedoeld in paragraaf 1, neemt rang onmiddellijk na dat vermeld in artikel 19, 5°, van de wet van 16 december 1851.
De aanwending bij voorrang, bedoeld in artikel 19 in fine van de wet van 16 december 1851, is van toepassing op de belasting en haar toebehoren.
Onderafdeling 3. - Wettelijke hypotheek
Art. 45.§ 1. Voor de invordering van de belasting en haar toebehoren, beschikt het Gewest over een wettelijke hypotheek op alle goederen toebehorend aan de belastingplichtige en gelegen op het grondgebied van België en waarop hypotheek kan worden gevestigd.
De hypotheek bezwaart ook de goederen van de echtgenoot of de wettelijk samenwonende in de mate dat de invordering van de aanslagen op de vermelde goederen vervolgd mag worden. § 2. De wettelijke hypotheek neemt pas rang in vanaf haar inschrijving die gebeurde op basis van het toegekende dwangmiddel en betekend aan de belastingplichtige overeenkomstig artikel 51.
De wettelijke hypotheek schaadt geenszins de vorige voorrechten en hypotheken.
Art. 46.§ 1. De hypotheek wordt ingeschreven op verzoek van de bevoegde agent, niettegenstaande verzet, betwisting of beroep. Zij wordt gedaan op vertoon van een door dezelfde agent voor echt verklaard afschrift van het dwangbevel, waarop de betekeningsdatum is vermeld. § 2. Behalve als de rechten van het Gewest in het gedrang komen en onverminderd artikelen 69 tot 77, mag de inschrijving van de hypotheek slechts gevorderd worden vanaf de vervaldag van de gewaarborgde belastingen.
Artikel XX.113 van het Wetboek van economisch recht is niet van toepassing op de wettelijke hypotheek wat betreft de belastingen opgenomen in kohieren die vóór het vonnis van faillietverklaring uitvoerbaar werden verklaard.
Art. 47.Onverminderd de toepassing van artikel 87 van de Hypotheekwet van 16 december 1851 kan de inschrijving worden gevorderd voor een door de bevoegde agent in het borderel te bepalen bedrag dat al de toebehoren vertegenwoordigt die voor de vereffening van de belasting verschuldigd zouden kunnen zijn.
Art. 48.De bevoegde agent verleent handlichting in de administratieve vorm zonder dat hij gehouden is verantwoording van de betaling van de verschuldigde sommen te verstrekken.
Art. 49.Als de betrokkenen, vóór ze de bedragen betaald hebben die door de wettelijke hypotheek gewaarborgd zijn, alle bezwaarde goederen of een deel ervan willen vrijmaken van de hypotheek, dienen ze daarvoor een verzoek in bij de bevoegde agent. Dat verzoek wordt ingewilligd als het Gewest al voldoende zekerheid bezit, of als die eraan wordt gegeven, voor het bedrag dat aan het Gewest verschuldigd is.
Art. 50.De kosten van de formaliteiten voor de wettelijke hypotheek zijn ten laste van de belastingplichtige. Afdeling 3. - Vervolgingen
Art. 51.§ 1. De invordering van de belasting en haar toebehoren die niet binnen de wettelijke termijnen voldaan zijn, mag overeenkomstig de regels bepaald door de Regering worden vervolgd.
De vervolgingen zijn rechtstreeks of onrechtstreeks : de eerste zijn gericht tegen de belastingplichtigen die bij name in het kohier vermeld zijn of hun vertegenwoordiger; de tweede worden krachtens het bij de wet toegestane verhaal tegen derden ingesteld. Beide worden ingesteld ingevolge persoonlijke of gemeenschappelijke dwangbevelen.
De dwangbevelen worden uitgevaardigd, geviseerd en uitvoerbaar verklaard door de bevoegde agent. § 2. De bevoegde agent moet een herinneringsbrief sturen ten minste een maand voordat de belasting en haar toebehoren kunnen worden ingevorderd door een eerste middel van tenuitvoerlegging, behalve als de rechten van het Gewest in het gedrang komen.
Vormen een middel van tenuitvoerlegging in de zin van het eerste lid, de middelen van tenuitvoerlegging bedoeld in het vijfde deel, titel III van het Gerechtelijk Wetboek en het uitvoerend beslag onder derden ingevoegd in uitvoering van dit artikel.
De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden geschorst door een gemotiveerd verzet vanwege de belastingplichtige, die een vordering instelt overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek inzake geschillen betreffende de toepassing van een belastingwet. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten van : 1° de rechtstreekse vervolging;2° de onrechtstreekse vervolging;3° de vervolgingskosten. De Regering kan bepalen welke personen belast zijn met vervolging en welke regels ze moeten naleven. HOOFDSTUK 5. - Bewijsmiddelen en onderzoeksbevoegdheden Afdeling 1. - Bewijsmiddelen en anti-misbruik bepaling
Art. 52.Aan de administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat eenzelfde verrichting tot stand brengt, wanneer de gewestelijke fiscale administratie door vermoedens of andere in deze Codex bedoelde bewijsmiddelen en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.
Voor de toepassing van deze Codex, is er sprake van fiscaal misbruik wanneer de uitgevoerde rechtshandelingen als resultaat het verwerven van een fiscaal voordeel hebben dat in strijd is met de doelstelling dat nagestreefd wordt door een bepaling van deze Codex, zijn uitvoeringsbesluiten en de andere instrumenten die de gewestelijke belastingen regelen, en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.
Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van belastingen.
Indien de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de belastbare grondslag en de belastingberekening zodanig hersteld dat de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van de wet wordt onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.
Art. 53.Ter bepaling van het bestaan en van het bedrag van de belasting en hun toebehoren alsook ter vaststelling van een overtreding van de bepalingen van deze Codex of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, kan de gewestelijke fiscale administratie alle door het gemeen recht toegelaten bewijsmiddelen aanvoeren met inbegrip van de processen-verbaal van de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën of van de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel.
De processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegendeel bewezen is. Afdeling 2. - Onderzoeken
Art. 54.Elke belastingplichtige is verplicht aan de gewestelijke fiscale administratie op haar verzoek schriftelijk, binnen een termijn van éénendertig dagen alle inlichtingen te verstrekken die van hem worden gevorderd met het oog op het onderzoek van zijn fiscale toestand.
De eerste dag van deze termijn is de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van de brief die deze vraag bevat, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van verzending van deze brief, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
Art. 55.Elke inlichting, stuk, proces-verbaal of akte, ontdekt of bekomen door de bevoegde agent in de uitoefening van zijn functies, kan ingeroepen worden door het Gewest voor het onderzoek van elk feit waarop een belasting of samenloop van elk feit dat belastingen of de samenloop waarvan belastingen of boetes verschuldigd zijn.
Art. 56.Natuurlijke personen of rechtspersonen zijn gehouden aan de agenten voorzien van hun aanstellingsbewijs, getekend door de bevoegde agent, en gelast met het uitvoeren van een controle of een onderzoek betreffende de toepassing van de belastingen, gedurende alle uren dat er een activiteit wordt uitgeoefend, de vrije toegang te verlenen tot de beroepslokalen of de lokalen waar rechtspersonen hun werkzaamheden uitoefenen, zoals kantoren, fabrieken, werkplaatsen, werkhuizen, magazijnen, bergplaatsen, garages of tot hun terreinen welke als werkplaats, werkhuis of opslagplaats van voorraden dient, ten einde de agenten enerzijds de mogelijkheid te verschaffen aan de aard en de belangrijkheid van de bedoelde werkzaamheden vast te stellen en het bestaan, de aard en de hoeveelheid na te zien van de voorraden en voorwerpen van alle aard welke die personen er bezitten of er uit enig hoofde onder zich hebben, met inbegrip van de instanties en het rollend materieel en anderzijds alle boeken en documenten die zich in deze lokalen bevinden.
De voormelde agenten, voorzien van hun aanstellingsbewijs, mogen, wanneer zij met dezelfde taak belast zijn, vrije toegang eisen tot alle andere lokalen, gebouwen, werkplaatsen of terreinen die niet bedoeld zijn in het eerste lid. In ieder geval kunnen ze enkel gebouwen of bewoonde lokalen betreden tussen acht uur 's ochtends en zes uur 's avonds en alleen met machtiging van de rechter in de politierechtbank.
De voormelde agenten, voorzien van hun aanstellingsbewijs, mogen door middel van de gebruikte uitrusting, de betrouwbaarheid nagaan van de geïnformatiseerde inlichtingen, gegevens en bewerkingen, door namelijk de voorlegging ter inzage te vorderen van stukken die in het bijzonder zijn opgesteld om de op informatiedragers geplaatste gegevens om te zetten in een leesbare en verstaanbare vorm zoals voorzien in artikel 121 van deze Codex.
Art. 57.Elke agent van de gewestelijke fiscale administratie, die regelmatig werd belast met een controle- of onderzoeksopdracht, is van rechtswege gemachtigd alle toereikende, relevante en niet-excessieve inlichtingen te vragen, op te zoeken of in te zamelen die bijdragen tot de vestiging of de invordering van de belasting en haar toebehoren alsook van elk ander bedrag verschuldigd aan het Gewest.
Art. 58.De gewestelijke fiscale administratie kan overgaan tot onderzoeken voorzien in deze Codex zelfs als de aangifte van de belastingplichtige of de persoon gehouden tot het indienen van de aangifte reeds ontvangen werd en de belasting en haar toebehoren werden betaald.
De onderzoeken, vermeld in het eerste lid, mogen zonder voorafgaande kennisgeving worden verricht tot uiterlijk het verstrijken van de termijn, vermeld in artikel 12.
De onderzoeken, vermeld in het eerste lid, mogen bovendien voor de onroerende voorheffing worden verricht gedurende de aanvullende termijn van vier jaar, vermeld in artikel 13, op voorwaarde dat de gewestelijke fiscale administratie de belastingplichtige vooraf schriftelijk en op nauwkeurige wijze kennis heeft gegeven van de aanwijzingen inzake belastingontduiking die te zijnen aanzien bestaan voor het bedoelde tijdperk.
Die voorafgaande kennisgeving, voorzien in het derde lid, is voorgeschreven op straffe van nietigheid van de aanslag.
Art. 59.De gewestelijke fiscale administratie mag geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen, en van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die zij nodig acht om de juiste heffing, controle, inning en invordering van de belasting en haar toebehoren alsook van elk ander bedrag verschuldigd aan het Gewest, te verzekeren.
Als de gewestelijke fiscale administratie over aanwijzingen van belastingontduiking beschikt, met inbegrip van de ontduiking gericht op de ontsnapping aan de invordering van aan het Gewest verschuldigde bedragen, wordt een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling als een derde beschouwd waarop de bepalingen van het eerste lid van toepassing zijn.
Als de bevoegde agent heeft vastgesteld dat het gevoerde onderzoek, bedoeld in het eerste lid, de aanwijzingen van belastingontduiking niet heeft ontkend, kan hij de beschikbare gegevens over die belastingplichtige opvragen bij het centraal aanspreekpunt, zoals ingesteld door artikel 322 WIB 92.
De inlichtingen, bedoeld in dit artikel, moeten worden verschaft binnen drie maanden na de datum waarop ze zijn gevraagd. Die termijn kan worden verlengd door de bevoegde agent.
Art. 60.De gewestelijke fiscale administratie mag eveneens van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, binnen de door haar bepaalde termijn, welke termijn in geval van overmacht kan worden verlengd, voor alle of een deel van hun verrichtingen of activiteiten, de overlegging vorderen van inlichtingen slaande op elke persoon of groep van personen, zelfs niet nominatief aangeduid, met wie zij rechtstreeks of onrechtstreeks in betrekking zijn geweest uit hoofde van die verrichtingen of activiteiten.
Art. 61.De gewestelijke fiscale administratie mag de juistheid nagaan van de in deze afdeling bedoelde inlichtingen.
Art. 62.§ 1. Na hiertoe te zijn opgeroepen, zijn de betrokken personen verplicht getuigenis af te leggen over alle daden en feiten die nuttig zijn voor de toepassing van de belastingwetten. § 2. Van de verklaringen van de getuigen, wordt proces-verbaal opgemaakt.
Een eensluidend verklaard afschrift van het proces-verbaal wordt aan de belastingplichtige en, in voorkomend geval, aan de betrokken getuigen overgemaakt.
Art. 63.§ 1. Bij de toepassing van deze Codex dient onder staatsorganen te worden verstaan : 1° de federale Staat;2° de Gewesten;3° de Gemeenschappen;4° de ondergeschikte besturen, bedoeld in artikel 6, § 1, VIII van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. § 2. De bestuursdiensten van de staatsorganen, alsook de openbare instellingen en inrichtingen hiervan, zijn gehouden, wanneer zij daartoe worden aangezocht door een bevoegde agent, hem alle in hun bezit zijnde inlichtingen te verstrekken, hem, zonder verplaatsing, van alle in hun bezit zijnde akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden inzage te verlenen, en hem alle inlichtingen, afschriften of uittreksels te laten nemen, welke de bevoegde agent nodig acht voor de vestiging of invordering van de belasting en haar toebehoren.
Onder openbare instellingen of inrichtingen van de staatsorganen wordt verstaan : de instellingen, maatschappijen, verenigingen, inrichtingen en diensten welke de staatsorganen mede beheren, waaraan de staatsorganen een waarborg verstrekken, op de werkzaamheden waarvan de staatsorganen toezicht uitoefenen of waarvan het bestuurspersoneel wordt aangewezen door de staatsorganen, op hun voordracht of met hun goedkeuring. § 3. In geen geval mogen de akten, stukken, registers en om het even welke bescheiden of elke andere informatie betreffende de gerechtelijke procedures worden overlegd of gekopieerd dan met uitdrukkelijke toestemming van het openbaar ministerie.
De ontvangen originelen en de attesten van verstrekte hulp, uitgekeerd door geneesheren, tandartsen en paramedische medewerkers, kunnen niet worden overlegd dan in het geval de Nationale Raad van de Orde van Geneesheren of provinciale medische commissie de mogelijkheid hebben gekregen om te verzekeren dat de gewestelijke fiscale administratie geen informatie verwerft over de identiteit van de zieken en andere verzekerde personen. § 4. De Kansspelcommissie, vermeld in artikel 9 van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, moet de Regering er onverwijld van op de hoogte brengen dat ze bij een orgaan dat ze controleert, concrete elementen heeft vastgesteld die vermoedelijk wijzen op het bestaan of op de voorbereiding van een mechanisme, gericht op fiscale fraude.
Art. 64.Ten opzichte van de in artikel 63 bedoelde diensten, besturen, vennootschappen, verenigingen, instellingen of inrichtingen, die zouden nalaten aan de verplichtingen ingevolge de artikelen van deze afdeling te voldoen, kan de bevoegde agent, al naar het geval, vorderen dat een afgevaardigde van de Regering optreedt of een commissaris aanwijzen om de nodig geachte inlichtingen in te winnen.
Art. 65.De verzamelde inlichtingen bekomen met toepassing van dit hoofdstuk kunnen ook ingeroepen worden in het licht van het belasten van derden. Afdeling 3. - Informatieverplichtingen van derden
Art. 66.Openbare ambtenaren of ministeriële officieren, belast met de openbare verkoop van roerende goederen waarvan de waarde ten minste 250 euro bedraagt, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting en haar toebehoren die de eigenaar op het ogenblik van de verkoping schuldig is, als ze niet ten minste acht werkdagen vooraf de bevoegde agent hiervan verwittigen, bij aangetekende brief.
Als de verkoop heeft plaatsgevonden, geldt de kennisgeving van de verschuldigde bedragen door de bevoegde agent bij ter post aangetekende brief, uiterlijk daags vóór de verkoop gedaan, als beslag onder derden in handen van de in het eerste lid vermelde openbare ambtenaren of ministeriële officieren.
De Regering regelt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Art. 67.Met behoud van de rechten van derden en behalve in geval van de toepassing van artikel 1627 tot en met 1638 van het Gerechtelijk Wetboek, zijn de openbare ambtenaren of ministeriële officieren gehouden de bedragen en waarden die ze onder zich houden, uiterlijk de achtste werkdag die volgt op de verkoping, te betalen aan de gewestelijke fiscale administratie ten bedrage van de belastingen en hun toebehoren die de openbare ambtenaar of de ministeriële officier ter uitvoering van artikel 66 ter kennis zijn gebracht en in zoverre deze belastingen en hun toebehoren niet betwist worden.
Art. 68.Wanneer kredietinstellingen of -inrichtingen kredieten, leningen of voorschotten toekennen waarvoor een voordeel is verleend in het kader van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake economische expansie of waarvoor een dergelijk voordeel is aangevraagd aan de bevoegde overheid, mogen zij de fondsen noch geheel noch gedeeltelijk vrijgeven, tenzij nadat de begunstigde of aanvrager hen een attest heeft overgemaakt dat is uitgereikt door de bevoegde agent en waaruit een van de volgende feiten blijkt : 1° dat geen belasting of toebehoren in zijn hoofde opeisbaar is;2° dat een bepaald bedrag aan belastingen of toebehoren in zijn hoofde opeisbaar is, in welk geval de betaling van de verschuldigde bedragen, in de vorm en binnen de termijnen voorzien in het attest, het voorwerp moet uitmaken van een bijzonder beding in de beslissing tot toekenning van het voordeel. Hetzelfde geldt voor elke administratie en elke openbare instelling of organisatie die subsidies toekent voor een bedrag hoger dan 2.000 euro, voor wat betreft de toekenning van alle subsidies.
De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Art. 69.§ 1. De notarissen die een akte moeten opmaken die de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een onroerend goed, van een schip of een vaartuig tot voorwerp heeft, zijn persoonlijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting en haar toebehoren die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, als ze de volgende persoon of instantie er niet van kennisgeven : 1° de gewestelijke fiscale administratie, door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken gebruikt worden;2° de bevoegde agent indien de eigenaar of de vruchtgebruiker van het goed zijn domicilie of hoofdinrichting heeft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, of als het een in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onroerend goed betreft, als de kennisgeving niet meegedeeld kan worden op de in 1° vermelde wijze.In dat geval moet de kennisgeving bij aangetekende brief met ontvangstmelding worden verzonden. § 2. Als de akte niet wordt verleden binnen de vier maanden na verzending van de kennisgeving, wordt deze als niet bestaande en onontvankelijk beschouwd. Als de kennisgeving meegedeeld is op de in paragraaf 1, 1° vermelde wijze, wordt onder de datum van verzending van de kennisgeving verstaan de datum van ontvangstmelding, zoals meegedeeld door de gewestelijke fiscale administratie.
Als dezelfde kennisgeving achtereenvolgens wordt verstuurd op de wijze, vermeld in paragraaf 1, 1° en 2°, zal de kennisgeving, opgesteld overeenkomstig de eerste paragraaf, 2°, alleen primeren als de datum van verzending vroeger is dan de verzendingsdatum van de kennisgeving, opgesteld overeenkomstig de eerste paragraaf, 1°. § 3. De Regering bepaalt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Art. 70.Vóór het verstrijken van de twaalfde werkdag volgend op de verzending van de in artikel 69 bedoelde kennisgeving, geeft de bevoegde agent kennis van het bedrag van de belasting en haar toebehoren die aanleiding kan geven tot inschrijving van de wettelijke hypotheek van het Gewest op de goederen die het voorwerp van de akte zijn, op een van de volgende wijzen : 1° door gebruikmaking van informaticatechnieken;2° bij aangetekende brief met ontvangstmelding. Als de kennisgeving heeft plaatsgevonden op de wijze, vermeld in het eerste lid, 1°, wordt onder de datum van verzending van die kennisgeving verstaan, de datum van ontvangstmelding die de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat heeft meegedeeld.
Als dezelfde kennisgeving achtereenvolgens wordt verstuurd op de wijze, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, zal de kennisgeving, opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, alleen primeren als de datum van verzending vroeger is dan de verzendingsdatum van de kennisgeving, opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°.
Art. 71.§ 1. Wanneer de in artikel 69 bedoelde akte verleden is, geldt de in artikel 70 bedoelde kennisgeving als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingplichtige en geldt als verzet tegen de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek in de gevallen waarin de notaris gehouden is de bedragen en waarden overeenkomstig de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek te verdelen. § 2. Daarenboven, indien de aldus door beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal van de sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, hierin begrepen de bevoegde agent, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte daarover, inlichtingen verstrekken aan : 1° de gewestelijke fiscale administratie, en dit door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt;2° de bovengenoemde agent bij ter post aangetekende brief, wanneer de inlichtingen niet werden verstrekt overeenkomstig 1° of wanneer de notaris de in artikel 69 bedoelde kennisgeving voorafgaandelijk bij aangetekende brief heeft verstuurd. De datum van de inlichting is, naargelang het geval, de datum van ontvangstmelding meegedeeld door de gewestelijke fiscale administratie, of de datum van neerlegging ter post van de aangetekende brief.
Wanneer eenzelfde inlichting achtereenvolgens wordt verstuurd volgens de procedures voorzien respectievelijk in het eerste lid, 1° en 2°, dan zal het bericht opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 2°, slechts primeren indien de datum van toezending vroeger is dan de verzendingsdatum van het bericht opgesteld overeenkomstig het eerste lid, 1°. § 3. Onverminderd de rechten van derden, is de notaris ertoe gehouden, wanneer de in artikel 69 bedoelde akte verleden is, behoudens toepassing van de artikelen 1639 tot 1654 van het Gerechtelijk Wetboek, de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingplichtige, uiterlijk de achtste werkdag die volgt op het verlijden van de akte, aan de bevoegde agent te storten tot beloop van het bedrag van de belastingen en bijbehoren die hem ter uitvoering van artikel 70 ter kennis werden gebracht en in zoverre deze belastingen en bijbehoren, een zekere en vaststaande schuld vormen.
Art. 72.§ 1. Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of de inschrijving van de akte, niet tegen het Gewest ingeroepen worden indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen acht werkdagen van de datum van de inlichting bedoeld in artikel 71.
Zijn zonder uitwerking ten opzichte van de schuldvorderingen inzake belastingen en hun toebehoren, welke in uitvoering van artikel 70 werden ter kennis gegeven, alle niet ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in artikel 71 voorziene termijn beslag wordt gelegd of verzet aangetekend. § 2. De inschrijvingen genomen na de termijn voorzien in paragraaf 1, of voor zekerstelling van de belastingen die niet gekend zijn overeenkomstig artikel 70, zijn niet tegenstelbaar aan de hypothecaire schuldeiser, noch aan de verwerver die de opheffing kan eisen. § 3. De Regering bepaalt de voorwaarden en toepassingsmodaliteiten van dit artikel.
Art. 73.De aansprakelijkheid door de notarissen, openbare ambtenaren en ministeriële officieren opgelopen met toepassing van de artikelen van deze afdeling, gaat, naargelang het geval, de waarde van de verkochte goederen, na aftrek van de sommen en waarden waarop in hun handen beslag onder derden werd gelegd of die bij bijzonder voorrecht werden aangewend, niet te boven.
Art. 74.§ 1. De Regering stelt de modellen vast voor de in de artikelen 69 tot en met 71 bedoelde kennisgevingen en inlichtingen. § 2. De inhoud van de in de artikelen 69 tot en met 72 vermelde kennisgevingen en inlichtingen, is dezelfde, ongeacht of ze worden meegedeeld door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, of ter post bij aangetekende brief met ontvangstmelding.
Bij de verzending van de kennisgevingen en inlichtingen, vermeld in het eerste lid, gericht tot of afkomstig van de bevoegde agent of de gewestelijke fiscale administratie, worden de betrokken personen geïdentificeerd aan de hand van het identificatienummer, vermeld in artikel III.17 van het Wetboek van economisch recht, als het gaat om een rechtspersoon, en aan de hand van het rijksregisternummer als het gaat om een natuurlijke persoon, en aan de hand van het identificatienummer, bedoeld in artikel 8 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid. § 3. De oorsprong en de integriteit van de inhoud van de inlichtingen en kennisgevingen, vermeld in de artikelen 69 tot en met 72, moeten, in geval van verzending door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, worden beveiligd met aangepaste beveiligingstechnieken. § 4. Opdat de kennisgevingen, vermeld in artikel 70, op geldige wijze als beslag onder derden zouden gelden als ze worden verzonden door middel van een procedure waarbij informaticatechnieken worden gebruikt, moeten ze een elektronische handtekening dragen, die met één van de volgende technieken wordt aangebracht : 1° creatie van een elektronische handtekening met behulp van een Belgische elektronische identiteitskaart;2° creatie van een digitale handtekening met behulp van een private sleutel, toegekend aan de bevoegde agent, waarbij een certificaat is gevoegd dat uitgereikt is aan dat personeelslid, waarbij zowel de private sleutel als het certificaat op een beveiligde wijze in het geheugen van een computer is opgeslagen;3° creatie van een digitale handtekening met behulp van een private sleutel, toegekend aan de gewestelijke fiscale administratie waarbij een certificaat gevoegd is dat uitgereikt is aan die entiteit, waarbij zowel de private sleutel als het certificaat op een beveiligde wijze in het geheugen van een computer is opgeslagen; 4° creatie van een geavanceerde elektronische handtekening in de zin van in artikel 3.11 van de verordening (EU) nr. 910/2014 van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. Ongeacht de toegepaste techniek wordt er gegarandeerd dat alleen de gerechtigde personen toegang hebben tot de middelen waarmee de handtekening wordt gecreëerd.
De gevolgde procedures moeten bovendien toelaten dat de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de verzending, correct kan worden geïdentificeerd en dat de datum en het uur van de verzending correct kan worden vastgesteld.
Die gegevens moeten gedurende een periode van tien jaar door de afzender worden bewaard en in geval van betwisting binnen een redelijke termijn worden voorgelegd.
Art. 75.De artikelen van deze afdeling zijn toepasselijk op elke persoon gemachtigd om authenticiteit aan akten te verlenen bedoeld in artikel 69.
In het kader van de uitwisselingen bedoeld in deze afdeling, kunnen de betrokken partijen gebruik maken van het rijksregisternummer, bedoeld in artikel 2, tweede lid, of van artikel 2bis, derde lid van de wet van 8 augustus 1983 houdende een nationaal register van fysieke personen, betreffende de persoon voor de welke de gegevens worden uitgewisseld.
Art. 76.Met het akkoord van de belastingplichtige zijn de banken, onderworpen aan de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en beursvennootschappen, de ondernemingen, onderworpen aan het boek VII van het Wetboek van economisch recht en de hypotheekondernemingen, onderworpen aan de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, gemachtigd het in artikel 69 voorziene bericht toe te sturen en in staat om de in artikel 70 bedoelde kennisgeving te ontvangen.
De afgifte van een attest door die instellingen aan de notaris betreffende de verzending van het bericht en het gevolg dat daaraan gegeven wordt door de bevoegde agent, vervangt de aansprakelijkheid van deze instellingen in de plaats van deze van de notaris.
Art. 77.Geen akte die in het buitenland verleden is en de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een onroerend goed, een schip of een vaartuig tot voorwerp heeft, wordt in België tot overschrijving of inschrijving in de registers van hypothecaire openbaarmaking of de registers van het Belgisch Scheepsregister toegelaten, indien zij niet vergezeld gaat van een attest van de bevoegde agent.
Dit attest geeft er blijk van dat de eigenaar of de vruchtgebruiker geen belasting noch haar toebehoren schuldig is of dat de wettelijke hypotheek die de verschuldigde belastingen waarborgt, ingeschreven is. Afdeling 4. - Dading, uitstel van invordering en kwijtschelding
Art. 78.In bijzondere gevallen kan de bevoegde agent kwijtschelding van het geheel of een deel van de nalatigheidsinteresten toekennen.
Onder dezelfde voorwaarden kan hij overgaan tot het uitstel van invordering op de wijze en onder de voorwaarden die hij bepaalt.
Art. 79.De oplossing van de moeilijkheden die kunnen rijzen in het kader van de inning van de belasting, vooraleer het rechtsgeding aanhangig wordt gemaakt, komt toe aan de agent aangewezen door de Regering.
Hij kan met de belastingplichtigen dadingen aangaan, voor zover deze niet leiden tot een vrijstelling of vermindering van de belasting. HOOFDSTUK 6. - Sancties Afdeling 1. - Verlies van het recht op vertegenwoordiging
Art. 80.De Regering kan, bij gemotiveerd besluit, voor een tijdperk dat de vijf jaar niet overschrijdt, elke persoon het recht ontzeggen belastingplichtigen te vertegenwoordigen in de hoedanigheid van lasthebber, behalve als die persoon onderworpen is aan een wettelijk ingestelde beroepstucht of zijn last vervult krachtens de wet of een rechterlijke beslissing.
Het besluit mag slechts worden uitgevaardigd nadat de betrokken lasthebber is uitgenodigd om te verschijnen, ten einde te worden gehoord door de bevoegde agent.
Het besluit, waarvan een eensluidend verklaard afschrift bij ter post aangetekende brief aan de betrokken lasthebber wordt toegestuurd, wordt in uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, tenzij betrokkene een beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. In dit geval zal de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad slechts geschieden indien het besluit niet door de Raad van State vernietigd werd. Afdeling 2. - Administratieve sancties
Art. 81.Onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen die voorzien in andere administratieve boetes, die als gevolg hebben dat deze bepaling wordt toegepast op dezelfde inbreuken, kan de bevoegde agent, per aangetekend schrijven, voor elke inbreuk op deze Codex en zijn besluiten genomen voor de toepassing, of op basis van andere bepalingen relatief aan gewestelijke belastingen een boete opleggen van 50 euro tot en met 1.250 euro voor zover de inbreuk geen ontdoken belasting betreft.
Art. 82.§ 1. Onder voorbehoud van de bedragen opgenomen in de specifieke ordonnanties, is de schaal van de administratieve boetes bedoeld in artikel 81 als volgt vastgelegd : 1° inbreuk ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige : geen boete;2° inbreuk manifest niet toe te schrijven aan de kwader trouw of de intentie of ontwijken van de belasting : a) 1ste inbreuk : 50,00 euro;b) 2de inbreuk : 125,00 euro;c) 3de inbreuk : 250,00 euro;d) 4de inbreuk : 625,00 euro; e) volgende inbreuken : 1.250,00 euro.
Voor het vastleggen van het bedrag van de toe te passen administratieve boetes, is er een tweede inbreuk of volgende inbreuk als, op het moment waarop een nieuwe inbreuk is gepleegd, de overtreder in kennis werd gesteld van de administratieve boete die de voorgaande inbreuk heeft gesanctioneerd.
Voor de toepassing van het voorgaande lid, moet er worden begrepen onder in kennis stelling aan de overtreder van een administratieve boete, de zevende dag die volgt op de datum van verzending, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk met melding van de beslissing van het opleggen van een administratieve boete, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. § 2. De beslissing waarbij de voornoemde boete wordt opgelegd, wordt per aangetekend schrijven opgestuurd aan de persoon aan wie de boete wordt opgelegd.
Art. 83.§ 1. De bevoegde agent kan een administratieve boete opleggen aan elke persoon die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden, een inbreuk pleegt op : 1° de bepalingen van deze Codex en de besluiten genomen ter uitvoering ervan;2° de volgende bepalingen en de besluiten genomen ter uitvoering ervan : a) de artikelen van de ordonnantie van 23 juli 1992 betreffende de gewestbelasting ten laste van houders van een zakelijk recht op sommige onroerende goederen;b) de artikelen van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit;c) de artikelen 40 tot en met 44 van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende de afvalstoffen; d) de artikelen 2.3.55. tot en met 2.3.62. van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; e) de artikelen van de ordonnantie van 29 juli 2015 tot invoering van een kilometerheffing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zware voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg, ter vervanging van het Eurovignet;f) de artikelen van de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristisch logies. De indiening van een vrijwillig onvolledige of onjuiste aangifte wordt beschouwd als een inbreuk gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk te schaden. § 2. De beslissing waarbij de voornoemde boete wordt opgelegd, wordt bij aangetekende brief verstuurd. § 3. Voor een eerste inbreuk gepleegd met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden door de betrokken persoon bedraagt deze boete :
Montant de la taxe éludée (en euros) - Bedrag van de ontlopen belasting (in euro)
Montant de l'amende (en euros) - Bedrag van de boete (in euro)
A partir de - Vanaf
Jusqu'au montant inférieur à Tot een bedrag kleiner dan
0
500
500
500
1.000
1.000
1.000
2.000
2.000
2.000
3.000
3.000
3.000
5.000
5.000
5.000
10.000
10.000
10.000
-
20.000
§ 4. Voor een tweede inbreuk gepleegd met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden, worden de bedragen opgenomen in de tabel vervat in paragraaf 3 vermenigvuldigd met 2.
Vanaf de derde inbreuk gepleegd met bedrieglijk opzet of het oogmerk te schaden, worden de bedragen opgenomen in de tabel vervat in paragraaf 3 vermenigvuldigd met 4.
Art. 84.De bepalingen van deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten met betrekking tot de betaling, de interesten, de invordering, met inbegrip van de schuldvergelijking, de voorrechten en hypotheken, de bewijsmiddelen, het beheer van elektronische dossiers, de prejudiciële beroepen en rechtsvorderingen en de werking van de gewestelijke fiscale administratie zijn van toepassing op de administratieve boetes, bedoeld in deze Codex.
Art. 85.De eerste dag van de betalingstermijn van de boetes bedoelde in deze afdeling is de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van de beslissing om een administratieve boete op te leggen, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van verzending van de beslissing, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
Art. 86.De administratieve boete kan worden opgelegd door de gewestelijke fiscale administratie, los van alle communicatie vanuit het openbaar ministerie.
Zonder afbreuk te doen aan de geldigheid van de bestuurs- of gerechtelijke handelingen, verricht met het oog op de vestiging of de invordering van de belasting en haar toebehoren, wordt de mogelijkheid om een administratieve geldboete als vermeld in dit hoofdstuk, op te leggen of in te vorderen en het verloop van de verjaring van de vordering tot voldoening ervan geschorst als het openbaar ministerie de strafvordering overeenkomstig artikel 96 uitoefent. De aanhangigmaking bij de correctionele rechtbank maakt het opleggen van of het invorderen van een administratieve geldboete definitief onmogelijk. Daarentegen maakt de beschikking van buitenvervolgingstelling een einde aan deze schorsing.
Zodra een administratieve geldboete, opgelegd met toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk, definitief is geworden, vervalt de strafvordering. Afdeling 3. - Strafrechtelijke sancties
Art. 87.Hij die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van deze Codex of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.
Indien de in het eerste lid bedoeld inbreuken gepleegd werden in het raam van ernstige fiscale fraude, al dan niet georganiseerd, wordt de schuldige gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.
Art. 88.Met een gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen wordt gestraft hij die, met het oogmerk om een van de in artikel 87 bedoelde misdrijven te plegen, in openbare geschriften, in handelsgeschriften of in private geschriften valsheid pleegt, of die van een zodanig vals geschrift gebruik maakt.
Hij die wetens en willens een vals getuigschrift opstelt dat de belangen van het Gewest kan schaden of die van een dergelijk getuigschrift gebruik maakt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.
Art. 89.Hij die een valse getuigenis aflegt, als tolk of als deskundige een valse verklaring aflegt, of één of meer getuigen, deskundigen of tolken in het kader van een van de door titel 2, hoofdstuk 5, afdeling 2 toegelaten onderzoeken hiertoe aanzet, wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 220 tot 224 van het Strafwetboek met betrekking tot de valse getuigenis in burgerlijke zaken.
Art. 90.De niet-verschijning of de weigering om te getuigen in de door de titel 2, hoofdstuk 5, afdeling 2, toegelaten onderzoeken wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 125 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.
Art. 91.De schending van het bij titel 4, hoofdstuk 2, bepaalde beroepsgeheim wordt gestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Art. 92.Wanneer de beoefenaar van één van de volgende beroepen : 1° belastingadviseur;2° zaakbezorger;3° deskundige in belastingzaken of in boekhouden;4° of enig ander beroep dat tot doel heeft voor één of meer belastingplichtigen boek te houden of te helpen houden, ofwel voor eigen rekening ofwel als hoofd, lid of bediende van enigerlei vennootschap, vereniging, groepering of onderneming;5° of, meer in het algemeen, het beroep dat erin bestaat een of meer belastingplichtigen raad te geven of bij te staan bij het vervullen van de verplichtingen opgelegd bij deze Codex of bij de ter uitvoering ervan vastgestelde besluiten ; wordt veroordeeld wegens één van de misdrijven bedoeld in de artikelen 87 tot 91, kan het vonnis hem verbod opleggen om gedurende drie maanden tot vijf jaar, rechtstreeks of onrechtstreeks, de hiervoor bedoelde beroepen op welke wijze ook uit te oefenen.
De rechter kan bovendien, mits hij zijn beslissing op dat stuk motiveert, voor een duur van drie maanden tot vijf jaar de sluiting bevelen van de inrichtingen van de vennootschap, vereniging, groepering of onderneming waarvan de veroordeelde hoofd, lid of bediende is.
Het verbod en de sluiting bedoeld in de vorige leden treden in werking vanaf de dag waarop de veroordeling in kracht van gewijsde is gegaan.
Hij, die rechtstreeks of onrechtstreeks het verbod of de sluiting uitgesproken krachtens dit artikel overtreedt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met een geldboete van 250 euro tot 500.000 euro of met één van die straffen alleen.
Art. 93.De wet van 5 maart 1952, gewijzigd bij de wetten van 22 december 1989 en 20 juli 1991, betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten, is van toepassing op de misdrijven bedoeld in de artikelen van deze afdeling, met uitzondering van artikel 91.
Art. 94.Personen die als daders of als medeplichtigen van misdrijven bedoeld in de artikelen 87 tot 90 werden veroordeeld, zijn hoofdelijk gehouden tot betaling van de ontdoken belasting. De natuurlijke personen of de rechtspersonen zijn burgerlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de geldboeten en kosten die het gevolg zijn van de veroordelingen welke krachtens de artikelen van deze afdeling tegen hun gemachtigden of bedrijfsleiders zijn uitgesproken.
Art. 95.De rechter kan bevelen dat ieder vonnis of arrest houdende veroordeling tot een gevangenisstraf, uitgesproken krachtens deze afdeling, wordt aangeplakt in de plaatsen die hij bepaalt en, eventueel bij uittreksel, wordt bekendgemaakt op de wijze die hij bepaalt, een en ander op kosten van de veroordeelde.
Hetzelfde kan gelden voor iedere krachtens de artikel 92 uitgesproken beslissing tot verbod van het uitoefenen van een beroepswerkzaamheid in België of tot sluiting van de in het land geëxploiteerde inrichtingen.
Art. 96.§ 1. De strafvordering wordt uitgeoefend door het openbaar ministerie. § 2. Het openbaar ministerie kan echter geen vervolgingen instellen, indien het kennis heeft gekregen van de feiten ten gevolge van een klacht of een aangifte van een agent die niet de machtiging had waarvan sprake is in artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het openbaar ministerie kan de strafrechtelijk strafbare feiten vervolgen waarvan het tijdens het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kennis heeft genomen.
Art. 97.Onverminderd het in artikel 29, derde lid, van het Wetboek van strafvordering bedoelde overleg kan de procureur des Konings, indien hij een vervolging instelt wegens feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van deze codex of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten, het advies vragen van de bevoegde agent. De procureur des Konings voegt het feitenmateriaal waarover hij beschikt bij zijn verzoek om advies.
De eis tot advies kan in geen geval de strafvordering schorsen.
Art. 98.In het kader van de kennisgeving en het overleg bedoeld in artikel 29, tweede en derde lid, van het Wetboek van strafvordering, deelt de bevoegde agent, de gegevens van het fiscaal dossier met betrekking tot de feiten die strafrechtelijk strafbaar zijn ingevolge de bepalingen van deze codex of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten mede aan het openbaar ministerie.
Art. 99.De ambtenaren van de gewestelijke fiscale administratie mogen, op straffe van nietigheid van de akte van rechtspleging, slechts als getuige worden gehoord.
Het eerste lid is niet van toepassing op de agenten die ter beschikking zijn gesteld van het openbaar ministerie of de federale politie. HOOFDSTUK 7. - Betwisting van de belastingplichtige Afdeling 1. - Administratieve beroepsmogelijkheden
Art. 100.§ 1. De belastingplichtige, alsmede de persoon op wiens goederen de verschuldigde bedragen werden of zouden kunnen worden ingevorderd, kan een schriftelijk bezwaarschrift indienen bij de bevoegde agent tegen het bedrag van de belasting en haar toebehoren. § 2. De bezwaarschriften moeten, op straffe van verval, worden ingediend binnen een termijn van 186 dagen. Deze termijn begint te lopen op de dag volgend op de dag waarop de bestemmeling, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft genomen van het aanslagbiljet, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van verzending, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
Indien het aanslagbiljet elektronisch ter beschikking werd gesteld, begint de bezwaartermijn te lopen vanaf de zevende dag die volgt op de elektronische terbeschikkingstelling.
Het bezwaarschrift kan ook worden ingediend na de termijn voorzien in het eerste lid als : 1° de belastingplichtige nieuwe feiten die een invloed hebben op de vestiging van de belasting inroept, als de laattijdige overlegging of inroeping door overmacht wordt verantwoord;2° de Algemene administratie van de Patrimoniumdocumentatie het kadastraal inkomen van het onroerend goed, die als basis voor de belasting dient, heeft herzien. § 3. Er wordt een ontvangstbewijs afgeleverd aan de indieners van het bezwaarschrift, die de datum van ontvangst van dit bezwaarschrift vermeldt.
Indien het bezwaarschrift ingediend wordt per aangetekend schrijven, dan geldt de postdatum die vermeld is op het verzendingsbewijs als datum van indiening. § 4. Zolang geen beslissing is gevallen mag de indiener zijn bezwaarschrift aanvullen met nieuwe, schriftelijk geformuleerde bezwaren, zelfs als deze buiten de voorziene termijnen worden ingediend. § 5. De bevoegde agent doet, als administratieve overheid, uitspraak nopens de bezwaren aangevoerd door de indiener.
Deze beslissing is onherroepelijk in het geval van uitblijven van een prejudiciair beroep volgens de modaliteiten en binnen de termijn voorzien door deze Codex.
De beslissing moet in gesloten omslag aan de indiener van het bezwaarschrift gezonden worden. De zending vermeldt de datum van verzending van deze beslissing.
Art. 101.§ 1. Een prejudiciair beroep kan schriftelijk worden ingediend bij de bevoegde agent door : 1° de belastingplichtige, alsmede de persoon op wiens goederen de verschuldigde bedragen werden of zouden kunnen worden ingevorderd;2° de persoon aan wie de administratieve boete wordt opgelegd of de persoon op wiens goederen de verschuldigde bedragen werden of zouden kunnen worden ingevorderd;3° de indiener van het bezwaarschrift. Het prejudiciair beroep kan worden ingediend tegen : 1° de vraag tot betaling van interesten;2° de beslissing tot oplegging van een administratieve boete;3° de over het bezwaarschrift gegeven beslissing;4° het aanslagbiljet, bij het geval bedoeld in paragraaf 3 van dit artikel. § 2. Het prejudiciair beroep moet, op straffe van verval, worden ingediend, binnen een termijn van drieënnegentig dagen.
De eerste dag van deze termijn is de dag volgend op de dag waarop de geadresseerde, naar alle waarschijnlijkheid, kennis heeft kunnen nemen van de verzending bedoeld in paragraaf 1, dit wil zeggen de zevende dag volgend op de datum van deze verzending, zoals deze vermeld is op het verzonden stuk, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst. § 3. Indien een persoon voorafgaandelijk een bezwaarschrift heeft ingediend en hem geen beslissing over dit bezwaarschrift werd toegezonden binnen de zevenenzeventig dagen die volgen op de indieningsdatum van dit bezwaarschrift, is de eerste dag van de indieningstermijn van het prejudiciair beroep de achtenzeventigste dag die volgt op de indieningsdatum van dit bezwaarschrift.
Elk prejudiciair beroep ingediend vóór de achtenzeventigste dag die volgt op de datum van indiening van dit bezwaarschrift is onontvankelijk. § 4. Er wordt een ontvangstbewijs afgeleverd aan de indiener van het beroep, die de datum van ontvangst van het beroep vermeldt.
Indien het beroep ingediend wordt per aangetekend schrijven, dan geldt de postdatum die vermeld is op het verzendingsbewijs als datum van indiening. § 5. Zolang geen beslissing is gevallen mag de indiener zijn beroep aanvullen met nieuwe, schriftelijk geformuleerde bezwaren, zelfs als deze buiten de voorziene termijnen worden ingediend.
Wanneer de indiener zulks in zijn beroep heeft gevraagd, zal hij worden gehoord. § 6. De bevoegde agent doet, als administratieve overheid, uitspraak nopens de bezwaren aangevoerd door de indiener van het prejudiciair beroep.
Deze beslissing is onherroepelijk in het geval van uitblijven van een vordering op basis van artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek binnen de termijn bepaald door dit artikel.
De beslissing wordt betekend aan de indiener van het beroep bij ter post aangetekende brief. De zending vermeldt de datum van verzending van deze beslissing.
Art. 102.De bevoegde agent die het bezwaarschrift of prejudiciair beroep moet behandelen, beschikt, in het kader van een bezwaar of beroep, over de bewijsmiddelen en onderzoeksbevoegdheden bedoeld in hoofdstuk 5.
Bovendien kan hij, in het kader van een bezwaar of beroep, van de kredietinstellingen die onderworpen zijn aan de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen en beursvennootschappen, alle inlichtingen vorderen waarvan ze kennis hebben en die nuttig kunnen zijn.
Art. 103.Voor zover zij beschikt over alle nodige inlichtingen, kent de bevoegde gewestelijke fiscale administratie de vrijstellingen en de verminderingen waarvoor de belastingplichtige in aanmerking komt automatisch toe en brengt hem daarvan op de hoogte.
Als dat niet het geval is, verstrekt de bevoegde gewestelijke fiscale administratie de belastingplichtige duidelijke informatie over de vrijstellingen en de verminderingen waarop hij aanspraak zou kunnen maken en over de formaliteiten die hij moet vervullen om hiervan te genieten.
De belastingplichtige die om het even welke vrijstelling of vermindering verzoekt, kan er alleen het voordeel van verkrijgen of behouden als hij zijn recht op die vrijstelling of vermindering bewijst.
De belastingplichtige moet de bevoegde agent onmiddellijk op de hoogte brengen wanneer niet langer aan de voorwaarden van de vrijstelling of vermindering is voldaan.
Art. 104.Het bezwaarschrift gericht tegen een aanslag die gevestigd is op betwiste bestanddelen, geldt van ambtswege voor de andere aanslagen gevestigd op dezelfde bestanddelen of als supplement vóór de beslissing van de bevoegde agent, zelfs wanneer de termijnen tot bezwaar tegen die andere belastingen zouden zijn verstreken.
Art. 105.In geval van bezwaarschrift, prejudiciair beroep of van een vordering in rechte, kan de betwiste belasting en haar toebehoren voor het geheel het voorwerp zijn van bewarende beslagen, van middelen tot tenuitvoerlegging of van alle andere maatregelen, welke ertoe strekken de invordering te waarborgen.
Voor de toepassing van dit artikel omvat de rechtsvordering met betrekking tot de betwiste aanslag de eerste aanleg, het hoger beroep en het cassatieberoep. Afdeling 2. - Beslissing tot verwerping van het geheel van
bezwaarschriften en van prejudiciaire beroepen
Art. 106.De bevoegde agent kan, door een enkele gemotiveerde beslissing, een geheel van bezwaarschriften en prejudiciaire beroepen verwerpen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan : 1° de bezwaarschriften en prejudiciaire beroepen zijn exclusief gebaseerd op één of meerdere grieven van ongrondwettelijkheid van één of meerdere bepalingen van deze Codex of van de fiscale wetgeving;2° het Grondwettelijk Hof, gevat voor dezelfde grief of dezelfde grieven, het vernietigingsberoep tegen de aangevochten bepaling heeft verworpen of een prejudicieel arrest heeft geveld die de geldigheid van deze bepaling heeft vastgesteld. De beslissing wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. De publicatie geldt als bekendmaking van de beslissing aan de indieners van de bezwaarschriften en de prejudiciaire beroepen.
Deze beslissing is onherroepelijk, behalve wat betreft diegene die een vordering instelt op basis van artikel 1385undecies van het Gerechtelijk Wetboek binnen de termijn bepaald door dit artikel. Geen enkel prejudiciair beroep kan worden ingesteld tegen deze beslissing.
TITEL 3. - Samenwerking tussen het Gewest en de gemeenten HOOFDSTUK 1. - Gemeentelijke opcentiemen op de gewestelijke belastingen
Art. 107.§ 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de volgende belastingen : 1° op de onroerende voorheffing zoals bedoeld in afdeling II van hoofdstuk I van titel VI van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992;2° op de belasting op inrichtingen van toeristisch logies zoals bedoeld in de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op inrichtingen van toeristisch logies. § 2. De gewestelijke fiscale administratie verzekert de vestiging, de inkohiering, de inning en de invordering van de gemeentelijke opcentiemen, voor zover : 1° de gemeente slechts één tarief van opcentiemen vastlegt;2° er geen vrijstellingen of verminderingen van opcentiemen worden voorzien;3° het belastingreglement dat de opcentiemen voor het betrokken aanslagjaar vaststelt ten laatste werd aangenomen op 31 december van het jaar dat het aanslagjaar voorafgaat en dit belastingreglement in werking was op 1 januari van het aanslagjaar;4° de betrokken gemeente vóór 30 juni van het jaar voor het betreffende aanslagjaar de wens uit om van deze dienst te genieten. Het uiten van deze wens, moet gebeuren door het college van burgemeester en schepenen en moet gebeuren in opvolging van een beslissing in deze zin van de gemeenteraad; 5° de betrokken gemeente het aantal te vestigen opcentiemen doorgeeft aan de gewestelijke fiscale administratie vóór 15 januari van het betrokken aanslagjaar. De voorwaarden vermeld in de onder 3°, 4° en 5° zijn niet van toepassing op de gemeentelijke opcentiemen op de onroerende voorheffing. § 3. De modaliteiten van de dienstverlening waarvan sprake in paragraaf 2 worden vastgelegd door de Regering. Deze dienstverlening wordt kosteloos verstrekt. § 4. Als er met toepassing van de bepalingen van deze Codex opcentiemen worden geheven, worden deze opcentiemen ingekohierd, geïnd, ingevorderd en, in voorkomend geval, terugbetaald samen met de belasting en met toepassing van de procedure van toepassing op deze belasting.
De agent bevoegd voor het stellen van deze handelingen in het kader van de belasting is eveneens bevoegd voor het stellen van dezelfde handeling in het kader van de opcentiemen op deze belasting. § 5. Vanaf het moment waarop de gewestelijke fiscale administratie kennis heeft van een risico van ontheffing van een belasting bedoeld in paragraaf 1 waarop de gemeente opcentiemen heft, informeert de gewestelijke fiscale administratie de gemeente hiervan. Ze informeert de gemeente ook over eventuele dadingen. HOOFDSTUK 2. - De overname van de dienst van de gemeentelijke belastingen Afdeling 1. - Algemene bepaling
Art. 108.De in dit hoofdstuk vervatte bepalingen zijn van toepassing op de belastingen van de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de dienst is toevertrouwd aan het Gewest.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° de belastingen waarvan de dienst werd toevertrouwd aan het Gewest : de belastingen waarvoor de gemeente ervoor heeft gekozen om de dienst ervan over te dragen aan de gewestelijke fiscale administratie;2° de dienst van een gemeentelijke belasting : het geheel van de handelingen die worden gesteld met het oog op de vestiging van een belasting, met inbegrip van de vaststelling ervan en de controle op het feit dat aanleiding geeft tot de belastingrondslag, het beheer en de opvolging van de ermee samenhangende administratieve en gerechtelijke betwistingen alsook de inning en gedwongen invordering van de belasting, met inbegrip van de kosten en de interesten. Afdeling 2. - De verhouding tussen de gemeente en de gewestelijke
fiscale administratie
Art. 109.§ 1. De overname van de dienst van een gemeentelijke belasting door de gewestelijke fiscale administratie wordt voorafgegaan door een beslissing van de gemeenteraad om de onderhandelingsprocedure voor een akkoordprotocol met de gewestelijke fiscale administratie, op te starten.
De Regering bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de kennisgeving van deze beslissing door de gemeente aan het Gewest. § 2. Na de vaststelling en kennisgeving van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing, onderhandelen de gemeente en de gewestelijke fiscale administratie vrijelijk over een akkoordprotocol dat als doel heeft om de voorwaarden en modaliteiten van de beoogde overname van de dienst van de belasting door de gewestelijke fiscale administratie, toe te lichten.
Bij ontvangst van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing, of in het kader van de in deze paragraaf bedoelde onderhandelingen, kan de Regering aan de gemeente de redenen betekenen waarom zij niet voornemens is om de dienst over te nemen van de belasting waarvan sprake in de voornoemde beslissing.
Het akkoordprotocol bevat met name : 1° de praktische modaliteiten van de overname van de dienst van voornoemde belasting;2° in voorkomend geval, de voorwaarden waaraan het belastingreglement moet voldoen opdat de gewestelijke fiscale administratie de dienst van de belasting gemakkelijk zou kunnen verzekeren;3° de modaliteiten van een periodieke rapportering waarin de gegevens met betrekking tot de dienst van de betrokken belasting, zoals bedoeld in artikel 108, tweede lid, 2°, zijn bijgewerkt en waarin met name de stand van de inning en invordering, de ontvangsten, de gerezen problemen en de ontheffingen zijn opgenomen. De Regering bepaalt de modaliteiten van de onderhandeling en de ondertekening van het akkoordprotocol. § 3. Eens het akkoordprotocol werd gesloten, neemt de gemeenteraad een beslissing tot overdracht van de dienst van de in het akkoordprotocol bedoelde belasting(en) aan de gewestelijke fiscale administratie.
Deze beslissing legt de datum van inwerkingtreding van de overname vast in overeenstemming met wat het in het akkoordprotocol voorziet. § 4. De Regering kan, na het verstrijken van ieder aanslagjaar, een einde maken aan de overname van de dienst van een gemeentelijke belasting. Zij geeft aan de gemeente kennis van haar beslissing ten laatste twaalf maanden vóór het einde van het bovenvermeld aanslagjaar. § 5. De gemeente kan, na het verstrijken van ieder aanslagjaar, een einde maken aan de overname van de dienst van een gemeentelijke belasting. Deze beslissing moet worden genomen door de gemeenteraad.
De gemeente geeft de gewestelijke fiscale administratie kennis van deze beslissing ten laatste twaalf maanden vóór het einde van het betrokken aanslagjaar.
De Regering bepaalt de modaliteiten van de kennisgeving van de beslissing om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke belasting.
Art. 110.§ 1. Wanneer een betwisting met betrekking tot de vaststelling, de inning of de invordering van een gemeentelijke belasting waarvan de dienst werd toevertrouwd aan het Gewest voor een rechtbank wordt gebracht, brengt de gewestelijke fiscale administratie de gemeente hiervan op de hoogte. De gewestelijke fiscale administratie maakt aan de gemeente een kopie van iedere uitspraak van een rechtbank over.
Vanaf het moment waarop zij kennis heeft van een risico van ontheffing, informeert de gewestelijke fiscale administratie de gemeente hiervan.
De gewestelijke fiscale administratie informeert de gemeente ook over eventuele dadingen. § 2. De gewestelijke fiscale administratie kan, op vraag van de gemeente of op eigen initiatief, alle gegevens die verband houden met de belastingen waarvan de dienst haar door een gemeente werd toevertrouwd, meedelen aan de gemeente. De modaliteiten van deze overdracht van gegevens worden vastgelegd in het protocol bedoeld in artikel 109, § 2.
Art. 111.Voor de instelling van om het even welk rechtsmiddel of om het even welke vordering voor een rechtbank, moeten de gewestelijke fiscale administratie en de gemeente die aan haar de dienst heeft overgedragen van één of meerdere van haar belastingen pogen, op straffe van onontvankelijkheid, om iedere betwisting met betrekking tot de toepassing van dit hoofdstuk minnelijk te regelen. Afdeling 3. - Procedure
Art. 112.Indien de dienst van een gemeentelijke belasting is toevertrouwd aan het Gewest, dan zijn de procedureregels vervat in titel 2 van deze Codex van toepassing op deze belasting.
Art. 113.De regels met betrekking tot de werking van de gewestelijke fiscale administratie zoals bedoeld in titel 4 van deze Codex, zijn van toepassing wanneer de gewestelijke fiscale administratie haar taken uitoefent in het kader van de dienst van de gemeentelijke belastingen. HOOFDSTUK 3. - De overname van de dienst van de gemeentelijke premies
Art. 114.§ 1. De in dit hoofdstuk vervatte bepalingen zijn van toepassing op de premies van de gemeentes van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan de dienst is toevertrouwd aan het Gewest. § 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° de gemeentelijke premies waarvan de dienst werd toevertrouwd aan het Gewest : de verplichte premies voorzien in een gemeentelijk reglement waarvan de dienst bij beslissing van de gemeente werd toevertrouwd aan de gewestelijke fiscale administratie;2° de dienst van de premies : het geheel van handelingen die te verrichten zijn in het kader van de toepassing van een gemeentelijk reglement dat voorziet in een verplichte premie, met inbegrip van : a) beslissing om de premie toe te kennen of te weigeren;b) de berekening van het bedrag van de premie;c) de controle op het behoud van de voorwaarden voor toekenning;d) het beheer van de terugbetaling van de premie in geval van verkeerdelijke toekenning, en desgevallend de gedwongen invordering van dit bedrag;e) het beheer van de administratieve en gerechtelijke betwistingen.
Art. 115.§ 1. De overname van de dienst van een gemeentelijke premie door de gewestelijke fiscale administratie wordt voorafgegaan door een beslissing van de gemeenteraad om de onderhandeling van een akkoordprotocol op te starten.
De Regering bepaalt de modaliteiten met betrekking tot de kennisgeving van deze beslissing door de gemeente aan het Gewest. § 2. Na de vaststelling en kennisgeving van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing, onderhandelen de gemeente en de gewestelijke fiscale administratie vrijelijk over een akkoordprotocol waarvan het voorwerp de verduidelijking is van de voorwaarden en de modaliteiten van de vooropgestelde overname van de dienst van de premie door de gewestelijke fiscale administratie.
Bij ontvangst van de in paragraaf 1 bedoelde beslissing, of in het kader van de in deze paragraaf bedoelde onderhandelingen, kan de Regering aan de gemeente kennis geven van de redenen waarvoor zij de dienst van de premie bedoeld in deze beslissing niet wenst over te nemen.
Dit akkoordprotocol bevat met name : 1° de praktische modaliteiten van de overname van de dienst van betrokken premie;2° in voorkomend geval, de voorwaarden waaraan het reglement moet voldoen opdat de gewestelijke fiscale administratie de dienst van de premie gemakkelijk zou kunnen verzekeren. De Regering bepaalt de modaliteiten van de onderhandeling en de ondertekening van het akkoordprotocol. § 3. Eens het akkoordprotocol werd gesloten, neemt de gemeenteraad een beslissing tot overdracht van de dienst van de in het akkoordprotocol bedoelde premie aan de gewestelijke fiscale administratie.
Deze beslissing bepaalt haar datum van inwerkingtreding, zoals voorzien door het akkoordprotocol. § 4. De Regering kan op ieder moment beslissen om een einde te maken aan de overname van de dienst van een gemeentelijke premie.
Van deze beslissing wordt kennis gegeven aan de gemeente. Deze beslissing heeft uitwerking bij het einde van de twaalfde maand die volgt op deze waarin de kennisgeving plaatsvond. § 5. De gemeente kan op elk moment de beslissing nemen om een einde te maken aan de overname van de dienst van een gemeentelijke premie door de gewestelijke fiscale administratie. Deze beslissing moet worden genomen door de gemeenteraad.
Van deze beslissing wordt kennis gegeven aan de gewestelijke fiscale administratie. Deze beslissing heeft uitwerking bij het einde van de twaalfde maand die volgt op deze waarin de kennisgeving plaatsvond.
De Regering bepaalt de modaliteiten van de vaststelling en de kennisgeving van de beslissing om een einde te stellen aan de overname van de dienst van een gemeentelijke premie.
Art. 116.§ 1. Wanneer een betwisting met betrekking tot de toekenning, de intrekking of de terugbetaling van een gemeentelijke premie waarvan de dienst werd toevertrouwd aan het Gewest voor een rechtbank wordt gebracht, brengt de gewestelijke fiscale administratie de gemeente hiervan op de hoogte. De gewestelijke fiscale administratie geeft de gemeente een kopie door van alle beslissingen van rechtbanken in het kader van de voornoemde premies.
De gewestelijke fiscale administratie brengt de gemeente ook op de hoogte van de sluiting van eventuele dadingen. § 2. De gewestelijke fiscale administratie mag, op vraag van de gemeente of op eigen initiatief, aan een gemeente alle gegevens overdragen die verbonden zijn met de premies waarvan deze gemeente de dienst overdroeg aan de gewestelijke fiscale administratie.
De modaliteiten van deze overdracht van gegevens worden vastgelegd in het akkoordprotocol bedoeld in artikel 115.
Art. 117.Voor de instelling van om het even welk rechtsmiddel of om het even welke vordering voor een rechtbank, moeten de gewestelijke fiscale administratie en de gemeente die aan haar de dienst heeft overgedragen van één of meerdere van haar premies, op straffe van onontvankelijkheid, proberen, om iedere betwisting met betrekking tot de toepassing van dit hoofdstuk, minnelijk te regelen. HOOFDSTUK 4. - De gedwongen invordering van bedragen verschuldigd aan de gemeenten
Art. 118.§ 1. De gemeenten van het Gewest kunnen de gewestelijke fiscale administratie belasten met de gedwongen invordering van de aan hun verschuldigde bedragen die niet binnen de daartoe voorziene termijnen werden betaald.
Hiertoe kan de bevoegde agent een dwangbevel uitvaardigen. Het uitgevaardigde dwangbevel wordt door voornoemde agent geviseerd en uitvoerbaar verklaard.
Het dwangmiddel wordt betekend door een gerechtsdeurwaardersexploot of bij ter post aangetekende brief.
De Regering legt de modaliteiten vast van deze gedwongen terugvordering. § 2. Om van deze dienstverlening gebruik te kunnen maken moet de gemeenteraad de beslissing nemen om de procedure tot onderhandeling van een akkoordprotocol op te starten met de gewestelijke fiscale administratie.
De Regering bepaalt de modaliteiten van de kennisgeving van deze beslissing door de gemeente aan het Gewest. § 3. Na de vaststelling en kennisgeving van de in paragraaf 2 bedoelde beslissing, onderhandelen de gemeente en de gewestelijke fiscale administratie vrijelijk over een akkoordprotocol dat met name toelaat om de voorwaarden en de modaliteiten van ten laste neming door de gewestelijke fiscale administratie van de gedwongen invordering van de bedragen verschuldigd aan de gemeente vast te stellen.
Dit akkoordprotocol bevat met name : 1° de praktische modaliteiten van de overname en de uitoefening van de gewestelijke fiscale administratie van de gedwongen invordering van de aan de gemeente verschuldigde bedragen;2° de voorwaarden waaraan moet worden voldaan opdat de gewestelijke fiscale administratie de gedwongen invordering van aan de gemeente verschuldigde bedragen gemakkelijk kan verzekeren. De Regering bepaalt de modaliteiten van de onderhandeling en de ondertekening van het akkoordprotocol. § 4. Eens het akkoordprotocol werd gesloten, neemt de gemeenteraad de beslissing om de gedwongen invordering van de in het akkoordprotocol bedoelde aan de gemeente verschuldigde bedragen toe te vertrouwen aan de gewestelijke fiscale administratie.
Deze beslissing stelt haar datum van inwerkingtreding vast in overeenstemming met wat voorzien is in het akkoordprotocol.
De Regering bepaalt de modaliteiten van de kennisgeving van deze beslissing door de gemeente aan het Gewest. § 5. De Regering kan op ieder moment beslissen om een einde te stellen aan de gedwongen invordering van de bedragen verschuldigd aan een gemeente.
Zij geeft de gemeente kennis van haar beslissing. Deze beslissing heeft uitwerking bij het einde van de twaalfde maand die volgt op deze waarin de kennisgeving plaatsvond. § 6. De gemeente kan op ieder moment beslissen om een einde te stellen aan het toevertrouwen aan de gewestelijke fiscale administratie van de gedwongen invordering van de bedragen die aan haar verschuldigd zijn.
Deze beslissing moet worden genomen door de gemeenteraad. Er wordt kennis van gegeven aan de gewestelijke fiscale administratie. Deze beslissing heeft uitwerking bij het einde van de twaalfde maand die volgt op deze waarin de kennisgeving plaatsvond.
De Regering bepaalt de modaliteiten van het aannemen en de kennisgeving van deze beslissing.
TITEL 4. - Werking van de gewestelijke fiscale administratie HOOFDSTUK 1. - Wederzijdse bijstand tussen lidstaten inzake invordering
Art. 119.§ 1. In het kader van de uitvoering van de internationale en de Europese rechterlijke verplichtingen tot hulp- en bijstand in fiscale zaken van het Gewest, beschikt de gewestelijke fiscale administratie over de in titel 2 van deze Codex omschreven bevoegdheden.
De gewestelijke fiscale administratie kan, in dit kader ook een beroep doen op de invorderingsmaatregelen voorzien in deze Codex en zijn uitvoeringsbesluiten. § 2. De bevoegde agent mag, in het kader van de in paragraaf 1 omschreven omstandigheden, geschreven attesten inzamelen, derden horen, een onderzoek instellen, en binnen de door hem bepaalde termijn - welke in geval van overmacht kan worden verlengd - van natuurlijke of rechtspersonen, alsook van verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid alle inlichtingen vorderen die hij nodig acht om aan de hulp en bijstandsverplichtingen van het Gewest te kunnen voldoen.
Een bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling wordt als een derde beschouwd waarop de bepalingen van het eerste lid onverminderd van toepassing zijn. § 3. De bevoegde agent kan een administratieve geldboete van 125 euro tot 50.000 euro opleggen aan : 1° de personen die weigeren mee te werken aan het in paragraaf 2 bedoelde onderzoek;2° personen die de krachtens paragraaf 2 ingevorderde inlichtingen niet of niet tijdig verschaffen. De Regering legt de schaal van voornoemde geldboetes vast en regelt hun toepassingsmodaliteiten.
Deze geldboetes worden gevestigd en ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn voor de belastingen. HOOFDSTUK 2. - Elektronisch beheer
Art. 120.Onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen voorzien door deze Codex, kunnen de kennisgevingen uitgaande van de gewestelijke fiscale administratie slechts uitsluitend worden gemaakt door middel van een procedure die gebruik maakt van informaticatechnieken als de bestemmeling expliciet en vooraf voor het gebruik van dergelijk communicatiemiddel heeft gekozen.
Bij gebreke hieraan en onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen voorzien in deze Codex moeten, alle kennisgevingen uitgaande van de gewestelijke fiscale administratie worden overgemaakt aan hun bestemmelingen onder gesloten omslag.
De Regering legt de toepassingsmodaliteiten van dit artikel vast.
Art. 121.§ 1. Het dossierbeheer van de gewestelijke fiscale administratie kan volledig elektronisch geschieden.
De documenten die door de gewestelijke fiscale administratie, fotografisch, optisch, elektronisch of volgens elke andere informatica- of telegeleidingstechniek worden geregistreerd, bewaard of weergegeven, evenals hun weergave op een leesbare drager, hebben dezelfde bewijskracht als de originele gegevens. § 2. De kohieren kunnen elektronisch opgesteld en uitvoerbaar verklaard worden.
De gegevens van de kohieren die door de gewestelijke fiscale administratie, of onder haar toezicht, op een gepaste informatiedrager worden geregistreerd en bewaard, evenals hun leesbare weergave, hebben dezelfde bewijskracht als de originele gegevens. § 3. De modaliteiten van de elektronische dossierbehandeling in dit kader worden vastgesteld door de Regering.
Art. 122.Onverminderd artikel 1322 van het Burgerlijk Wetboek, worden de gebruiksmodaliteiten van de elektronische handtekening in het kader van de werking van de gewestelijke fiscale administratie bepaald door de Regering.
Art. 123.Indien een artikel van deze Codex voorziet in de verzending bij ter post aangetekende brief, dan kan de Regering voorzien in de mogelijkheid van verzending per elektronische aangetekende zending.
Art. 124.De gewestelijke fiscale administratie mag, in het kader van zijn innings- en invorderingsactivitëiten, gebruik maken van de domiciliëring zoals omschreven in artikel I.9., 13° van het Wetboek van economisch recht.
De Regering bepaalt de modaliteiten van dit gebruik. HOOFDSTUK 3. - Beroepsgeheim
Art. 125.Wanneer een krachtens de afdelingen 2 tot en met 4 van hoofdstuk 5 van titel 2 aangezochte persoon het beroepsgeheim doet gelden, verzoekt de gewestelijke fiscale administratie om tussenkomst van de territoriaal bevoegde tuchtoverheid opdat deze zou oordelen of, en gebeurlijk in welke mate, de vraag om inlichtingen of de overlegging van boeken en bescheiden verzoenbaar is met het eerbiedigen van het beroepsgeheim.
Art. 126.Een persoon die, in welke hoedanigheid ook, optreedt bij de toepassing van de bepalingen van deze Codex of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van de gewestelijke fiscale administratie, is, buiten het uitoefenen van zijn ambt, verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande alle zaken waarvan deze ingevolge de uitvoering van zijn opdracht kennis heeft.
Art. 127.§ 1. De bevoegde agent oefent zijn ambt uit in het geval hij aan de andere administratieve diensten bedoeld in artikel 63, § 2, van deze Codex, de inlichtingen verstrekt die voor die diensten, instellingen of inrichtingen nuttig zijn voor de uitvoering van wettelijke of reglementaire bepalingen die eraan zijn opgedragen of om een goed beheer van de publieke financiën te verzekeren.
De personen die behoren tot de diensten waaraan de gewestelijke fiscale administratie ingevolge het eerste lid inlichtingen van fiscale aard heeft verstrekt, zijn tot dezelfde geheimhouding verplicht en mogen de verkregen inlichtingen niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen voor de uitvoering waarvoor ze zijn verstrekt. § 2. De bevoegde agent oefent zijn ambt eveneens uit als hij met betrekking tot de fiscale toestand van een belastingplichtige een vraag om raadpleging, uitleg of mededeling inwilligt van de echtgenoot of wettelijk samenwonende op de goederen van wie de aanslag wordt ingevorderd.
Art. 128.In afwijking van artikel 4 van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur, mogen de verzoeken om inlichtingen van buitenlandse autoriteiten en de antwoorden verstrekt aan die autoriteiten evenals elke andere correspondentie tussen de bevoegde autoriteiten niet openbaar worden gemaakt zolang het onderzoek van de buitenlandse autoriteit niet is afgesloten en voor zover de openbaarmaking nadelig zou zijn voor het voormelde onderzoek, tenzij de buitenlandse autoriteit haar uitdrukkelijk akkoord heeft gegeven voor deze openbaarmaking.
Het in het eerste lid bedoelde akkoord wordt geacht te zijn bekomen wanneer de buitenlandse autoriteit niet reageert binnen een termijn van negentig dagen te rekenen vanaf het verzenden door het Gewest van de vraag tot inzage, en de informatie niet verschaft dat de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens en de correspondentie volgens de voorwaarden van dit artikel moet voortduren, wanneer de persoon in wiens hoofde het onderzoek door de buitenlandse Staat wordt gevoerd uitdrukkelijk deze toegang aan het Gewest heeft gevraagd. HOOFDSTUK 4. - Niet-fiscale invordering
Art. 129.De bepalingen van titel 2, hoofdstukken 4 en 5 van deze Codex, zijn eveneens van toepassing op de bedragen verschuldigd aan het Gewest of aan een openbare instelling of inrichting van het Gewest waarvoor de gewestelijke fiscale administratie de invordering verzekert.
In het kader van deze invordering, beschikken de bevoegde agenten over alle in deze Codex voorziene onderzoeksbevoegdheden teneinde de vermogenssituatie van de schuldenaar te bepalen met het oog op het invorderen van deze bedragen.
De bevoegdheden van de in het tweede lid bedoelde agenten worden eveneens uitgeoefend zonder de beperkingen ten aanzien van de instellingen bedoeld in artikel 59. HOOFDSTUK 5. - Schuldvergelijking
Art. 130.De bepalingen van boek III, titel III, hoofdstuk V, afdeling IV, van het Burgerlijk Wetboek zijn niet van toepassing op de belastingen en hun toebehoren.
Elke som die aan een persoon moet worden teruggegeven of betaald, hetzij in het kader van de toepassing van deze Codex, hetzij in het kader van de toepassing van de regelgeving met betrekking tot de onverschuldigde betaling, kan naar keuze van de bevoegde agent en zonder formaliteit worden aangewend ter betaling van de door deze persoon aan het Gewest verschuldigde bedragen, van welke aard dan ook.
De aanwending met toepassing van het tweede lid kan voor betwiste aanslagen verricht worden als bewarende maatregel.
Dit artikel blijft van toepassing in geval van beslag, overdracht, samenloop of een insolvabiliteitsprocedure. HOOFDSTUK 6. - Bevoegdheid van de agenten om in rechte te verschijnen
Art. 131.Elke agent van de gewestelijke fiscale administratie kan de verschijning in persoon verzekeren in naam van het Gewest in het kader van : 1° betwistingen met betrekking tot de toepassing van een fiscale wet;2° betwistingen met betrekking tot de dwangbevelen uitgevaardigd door de bevoegde agent;3° betwistingen met betrekking tot de uitvoering van door de bevoegde agent uitgevaardigde dwangbevelen;4° betwistingen met betrekking tot fiscale normen. Het Gewest neemt de volledige aansprakelijkheid op zich van de door deze agenten uitgevoerde handelingen in dit kader.
TITEL 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 132.In hoofdstuk 4, afdeling 2 van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 25/1.De gegevens verzameld in het kader van de voorafgaande aangifte en de registratie bedoeld in artikel 4 en van de controleopdrachten bedoeld in de artikelen 24 en 25 kunnen worden overgemaakt aan de gewestelijke fiscale administratie voor haar opdrachten in het kader van de dienst van de belasting bedoeld in artikel 3 van de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristisch logies. ».
Art. 133.§ 1. De paragrafen 2 en 3 van artikel 11 van de ordonnantie van 23 december 2016 betreffende de gewestbelasting op de inrichtingen van toeristisch logies worden vervangen als volgt : « § 2. De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op deze belasting, met uitzondering van : 1° hoofdstuk 1 van titel 2;2° artikelen 11 en 20. § 3. Wanneer overeenkomstig artikel 6 of 12 een administratieve boete werd opgelegd, kan de persoon aan wie deze boete werd opgelegd, een prejudiciair beroep indienen overeenkomstig artikel 101 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ». § 2. Punt 3° van paragraaf 1 van artikel 9 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « 3° ofwel de belastingplichtige de verplichtingen hem opgelegd door de Brusselse Codex Fiscale Procedure in uitvoering van de voornoemde ordonnantie niet heeft nageleefd.
De ambtshalve heffing wordt opgelegd op basis van het weerlegbaar vermoeden dat alle eenheden van logies waarover de betrokken inrichting van toeristisch logies beschikt, bezet waren door toeristen voor alle nachten van de periode waarvoor de ambtshalve heffing wordt opgelegd. ».
Art. 134.In hoofdstuk I van dezelfde ordonnantie wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende : «
Art. 12/1.De gegevens verzameld in het kader van de dienst van de belasting bedoeld in artikel 3 mogen worden overgemaakt aan de ambtenaren bedoeld in artikel 24 van de ordonnantie van 8 mei 2014 betreffende het toeristische logies voor hun controleopdrachten bedoeld in artikel 24 en 25 van die ordonnantie. ».
Art. 135.§ 1. Artikel 17 van de ordonnantie van 29 juli 2015 tot invoering van een kilometerheffing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zware voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg, ter vervanging van het Eurovignet, wordt vervangen als volgt : «
Art. 17.De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de kilometerheffing met uitzondering van de volgende bepalingen van de Codex : - artikelen 12, 25 en 35; - afdeling 1 van hoofdstuk 1 van titel 2.
Voor de toepassing van de Codex dient onder de begrippen « belasting en haar toebehoren » en van « schuldvorderingen inzake belastingen en hun toebehoren », de boete te worden begrepen als bedoeld in artikel 29 van onderhavige ordonnantie en de daaruit voortvloeiende schuldvorderingen. ». § 2. Paragraaf 1 van artikel 30 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : « § 1. Onverminderd hetgeen bepaald in artikel 25, dient de boete als vermeld in artikel 29 te worden betaald binnen een termijn van zeven dagen te rekenen vanaf de zevende dag volgend op de datum van verzending van de kopie van het proces-verbaal van overtreding, als bedoeld in artikel 26, § 1, tweede en derde lid.
In geval van niet-betaling van de geldboete vermeld in artikel 29, binnen de in het vorige lid vermelde termijn, vaardigt de ambtenaar door de Regering belast met de invordering van de kilometerheffing een dwangbevel uit overeenkomstig artikel 51 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ». § 3. Artikel 32 van dezelfde ordonnantie wordt vervangen als volgt : «
Art. 32.De persoon aan wie een administratieve geldboete als bedoeld in artikel 29 werd opgelegd en degene die hoofdelijk gehouden is tot betaling ervan, kunnen tegen het bedrag van de boete en zijn toebehoren een prejudiciair beroep indienen overeenkomstig artikel 101 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure.
De houder van het voertuig kan tegen de beslissing van de gewestelijke fiscale administratie tot weigering van zijn aanvraag tot vrijstelling met betrekking tot een van de vrijstellingen vermeld in artikel 11, § 1, 2° tot 4°, prejudiciair beroep indienen overeenkomstig artikel 101 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ».
Art. 136.§ 1. In hoofdstuk I van de ordonnantie van 27 april 1995 betreffende de taxidiensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «
Art. 1bis.De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de bedoelde belastingen in deze ordonnantie, alsook hun toebehoren. ». § 2. In artikel 14 van dezelfde ordonnantie wordt het vijfde lid vervangen als volgt : « Ze wordt geïnd en gevorderd volgens de regels bepaald in de hoofdstukken 4 en 5 van titel 2 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ». § 3. In artikel 14 van dezelfde ordonnantie wordt het zevende lid vervangen als volgt : « De indiening van een bezwaarschrift schorst de opeisbaarheid van de belasting niet, overeenkomstig artikel 34 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ». § 4. In artikel 26, § 2, van dezelfde ordonnantie wordt het derde lid vervangen als volgt : « Ze wordt geïnd en gevorderd volgens de regels bepaald in de hoofdstukken 4 en 5 van titel 2 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure. ».
Art. 137.Paragraaf 2 van het artikel 44 van de ordonnantie van 14 juni 2012 betreffende afvalstoffen wordt vervangen als volgt : « § 2. De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de belastingen bedoeld in de artikelen 40 en 41 van deze ordonnantie, alsook hun toebehoren, met uitzondering van artikel 6 van de Codex.
De Regering kan de toepassingsmodaliteiten van dit artikel nader bepalen. ».
Art. 138.In artikel 20septiesdecies van de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, ingevoegd bij ordonnantie van 20 juli 2011, wordt paragraaf 6 vervangen als volgt : « § 6. De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de bijdragen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van : 1° hoofdstuk 1 van titel 2;2° hoofdstuk 2 van titel 2;3° artikel 32.».
Art. 139.In artikel 26 van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de ordonnanties van 1 april 2004, 14 december 2006, 30 april 2009 en 20 juli 2011, wordt paragraaf 6 vervangen als volgt : « § 6. De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de bijdragen bedoeld in dit artikel, met uitzondering van : 1° hoofdstuk 1 van titel 2;2° hoofdstuk 2 van titel 2;3° artikel 32.».
Art. 140.§ 1. Artikel 2.3.62 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing wordt vervangen als volgt : « Art. 2.3.62. De Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de milieubelasting met uitzondering van titel 2, Hoofdstuk 1. ». § 2. Paragraaf 3 van artikel 3.2.22 van het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing wordt vervangen als volgt : « § 3. De in paragraaf 2 vermelde betekening heeft als gevolg : 1° de stuiting van de verjaringstermijn voor de inning van de boete;2° de inschrijving toe te laten van de wettelijke hypotheek bedoeld in artikel 45 van de Brusselse Codex Fiscale Procedure.». § 3. Paragraaf 4 van artikel 3.2.22 van de voornoemde Codex wordt vervangen als volgt : « § 4. Afdeling 2 van hoofdstuk 4 van titel 2, van de Brusselse Codex Fiscale Procedure is van toepassing op de invordering van de boete bedoeld in artikel 3.4.1/1.
Onverminderd paragraaf 2, is paragraaf 1 van artikel 51 van dezelfde Codex van toepassing.
De uitvoering van het dwangbevel kan slechts worden onderbroken door een gemotiveerd verzet, ingediend door de persoon die de betaling verschuldigd is. Dit verzet is enkel geldig voor daarin uitdrukkelijk betwiste en gemotiveerde vorderingen.
Dit verzet dient te worden ingeleid bij gemotiveerd verzoekschrift op tegenspraak voor de politierechtbank. Deze vordering dient te worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek. ». § 4. In artikel 3.2.22 van dezelfde Codex wordt paragraaf 5 vervangen als volgt : « § 5. Voor de toepassing van paragrafen 3 en 4 dient in de Brusselse Codex Fiscale Procedure te worden verstaan : 1° onder de begrippen « de belasting » en « de belasting en haar toebehoren » als gebruikt in de Brusselse Codex Fiscale Procedure de verschuldigde bedragen van artikel 3.4.1/1; 2° onder de woorden « het toegekende dwangmiddel en betekend aan de belastingplichtige overeenkomstig artikel 51 », bedoeld in artikel 45, § 2, van de Brusselse Codex Fiscale Procedure, de betekening vermeld in artikel 3.2.22, paragraaf 2, van deze ordonnantie. ». § 5. Artikel 3.2.26. van dezelfde Codex wordt vervangen als volgt : « Art. 3.2.26. - De volgende bepalingen van de Brusselse Codex Fiscale Procedure zijn van toepassing op dit hoofdstuk betreffende de lage emissiezones : 1° titel 3;2° titel 4, behalve hoofdstuk 2.».
Art. 141.In artikel 23, § 3, van de ordonnantie van 22 december 1994 betreffende de overname van de provinciale fiscaliteit wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « of in lijsten van inrichtingen vastgesteld door of bij toepassing van de ordonnantie van 5 juni 1997 betreffende de milieuvergunningen ».
Art. 142.De Regering wordt ertoe gemachtigd om verwijzingen in andere ordonnanties naar bepalingen die opgeheven werden naar aanleiding van deze codificatie waar nodig aan te passen.
TITEL 6. - Opheffings-, inwerkingtredingsbepalingen en overgangsmaatregelen
Art. 143.De volgende bepalingen worden opgeheven : 1° Titel VII van het WIB 92, zoals van toepassing op de onroerende voorheffing voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 144 van deze Codex;2° de ordonnantie van 21 december 2012 tot vaststelling van de fiscale procedure in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gewijzigd door de ordonnantie van 18 december 2015, door de ordonnantie van 12 december 2016 en door de ordonnantie van 23 december 2016; 3° de artikelen 2.3.60 en 2.3.61 van de ordonnantie van 2 mei 2013 houdende het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing; 4° punt 10° van het eerste lid van artikel 3 alsook artikelen 17 en 27 van de ordonnantie van 29 juli 2015 tot invoering van een kilometerheffing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zware voertuigen bedoeld of gebruikt voor het vervoer van goederen over de weg, ter vervanging van het Eurovignet. In afwijking van het eerste lid, 2°, blijft de ordonnantie van 21 december 2012 van toepassing voor de belastingen waarvoor deze Codex nog niet in werking is getreden en voor de artikelen 24 tot 27/2 tot de Regering de inwerkingtreding van de artikelen 69 tot 77 van deze Codex heeft bepaald.
Art. 144.De artikelen 433 tot en met 440 van het WIB 92, zoals ze van toepassing waren op de onroerende voorheffing voor wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vóór de inwerkingtreding van deze Codex, blijven van toepassing voor berichten die met toepassing van artikel 433 van het WIB 92, zoals het van toepassing was op de onroerende voorheffing wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vóór de inwerkingtreding van deze Codex, zijn verzonden vóór de datum van inwerkingtreding van artikelen 69 tot en met 77.
De gewestelijke fiscale administratie is bevoegd om de overgedragen en de nog niet afgehandelde dossiers waarvoor een dwangschrift door de federale ontvanger is uitgevaardigd te behandelen en verder in te vorderen, overeenkomstig de toepassing van artikel 5, § 3, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
Wat betreft de aanslagen die de rechter, voor een deel of in zijn geheel, vernietigde voor de inwerkingtreding van het artikel 14 om een andere reden dan verjaring, worden de subsidiaire aanslagen die voorgelegd worden na de sluiting van de debatten door een verzoekschrift betekend aan de belastingplichtige met toepassing van artikel 356 WIB 92, zoals het van toepassing was op de onroerende voorheffing wat betreft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor de inwerkingtreding van artikel 15, geldig aan het oordeel van de rechter onderworpen op voorwaarde dat de procedures werden ingeleid binnen de zes maanden na de rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan.
De verjaringen die reeds zijn begonnen te lopen worden geregeld overeenkomstig titel 2 van deze Codex.
Art. 145.§ 1. De Regering bepaalt de inwerkingtreding van de bepalingen van deze Codex. § 2. In afwijking van paragraaf 1, treden de volgende bepalingen, voor wat betreft het aanslagjaar 2018 van de onroerende voorheffing, in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze Codex : 1° de afdeling 2 van hoofdstuk 2 van titel 2;2° de afdeling 5 van hoofdstuk 2 van titel 2;3° de afdeling 2 van hoofdstuk 4 van titel 2;4° de afdeling 3 van hoofdstuk 4 van titel 2;5° het hoofdstuk 5 van titel 2, met uitzondering van afdeling 3;6° het hoofdstuk 6 van titel 2. In afwijking van het eerste lid, treedt de afdeling 4 van hoofdstuk 3 van titel 2 in werking op de maand na die waarin deze Codex is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
In afwijking van het eerste en tweede lid, treden de niet in het eerste lid bedoelde bepalingen van deze Codex in werking vanaf het aanslagjaar 2019 voor wat betreft de onroerende voorheffing, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van deze Codex. § 3. In afwijking van paragraaf 1, treedt titel 4 van deze Codex in werking op de dag van de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van deze Codex.
Kondigen deze ordonnantie af, bevelen dat ze in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 6 maart 2019.
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Plaatselijke Besturen, Territoriale Ontwikkeling, Stedelijk Beleid, Monumenten en Landschappen, Studentenaangelegenheden, Toerisme, Openbaar Ambt, Wetenschappelijk Onderzoek en Openbare Netheid, R. VERVOORT De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Ontwikkelingssamenwerking, G. VANHENGEL De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Tewerkstelling, Economie en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, D. GOSUIN De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit en Openbare Werken, P. SMET De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie, C. FREMAULT _______ Nota Documenten van het Parlement : Gewone zitting 2018-2019 A-756/1 Ontwerp van ordonnantie A-756/2 Verslag A-756/3 Amendementen na verslag Integraal verslag : Bespreking en aanneming : vergadering van vrijdag 15 februari 2019