gepubliceerd op 29 april 2016
Uittreksel uit arrest nr. 29/2016 van 25 februari 2016 Rolnummer : 6116 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik. Het Grondwettelijk H samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J(...)
GRONDWETTELIJK HOF
Uittreksel uit arrest nr. 29/2016 van 25 februari 2016 Rolnummer : 6116 In zake : de prejudiciële vraag over artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.
Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 2 december 2014 in zake A.L. tegen M. E.M., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 16 december 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek niet met name de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met andere supranationale wetsbepalingen zoals het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met name artikel 8 ervan, in zoverre het de rechter op absolute wijze de mogelijkheid ontzegt rekening te houden met het noodzakelijkerwijs hogere belang van het kind, door het hem niet mogelijk te maken de zaak te behouden in de hypothese dat het belang van het kind dat vereist en dat een vroegere beslissing ten aanzien van dat kind door een andere rechter is uitgesproken, terwijl het die andere rechter toestaat de zaak in die hypothese door te verwijzen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank (hierna : de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten) strekt ertoe een einde te maken aan de versnippering van de bevoegdheden in die aangelegenheden.
De wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten, die op 1 september 2014 in werking is getreden, heeft dan ook een centralisatie doorgevoerd van de materiële bevoegdheid inzake familie- en jeugdkwesties, door van de familie- en jeugdrechtbank - die een afdeling van de rechtbank van eerste aanleg is - de gemeenrechtelijke rechter in die aangelegenheden te maken.
Met die wet wilde de wetgever « het geheel aan familiale zaken [...] groeperen rond eenzelfde rechter, door een familierechtbank op te richten die bevoegd is voor alle familiale aangelegenheden » (Parl.
St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/001, p. 4), waarbij hij « toegankelijkheid, eenvormigheid en soepelheid » nastreefde (ibid., p. 5) : « Door alle geschillen van eenzelfde familie toe te vertrouwen aan één enkel rechtscollege kan men komen tot een harmonisering van de procedureregels, minder kosten, minder tegenstrijdigheden en doorverwijzingen van rechtbank naar rechtbank » (ibid., p. 4).
B.1.2. Zoals het werd ingevoegd bij artikel 128 van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten, en gewijzigd bij artikel 56 van de wet van 8 mei 2014 « houdende wijziging en coördinatie van diverse wetten inzake Justitie (I) », bepaalt artikel 572bis van het Gerechtelijk Wetboek : « Onverminderd de bijzondere bevoegdheden die zijn toegekend aan de vrederechter en de bijzondere wetgevingen, neemt de familierechtbank kennis van : 1° vorderingen betreffende de staat van personen;2° vorderingen tot nietigverklaring van de wettelijke samenwoning en de beroepen tegen de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van verklaring van wettelijke samenwoning op te maken, onverminderd de bevoegdheid die aan de strafrechter wordt toegekend bij artikel 391octies van het Strafwetboek en artikel 79quater van de wet van 15 december 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/1980 pub. 12/04/2012 numac 2012000231 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen type wet prom. 15/12/1980 pub. 20/12/2007 numac 2007000992 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. - Duitse vertaling van wijzigingsbepalingen sluiten betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;3° vorderingen tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden betreffende de uitoefening van hun rechten of betreffende hun goederen, alsook de voorlopige maatregelen die daarop betrekking hebben;4° vorderingen betreffende de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact ten aanzien van minderjarige kinderen;5° de vaststelling van de voortdurende onmogelijkheid om het ouderlijk gezag uit te oefenen bedoeld in artikel 389 van het Burgerlijk Wetboek;6° vorderingen bedoeld in de artikelen 1322bis en 1322decies;7° vorderingen met betrekking tot onderhoudsverplichtingen, met uitzondering van die welke betrekking hebben op het leefloon;8° geschillen met betrekking tot het aanwijzen van de bijslagtrekkende(n) van de kinderbijslag voor de kinderen indien de ouders niet meer samenwonen, en het verzoek tegen de uitbetaling aan de rechthebbende;9° vorderingen met betrekking tot het huwelijksvermogensrecht, de erfopvolging, schenkingen onder levenden of testamenten;10° vorderingen tot verdeling;11° vorderingen tot tijdelijk huisverbod als bedoeld in de wet van 15 mei 2012Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/2012 pub. 01/10/2012 numac 2012009239 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld sluiten betreffende het tijdelijk huisverbod in geval van huiselijk geweld;12° het verzet van de persoon die het ouderlijk gezag uitoefent tegen de uitoefening van de rechten van de niet-ontvoogde minderjarige om de op diens spaarboekje ingeschreven sommen op te vragen;13° de vorderingen ingesteld met toepassing van artikel 220, § 3, van het Burgerlijk Wetboek;14° het verzet tegen de uitbetaling van de gezinsbijslag aan de bijslagtrekkende bedoeld in artikel 69, § 3, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders gecoördineerd op 19 december 1939, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 8°;15° het verzet tegen de uitbetaling aan de bijslagtrekkende van de gezinsbijslag voor zelfstandigen, bedoeld in artikel 31, § 3, van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen, tenzij een vordering bij de jeugdrechtbank aanhangig werd gemaakt op grond van artikel 29 van de wet van 8 april 1965Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/04/1965 pub. 02/08/2010 numac 2010000404 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade, en tenzij de vrederechter bevoegd is krachtens artikel 594, 9° ». B.1.3. Wat de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank betreft, heeft de wetgever geopteerd voor een groepering van de familiale geschillen volgens het zogenoemde principe « één familie - één dossier - één rechter » (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-1189/12, p. 2).
Zoals het werd ingevoegd bij artikel 141 van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten, en gewijzigd bij artikel 62 van de voormelde wet van 8 mei 2014, bepaalt artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek : « § 1. De vorderingen tussen partijen die hetzij gehuwd zijn of geweest zijn, hetzij wettelijk samenwonenden zijn of geweest zijn, alsook de vorderingen aangaande gemeenschappelijke kinderen van partijen of goederen van die kinderen of aangaande kinderen waarvan de afstamming slechts ten aanzien van één van de ouders is vastgesteld, worden voor de familierechtbank gebracht waarbij reeds een vordering voor de aangelegenheden als bedoeld in artikel 572bis aanhangig is gemaakt. § 2. De vorderingen aangaande het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en de onderhoudsverplichtingen voor een minderjarig kind worden voor de familierechtbank van de woonplaats van de minderjarige gebracht, of, bij ontstentenis, van de gewone verblijfplaats van de minderjarige.
Indien de minderjarige geen woonplaats of geen gewone verblijfplaats heeft, is de familierechtbank van Brussel bevoegd om kennis te nemen van de vordering.
In zaken waarin de partijen verscheidene gemeenschappelijke minderjarige kinderen hebben, wier woonplaatsen, of bij ontstentenis, gewone verblijfplaatsen, verschillend zijn, is de familierechtbank waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt, bevoegd om door samenhang, krachtens artikel 634, kennis te nemen van het geheel van de vorderingen van de partijen. § 3. De zaken aangaande de akten van de burgerlijke stand, de zaken als bedoeld in de artikelen 633sexies en 633septies, de zaken aangaande een adoptie of aangaande erfopvolgingen, testamenten en schenkingen worden voor de familierechtbank gebracht die krachtens dit Wetboek bevoegd is. § 4. Behalve de vorderingen als bedoeld in § 2, kunnen de vorderingen aangaande de onderhoudsverplichtingen als bedoeld in artikel 572bis, 7°, voor de familierechtbank van de woonplaats van de eiser worden gebracht, met uitzondering van de vorderingen die strekken om die onderhoudsverplichtingen te verminderen of op te heffen. § 5. Behalve de vorderingen aangaande de §§ 1 tot 4, worden de vorderingen voor de familierechtbank van de woonplaats van de verweerder of van de laatste echtelijke of van de laatste gemeenschappelijke woonplaats van de wettelijke samenwonenden verblijfplaats gebracht. § 6. Onder voorbehoud van § 1, vallen de zaken met verscheidene vorderingen, waarvan er minstens een in § 2 wordt bedoeld, onder de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank van de woonplaats of van de gewone verblijfplaats van de minderjarige. § 7. Indien het belang van het kind het vereist, beslist de familierechtbank het dossier door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement.
De familierechtbank kan, op verzoek van een partij of van het openbaar ministerie, of als de goede rechtsbedeling een dergelijke doorverwijzing vereist, beslissen de zaak door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement indien daar een jeugddossier werd samengesteld.
De beslissing waarin het eerste en het tweede lid voorzien, wordt met redenen omkleed en er kan geen enkel rechtsmiddel tegen worden aangewend. § 8. Onder voorbehoud van § 1 kunnen de partijen in onderling overleg bepalen welke familierechtbank bevoegd zal zijn om hun familiedossier te behandelen ».
B.1.4. Artikel 725bis van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt : « § 1. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk worden de bij de familierechtbank ingediende vorderingen tussen partijen die ofwel samen een minderjarig kind hebben, ofwel gehuwd zijn of waren, ofwel wettelijk samenwonenden zijn of waren, samengevoegd in één dossier, dat het familiedossier wordt genoemd. [...] § 2. Het familiedossier wordt geopend vanaf de eerste vordering die bij de familierechtbank wordt ingesteld. [...] ».
B.2. Aan het Hof wordt een vraag gesteld over de bestaanbaarheid van artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek met de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre het de familierechtbank op absolute wijze de mogelijkheid zou ontzeggen om rekening te houden met het hogere belang van het kind en de zaak te behouden indien het belang van het kind dat vereist en indien een vroegere beslissing ten aanzien van dat kind door een andere rechter, waarbij een vordering werd ingesteld in de aangelegenheden bedoeld in artikel 572bis, is uitgesproken, terwijl het de familierechtbank waarbij de vordering is ingesteld overeenkomstig het in het geding zijnde artikel 629bis, § 1, toestaat de zaak in dat geval door te verwijzen.
B.3.1. Te dezen heeft de verwijzende rechter de kwestie van zijn territoriale bevoegdheid ambtshalve opgeworpen, in het licht van artikel 629bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, dat bepaalt dat de vorderingen aangaande de kinderen van personen die gehuwd geweest zijn, « voor de familierechtbank [worden] gebracht waarbij reeds een vordering voor de aangelegenheden als bedoeld in artikel 572bis aanhangig is gemaakt ».
B.3.2. Het komt in beginsel aan de verwijzende rechter toe te beslissen over de toepassing van wetskrachtige normen op de feiten van het geding. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat die rechter van oordeel is dat artikel 629bis, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek in casu toepassing vindt en dat dus een vordering aangaande de uitoefening van het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling of het recht op persoonlijk contact ten aanzien van de minderjarige kinderen, reeds aanhangig werd gemaakt voor een andere familierechtbank, zodat hij de zaak naar die rechtbank zou dienen te verwijzen. Die interpretatie van de verwijzende rechter wordt door de Ministerraad - die als enige partij een memorie voor het Hof heeft ingediend - niet betwist. Het Hof beantwoordt de prejudiciële vraag in die interpretatie.
B.4.1. De Ministerraad werpt in de eerste plaats de onontvankelijkheid van de vraag op in zoverre zij een schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet aanvoert zonder aan te geven ten opzichte van welke categorie van personen de discriminatie wordt aangevoerd.
B.4.2. Wanneer een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie wordt aangevoerd, moet in de regel worden gepreciseerd welke categorieën van personen met elkaar moeten worden vergeleken en in welk opzicht de in het geding zijnde bepaling een verschil in behandeling teweegbrengt dat discriminerend zou zijn.
Wanneer echter een schending van het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie, in samenhang gelezen met een ander grondrecht, wordt aangevoerd, volstaat het te preciseren in welk opzicht dat grondrecht is geschonden. De categorie van personen van wie dat grondrecht is geschonden moet immers worden vergeleken met de categorie van personen voor wie dat grondrecht is gewaarborgd.
B.4.3. Aangezien de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet wordt aangevoerd in samenhang met artikel 22bis van de Grondwet en met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, wordt de exceptie verworpen.
B.5.1. Zoals in B.1 is vermeld, geeft het in het geding zijnde artikel 629bis, § 1, uitvoering aan het zogenoemde principe « één familie - één dossier - één rechter » : de familierechtbank waarbij reeds een vordering voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 572bis aanhangig is gemaakt, blijft die welke bevoegd zal zijn voor de vorderingen tussen partijen die hetzij gehuwd zijn of geweest zijn, hetzij wettelijk samenwonenden zijn of geweest zijn, alsook de vorderingen aangaande gemeenschappelijke kinderen van partijen of goederen van die kinderen of aangaande kinderen waarvan de afstamming slechts ten aanzien van één van de ouders vaststaat.
Met de aanneming van de in het geding zijnde bepaling wilde de wetgever het beginsel van continuïteit bekrachtigen van de bevoegdheid van de rechter bij wie reeds een dossier aangaande een familie aanhangig is gemaakt, omdat hij oordeelde dat die rechter het best in staat is om zich met kennis van zaken uit te spreken over een familiedossier dat wordt geopend vanaf de eerste vordering die bij de familierechtbank wordt ingesteld (artikel 725bis van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 150 van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten), en dat wordt opgevat als « één enkel dossier [...] voor de minderjarige en zijn familie » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/015, p. 8).
B.5.2. Wat het bepalen van de territoriale bevoegdheid betreft, vermeldt de parlementaire voorbereiding van de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten : « De auteurs van dit wetsvoorstel wensen op burgerrechtelijk vlak de ' gerechtelijke geschiedenis ' van de familie in één enkel dossier onder te brengen om enerzijds te zorgen voor coherentie tussen de beslissingen en anderzijds de debatten te beperken tot hetgeen strikt noodzakelijk is voor de oplossing van het geschil gegeven het feit dat niet alle antecedenten van het dossier opnieuw aan bod moeten komen » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/001, p. 14).
Door die goede dossierkennis van de magistraat streeft de in het geding zijnde maatregel ernaar « de meest rechtvaardige en menselijke beslissingen » te nemen (ibid., pp. 4-5; zie ook Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-1189/7, p. 4).
B.5.3. De auteurs van het wetsvoorstel dat de wet van 30 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/07/2013 pub. 27/09/2013 numac 2013009420 bron federale overheidsdienst justitie Wet betreffende de invoering van een familie- en jeugdrechtbank type wet prom. 30/07/2013 pub. 01/08/2013 numac 2013204390 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister federale overheidsdienst binnenlandse zaken, federale overheidsdienst sociale zekerheid, federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie, federale overheidsdienst justitie, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst financien Wet houdende diverse bepalingen type wet prom. 30/07/2013 pub. 23/08/2013 numac 2013011417 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering type wet prom. 30/07/2013 pub. 16/09/2013 numac 2013011385 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende invoeging van de bepalingen die aangelegenheden regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, in de wet van 17 augustus 2013 betreffende de prospectie, de exploratie en de exploitatie van de rijkdommen van de zee- en oceaanbodem en de ondergrond ervan voorbij de grenzen van de nationale rechtmacht type wet prom. 30/07/2013 pub. 11/02/2014 numac 2014000105 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende wijziging van de artikelen 2, 126 en 145 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie en van artikel 90decies van het Wetboek van strafvordering. - Duitse vertaling sluiten is geworden, leggen ook uit dat zij twee principes willen combineren : enerzijds, wordt de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank « beoordeeld [...] in het belang van het kind. Daarom moet de bevoegde rechtbank zich dichtbij de woonplaats van de betrokken minderjarige bevinden » (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/001, p. 15); anderzijds, werd, naast dat criterium van territoriale bevoegdheid, erin voorzien, « teneinde de toegang tot justitie te verbeteren (kosten vermijden, grotere zichtbaarheid van de bevoegde rechter, snelheid) en een betere continuïteit van de gerechtelijke procedure te verzekeren (de rechter kent de situatie van de familie) », dat « de territoriale bevoegdheid van de oorspronkelijk gevatte familierechtbank definitief vastgelegd [zal] worden, behalve indien, op verzoek van een partij, het openbaar ministerie, of de aanvankelijk gevatte rechter uit eigen beweging oordeelt dat het belang van het kind of het voeren van een goede justitie de transfer vereisen naar de familierechtbank van een ander arrondissement » (ibid., p. 16).
Ingevolge de opmerkingen van de afdeling wetgeving van de Raad van State werden verschillende amendementen ingediend om het principe « één familie - één rechter - één dossier » te verankeren (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0682/007, p. 22), waaronder het amendement waarbij wordt voorgesteld de tekst die zal worden aangenomen in de in het geding zijnde bepaling in te voegen, en dat als volgt wordt verantwoord : « Voor aangelegenheden die rechtstreeks met het kind te maken hebben, blijft de woonplaats van het kind deze voorkeur wegdragen, omdat het veilig en heel eenvoudig is, aangezien het volstaat een beroep te doen op het bevolkingsregister.
De gewone verblijfplaats is het criterium dat op Europees niveau en in het internationaal privaatrecht geldt. [...] In tegenstelling tot wat men bij het wetsontwerp zou kunnen denken ten slotte, werd de mogelijkheid voor de rechter veralgemeend om het dossier door te verwijzen naar een rechtbank die beter beantwoordt aan de belangen van het kind of aan de goede rechtsbedeling. Om die reden wordt de doorverwijzing opgesplitst tussen de gevallen waarin de doorverwijzing noodzakelijk is en het geval waarin ze mogelijk is. Het belang van het kind, dat centraal staat bij het bepalen van de territoriale bevoegdheid, moet de rechter ertoe verplichten het dossier naar een andere rechter door te verwijzen. Anderzijds kan de rechter, indien hij dat opportuun acht, het familiedossier doorverwijzen naar een rechtbank die beter geplaatst is omdat ze reeds kennis heeft genomen van een jeugddossier, met het oog op de goede rechtsbedeling of indien het openbaar ministerie of een partij daarom verzoekt. [...] Indien er bij een rechtbank reeds een familiedossier geopend werd, is het dus die rechtbank die territoriaal bevoegd is om kennis te nemen van de zaak. Wanneer echter alle partijen (inclusief het kind) naar een ander gerechtelijk arrondissement verhuizen, dan gebiedt de goede rechtsbedeling dat de partijen doorverwijzing naar de bevoegde rechter vragen.
Er wordt een nieuwe paragraaf 7 ingevoegd om de partijen de kans te geven in onderling overleg hun familierechtbank te kiezen wanneer er een familiedossier wordt geopend. Indien er voordien reeds een dossier geopend werd, zal paragraaf 1 ten volle worden toegepast, want het is primordiaal dat de continuïteit van het familiedossier verzekerd blijft en het kan niet de bedoeling zijn de partijen te laten ' rechtbankshoppen ' » (Parl. St., Senaat, 2012-2013, nr. 5-1189/4, pp. 11-12).
B.5.4. Uit de voormelde parlementaire voorbereiding blijkt dat het systeem waarin artikel 629bis, § 1 voorziet, een principiële voorrang heeft wat het bepalen van de territoriaal bevoegde rechter betreft : de continuïteit van de bevoegdheid, die voortvloeit uit artikel 629bis, § 1, wijkt immers af van het andere beginsel, vervat in artikel 629bis, § 2, krachtens hetwelk de vorderingen aangaande het ouderlijk gezag, de verblijfsregeling en de onderhoudsverplichtingen voor een minderjarig kind voor de familierechtbank van de woonplaats van de minderjarige worden gebracht of, bij ontstentenis, van de gewone verblijfplaats van de minderjarige; bovendien kunnen de partijen niet in onderling overleg afwijken van de bevoegdheid die voortvloeit uit artikel 629bis, § 1 (artikel 629bis, § 8).
B.6. Door in artikel 629bis, § 1, af te wijken van het beginsel van nabijheid dat vervat is in artikel 629bis, § 2, volgens hetwelk de rechter die territoriaal bevoegd is om zich uit te spreken, die van de woonplaats van de minderjarige is of, bij ontstentenis, van diens gewone verblijfplaats, opteert de wetgever voor een systeem waarin een globale bevoegdheid voor een familiedossier sensu lato en voor de latere ontwikkelingen erin wordt beschouwd als de meest efficiënte om de belangen van de familie van de minderjarige en van die laatste te beoordelen.
Die keuze die volgt uit de bekommernis van de wetgever om een einde te maken aan de versnippering van de bevoegdheden, door het centraliseren van de geschillen van een familie bij één enkele rechter, is niet zonder redelijke verantwoording.
B.7.1. De blijvende bevoegdheid van de rechter waarbij de zaak oorspronkelijk werd ingeleid, heeft overigens geen onevenredige gevolgen.
Artikel 629bis, § 7, bepaalt immers dat kan worden afgeweken van de principiële bevoegdheid van de familierechtbank waarbij de zaak oorspronkelijk werd ingeleid : « Indien het belang van het kind het vereist, beslist de familierechtbank het dossier door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement.
De familierechtbank kan, op verzoek van een partij of van het openbaar ministerie, of als de goede rechtsbedeling een dergelijke doorverwijzing vereist, beslissen de zaak door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement indien daar een jeugddossier werd samengesteld.
De beslissing waarin het eerste en het tweede lid voorzien, wordt met redenen omkleed en er kan geen enkel rechtsmiddel tegen worden aangewend ».
Uit die bepaling volgt dat de familierechtbank die krachtens artikel 629bis, § 1, bevoegd is, verplicht is het dossier door te verwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement indien het belang van het kind het vereist (artikel 629bis, § 7, eerste lid) en dat zij, op verzoek van een partij of van het openbaar ministerie, of als de goede rechtsbedeling een dergelijke doorverwijzing vereist, de zaak kan doorverwijzen naar de familierechtbank van een ander arrondissement indien daar een jeugddossier werd samengesteld (artikel 629bis, § 7, tweede lid).
B.7.2. Het hogere belang van het kind - dat zou kunnen vereisen dat de rechter bevoegd voor de verblijfsmaatregelen die op dat kind betrekking hebben, de rechter is van zijn woonplaats of van zijn gewone verblijfplaats -, heeft dus de overhand op het beginsel dat vastligt bij artikel 629bis, § 1, en laat in elk geval toe dat de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk werd ingeleid, de zaak doorverwijst naar de familierechtbank van de woonplaats of van de verblijfplaats van de minderjarige indien hij oordeelt dat het hogere belang van het kind het vereist.
Ook al laat die mogelijkheid waarin artikel 629bis, § 7, voorziet om een andere territoriaal bevoegde rechter aan te wijzen dan de rechter die volgt uit artikel 629bis, § 1, toe om af te wijken van het beginsel dat vervat is in paragraaf 1, toch ligt zij in de lijn van het doel dat door de wetgever wordt nagestreefd : het is de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk is ingeleid die, aangezien hij de historiek van het familiedossier kent, het best in staat is om, rekening houdend met alle elementen die betrekking hebben op de familie, te oordelen over het hogere belang van het kind, en die zich bijgevolg over de territoriale bevoegdheid kan uitspreken.
Bovendien wordt, in geval van verwijzing van een familierechtbank naar een andere overeenkomstig artikel 629bis, § 7, het volledige familiedossier onverwijld overgedragen (artikel 725bis, § 2, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek), teneinde de rechter bij wie de zaak overeenkomstig artikel 629bis, § 7, aanhangig wordt gemaakt volledig in te lichten.
B.8. Indien de zaak daarentegen aanhangig wordt gemaakt bij een andere familierechtbank dan die welke wordt opgelegd bij artikel 629bis, § 1, moet die rechtbank zich onbevoegd verklaren en de zaak doorverwijzen naar de familierechtbank die krachtens artikel 629bis, § 1, bevoegd is, zonder het hogere belang van het kind te mogen beoordelen.
Dat gevolg van de keuze die door de wetgever is gemaakt, is niet zonder redelijke verantwoording. Indien immers iedere andere rechter dan de rechter die wordt aangewezen bij artikel 629bis, § 1, over het hogere belang van het kind zou mogen oordelen en zou mogen beslissen om de zaak te behouden wanneer hij oordeelt dat dat belang in elk geval ertoe verplicht de territoriale bevoegdheid van de familierechtbank te baseren op het criterium van de woonplaats of de gewone verblijfplaats van de minderjarige, zou dat een omkering inhouden van het door de wetgever gewilde beginsel van continuïteit van de bevoegdheid voor kwesties die betrekking hebben op eenzelfde familie.
De versnippering van bevoegdheden die bijvoorbeeld het gevolg zou kunnen zijn van opeenvolgende verhuizingen van de minderjarige en zijn familie, zou zeker niet bijdragen tot een volledige kennis van de aanwezige belangen, waaronder dat van de minderjarige.
B.9.1. De verwijzende rechter vermeldt ook artikel 660 van het Gerechtelijk Wetboek, waaruit zou volgen dat, in geval van doorverwijzing van de territoriaal onbevoegde rechter naar de rechter die bevoegd is op grond van artikel 629bis, § 1, die laatste de mogelijkheid zou worden ontnomen om de zaak door te verwijzen naar een andere familierechtbank overeenkomstig artikel 629bis, § 7.
Artikel 660 van het Gerechtelijk Wetboek dat is opgenomen in een hoofdstuk IV, met als opschrift « Bepalingen aan de vorige hoofdstukken gemeen », van titel IV « Regeling van geschillen van bevoegdheid » van het derde deel « Bevoegdheid » van het Gerechtelijk Wetboek, bepaalt : « Behalve wanneer het voorwerp van de vordering niet tot de bevoegdheid van de rechterlijke macht behoort, verwijst iedere beslissing betreffende de bevoegdheid de zaak zo nodig naar de bevoegde rechter die zij aanwijst.
De beslissing bindt de rechter naar wie de vordering wordt verwezen, met dien verstande dat zijn recht om over de rechtsgrond van de zaak te oordelen onverkort blijft ».
B.9.2. Een algemene bepaling betreffende de regeling van geschillen van bevoegdheid zou geen voorrang kunnen hebben op de specifieke bepaling van artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek, die de territoriale bevoegdheid van de familierechtbanken regelt.
Het zou strijdig zijn met het hogere belang van het kind dat de rechter die territoriaal bevoegd is op grond van artikel 629bis, § 1, de mogelijkheid zou worden ontnomen om dat belang te beoordelen, en te beslissen dat dit belang vereist dat de zaak wordt verwezen naar een andere rechtbank, louter omdat de zaak aanvankelijk verkeerdelijk voor een territoriaal onbevoegde rechter werd ingeleid.
B.10. Rekening houdend met hetgeen in B.9.2 is vermeld, dient de prejudiciële vraag ontkennend te worden beantwoord.
Om die redenen, het Hof zegt voor recht : Rekening houdend met hetgeen in B.9.2 is vermeld, schendt artikel 629bis van het Gerechtelijk Wetboek niet de artikelen 10, 11 en 22bis van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens.
Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 25 februari 2016.
De griffier, F. Meersschaut De voorzitter, J. Spreutels