gepubliceerd op 01 maart 2024
Uittreksel uit arrest nr. 125/2023 van 21 september 2023 Rolnummers 7860, 7861, 7862, 7863 en 7864 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 286 en 288 van het Vlaamse decreet van 22 december 2017 « over het lokaal bestuur » e Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters(...)
Uittreksel uit arrest nr. 125/2023 van 21 september 2023 Rolnummers 7860, 7861, 7862, 7863 en 7864 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 286 en 288 van het Vlaamse decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032267 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 type decreet prom. 22/12/2017 pub. 08/02/2018 numac 2018010200 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten « over het lokaal bestuur » en de artikelen 186 en 187 van het Vlaamse Gemeente decreet van 15 juli 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005036063 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Gemeentedecreet type decreet prom. 15/07/2005 pub. 16/09/2005 numac 2005036093 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het onderwijs XV type decreet prom. 15/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005036025 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de toevoeging van een derde lid aan artikel 157 en houdende wijziging van de artikelen 159 en 161 van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 type decreet prom. 15/07/2005 pub. 12/09/2005 numac 2005036058 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode met betrekking tot het kooprecht van sociale huurders sluiten (in de versie van toepassing van 1 januari 2014 tot 31 december 2018), gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters Y. Kherbache, S. de Bethune, E. Bribosia, W. Verrijdt en K. Jadin, bijgestaan door de griffier N. Dupont, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij twee vonnissen van 6 september 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 15 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, in de interpretatie volgens welke uit die bepalingen zou kunnen worden afgeleid dat de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentelijk reglement de aantekening is in het speciale register dat door de algemeen directeur wordt bijgehouden, de artikelen 10, 11, 33, 170, 172 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 105, 108, 159, 162 en 190 van de Grondwet en met de beginselen van wettigheid en rechtszekerheid, in zoverre zij zowel de gemeentelijke overheid in haar hoedanigheid van auteur van zulk een reglement als alle personen die aan zulk een reglement kunnen worden onderworpen, de waarborg ontzeggen van het optreden van een beraadslagende wetgevende vergadering, te weten de wetgever zoals is bepaald in artikel 190 van de Grondwet, voor het bepalen van het bewijs van die bekendmaking, en bijgevolg voor het bepalen van een essentieel element met betrekking tot het verbindende karakter van wetten, besluiten en verordeningen en, in het geval van een gemeentelijk belastingreglement, met betrekking tot de hoedanigheid van belastingschuldige, terwijl aan de auteurs van de andere types van normen (wetten, besluiten of verordeningen van algemeen of provinciaal bestuur), bedoeld in artikel 190 van de Grondwet, en aan alle personen die aan zulke normen kunnen worden onderworpen, die waarborg niet wordt ontzegd ? 2° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement (en dit bewijs dus niet kan worden geleverd aan de hand van enig ander bewijsmiddel, zoals bv.een informaticabewijs), de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 ervan, in zoverre, in tegenstelling tot de wetskrachtige normen en reglementaire bestuurshandelingen die door andere overheden worden aangenomen, het feit of de gemeentelijke reglementen bindende kracht krijgen niet alleen afhangt van de bekendmaking ervan (in casu door middel van een publicatie op de website) maar ook van de vermelding van die bekendmaking in het register van de bekendmakingen van de reglementen en verordeningen van de gemeentelijke overheden ? 3° Schenden de artikelen 286 en 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 288 van het Decreet over het Lokaal Bestuur voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet (en in het bijzonder de vereiste van een redelijk verband van evenredigheid tussen de aangewende middelen en de beoogde doelstelling), in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement in deze interpretatie niet zou kunnen worden bewezen aan de hand van een informaticabewijs (bv.een schermafdruk van de back-office van de gemeentelijke website), terwijl de voorlegging van een informaticabewijs minstens dezelfde (of zelfs meer) objectieve garanties biedt voor wat betreft het bewijs van het feit en de datum van de bekendmaking ? ». b. Bij drie vonnissen van 6 september 2022, waarvan de expedities ter griffie van het Hof zijn ingekomen op 15 september 2022, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, in de interpretatie volgens welke uit die bepalingen zou kunnen worden afgeleid dat de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentelijk reglement de aantekening is in het speciale register dat door de gemeentesecretaris wordt bijgehouden, de artikelen 10, 11, 33, 170, 172 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 105, 108, 159, 162 en 190 van de Grondwet en met de beginselen van wettigheid en rechtszekerheid, in zoverre zij zowel de gemeentelijke overheid in haar hoedanigheid van auteur van zulk een reglement als alle personen die aan zulk een reglement kunnen worden onderworpen, de waarborg ontzeggen van het optreden van een beraadslagende wetgevende vergadering, te weten de wetgever zoals is bepaald in artikel 190 van de Grondwet, voor het bepalen van het bewijs van die bekendmaking, en bijgevolg voor het bepalen van een essentieel element met betrekking tot het verbindende karakter van wetten, besluiten en verordeningen en, in het geval van een gemeentelijk belastingreglement, met betrekking tot de hoedanigheid van belastingschuldige, terwijl aan de auteurs van de andere types van normen (wetten, besluiten of verordeningen van algemeen of provinciaal bestuur), bedoeld in artikel 190 van de Grondwet, en aan alle personen die aan zulke normen kunnen worden onderworpen, die waarborg niet wordt ontzegd ? 2° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 187 van het Gemeentedecreet voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement (en dit bewijs dus niet kan worden geleverd aan de hand van enig ander bewijsmiddel, zoals bv.een informaticabewijs), de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 ervan, in zoverre, in tegenstelling tot de wetskrachtige normen en reglementaire bestuurshandelingen die door andere overheden worden aangenomen, het feit of de gemeentelijke reglementen bindende kracht krijgen niet alleen afhangt van de bekendmaking ervan (in casu door middel van een publicatie op de website) maar ook van de vermelding van die bekendmaking in het register van de bekendmakingen van de reglementen en verordeningen van de gemeentelijke overheden ? 3° Schenden de artikelen 186 en 187 van het Gemeentedecreet, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register van de bekendmakingen waarin het tweede lid van artikel 187 van het Gemeentedecreet voorziet de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet (en in het bijzonder de vereiste van een redelijk verband van evenredigheid tussen de aangewende middelen en de beoogde doelstelling), in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement in deze interpretatie niet zou kunnen worden bewezen aan de hand van een informaticabewijs (dat in voorkomend geval voorrang kan krijgen op een onzorgvuldig of niet-ingevuld register), terwijl de voorlegging van een informaticabewijs minstens dezelfde (of zelfs meer) objectieve garanties biedt voor wat betreft het bewijs van het feit en de datum van de bekendmaking ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 7860, 7861, 7862, 7863 en 7864 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen en de context ervan B.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op de officiële bekendmaking van de gemeentereglementen en -verordeningen, in het bijzonder van de belastingreglementen. Die aangelegenheid werd aan de gewesten overgedragen bij de bijzondere wet van 13 juli 2001Relevante gevonden documenten type wet prom. 13/07/2001 pub. 03/08/2001 numac 2001021378 bron diensten van de eerste minister Bijzondere wet houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen sluiten houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen. De samengevoegde zaken betreffen de regeling die tussen 1 januari 2014 en 31 december 2018 van toepassing was in het Vlaamse Gewest (zaken nrs. 7862, 7863 en 7864) respectievelijk de regeling die er sinds 1 januari 2019 van toepassing is (zaken nrs. 7860 en 7861). Gelet op de gelijkenissen van de in het geding zijnde bepalingen, onderzoekt het Hof de prejudiciële vragen samen.
B.2.1. De artikelen 186 en 187 van het Vlaamse Gemeente decreet van 15 juli 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005036063 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Gemeentedecreet type decreet prom. 15/07/2005 pub. 16/09/2005 numac 2005036093 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het onderwijs XV type decreet prom. 15/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005036025 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de toevoeging van een derde lid aan artikel 157 en houdende wijziging van de artikelen 159 en 161 van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 type decreet prom. 15/07/2005 pub. 12/09/2005 numac 2005036058 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode met betrekking tot het kooprecht van sociale huurders sluiten (hierna : het Gemeentedecreet), zoals van toepassing voor het verwijzende rechtscollege, bepalen : «
Art. 186.De reglementen en verordeningen van de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester worden door de burgemeester bekendgemaakt op de gemeentelijke website, met vermelding van zowel de datum waarop ze werden aangenomen als de datum waarop ze op de website bekendgemaakt worden.
Art. 187.De reglementen en verordeningen, bedoeld in artikel 186, treden in werking de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.
De bekendmaking en de datum van bekendmaking van deze reglementen en verordeningen moeten blijken uit de aantekening in een speciaal register, dat bijgehouden wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering ».
B.2.2. De artikelen 286 en 288 van het Vlaamse decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032267 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 type decreet prom. 22/12/2017 pub. 08/02/2018 numac 2018010200 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten « over het lokaal bestuur » (hierna : het Decreet Lokaal Bestuur), zoals van toepassing voor het verwijzende rechtscollege, bepalen : «
Art. 286.§ 1. De burgemeester maakt de volgende besluiten en de inhoud ervan bekend via de webtoepassing van de gemeente : 1° de reglementen en de verordeningen van de gemeenteraad, van het college van burgemeester en schepenen en van de burgemeester; [...]
Art. 288.De reglementen en verordeningen, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en de reglementen, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, treden in werking op de vijfde dag na de bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is.
De bekendmaking en de datum van bekendmaking van de reglementen en de verordeningen, vermeld in het eerste lid, moeten blijken uit de aantekening in een register, dat bijgehouden wordt op de wijze, bepaald door de Vlaamse Regering ».
B.3.1. Het komt in de regel aan het verwijzende rechtscollege toe de bepalingen die het toepast te interpreteren, onder voorbehoud van een kennelijk verkeerde lezing van de in het geding zijnde bepalingen.
B.3.2. Het verwijzende rechtscollege interpreteert artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur zo dat de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentereglement of -verordening de aantekening is in het speciaal daartoe gehouden register. Hiervoor steunt het op de rechtspraak van het Hof van Cassatie waarin in die zin werd geoordeeld over de voormalige Vlaamse regeling en de Waalse regeling (Cass., 10 oktober 2019, C.18.0384.N, ECLI:BE:CASS:2019:CONC.20191010.9; 8 november 2018, C.17.0604.F, ECLI:BE:CASS:2018:CONC.20181108.10; 21 mei 2015, F.14.0098.F, ECLI:BE:CASS:2015:ARR.20150521.15; 21 mei 2015, F.13.0158.F, ECLI:BE:CASS:2015:ARR.20150521.14).
B.3.3. Het Hof onderzoekt de in het geding zijnde bepalingen in de interpretatie die het verwijzende rechtscollege heeft voorgelegd, die niet kennelijk verkeerd is.
Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof B.4.1. De nv « Proximus », eisende partij in het bodemgeschil in de zaak nr. 7861, en de nv « Orange Belgium », tussenkomende partij, betwisten de bevoegdheid van het Hof om de prejudiciële vragen te beantwoorden. De prejudiciële vragen betreffen volgens hen in werkelijkheid de uitvoeringsbesluiten die de Vlaamse Regering genomen heeft op grond van respectievelijk artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet, artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur, en de rechtspraak van het Hof van Cassatie.
B.4.2. Het Hof is niet bevoegd om te antwoorden op een prejudiciële vraag met betrekking tot een besluit dat geen wetskrachtige norm is.
Het mag zich evenmin uitspreken over de uiteenlopende interpretaties van een besluit die voortvloeien uit de jurisprudentiële toepassingen ervan. Ten slotte is het Hof niet bevoegd om de bepalingen tot uitvoering van een wetskrachtige norm te beoordelen.
B.4.3. Krachtens artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur moeten de bekendmaking en de datum van bekendmaking van een gemeentelijk reglement of gemeentelijke verordening blijken uit de aantekening in een register, dat bijgehouden wordt op de wijze bepaald door de Vlaamse Regering.
De eerste prejudiciële vraag betreft de in die bepalingen opgenomen machtiging aan de Vlaamse Regering. De tweede en de derde prejudiciële vraag betreffen het in die bepalingen opgenomen vereiste dat de bekendmaking en de datum van bekendmaking moeten blijken uit een aantekening in een register. De prejudiciële vragen hebben dus betrekking op de in het geding zijnde bepalingen.
B.4.4. De exceptie wordt verworpen.
Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag B.5. Met de eerste prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11, 33, 170, 172 en 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met de artikelen 105, 108, 159, 162 en 190 van de Grondwet en met het wettigheids- en rechtszekerheidsbeginsel, in zoverre zij de gemeentelijke overheid en de personen die aan een gemeentereglement kunnen worden onderworpen, de waarborg zouden ontzeggen van het optreden van een beraadslagende wetgevende vergadering voor het bepalen van het bewijs van die bekendmaking, terwijl aan de auteurs van wetten, besluiten of verordeningen van algemeen of provinciaal bestuur en aan de personen die aan die normen kunnen worden onderworpen, die waarborg niet wordt ontzegd.
Uit de verwijzingsbeslissingen blijkt dat het verwijzende rechtscollege met die vraag het Hof in essentie verzoekt om na te gaan of artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre zij de Vlaamse Regering ertoe machtigen de vormvoorschriften te bepalen voor de aantekening in het speciaal daartoe gehouden register, in de interpretatie dat dit geldt als de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering voor de bekendmaking van een gemeentereglement of -verordening.
B.6.1. Artikel 190 van de Grondwet bepaalt : « Geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald ».
B.6.2. De bekendmaking van de gemeentereglementen en -verordeningen via de webtoepassing van de gemeente strekt ertoe uitvoering te geven aan het in artikel 190 van de Grondwet gewaarborgde recht voor rechtsonderhorigen om te allen tijde te kunnen kennisnemen van die officiële teksten vooraleer die hun kunnen worden tegengeworpen.
Bovendien is dat recht inherent aan de rechtsstaat omdat het die kennisneming is die iedereen in staat stelt zich naar die teksten te gedragen.
De gedateerde en ondertekende aantekening van de bekendmaking in een register beoogt de bekendmaking van het reglement met zekerheid vast te stellen.
B.7.1. Over de wijze van bijhouden van het register inzake de reglementen en verordeningen van het lokaal bestuur bepaalt het besluit van de Vlaamse Regering van 18 januari 2008Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 18/01/2008 pub. 29/01/2008 numac 2008035134 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de aantekeningen in het register voor de bekendmaking van de reglementen en verordeningen van de gemeenteoverheden sluiten « betreffende de aantekeningen in het register voor de bekendmaking van de reglementen en verordeningen van de gemeenteoverheden » (hierna : het besluit van 18 januari 2008), dat van toepassing was tot 31 december 2018 : «
Art. 2.De aantekening in het register vindt plaats op de dag van de bekendmaking van het reglement of van de verordening. De aantekeningen worden genummerd in de volgorde van de opeenvolgende bekendmakingen.
Art. 3.De gedateerde en door de burgemeester en de gemeentesecretaris ondertekende aantekening wordt op de volgende wijze vastgesteld : ` Nr... De burgemeester van de gemeente (of van de stad)..., provincie..., bevestigt dat het reglement (of de verordening) van de gemeenteraad (of van het college van burgemeester en schepenen) (of van de burgemeester), gedateerd..., met als onderwerp..., bekendgemaakt werd, overeenkomstig artikel 186 van het Gemeentedecreet op ... ...,... (datum) De gemeentesecretaris, De burgemeester, ' ».
B.7.2. Het besluit van de Vlaamse Regering van 20 april 2018Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 20/04/2018 pub. 11/05/2018 numac 2018012019 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur, betreffende de wijze waarop de reglementen en verordeningen van het lokaal bestuur worden bijgehouden in het register en betreffende de raadpleegbaarheid van de besluiten van de politiezones en hulpverleningszones sluiten « betreffende de bekendmaking en raadpleegbaarheid van besluiten en stukken van het lokaal bestuur, betreffende de wijze waarop de reglementen en verordeningen van het lokaal bestuur worden bijgehouden in het register en betreffende de raadpleegbaarheid van de besluiten van de politiezones en hulpverleningszones » (hierna : het besluit van 20 april 2018), dat het besluit van 18 januari 2008 heeft vervangen, zoals van toepassing voor het verwijzende rechtscollege, bepaalt : «
Art. 3.De algemeen directeur noteert in een register dat speciaal daarvoor bijgehouden wordt, de bekendmaking en de datum van bekendmaking van de reglementen of verordeningen van de gemeente en van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en § 2, 1° en 2°, en artikel 553 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032267 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 type decreet prom. 22/12/2017 pub. 08/02/2018 numac 2018010200 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten over het lokaal bestuur. Die aantekening vindt plaats op de dag van de bekendmaking van het reglement of de verordening. De aantekeningen worden genummerd in de volgorde van de opeenvolgende bekendmakingen. [...]
Art. 4.De burgemeester en de algemeen directeur dateren en ondertekenen de aantekening van de reglementen en verordeningen van de gemeente, vermeld in artikel 286, § 1, 1° en 2°, en artikel 553 van het decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032267 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 type decreet prom. 22/12/2017 pub. 08/02/2018 numac 2018010200 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten over het lokaal bestuur.
De voorzitter van het vast bureau en de algemeen directeur dateren en ondertekenen de aantekening van de reglementen van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in artikel 286, § 2, 1° en 2°, van het voormelde decreet. [...] De aantekening, vermeld in het eerste tot en met het derde lid, vermeldt minstens : 1° het orgaan dat het reglement of de verordening heeft genomen, meer in het bijzonder de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester, de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau, de districtsraad, het districtscollege of de districtsburgemeester;2° de datum van het reglement of de verordening;3° het onderwerp van het reglement of de verordening;4° de datum van bekendmaking van het reglement of de verordening ». B.8.1. De nv « Telenet Group », de eisende partij in het bodemgeschil in de zaak nr. 7860, voert aan dat de prejudiciële vraag geen antwoord behoeft aangezien ze uitgaat van een verkeerde premisse en niet dienstig is voor de oplossing van het bodemgeschil.
De prejudiciële vraag gaat volgens de nv « Telenet Group » verkeerdelijk ervan uit dat het Decreet Lokaal Bestuur niet zelf bepaalt dat de bekendmaking van een belastingreglement maar kan worden bewezen door een aantekening in het register. De prejudiciële vraag is volgens haar niet dienstig aangezien de gemeente Zwalm in het bodemgeschil in de zaak nr. 7860 geen aantekening in het register kan voorleggen.
B.8.2. Het onderzoek van de exceptie hangt samen met het onderzoek naar de grond van de zaak. Het Hof onderzoekt beide dan ook samen.
B.9. In zoverre zij betrekking hebben op de bekendmaking van normen in de ruime zin, betreffen de in het geding zijnde bepalingen een aangelegenheid die artikel 190 van de Grondwet aan de wetgever voorbehoudt. Die grondwetsbepaling belet evenwel niet dat wat de vorm van de bekendmaking betreft, een machtiging wordt verleend aan de uitvoerende macht, voor zover die machtiging voldoende nauwkeurig wordt omschreven en betrekking heeft op de tenuitvoerlegging van maatregelen waarvan de essentiële elementen vooraf door de wetgevende macht zijn vastgesteld.
B.10. In dit geval heeft de machtiging, volgens artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur, geen betrekking op de wijze van bekendmaking via de webtoepassing van de gemeente als zodanig, maar wel op de manier waarop het bewijs van die bekendmaking moet worden geleverd.
B.11. Aangezien de decreetgever heeft bepaald dat de wijze van bekendmaking via de webtoepassing van de gemeente dient te gebeuren en dat het bewijs ervan moet worden geleverd aan de hand van een aantekening in een speciaal daartoe gehouden register, heeft hij de essentiële elementen van de vorm van de bekendmaking zelf geregeld. De delegatie heeft slechts betrekking op de vorm van de aantekening in dat register.
B.12. De vorm van de aantekening in het register heeft geen enkel gevolg voor de regelmatigheid van een gemeentelijke norm die via de webtoepassing van de gemeente is bekendgemaakt. De mogelijke niet-tegenstelbaarheid van het reglement waarvan de bekendmaking niet werd vastgesteld met inachtneming van de bepalingen die zijn aangenomen krachtens de machtiging aan de uitvoerende macht, dient te worden beschouwd als een gevolg van het gebrek aan bewijs van de bekendmaking, en mag niet worden verward met de nietigheid van de akte. Bovendien volgt die niet-tegenstelbaarheid hoofdzakelijk uit de in het geding zijnde bepalingen, die de aantekening vastleggen als het enige bewijs van de bekendmaking van gemeentereglementen en -verordeningen, en niet uit de machtiging of uit de reglementaire bepalingen.
B.13. Uit het voorgaande volgt dat de decreetgever de essentiële elementen heeft bepaald van de maatregelen waarvan hij de uitvoering delegeert aan de uitvoerende macht, en dat die machtiging bijgevolg niet strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met het wettigheidsbeginsel vervat in artikel 190 van de Grondwet.
B.14. Het Hof wordt eveneens verzocht om na te gaan of de machtiging die is vervat in artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en in artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur, wanneer die machtiging de gemeentelijke belastingreglementen beoogt, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 170 van de Grondwet.
B.15. Artikel 170, § 4, van de Grondwet, bepaalt : « Geen last of belasting kan door de agglomeratie, de federatie van gemeenten en de gemeente worden ingevoerd dan door een beslissing van hun raad.
De wet bepaalt ten aanzien van de in het eerste lid bedoelde belastingen, de uitzonderingen waarvan de noodzakelijkheid blijkt ».
B.16. Krachtens die bepaling, in samenhang gelezen met de artikelen 41 en 162 van de Grondwet, is de invoering van een gemeentebelasting een aangelegenheid van gemeentelijk belang waarbij het aan de gemeenteraad toekomt die te regelen.
Die bevoegdheid van de gemeenteraad houdt in dat hij de essentiële elementen van de belasting vaststelt, waartoe de aanwijzing van de belastingplichtigen, de belastbare materie, de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en de eventuele belastingvrijstellingen behoren.
B.17. De machtiging die is vervat in de in het geding zijnde bepalingen biedt geenszins de mogelijkheid dat een gemeentelijk belastingreglement wordt aangenomen door een andere overheid dan de gemeenteraad.
B.18. Bovendien maakt de vorm van de aantekening in het register van de bekendmaking van gemeentelijke belastingreglementen, ook al kan hij gevolgen hebben voor het bewijs van de bekendmaking en voor de tegenstelbaarheid van die reglementen, geen deel uit van de in B.16 vermelde essentiële elementen van de belasting.
B.19. Bijgevolg zijn de in het geding zijnde bepalingen bestaanbaar met artikel 170, § 4, van de Grondwet.
B.20. Het onderzoek van de in het geding zijnde bepalingen in het licht van de artikelen 33, 105, 108, 159, 162, 172 en 191 van de Grondwet, waarvan noch het verwijzende rechtscollege, noch de partijen uiteenzetten in welk opzicht zij geschonden zouden zijn, leidt niet tot een andere conclusie.
Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag B.21. Met de tweede prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het speciaal daartoe gehouden register de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement, bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bindende kracht van gemeentereglementen niet alleen afhankelijk is van de bekendmaking ervan maar ook van de vermelding van de bekendmaking in het speciaal daartoe gehouden register, terwijl die voorwaarde niet geldt voor normen die worden aangenomen door andere overheden.
B.22.1. Het uitgangspunt van de prejudiciële vraag is dat een gemeentelijke norm bindende kracht krijgt door de combinatie van twee voorwaarden, namelijk de eigenlijke bekendmaking en de aantekening, terwijl de andere normen, die in een officieel publicatieblad worden bekendgemaakt, geen enkele andere formaliteit veronderstellen.
De prejudiciële vraag bevat dus de noodzakelijke elementen op grond waarvan het Hof uitspraak moet kunnen doen. De exceptie van de Vlaamse Regering en van de nv « Proximus », de eisende partij in het bodemgeschil in de zaak nr. 7861, op dit punt wordt verworpen.
B.22.2. Volgens de in het geding zijnde bepalingen krijgen gemeentereglementen en -verordeningen uitsluitend bindende kracht via een bekendmaking op de webtoepassing van de gemeente, namelijk op de vijfde dag volgend op de dag van bekendmaking ervan, tenzij het anders bepaald is. Er is geen enkele andere voorwaarde vereist.
De aantekening in het speciaal daartoe gehouden register vormt het bewijsmiddel van die bekendmaking, met name voor een rechtbank.
Volgens de rechtspraak van het Hof van Cassatie leidt een niet-inachtneming van de regels over de vorm van de aantekening in het register tot het ontbreken van enig bewijs van de bekendmaking en dus tot de niet-tegenstelbaarheid van het gemeentereglement (Cass., 10 oktober 2019, C.18.0384.N, voormeld; 21 mei 2015, F.14.0098.F, voormeld; 21 mei 2015, F.13.0158.F, voormeld).
De bekendmaking in een officieel publicatieblad is, op dezelfde wijze, de enige voorwaarde voor de bindende kracht van normen die op die wijze zijn bekendgemaakt. Louter de omstandigheid dat het bestaan van de bekendmaking in het officieel publicatieblad gemakkelijker kan worden bewezen, betekent niet dat dit soort bekendmaking aan geen enkele bewijsregeling onderworpen is.
B.22.3. In zoverre zij ervan uitgaat dat de bindende kracht van gemeentereglementen en -verordeningen in het Vlaamse Gewest afhangt van een dubbele voorwaarde van bekendmaking en aantekening, gaat de prejudiciële vraag uit van een verkeerde premisse. Het verschil in behandeling dat erin wordt beschreven, is bijgevolg onbestaande.
B.23. De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag B.24. Met de derde prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege te vernemen of de in het geding zijnde bepalingen, geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het speciaal daartoe gehouden register de enige toelaatbare wijze van bewijsvoering is voor de bekendmaking van een gemeentelijk belastingreglement, bestaanbaar zijn met de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet, in zoverre de bekendmaking van een belastingreglement in die interpretatie niet kan worden bewezen aan de hand van een informaticabewijs, terwijl een dergelijk bewijs minstens even betrouwbaar is.
B.25. Het uitgangspunt van de prejudiciële vraag is dat er een verschil in behandeling bestaat tussen gemeenten die de bekendmaking van het belastingreglement willen bewijzen aan de hand van een aantekening in een speciaal daartoe gehouden register, en gemeenten die de bekendmaking willen aantonen aan de hand van een informaticabewijs. Alleen de eerste categorie van gemeenten zal de bekendmaking effectief kunnen bewijzen.
B.26. De prejudiciële vraag bevat de noodzakelijke elementen op grond waarvan het Hof uitspraak moet kunnen doen. De exceptie van de Vlaamse Regering, de nv « Telenet Group » (de eisende partij in het bodemgeschil in de zaak nr. 7860), de nv « Proximus » (de eisende partij in het bodemgeschil in de zaak nr. 7861) en de nv « Orange Belgium » (tussenkomende partij), op dit punt wordt verworpen.
B.27. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.
Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.
B.28. Geïnterpreteerd in die zin dat de aantekening in het register het enige bewijsmiddel is voor de bekendmaking van een gemeentereglement of -verordening, beogen artikel 187, tweede lid, van het Gemeentedecreet en artikel 288, tweede lid, van het Decreet Lokaal Bestuur niet de organisatie en de werking van het bestuur maar de bescherming van de bestuurde, en derhalve van de belastingplichtige in het kader van een belastingreglement. Op die manier kan het algemene doel beoogd in artikel 190 van de Grondwet worden versterkt.
B.29. Ter bescherming van de bestuurde, en derhalve van de belastingplichtige in het kader van een belastingreglement, vermocht de decreetgever te oordelen dat het pertinent was om in één unieke en exclusieve bewijsregeling te voorzien, die volkomen helder is, namelijk het overleggen van een aantekening in een specifiek register.
B.30. Bovendien ziet het Hof geen enkele praktische moeilijkheid welke die bewijsregeling onevenredig zou maken ten aanzien van het nagestreefde doel. Dat geldt des te meer omdat het bewijs van de bekendmaking van een norm niet samenvalt met de geldigheid van die norm. Overigens kan het register zowel op papier als digitaal worden opgemaakt, naar keuze van de gemeente, zolang het de vereiste vermeldingen bevat.
B.31. Ten slotte leidt louter de omstandigheid dat bepaalde rechtscolleges vermochten te oordelen dat andere bewijsmiddelen eigenlijk niet werden uitgesloten door de in het geding zijnde bepalingen, ipso facto niet tot de ongrondwettigheid van die bepalingen. Het Hof onderzoekt ze immers in de in B.3.2 vermelde interpretatie van het verwijzende rechtscollege.
B.32. In zoverre zij de aantekening in het register tot enig bewijsmiddel van de bekendmaking van een gemeentelijk reglement maken, zijn de in het geding zijnde bepalingen niet onbestaanbaar met de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - De artikelen 186 en 187 van het Vlaamse Gemeente decreet van 15 juli 2005Relevante gevonden documenten type decreet prom. 15/07/2005 pub. 31/08/2005 numac 2005036063 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Gemeentedecreet type decreet prom. 15/07/2005 pub. 16/09/2005 numac 2005036093 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende het onderwijs XV type decreet prom. 15/07/2005 pub. 29/08/2005 numac 2005036025 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende de toevoeging van een derde lid aan artikel 157 en houdende wijziging van de artikelen 159 en 161 van de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005 type decreet prom. 15/07/2005 pub. 12/09/2005 numac 2005036058 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot wijziging van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode met betrekking tot het kooprecht van sociale huurders sluiten en de artikelen 286 en 288 van het Vlaamse decreet van 22 december 2017Relevante gevonden documenten type decreet prom. 22/12/2017 pub. 29/12/2017 numac 2017032267 bron vlaamse overheid Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2018 type decreet prom. 22/12/2017 pub. 08/02/2018 numac 2018010200 bron vlaamse overheid Decreet houdende wijziging van diverse bepalingen van het decreet van 31 januari 2014 betreffende opdracht van de bevoegdheid inzake het voeren van een specifiek grond- en woonbeleid voor Vlaams-Brabant aan de Provincie Vlaams-Brabant, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid type decreet prom. 22/12/2017 pub. 15/02/2018 numac 2018030427 bron vlaamse overheid Decreet over het lokaal bestuur sluiten « over het lokaal bestuur » schenden niet de artikelen 10, 11 en 170 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 190 van de Grondwet. - De tweede prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.
Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 21 september 2023.
De griffier, De voorzitter, N. Dupont L. Lavrysen