Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 17 oktober 2022

Uittreksel uit arrest nr. 79/2022 van 9 juni 2022 Rolnummer 7654 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grond samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, J.(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2022205545
pub.
17/10/2022
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 79/2022 van 9 juni 2022 Rolnummer 7654 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters L. Lavrysen en P. Nihoul, en de rechters J.-P. Moerman, T. Giet, J. Moerman, M. Pâques, Y. Kherbache, T. Detienne, D. Pieters, S. de Bethune, E. Bribosia en W. Verrijdt, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter L. Lavrysen, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 14 september 2021, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 oktober 2021, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 12bis, § 1, 2° WBN de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, gecombineerd met artikel 8 van het EVRM, in de interpretatie volgens dewelke het ouderschapsverlof opgenomen tijdens vijf jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring een onderbreking vormt van de vijf jaar onafgebroken tewerkstelling die aangetoond moet worden als bewijs van de maatschappelijke integratie in België ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepaling B.1.1. Het Hof wordt ondervraagd over de bestaanbaarheid van artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat het opnemen van ouderschapsverlof tot gevolg heeft dat de tewerkstelling die moet worden aangetoond als bewijs van de maatschappelijke integratie, niet als ononderbroken kan worden beschouwd.

B.1.2. Artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalt de voorwaarden waaronder een vreemdeling die vijf jaar zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gevestigd, de Belgische nationaliteit kan verkrijgen door een nationaliteitsverklaring : « Kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen door een verklaring af te leggen overeenkomstig artikel 15 : [...] 2° de vreemdeling die : a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;b) en vijf jaar zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf;c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;d) en zijn maatschappelijke integratie bewijst door : - hetzij een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of de Koninklijke Militaire School en dat minstens van het niveau is van het hoger secundair onderwijs; - hetzij een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid te hebben gevolgd; - hetzij, naargelang het geval, het bewijs uitgereikt door de daartoe bevoegde overheid te leveren van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij dit aanvat; - hetzij gedurende de voorbije vijf jaar onafgebroken als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en/of als zelfstandige in hoofdberoep te hebben gewerkt; e) en zijn economische participatie bewijst door : - hetzij als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst gedurende de voorbije vijf jaar minimaal 468 arbeidsdagen te hebben gewerkt; - hetzij in het kader van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep de voorbije vijf jaar gedurende minstens zes kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen voor zelfstandigen in België te hebben betaald;

De duur van de opleiding gevolgd tijdens de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek bedoeld in 2°, d), eerste en/of tweede streepje, wordt in mindering gebracht van de duur van de vereiste beroepsactiviteit van minstens 468 dagen of van de duur van de zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep ».

B.1.3. In de omzendbrief van 8 maart 2013Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 08/03/2013 pub. 14/03/2013 numac 2013009118 bron federale overheidsdienst justitie Omzendbrief betreffende bepaalde aspecten van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten « betreffende bepaalde aspecten van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken » (hierna : de omzendbrief van 8 maart 2013Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 08/03/2013 pub. 14/03/2013 numac 2013009118 bron federale overheidsdienst justitie Omzendbrief betreffende bepaalde aspecten van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten) wordt de invulling van de vereiste om « vijf jaar onafgebroken te hebben gewerkt » als volgt verduidelijkt : « Wat betreft de vraag wat moet worden verstaan onder de voorwaarde ' de voorbije vijf jaar onafgebroken hebben gewerkt ', past het deze voorwaarde te interpreteren in het licht van de definitie van ' arbeidsdag ' omschreven in artikel 1, § 2, 7°, WBN. Volgens die definitie dient namelijk deeltijdse arbeid meegerekend te worden. Arbeid die in het buitenland werd verricht, kan daarentegen niet in aanmerking genomen worden ».

B.1.4. Artikel 1, § 2, 7°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalt dat voor de toepassing van dat Wetboek, onder arbeidsdag moet worden verstaan : « de arbeidsdagen en de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen in de zin van artikel 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten houdende de werkloosheidsreglementering, met dien verstande dat de in het buitenland verrichte arbeid en de in het buitenland gelijkgestelde dagen niet worden meegerekend. Ingeval de vreemdeling in de referentieperiode van vijf jaar enerzijds als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en anderzijds, als zelfstandige in hoofdberoep heeft gewerkt, wordt ieder als zelfstandige in hoofdberoep gewerkt kwartaal voor 78 arbeidsdagen in rekening gebracht. Deeltijdse arbeid, die in uren wordt uitgedrukt, wordt in aanmerking genomen volgens de formule die wordt gebruikt met toepassing van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten houdende de werkloosheidsreglementering en de ministeriële besluiten die daaraan uitvoering geven ».

B.1.5. De artikelen 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten « houdende de werkloosheidsreglementering » (hierna : het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten) bepalen : «

Art. 37.§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden als arbeidsprestaties in aanmerking genomen de normale werkelijke arbeid en de meerprestaties zonder inhaalrust verricht in een onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, vallend beroep of onderneming waarvoor gelijktijdig : 1° een loon werd betaald dat ten minste gelijk is aan het minimumloon vastgesteld door een wets- of reglementsbepaling of een collectieve arbeidsovereenkomst die de onderneming bindt of, bij gebreke daaraan, door het gebruik;2° op het uitbetaalde loon de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden verricht. Als de loon- en arbeidstijdgegevens op globale wijze per kwartaal worden meegedeeld aan de dienst bevoegd voor de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid, en als de ligging van de arbeidsprestaties en het ermee overeenstemmend loon binnen een kwartaal niet kan worden vastgesteld, worden de arbeidsprestaties en het ermee overeenstemmend loon die gelegen zijn in het kwartaal waarin een referteperiode aanvangt en/of waarin de referteperiode eindigt, geacht gelegen te zijn in de referteperiode.

Voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht tijdens de referteperiode die voor hem van toepassing is en wanneer deze activiteiten vergoed zijn met een taakloon, wordt : 1° het taakloon dat werd toegekend voor een artistieke activiteit, geacht op gelijke wijze elke kalenderdag van de periode van de arbeidsrelatie overeenkomstig de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, te dekken;2° een berekening op kwartaalbasis gemaakt in functie van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in elk kwartaal;3° slechts rekening gehouden met het gedeelte van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in de referteperiode. Na advies van het beheerscomité bepaalt de Minister : 1° volgens welke regelen de arbeidsprestaties in arbeidsdagen worden omgezet;2° onder welke voorwaarden de krachtens het eerste lid, 1°, uitgesloten arbeidsprestaties in aanmerking komen wanneer het loon wordt geregulariseerd;3° onder welke voorwaarden de krachtens het eerste lid, 1°, uitgesloten arbeidsprestaties in aanmerking komen wanneer het loon niet kan worden geregulariseerd ingevolge het in gebreke blijven van de gewezen werkgever;4° onder welke voorwaarden de inhoudingen voor de sociale zekerheid geacht worden te zijn verricht;5° onder welke voorwaarden de regularisaties van bijdragen voor de sociale zekerheid, die nodig zijn wegens de ontoereikendheid of het ontbreken van de verschuldigde bijdragen, in aanmerking kunnen worden genomen. § 2. De in het buitenland verrichte arbeid komt slechts in aanmerking binnen de grenzen van bilaterale en internationale verdragen en voor zover de werknemer, na de in het buitenland verrichte arbeid, tijdvakken van arbeid als loontrekkende heeft vervuld krachtens de Belgische regeling gedurende ten minste drie maanden. § 2/1. In afwijking van art. 37, § 2, worden arbeidsprestaties, onderworpen aan de regeling voorzien in de wet van 17 juli 1963 over de overzeese sociale zekerheid, in aanmerking genomen wanneer zij verricht werden in een dienstbetrekking die in België aanleiding zou geven tot inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid en slechts indien de werknemer, na de in het buitenland verrichte arbeid, tijdvakken van arbeid als loontrekkende heeft vervuld krachtens de Belgische regeling, ongeacht de duur. § 3. Voor de toepassing van de vorige paragrafen wordt de vergoeding ontvangen door de leerling in het kader van een leerovereenkomst niet beschouwd als een loon dat voldoet aan § 1, 1°. § 4. In afwijking van § 1 komen de arbeidsprestaties van een diamantbewerker niet in aanmerking indien zij verricht werden in een werkplaats die niet is aangenomen overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 april 1970 betreffende de aanneming van de werkplaatsen van de diamantnijverheid.

Art. 38.§ 1. Voor de toepassing van de artikelen 30 tot 36bis worden met arbeidsdagen gelijkgesteld : 1° a) de dagen die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wetgeving op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar en van het werk en beroepsziekten, de werkloosheidsverzekering en het invaliditeitspensioen voor mijnwerkers;b) de dagen wettelijke vakantie en de dagen vakantie krachtens algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, indien ze aanleiding hebben gegeven tot betaling van vakantiegeld, alsook de dagen gedekt door vakantiegeld gelegen in een periode van volledige werkloosheid;c) de periode die aanleiding heeft gegeven tot betaling van een overgangsuitkering voorzien in de pensioenregelgeving, onder de voorwaarden bepaald in § 3;2° de dagen afwezigheid op het werk met behoud van loon waarop socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van de sector werkloosheid, werden ingehouden;3° de feest- of vervangingsdagen tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid;4° de dagen van arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon tweede week en de dagen van arbeidsongeschiktheid met aanvulling-voorschot overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomsten nr.12bis of nr. 13bis; 5° de dagen inhaalrust;6° de dagen staking, lock-out en de dagen tijdelijke werkloosheid ingevolge staking of lock-out;7° de carensdag;8° de dagen waarop niet werd gewerkt wegens vorst, die door het Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf werden vergoed;9° de dagen functie van rechter in sociale zaken;10° andere dagen afwezigheid op het werk zonder behoud van loon ten belope van ten hoogste tien dagen per kalenderjaar;11° de dagen afwezigheid op het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen;12° de dagen waarop effectief een beroepsopleiding in de zin van artikel 27, 6°, waarvan het aantal uur per cyclus gemiddeld minstens 18 uur per week bedraagt, werd gevolgd of waarop de werknemer actief was in het kader van een stage bedoeld in artikel 36quater, ten belope van ten hoogste 96 dagen. De met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen worden in dezelfde mate in aanmerking genomen en op dezelfde wijze berekend als de arbeidsdagen die eraan voorafgaan. § 2. De dagen waarop de werknemer niet in staat is geweest zijn arbeid in het buitenland te verrichten ten gevolge van een situatie bedoeld in § 1, komen slechts in aanmerking binnen de grenzen van bilaterale en internationale verdragen en voor zover de werknemer, na de in het buitenland verrichte arbeid, tijdvakken van arbeid als loontrekkende heeft vervuld krachtens de Belgische regeling gedurende ten minste drie maanden. § 2/1. In afwijking van art. 38, § 2, komen voor prestaties onderworpen aan de regeling voorzien in de wet van 17 juli 1963 over de overzeese sociale zekerheid de dagen waarop de werknemer niet in staat is geweest zijn arbeid in het buitenland te verrichten ten gevolge van een situatie bedoeld in § 1 in aanmerking, voor zover zij in België als gelijkgestelde dagen zouden worden beschouwd en slechts indien de werknemer, na de in het buitenland verrichte arbeid, tijdvakken van arbeid als loontrekkende heeft vervuld krachtens de Belgische regeling, ongeacht de duur. § 3. De periode die aanleiding heeft gegeven tot betaling van een overgangsuitkering kan slechts in rekening worden gebracht indien deze overgangsuitkering werd betaald voor de maximale periode voorzien door de pensioenregelgeving. In dat geval wordt zij in rekening gebracht ten belope van 624 dagen in een voltijdse arbeidsregeling, te situeren onmiddellijk voorafgaand aan de datum waarop het recht op de overgangsuitkering is uitgeput ».

B.1.6. De werknemer heeft, behoudens uitzonderingen, recht op ouderschapsverlof naar aanleiding van de geboorte of adoptie van zijn kind, tot het kind 12 jaar wordt (artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 26/11/1997 numac 1997022833 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 27/11/1997 numac 1997015228 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 10/12/1997 numac 1997015229 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel sluiten « tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan » (hierna : het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 26/11/1997 numac 1997022833 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 27/11/1997 numac 1997015228 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 10/12/1997 numac 1997015229 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel sluiten)). Tijdens het ouderschapsverlof wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 26/11/1997 numac 1997022833 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 27/11/1997 numac 1997015228 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 10/12/1997 numac 1997015229 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel sluiten bepaalt : « § 1. Om voor zijn kind te zorgen heeft de werknemer het recht om : - hetzij gedurende een periode van vier maanden de uitvoering van zijn arbeidsovereenkomst te schorsen zoals bedoeld bij artikel 100 van de herstel wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in maanden; - hetzij gedurende een periode van acht maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een halftijdse vermindering zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet, wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van twee maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van twintig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één vijfde zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld; deze periode kan naar keuze van de werknemer worden opgesplitst in periodes van vijf maanden of een veelvoud hiervan; - hetzij gedurende een periode van veertig maanden zijn arbeidsprestaties deeltijds verder te zetten in de vorm van een vermindering met één tiende zoals bedoeld in artikel 102 van voornoemde wet wanneer hij voltijds is tewerkgesteld en mits akkoord van de werkgever; deze periode kan worden opgesplitst in periodes van tien maanden of een veelvoud hiervan. § 2 De werknemer heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof gebruik te maken van de verschillende modaliteiten vermeld in paragraaf 1. Bij een wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één maand schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst gelijk is aan twee maanden halftijdse verderzetting van de arbeidsprestaties, aan vijf maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één vijfde en aan tien maanden vermindering van de arbeidsprestaties met één tiende ».

B.1.7. De werknemer die gebruik wenst te maken van het recht op ouderschapsverlof, brengt ten minste twee maanden en ten hoogste drie man op voorhand zijn werkgever hiervan schriftelijk op de hoogte; die termijn kan in overleg tussen de werkgever en de werknemer worden ingekort (artikel 6, § 1, 1°, van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 26/11/1997 numac 1997022833 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 27/11/1997 numac 1997015228 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 10/12/1997 numac 1997015229 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel sluiten). Om recht te hebben op ouderschapsverlof moet de werknemer gedurende de 15 maanden die voorafgaan aan die kennisgeving, 12 maanden door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn geweest met de werkgever die hem tewerkstelt (artikel 4 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1997Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012760 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit tot invoering van een recht op ouderschapsverlof in het kader van de onderbreking van de beroepsloopbaan type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 26/11/1997 numac 1997022833 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 07/11/1997 numac 1997012521 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 64 van 29 april 1997, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een recht op ouderschapsverlof type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 23/12/1997 numac 1997022842 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1975 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt en het koninklijk besluit van 12 augustus 1985 tot uitvoering van artikel 62, § 6, van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 21/11/1997 numac 1997022816 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in de artikelen 32 en 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de desaffectatie van ziekenhuisdiensten en houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van ziekenhuisbedden in afgeschafte ziekenhuisdiensten, zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 27/11/1997 numac 1997015228 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 mei 1996 tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel type koninklijk besluit prom. 29/10/1997 pub. 10/12/1997 numac 1997015229 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Koninklijk besluit tot vaststelling van de weddeschalen van de personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel sluiten).

Ten aanzien van de bevoegdheid van het Hof B.2.1. Volgens de Ministerraad vindt de in de prejudiciële vraag vermelde interpretatie van artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit haar oorsprong in de artikelen 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 06/11/2020 numac 2020015855 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel V type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 05/11/2018 numac 2018014576 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel I type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 14/12/2020 numac 2020043849 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VI type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 04/11/2021 numac 2021033562 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel VIII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012364 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel II type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 01/10/2021 numac 2021033177 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel VII type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 25/01/2022 numac 2021022765 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheidsreglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie. - Deel IX type koninklijk besluit prom. 25/11/1991 pub. 24/05/2019 numac 2019012365 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit houdende de werkloosheids-reglementering. - Officieuze coördinatie in het Duits van de federale versie - Deel III sluiten, die dagen ouderschapsverlof niet beschouwen als dagen gelijkgesteld met arbeidsdagen. Bijgevolg is het Hof volgens hem niet bevoegd om de prejudiciële vraag te beantwoorden.

B.2.2. Hoewel dagen ouderschapsverlof op grond van de in B.1.2 en B.1.3 vermelde bepalingen inderdaad niet als arbeidsdagen in de zin van het Wetboek van de Belgische nationaliteit kunnen worden beschouwd, is die vaststelling niet dienend om te beoordelen of de tewerkstelling als onderbroken moet worden beschouwd wanneer de betrokkene tijdens de relevante periode een aantal maanden voltijds ouderschapsverlof heeft opgenomen. In tegenstelling tot wat de Ministerraad betoogt, vermeldt de in het geding zijnde bepaling immers geen specifiek aantal arbeidsdagen opdat de tewerkstelling als onafgebroken kan worden beschouwd.

B.2.3. De Ministerraad voert eveneens aan dat uit artikel 7, 4°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 21/01/2013 numac 2013009022 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten « tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken » (hierna : het koninklijk besluit van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 21/01/2013 numac 2013009022 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten) kan worden afgeleid dat de onafgebroken tewerkstelling in het kader van de maatschappelijke integratie, in het licht van het begrip « arbeidsdag » moet worden geïnterpreteerd. Artikel 7, 4°, van het koninklijk besluit van 14 januari 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 14/01/2013 pub. 21/01/2013 numac 2013009022 bron federale overheidsdienst justitie Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten bepaalt welke documenten als bewijs van de maatschappelijke integratie in de zin van artikel 12bis van het Wetboek van de Belgische nationaliteit gelden : « het bewijs van maatschappelijke integratie, dat enkel op de volgende wijze kan worden geleverd : a) ofwel door een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of van de Koninklijke Militaire School, behaald in één van de drie landstalen dat minstens van het niveau van het hoger secundair onderwijs is;b) ofwel door een document waaruit blijkt dat een beroepsopleiding werd gevolgd van minimum 400 uur die erkend wordt door een bevoegde overheid;c) ofwel door een document waaruit blijkt dat het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij die aanvat, met succes is gevolgd, of door een document waaruit blijkt dat de inburgeringscursus bedoeld in artikel 31 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit werd gevolgd;d) ofwel door documenten waaruit blijkt dat de betrokkene gedurende de voorbije vijf jaar onafgebroken als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en/of als zelfstandige in hoofdberoep heeft gewerkt.Daartoe legt de betrokkene de volgende documenten voor : - indien de betrokkene werknemer in de privésector is of is geweest, legt hij documenten voor die ' individuele rekeningen ' worden genoemd, afgegeven door de werkgever; - indien de betrokkene bezoldigd werknemer in overheidsdienst is of is geweest, legt hij een attest of attesten voor, afgegeven door de bevoegde dienst van de overheid; - indien de betrokkene statutair ambtenaar in overheidsdienst is of is geweest, legt hij het bewijs van zijn definitieve benoeming voor vergezeld van een attest of attesten afgegeven door de bevoegde dienst van de overheid; - indien de betrokkene een beroepsactiviteit als zelfstandige in hoofdberoep uitoefent of heeft uitgeoefend, legt hij het bewijs voor van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen vergezeld van het bewijs van betaling van de sociale kwartaalbetalingen tijdens de wettelijk vereiste periode ».

B.2.4. Aangezien de individuele rekeningen door de werkgever eveneens worden uitgereikt voor de periodes waarin de betrokkene ouderschapsverlof opnam, zoals ook blijkt uit de individuele rekeningen die de geïntimeerde partij voor het verwijzende rechtscollege heeft voorgelegd bij haar aanvraag, kan evenmin staande worden gehouden dat de in de prejudiciële vraag vermelde interpretatie in werkelijkheid haar oorsprong vindt in die bepaling.

B.2.5. De exceptie wordt verworpen.

Ten aanzien van de vraag tot herformulering van de prejudiciële vraag B.3.1. De geïntimeerde partij voor het verwijzende rechtscollege vraagt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in het onderzoek van de prejudiciële vraag te betrekken.

B.3.2. Het verwijzende rechtscollege ondervraagt het Hof over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

B.3.3. De partijen vermogen niet de draagwijdte van de door het verwijzende rechtscollege gestelde prejudiciële vraag te wijzigen of te laten wijzigen.

De bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof biedt een partij evenmin de mogelijkheid de grondwetsbepalingen te preciseren waarover de verwijzende rechter een vraag had moeten stellen. Het staat immers niet aan een partij voor het verwijzende rechtscollege het onderwerp en de omvang van de prejudiciële vraag te bepalen. Het komt aan het verwijzende rechtscollege toe te oordelen welke prejudiciële vragen het aan het Hof dient te stellen en daarbij de omvang van de saisine te bepalen.

Ten gronde B.4.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op de bestaanbaarheid van artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit met de artikelen 22 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in de interpretatie dat het opnemen van ouderschapsverlof tot gevolg heeft dat de tewerkstelling die moet worden aangetoond als bewijs van de maatschappelijke integratie, niet als ononderbroken kan worden beschouwd. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het verwijzende rechtscollege het Hof ondervraagt over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling, enerzijds, met het recht op eerbiediging van het gezinsleven, zoals gewaarborgd in artikel 22 van de Grondwet en in artikel 8 van het Europees Verdrag van de mens, en, anderzijds, met het recht van het kind op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen, zoals gewaarborgd in artikel 22bis, derde lid, van de Grondwet. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die bepalingen.

B.4.2. Uit de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat de geïntimeerde partij voor het verwijzende rechtscollege voldoet aan de vereisten van artikel 12bis, § 1, 2°, a), b) en e) van het Wetboek Belgische nationaliteit en dat zij op zijn minst de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag om de nationaliteit te verkrijgen door een verklaring, onafgebroken als werknemer was tewerkgesteld. Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die hypothese.

B.5.1. Artikel 22 van de Grondwet bepaalt : « Ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven en zijn gezinsleven, behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald.

De wet, het decreet of de in artikel 134 bedoelde regel waarborgen de bescherming van dat recht ».

Artikel 22bis, derde lid, van de Grondwet bepaalt : « Elk kind heeft recht op maatregelen en diensten die zijn ontwikkeling bevorderen ».

Artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « 1. Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn gezinsleven, zijn huis en zijn briefwisseling. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan met betrekking tot de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving nodig is in het belang van 's lands veiligheid, de openbare veiligheid, of het economisch welzijn van het land, de bescherming van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen ». B.5.2. De Grondwetgever heeft gestreefd naar een zo groot mogelijke concordantie tussen artikel 22 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (Parl. St., Kamer, 1992-1993, nr. 997/5, p. 2).

De draagwijdte van dat artikel 8 is analoog aan die van artikel 22 van de Grondwet, zodat de waarborgen die beide bepalingen bieden, een onlosmakelijk geheel vormen.

De rechten die bij artikel 22 van de Grondwet en bij artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens worden gewaarborgd, zijn niet absoluut. Hoewel artikel 22 van de Grondwet aan eenieder het recht op eerbiediging van zijn privéleven en zijn gezinsleven toekent, voegt die bepaling daaraan immers onmiddellijk toe : « behoudens in de gevallen en onder de voorwaarden door de wet bepaald ».

De voormelde bepalingen vereisen dat elke overheidsinmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven wordt voorgeschreven door een voldoende precieze wettelijke bepaling, dat zij beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte en dat zij evenredig is met de nagestreefde wettige doelstelling.

B.6.1. Bij het bepalen van de voorwaarden waaronder de Belgische nationaliteit kan worden verkregen, beschikt de wetgever over een ruime beoordelingsmarge. Wanneer de door de wetgever gemaakte keuzes leiden tot een inmenging in het recht op het recht op eerbiediging van het gezinsleven, dient het Hof evenwel na te gaan of die inmenging voldoet aan de in B.5.2 vermelde vereisten.

B.6.2. Het ouderschapsverlof is een maatregel die ouders toelaat voor hun kinderen te zorgen en die het gezinsleven bevordert (EHRM, grote kamer, 22 maart 2012, Konstantin Markin t. Rusland, § 130; 2 februari 2016, Di Trizio t. Zwitserland, § 61). Bijgevolg is het ouderschapsverlof eveneens een maatregel die de ontwikkeling van het kind bevordert.

De in het geding zijnde bepaling, in de interpretatie van het verwijzende rechtscollege, heeft tot gevolg dat het opnemen van ouderschapsverlof, voor personen die voor het overige aan alle voorwaarden van artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit voldoen, aanzienlijke negatieve gevolgen kan teweegbrengen. Wanneer zij overwegen om ouderschapsverlof op te nemen, moeten zij immers in overweging nemen dat dit ertoe kan leiden dat niet alleen zijzelf, maar ook hun kinderen die hun hoofdverblijfplaats in België hebben, hierdoor minder snel toegang kunnen krijgen tot de Belgische nationaliteit. Artikel 12 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalt immers : « Aan een kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd, wordt de Belgische nationaliteit toegekend in geval van vrijwillige verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door een ouder of een adoptant die het gezag over het kind uitoefent, op voorwaarde dat dat kind zijn hoofdverblijfplaats in België heeft ».

Bijgevolg is er sprake van een inmenging in het recht op eerbiediging van het gezinsleven. Doordat in het bijzonder voltijds ouderschapsverlof voornamelijk wordt opgenomen door vrouwen en voornamelijk relatief kort na de geboorte, gelden die onevenredige gevolgen bovendien in het bijzonder ten opzichte van vrouwen en zeer jonge kinderen.

B.7.1. Zoals blijkt uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling, heeft de wetgever de toekenning van de Belgische nationaliteit willen voorbehouden aan de personen die getuigen van een daadwerkelijke band met de Belgische samenleving (Parl. St., Kamer, 2011-2012, DOC 53-0476/015, p. 15).

Gelet op zijn ruime beoordelingsmarge inzake de toegang tot de Belgische nationaliteit vermag de wetgever de nationaliteitsverklaring afhankelijk te maken van een voldoende maatschappelijke integratie.

Hij vermag eveneens te oordelen dat een langdurige tewerkstelling kan worden beschouwd als een bewijs van een dergelijke integratie. In het licht van voormelde doelstelling, kan echter niet worden ingezien op welke wijze het opnemen van ouderschapsverlof, in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de verklaring, ertoe zou leiden dat de voor het overige ononderbroken tewerkstelling gedurende die periode zou verhinderen dat de betrokkene getuigt van voldoende maatschappelijke integratie.

B.7.2. In dat verband dient te worden vastgesteld dat krachtens artikel 7bis, § 3, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit het ononderbroken karakter van het verblijf, dat is vereist in artikel 12bis, § 1, 2°, b), niet wordt beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van hoogstens zes maanden, voor zover die afwezigheden in totaal de duur van een vijfde van de vereiste verblijfsduur niet overschrijden.

Net zoals de vereiste van maatschappelijke integratie, past de vereiste van een onafgebroken verblijf in het kader van de doelstelling om te waarborgen dat « de vreemdeling zich werkelijk verankert in zijn onthaalgemeenschap » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0476/001, p. 6). Hieruit blijkt dat de wetgever van oordeel is dat voor het verkrijgen van de nationaliteit op grond van artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, verblijven in het buitenland van hoogstens zes maanden, voor niet meer dan een jaar in het totaal, niet verhinderen dat de betrokkene verankerd is in zijn onthaalgemeenschap. In het licht van die vaststelling kan niet redelijk staande worden gehouden dat het opnemen van ouderschapsverlof van enkele maanden in dezelfde periode, de maatschappelijke integratie van de betrokkene op grond van diens tewerkstelling, verhindert.

B.7.3. Tot slot blijkt uit artikel 12bis, § 1, 2°, d), dat de maatschappelijke integratie eveneens kan worden aangetoond op grond van een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid. De omzendbrief van 8 maart 2013Relevante gevonden documenten type omzendbrief prom. 08/03/2013 pub. 14/03/2013 numac 2013009118 bron federale overheidsdienst justitie Omzendbrief betreffende bepaalde aspecten van de wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken sluiten verduidelijkt dat een opleiding van 400 uur overeenstemt met 52,5 arbeidsdagen in de zin van het Wetboek van de Belgische nationaliteit.

Er kan niet worden ingezien hoe de maatschappelijk integratie op grond van tewerkstelling dermate trager zou verlopen dat de opname van ouderschapsverlof ertoe zou leiden dat de vreemdeling minder geïntegreerd is dan iemand die gedurende 52,5 arbeidsdagen een beroepsopleiding heeft gevolgd. Dit geldt des te meer nu de vreemdeling die zich in het kader van artikel 12bis, § 1, 2°, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit beroept op zijn tewerkstelling voor het aantonen van zijn maatschappelijke integratie, eveneens zijn economische integratie moet aantonen. Dit betekent dat de betrokkene in de vijf jaar voorafgaand aan zijn aanvraag, op zijn minst 468 arbeidsdagen moet hebben gewerkt (artikel 12bis, § 1, 2°, e), van het Wetboek van de Belgische nationaliteit). Bijkomend blijkt uit de in B.1.7 vermelde regelgeving dat werknemers slechts in aanmerking komen voor ouderschapsverlof wanneer zij voordien minstens 12 maanden door een arbeidsovereenkomst verbonden zijn geweest met de werkgever die hen tewerkstelt.

B.7.4. Op grond van voormelde elementen blijkt niet dat de in het geding zijnde inmenging in het recht op de eerbiediging van het gezinsleven beantwoordt aan een dwingende maatschappelijke behoefte.

Bijgevolg is artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, in de interpretatie volgens welke het ouderschapsverlof opgenomen tijdens vijf jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring een onderbreking vormt van de vijf jaar onafgebroken tewerkstelling die aangetoond moet worden als bewijs van de maatschappelijke integratie in België, niet bestaanbaar met de artikelen 22 en 22bis, derde lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag van de rechten van de mens.

B.8. Er is echter een andere interpretatie mogelijk. Zoals reeds is vermeld in B.7.2, wordt het onafgebroken karakter van het verblijf dat vereist is in artikel 12bis, § 1, 2°, b), van het Wetboek van de Belgische nationaliteit, niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van hoogstens zes maanden, voor zover die afwezigheden in totaal de duur van een vijfde van de vereiste verblijfsduur niet overschrijden.

Uit de parlementaire voorbereiding blijkt eveneens dat de wetgever zich bewust was van het feit dat veel vreemdelingen vooral tijdelijk worden tewerkgesteld, waardoor de kans groter is dat hun periodes van tewerkstelling geregeld voor korte periodes worden onderbroken (Parl.

St. Kamer, 2011-2012, DOC 53-0476/013, p. 26).

Op grond van die elementen kan artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit zo worden geïnterpreteerd dat het ouderschapsverlof, opgenomen tijdens de vijf jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring, geen onderbreking vormt van de vijf jaar onafgebroken tewerkstelling die moet worden aangetoond als bewijs van de maatschappelijke integratie in België. In die interpretatie is de in het geding zijnde bepaling niet onbestaanbaar met de artikelen 22 en 22bis, derde lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - In de interpretatie dat het ouderschapsverlof opgenomen tijdens vijf jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring een onderbreking vormt van de vijf jaar onafgebroken tewerkstelling die aangetoond moet worden als bewijs van de maatschappelijke integratie in België, schendt artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit de artikelen 22 en 22bis, derde lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. - In de interpretatie dat het ouderschapsverlof opgenomen tijdens vijf jaar voorafgaand aan de nationaliteitsverklaring geen onderbreking vormt van de vijf jaar onafgebroken tewerkstelling die aangetoond moet worden als bewijs van de maatschappelijke integratie in België, schendt artikel 12bis, § 1, 2°, d), vierde streepje, van het Wetboek van de Belgische nationaliteit niet de artikelen 22 en 22bis, derde lid, van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.

Aldus gewezen in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 9 juni 2022.

De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, L. Lavrysen

^