gepubliceerd op 20 november 2020
Wet tot wijziging van het Wetboek van economisch recht en van andere wetten met het oog op het versterken van de opsporings- en handhavingsbevoegdheden in overeenstemming met en in uitvoering van Verordening 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (1)
29 SEPTEMBER 2020. - Wet tot wijziging van het Wetboek van economisch recht en van andere wetten met het oog op het versterken van de opsporings- en handhavingsbevoegdheden in overeenstemming met en in uitvoering van Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Wetboek van economisch recht Afdeling 1. - Wijzigingen van boek VI van het Wetboek van economisch
recht
Art. 2.In artikel VI.1, § 1, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, wordt de bepaling onder 7. vervangen als volgt : "7. Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004;".
Art. 3.In artikel VI.96 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 21 december 2013, worden de woorden "Verordening (EG) Nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming" vervangen door de woorden "Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 of bepalingen die uitvoering geven aan deze verordeningen". Afdeling 2. - Wijzigingen van boek XV van het Wetboek van economisch
recht
Art. 4.In artikel XII.1, § 1, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "en Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming." vervangen door de woorden "en Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004.".
Art. 5.In artikel XV.3 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013 en gewijzigd bij de wetten van 29 juni 2016, 30 juli 2018 en 2 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 1°, eerste lid, worden de woorden ", en tot alle vervoersmiddelen, waarvan ze kunnen eisen dat de vervoerder ze tot stilstand brengt," ingevoegd tussen de woorden "zich toegang laten verschaffen tot alle plaatsen" en de woorden "waarvan zij op redelijke gronden van oordeel zijn";2° in de bepaling onder 5° worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in het eerste lid worden de woorden "of vervoersmiddelen" ingevoegd tussen de woorden "in de bepaling onder 1° bedoelde plaatsen" en de woorden "te hebben begeven" en worden de woorden ", ongeacht het gebruikte medium of de locatie van opslag," ingevoegd tussen de woorden "gegevensbestanden en geïnformatiseerde dragers van gegevens" en de woorden "laten verstrekken"; b) de bepaling wordt aangevuld met een lid luidende: "De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen desgevallend de termijn bepalen waarbinnen deze gegevens moeten worden verstrekt;"; 3° in de bepaling onder 5° /1 worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "in afwijking van artikel" worden vervangen door de woorden "in afwijking van de artikelen 46bis en"; b) de woorden ", voor zover de identificatie niet door andere middelen bekomen kan worden en het onderzoek kadert in het opsporen en vaststellen van de inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht die betrekking hebben op de informatieverplichtingen, de inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen, de overeenkomsten op afstand, de oneerlijke handelspraktijken en beroepspraktijken, de ongewenste communicaties en de namaak en piraterij en de bepalingen van het Strafwetboek bedoeld in artikel XV.8, § 2" worden vervangen door de woorden "en personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen die noodzakelijk zijn in het kader van het onderzoek"; 4° een bepaling onder 5° /2, wordt ingevoegd, luidende : "5° /2.in afwijking van artikel 46quater van het Wetboek van Strafvordering, financiële stromen opsporen. Meer bepaald kunnen ze alle noodzakelijke informatie over de producten, diensten en verrichtingen van financiële aard en betreffende virtuele waarden, die betrekking hebben op een verdachte vorderen bij : a) personen en instellingen als bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 22°, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten; b) personen en instellingen die binnen het Belgisch grondgebied diensten beschikbaar stellen of aanbieden met betrekking tot virtuele waarden die toelaten dat gereglementeerde betaalmiddelen in virtuele waarden worden uitgewisseld;"; 5° de bepaling onder 8° wordt vervangen als volgt : "8° goederen of diensten inspecteren, bestuderen, demonteren en testen of dit laten doen. Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een goed of dienst : a) niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door besluiten genomen in uitvoering van artikelen VI.9, § 1, en VI.10, of b) het voorwerp is van een oneerlijke handelspraktijk, of c) in strijd is met de intellectuele eigendomsrechten zoals strafbaar gesteld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, en de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren niet over de mogelijkheid beschikken om zelf de nodige ontleding of controle uit te voeren of de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn, kan de betrokken onderneming bovendien gelast worden om het goed of de dienst binnen een bepaalde termijn en op kosten van de onderneming te onderwerpen aan ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium of onderzoeksinstelling.
De onderneming vraagt aan de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren een bevestiging van het gekozen laboratorium of de gekozen onderzoeksinstelling;"; 6° het artikel wordt aangevuld met een bepaling onder 9°, luidende : "9° goederen en diensten als testaankoop kopen, indien nodig ook met gebruikmaking van een fictieve identiteit en ondernemingen benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen. Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, kunnen de betaalde bedragen voor het uitvoeren van de testaankopen teruggevorderd worden van de overtreder.
Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.
De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
Alle andere bevoegdheden bedoeld in de bepalingen onder 1° tot en met 8°, kunnen aangewend worden bij het uitoefenen van deze bevoegdheid.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.
De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren stellen een verslag op waarin minstens volgende elementen worden opgenomen: a) de datum en locatie van het onderzoek;b) de identiteit van de betrokken ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;c) de aanleiding voor het voeren van het onderzoek;d) de vaststellingen, met, in voorkomend geval, de eventuele vastgestelde inbreuken;e) de gebeurtenissen tijdens het onderzoek;f) de identificatie van de betrokken persoon of personen waarbij het onderzoek is gevoerd; g) in voorkomend geval, de fictieve identiteit waarvan gebruik werd gemaakt.".
Art. 6.Artikel XV.3/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016, wordt opgeheven.
Art. 7.In boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt een artikel XV.5/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV.5/1. § 1. Indien er geen andere doeltreffende middelen zijn om de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, te doen beëindigen of te verbieden, en om het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, hebben de hiertoe door de minister aangeduide ambtenaren de bevoegdheid om : 1° inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan consumenten wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen;2° aanbieders van hostingdiensten te gelasten toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren of te beperken;3° operatoren van domeinregisters of registrerende instanties te gelasten een volledig gekwalificeerde domeinnaam te schrappen en de betrokken bevoegde autoriteit toe te laten deze te registreren. Maatregelen die worden genomen op grond van het vorige lid, worden door het openbaar ministerie bevestigd binnen een termijn van achtenveertig uur. Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is de verwijdering, de opdracht tot vermelding van een waarschuwingsboodschap, de deactivering, de blokkering, de beperking of de schrapping van rechtswege opgeheven.
Het openbaar ministerie kan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren ook bevelen de in deze paragraaf bedoelde maatregelen te nemen, onder dezelfde voorwaarden. § 2. Behalve in het geval van gemotiveerde hoogdringendheid, nemen de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, vooraleer over te kunnen gaan tot het nemen van een maatregel bedoeld in paragraaf 1 en in de mate dat de contactgegevens bedoeld in artikel XII.6 voorhanden zijn, minstens vierentwintig uur voor het nemen van de maatregel contact op met de onderneming verantwoordelijk voor de online interface. Hierbij verwijzen zij naar de door hen vastgestelde inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, en/of naar het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen dat is vastgesteld en naar de maatregelen die genomen kunnen worden op basis van onderhavige bepaling.
Slechts indien de onderneming niet reageert of indien de reactie niet tot gevolg heeft dat het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen wordt vermeden voor het einde van de termijn van vierentwintig uur, kan overgegaan worden tot het nemen van de bedoelde maatregel. § 3. De maatregelen die op basis van paragraaf 1 worden genomen, maken het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling. Dit geschrift vermeldt minstens : 1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;2° de datum en het uur van de in paragraaf 2 bedoelde contactname;3° de identiteit van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;4° de genomen maatregelen;5° de feitelijke en juridische grondslag. § 4. Het openbaar ministerie kan de maatregelen die het bevolen of bevestigd heeft, te allen tijde opheffen.
Zolang er geen bevestiging is van het openbaar ministerie, kunnen de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren de maatregelen opheffen.
Na de bevestiging van de maatregelen of na het bevel kan op gemotiveerde wijze beroep worden ingesteld tegen de genomen maatregelen bij het openbaar ministerie. § 5. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 worden van rechtswege opgeheven door de rechterlijke beslissing die een einde maakt aan de vervolgingen zodra die in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak door het openbaar ministerie, of door een beslissing van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren.".
Art. 8.Artikel XV.7 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt aangevuld met de woorden" en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit Wetboek in sancties voorziet en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan.".
Art. 9.Artikel XV.16/1 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016, wordt opgeheven.
Art. 10.In artikel XV.16/2, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016, worden de woorden "bedoeld in artikel XV.16/1" vervangen door "bedoeld in artikel XV.3, 8°, ".
Art. 11.In boek XV, titel 1, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van hoofdstuk 3, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013 en gewijzigd bij de wet van 19 april 2014, aangevuld met de woorden "en herstelmaatregelen".
Art. 12.In artikel XV.31, § 1, vierde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt : "4° dat de overtreder kan toezeggen om de inbreuk stop te zetten en, waar relevant, bijkomend kan toezeggen over te gaan tot herstel, dat een toezegging aanvaard kan worden en aanleiding kan geven tot het stopzetten van de handhaving maar verdere bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving niet noodzakelijk in de weg staat en dat de toezegging van de overtreder om de inbreuk stop te zetten of, waar relevant, over te gaan tot herstel, openbaar kan worden gemaakt.".
Art. 13.In boek XV, titel 1, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 3 ingevoegd dat artikel XV.31/2 bevat, luidende "Afdeling 3 - Herstelmaatregelen".
Art. 14.Artikel XV.31/2 van hetzelfde Wetboek, opgeheven bij de wet van 29 juni 2016, wordt hersteld als volgt : "Art. XV.31/2. § 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van inbreuken te verkrijgen of te aanvaarden van de onderneming die verantwoordelijk is voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1. § 2. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om van de onderneming, op haar initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel te verkrijgen in het belang van consumenten die nadeel hebben ondervonden van de vermoede inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, of, waar passend, toezeggingen van de onderneming trachten te verkrijgen die adequaat herstel bieden aan consumenten die nadeel ondervinden van de inbreuken. § 3. Het verkrijgen of aanvaarden van een toezegging staat verdere administratieve of strafrechtelijke handhaving niet in de weg.
De toezegging en aanvaarding ervan door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren kan tot gevolg hebben dat de handhaving wordt beëindigd voor zover de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, werden stopgezet en in voorkomend geval de schade aan consumenten werd vergoed. § 4. De toezeggingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, met inbegrip van de identiteit van de onderneming, kunnen openbaar worden gemaakt, voor zover zij aanvaard werden door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren.".
Art. 15.In boek XV, titel 1, hoofdstuk 3, van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 4 ingevoegd luidende "Afdeling 4. Openbaarmaking".
Art. 16.In afdeling 4, ingevoegd bij artikel 15, wordt een artikel XV.31/2/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV.31/2/1. Om ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, beschikken de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheid om tijdelijk over te gaan tot de publicatie van de naam, de praktijk en in voorkomend geval, de volledige identificatiegegevens van ondernemingen die praktijken hanteren die schade veroorzaken aan consumenten.
Vooraleer over te kunnen gaan tot de publicatie, dienen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de onderneming op de hoogte te brengen van de feiten die aan de basis liggen van de in het eerste lid bedoelde maatregelen, van het voornemen om deze maatregelen te nemen en van de bepalingen opgenomen in het derde en vierde lid.
Er kan slechts worden overgegaan tot de in het eerste lid bedoelde publicatie, indien er binnen de termijn van vierentwintig uur geen reactie wordt ontvangen van de onderneming, er geen contact mogelijk is, indien de onderneming niet toezegt de schadelijke praktijk stop te zetten zoals bedoeld in artikel XV.31/2, of indien ze op geen andere manier een afdoende verantwoording heeft gegeven.
Onverminderd de mogelijkheid om de toezegging zelf openbaar te maken, wordt de publicatie ingetrokken van zodra de onderneming het bewijs levert dat ze de inbreuk heeft stopgezet in overeenstemming met haar toezegging zoals bedoeld in artikel XV.31/2.".
Art. 17.In boek XV van hetzelfde Wetboek wordt na artikel XV.60 een titel 1/1 ingevoegd luidende "Titel 1/1 - Vervolging van de inbreuken".
Art. 18.In titel 1/1, ingevoegd bij artikel 17, wordt een artikel XV.60/1 ingevoegd, luidende: "Art. XV.60/1. § 1. Onverminderd de bijzondere procedures voorzien in dit Wetboek, kunnen de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1;2° een administratieve vervolging bedoeld in titel 1/2;3° een strafrechtelijke vervolging zoals bedoeld in titel 3. § 2. De vervolging gebeurt op basis van een proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk opgemaakt door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren.
Deze processen-verbaal worden door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren toegezonden aan de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Deze laatste beslissen of en welke procedure bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, wordt toegepast, dan wel of het dossier overeenkomstig paragraaf 1, 3°, wordt overgemaakt aan het openbaar ministerie.".
Art. 19.In dezelfde titel 1/1 wordt een artikel XV.60/2 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/2. Indien toepassing wordt gemaakt van een administratieve vervolging zoals bedoeld in artikel VI.60/1, § 1, 2°, beslissen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4, of de inbreuken aanleiding geven tot een administratieve geldboete, een schuldigverklaring of een klassering zonder gevolg.
Zij beschikken over dezelfde bevoegdheden wanneer het openbaar ministerie afziet van vervolging van de dader van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1.".
Art. 20.In dezelfde titel 1/1 wordt een artikel XV.60/3 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/3. De strafvervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, zelfs als ze afgesloten wordt met een vrijspraak.
De minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of de bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek sluiten eveneens de toepassing van een administratieve geldboete uit.".
Art. 21.In boek XV van hetzelfde Wetboek wordt na artikel XV.60/3 een titel 1/2 ingevoegd luidende "Titel 1/2 - De administratieve vervolging".
Art. 22.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een hoofdstuk 1 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 1. - Algemeen".
Art. 23.In hoofdstuk 1 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel XV.60/4 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/4. De Koning wijst de ambtenaren van de Algemene Directie Economische Inspectie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie aan die gemachtigd zijn om administratieve geldboeten op te leggen.".
Art. 24.In hoofdstuk 1 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel XV.60/5 ingevoegd, luidende: "Art. XV.60/5. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 die aangesteld zijn om de administratieve geldboeten op te leggen, dienen die bevoegdheid uit te oefenen onder voorwaarden die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid waarborgen.
Deze ambtenaren mogen geen beslissing nemen in een dossier waarin ze reeds zijn opgetreden in een andere hoedanigheid, noch rechtstreeks of onrechtstreeks belang hebben in de ondernemingen of instellingen die betrokken zijn in de procedure.".
Art. 25.In hoofdstuk 1 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 22, wordt een artikel XV.60/6 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/6. De ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 kunnen aan de bevoegde overheidsinstellingen of overheidsdiensten de noodzakelijke administratieve inlichtingen vragen om te kunnen beschikken over alle elementen die hen in staat moeten stellen om met volledige kennis van zaken een beslissing te nemen over het gevolg dat aan het dossier dat ze behandelen, moet worden gegeven.
Alle overheidsdiensten met inbegrip van de parketten, de griffies van hoven en rechtbanken en de politie, alle diensten van de provincies, agglomeraties, gemeentefederaties, gemeenten, verenigingen waartoe ze behoren, de overheidsinstellingen die ervan afhangen, alsook alle openbare en meewerkende instellingen van sociale zekerheid, gaan in op het verzoek van de bevoegde ambtenaren om hun alle inlichtingen te verstrekken en hun kopieën te bezorgen, in eender welke vorm, van alle informatiedragers, met dien verstande dat de informatie en documenten met betrekking tot een opsporingsonderzoek of een gerechtelijk onderzoek niet kunnen worden meegedeeld zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bevoegde procureur-generaal of de federale procureur.
De voornoemde diensten verschaffen deze inlichtingen en afschriften kosteloos.
De inlichtingen verkregen tijdens de uitvoering van de taken opgelegd door het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter mogen evenwel enkel worden meegedeeld met de uitdrukkelijke machtiging van respectievelijk het openbaar ministerie of de onderzoeksrechter.".
Art. 26.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een Hoofdstuk 2 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 2. Verweermiddelen".
Art. 27.In hoofdstuk 2 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel XV.60/7 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/7. De overtreder wordt bij een aangetekende zending verzocht zijn verweermiddelen in te dienen. Deze zending vermeldt de volgende gegevens : 1° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis liggen van de aanvang van de procedure;2° het recht van de overtreder om zijn verweermiddelen in te dienen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de dag van de kennisgeving, namelijk op de dag van aanbieding van de aangetekende zending aan de geadresseerde;3° zijn recht om zich te laten bijstaan door een raadsman; 4° het adres van de dienst waar de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 deel van uitmaken en waar de overtreder zijn dossier kan inzien, alsmede de openingsuren gedurende dewelke hij hiervoor bij de bevoegde ambtenaren terecht kan; 5° het recht van de overtreder op een afschrift van het dossier; 6° het postadres en het e-mailadres van de dienst waar de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 deel van uitmaken, met het oog op de indiening van de verweermiddelen.
Indien de overtreder verzuimd heeft om de aangetekende zending in ontvangst te nemen, sturen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 hem bij gewone brief of via elektronische weg een tweede uitnodiging toe om zijn verweermiddelen in te dienen.
Deze tweede uitnodiging doet geen nieuwe termijn van dertig dagen lopen voor de indiening van verweermiddelen.".
Art. 28.In hoofdstuk 2 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel XV.60/8 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/8. De verweermiddelen kunnen schriftelijk, inbegrepen via e-mail, worden ingediend.
Ze kunnen ook mondeling worden ingediend bij de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.".
Art. 29.In hoofdstuk 2 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 26, wordt een artikel XV.60/9 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/9. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 stellen het dossier met betrekking tot de inbreuken die aanleiding kunnen geven tot een administratieve geldboete ter beschikking van de overtreder of diens raadsman, zodat hij het kan raadplegen in de lokalen van de bevoegde ambtenaren en, op diens verzoek, verstrekken de bevoegde ambtenaren een kopie van de stukken van het dossier.
Artikel 460ter van het Strafwetboek is toepasselijk op de overtreder die gelijkgesteld wordt met de inverdenkinggestelde met het oog op de toepassing van die bepaling.".
Art. 30.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een Hoofdstuk 3 ingevoegd luidende "Hoofdstuk 3. Beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete".
Art. 31.In hoofdstuk 3 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel XV.60/10 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/10. De administratieve geldboete kan niet meer worden opgelegd vijf jaar na de feiten.
De daden van onderzoek of van vervolging, met inbegrip van de kennisgevingen van de beslissingen van het openbaar ministerie omtrent het al dan niet instellen van strafvervolging en het verzoek ten aanzien van de overtreder om verweermiddelen in te dienen, verricht binnen de in het eerste lid gestelde termijn, stuiten evenwel de loop ervan. Met die daden vangt een nieuwe termijn van gelijke duur aan, zelfs ten aanzien van personen die daarbij niet betrokken waren.".
Art. 32.In hoofdstuk 3 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel XV.60/11 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/11. De administratieve geldboete mag niet worden opgelegd vóór het eind van de termijn vermeld in artikel XV.60/7, eerste lid, 2°, of vóór het verweer van de overtreder, wanneer dit wordt ingediend vóór het einde van de voormelde termijn.".
Art. 33.In hoofdstuk 3 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel XV.60/12 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/12. De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete omvat inzonderheid de volgende elementen : 1° de bepalingen die de rechtsgrond van de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete uitmaken;2° de referenties van het proces-verbaal tot vaststelling van de inbreuk en houdende het relaas van de feiten die aan de basis lagen van de aanvang van de procedure tot oplegging van een administratieve geldboete;3° de datum van de kennisgeving van de mogelijkheid tot indiening van de verweermiddelen;4° in voorkomend geval de datum waarop de verweermiddelen werden ingediend, een overzicht van de ingediende verweermiddelen en de repliek op deze verweermiddelen;5° het bedrag van de administratieve geldboete; 6° in voorkomend geval, hoe en in welke mate rekening is gehouden met de genomen maatregelen bedoeld in de artikelen XV.5/1, § 1, of XV.31/2/1 bij het bepalen van het bedrag van de administratieve geldboete; 7° de bepalingen van artikel XV.60/17, eerste en tweede lid, met betrekking tot de betaling van de geldboete; 8° de bepaling van artikel XV.60/15 met betrekking tot het beroep tegen de beslissing.".
Art. 34.In hoofdstuk 3 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel XV.60/13 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/13. De beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete wordt per aangetekende zending aan de overtreder ter kennis gebracht. De kennisgeving doet de strafvordering vervallen.".
Art. 35.In hoofdstuk 3 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 30, wordt een artikel XV.60/14 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/14. De beslissing heeft uitvoerbare kracht.".
Art. 36.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een hoofdstuk 4 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 4. Beroep".
Art. 37.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een Hoofdstuk 5 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 5. Betaling van de administratieve geldboete".
Art. 38.In hoofdstuk 5 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel XV.60/16 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/16. De administratieve geldboete wordt behoudens beroep bedoeld in artikel XV.60/15 betaald binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de dag van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete.
De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 kunnen evenwel de overtreder op diens verzoek en indien daartoe aanleiding bestaat een langere termijn toekennen, zonder dat de termijn van één jaar overschreden mag worden.
De administratieve geldboete wordt betaald op het rekeningnummer dat vermeld wordt in de kennisgeving betreffende de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete.".
Art. 39.In hoofdstuk 5 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel XV.60/17 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/17. Indien de overtreder in gebreke blijft voor de betaling van de administratieve geldboete binnen de termijn bedoeld in artikel XV.60/16, maken de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 het dossier over aan de administratie van de FOD Financiën die belast is met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen, met het oog op de invordering van deze geldboete.
Met het oog hierop bezorgen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 een kopie van de administratieve beslissing, aan de in het eerste lid bedoelde administratie.
De door de in het eerste lid bedoelde administratie in te stellen invorderingen gebeuren overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van de domaniale wet van 22 december 1949.".
Art. 40.In hoofdstuk 5 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel XV.60/18 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/18. De rechtsvordering tot invordering van de administratieve geldboete verjaart tien jaar na de dag waarop geen beroep meer kan worden aangetekend tegen de beslissing van de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.".
Art. 41.In hoofdstuk 5 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 37, wordt een artikel XV.60/19 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/19. Door de betaling van de geldboete vervalt de rechtsvordering van de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.".
Art. 42.In titel 1/2, ingevoegd bij artikel 21, wordt een Hoofdstuk 6 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 6. Bedrag van de administratieve geldboete".
Art. 43.In hoofdstuk 6 van titel 1/2, ingevoegd bij artikel 42, wordt een artikel XV.60/20 ingevoegd, luidende : "Art. XV.60/20. De minimale en maximale bedragen van de administratieve geldboete stemmen overeen met de respectieve minimale en maximale bedragen van de strafrechtelijke geldboete, bepaald in de hoofdstukken 1 en 2 van titel 3 van dit boek, die hetzelfde feit sanctioneert.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld bij dit Wetboek.".
Art. 44.In titel 2 van boek XV, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt na artikel XV.62/1 een hoofdstuk 1/1 ingevoegd luidende "HOOFDSTUK 1/ 1. De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels".
Art. 45.In hoofdstuk 1/1 van titel 2, ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel XV.62/2 ingevoegd luidende : "Art. XV.62/2. In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar die volgt op een administratieve beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.".
Art. 46.In hoofdstuk 1/1 van titel 2, ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel XV.62/3 ingevoegd luidende : "Art. XV.62/3. In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.".
Art. 47.In hoofdstuk 1/1 van titel 2, ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel XV.62/4 ingevoegd luidende : "Art. XV.62/4. Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete opgelegd.
Wanneer de bevoegde ambtenaren vaststellen dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot het opleggen van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij hen aanhangig zijn en die in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houden ze bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze hun voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreken ze zich uit over de schuldvraag en verwijzen ze in hun beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.".
Art. 48.In hoofdstuk 1/1 van titel 2, ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel XV.62/5 ingevoegd luidende : "Art. XV.62/5. Bij verzachtende omstandigheden kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum.".
Art. 49.In hoofdstuk 1/1 van titel 2, ingevoegd bij artikel 44, wordt een artikel XV.62/6 ingevoegd luidende : "Art. XV.62/6. § 1. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 mogen besluiten dat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2 tot en met 6 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2 tot en met 6 tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan.
Een sanctie van niveau 1 tot en met 6 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormt geen beletsel voor het verlenen van een uitstel. § 2. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 verlenen het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete opleggen.
De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn. § 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. § 4. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftermijn een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk, hoger of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. § 5. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proeftermijn.
De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de bevoegde ambtenaren wordt gelaten. § 6. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.".
Art. 50.In hetzelfde Wetboek wordt een artikel XV.69/1 ingevoegd, luidende : "Art. XV.69/1. Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 of de procedure voor de administratieve sanctie wordt opgestart.".
Art. 51.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 1, van hetzelfde Wetboek wordt een artikel XV.69/2 ingevoegd, luidende : "Art. XV.69/2. Indien het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek en indien er aanvullende onderzoeksdaden hebben plaatsgevonden, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van deze onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.".
Art. 52.In artikel XV.85 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet 21 december 2013, gewijzigd bij wetten van 29 juni 2016 en 30 juli 2018, wordt onder punt 3° de woorden "bedoeld in artikel XV.16/1" vervangen door de woorden "bedoeld in artikel XV.3, 8°, ".
Art. 53.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 2 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt het opschrift van afdeling 12 aangevuld met de woorden "en het niet in acht nemen van maatregelen".
Art. 54.In boek XV, titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 12, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 20 november 2013, wordt een artikel XV.126/2 ingevoegd, luidende : "Art. XV.126/2. Onverminderd de artikelen XV.126 en XV.126/1, wordt met een sanctie van niveau 4 gestraft: 1° zij die geen gevolg geeft aan de verzoeken of opgelegde maatregelen bedoeld in de artikelen XV.3, 5° /1, 5° /2, 8° en 9°, en XV.5/1; 2° de onderneming bedoeld in artikel XV.31/2 die de gemaakte toezeggingen of aanvullende toezeggingen niet in acht neemt.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren
Art. 55.Artikel 8bis van de wet van 9 maart 1993 ertoe strekkende de exploitatie van huwelijksbureaus te regelen en te controleren, ingevoegd bij de wet van 11 april 1999, wordt vervangen als volgt : "
Art. 8bis.Wanneer zij vaststellen dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op één van haar uitvoeringbesluiten of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking op initiatief van de minister bevoegd voor Economie, kunnen de in artikel 9 bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 56.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet, wordt vervangen door "HOOFDSTUK IV. - Opsporing en vervolging".
Art. 57.In hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt voor artikel 9 een "Afdeling 1 - Opsporing" ingevoegd.
Art. 58.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "bevoegd om de in deze wet bedoelde misdrijven" vervangen door de woorden "bevoegd om de in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuken"; 2° het derde lid vervangen als volgt : "De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 59.In hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt na artikel 9 een "Afdeling 2 - Vervolging".
Art. 60.In afdeling 2, ingevoegd bij artikel 59, wordt een artikel 9/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 9/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure bedoeld in artikel 9bis;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 61.In dezelfde afdeling 2, wordt een artikel 9/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 9/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 62.In dezelfde afdeling 2, wordt een artikel 9/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 9/3.Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 63.Artikel 9bis van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 11 april 1999, wordt vervangen als volgt : "
Art. 9bis.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikelen 10, 11 en 12, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.".
Art. 64.Het opschrift van hoofdstuk V van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "HOOFDSTUK V. - Bestraffing".
Art. 65.In artikel 10 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 11 april 1999, wordt het eerste lid vervangen als volgt : "De inbreuken op de bepalingen vervat in de artikelen 2 tot 6, 7, § 1, en 8 worden bestraft hetzij met een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 tot 100 000 euro of met een van die straffen alleen, hetzij met een administratieve geldboete van 26 tot 100 000 euro.".
Art. 66.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 12.Met hetzij een gevangenisstraf van vijftien dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 tot 100 000 euro of met een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 26 tot 100 000 euro, wordt gestraft, hij die reclame maakt of doet maken voor voorstellen tot het organiseren van ontmoetingen, of een dergelijk voorstel doet onder een vorm die afbreuk doet aan de menselijke waardigheid, inzonderheid door een onterend beeld te geven van de persoon.".
Art. 67.Artikel 16 van dezelfde wet wordt als volgt vervangen : "De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 68.In hoofdstuk V van dezelfde wet wordt een artikel 16/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 16/1.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument
Art. 69.In artikel 11 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van schulden van de consument worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De opsporing en de vaststelling van de inbreuken bedoeld in deze wet, gebeuren overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, opgenomen in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.". 2° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art. 70.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 12.Wanneer zij vaststellen dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op één van haar uitvoeringbesluiten of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking, kunnen de in artikel 11, § 1, bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 71.In dezelfde wet wordt een artikel 12/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 12/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 13;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 72.In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 12/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 12/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 73.In hoofdstuk VI van dezelfde wet wordt een artikel 12/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 12/3.Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 74.Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 13.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 15, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.".
Art. 75.Het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk VII van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "Afdeling 1. - Burgerrechtelijke sancties, strafbepalingen en administratieve geldboetes.".
Art. 76.In artikel 15 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "of met een administratieve geldboete van 26 tot 50 000 euro" ingevoegd tussen de woorden "Met geldboete van 26 tot 50 000 euro" en de woorden "worden gestraft"; 2° paragraaf 3 wordt opgeheven.".
Art. 77.In hoofdstuk VII, afdeling 1, van dezelfde wet wordt een artikel 15/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 15/1.De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 78.In hoofdstuk VII, afdeling 1 van dezelfde wet wordt een artikel 15/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 15/2.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van de wet van 11 juni 2004 betreffende de informatieverstrekking bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen
Art. 79.In de wet van 11 juni 2004 betreffende de informatieverstrekking bij de verkoop van tweedehandsvoertuigen wordt een artikel 7/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 7/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten kunnen het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 11;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 80.In dezelfde wet wordt een artikel 7/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 7/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld bij artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 81.In dezelfde wet wordt een artikel 7/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 7/3.Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 82.In artikel 8 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 28 november 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de volgende zin : "De hiervoor bedoelde inbreuken kunnen eveneens het voorwerp uitmaken van een administratieve geldboete van 10 tot 3 000 euro."; 2° het tweede lid wordt opgeheven.".
Art. 83.In dezelfde wet wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 8/1.De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 84.In dezelfde wet wordt een artikel 8/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 8/2.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.".
Art. 85.In artikel 9 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De opsporing en de vaststelling van de inbreuken bedoeld in deze wet, gebeuren overeenkomstig de desbetreffende bepalingen, opgenomen in boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht."; 2° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art. 86.Artikel 10 van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : "
Art. 10.Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 9, § 1, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 87.Artikel 11 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 11.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 8, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.". HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling
Art. 88.Artikel 22 van de wet van 28 augustus 2011 betreffende de bescherming van de consumenten inzake overeenkomsten betreffende het gebruik van goederen in deeltijd, vakantieproducten van lange duur, doorverkoop en uitwisseling, wordt vervangen als volgt : "
Art. 22.Wanneer zij vaststellen dat een handeling een inbreuk vormt op deze wet of op één van haar uitvoeringbesluiten of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking op initiatief van de minister bevoegd voor Economie, kunnen de in artikel 27, § 1, bedoelde ambtenaren aan de overtreder een waarschuwing richten waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 89.Het opschrift van afdeling 4 van hoofdstuk 8 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt: "Afdeling 4. - Vervolging en bestraffing".
Art. 90.In Afdeling 4 van hoofdstuk 8 van dezelfde wet wordt voor artikel 23 het opschrift "Onderafdeling 1. - Vervolging" ingevoegd.
Art. 91.In onderafdeling 1 van hoofdstuk 8, afdeling 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 90, wordt een artikel 22/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 22/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten kunnen het voorwerp uitmaken van: 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 28;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 92.In onderafdeling 1 van hoofdstuk 8, afdeling 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 90, wordt een artikel 22/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 22/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 93.In onderafdeling 1 van hoofdstuk 8, afdeling 4, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 90, wordt een artikel 22/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 22/3.Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 94.In afdeling 4 van hoofdstuk 8 van dezelfde wet wordt na artikel 22/3, ingevoegd bij artikel 93, het opschrift "Onderafdeling 2. - Bestraffing" ingevoegd dat de artikelen 23 tot 26 omvat.
Art. 95.Artikel 23 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 23.Zij die de bepalingen van deze wet of haar uitvoeringsbesluiten overtreden, worden bestraft hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 250 tot 20 000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 250 tot 20 000 euro.".
Art. 96.In artikel 24 van dezelfde wet worden de woorden "Met een geldboete van 1 000 tot 20 000 euro" vervangen door de woorden "Hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 1 000 tot 20 000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 1 000 tot 20 000 euro".
Art. 97.In dezelfde wet wordt een artikel 25/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 25/1.De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 98.Artikel 26 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 26.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.".
Art. 99.In artikel 27 van dezelfde wet worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° Paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.". 2° De paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art. 100.Artikel 28 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 28.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 24, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van de wet van 30 juli 2013 betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen
Art. 101.In de wet van 30 juli 2013 betreffende de verkoop van toegangsbewijzen tot evenementen wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 8/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 13;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 102.In dezelfde wet wordt een artikel 8/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 8/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 103.In dezelfde wet wordt een artikel 8/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 8/3.Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 104.Artikel 9 van dezelfde wet wordt gewijzigd als volgt : "
Art. 9.De inbreuken op de artikelen 4 en 5 zijn onderworpen aan hetzij een strafrechtelijke geldboete van niveau 2 zoals bedoeld in artikel XV.70 van het Wetboek van economisch recht, hetzij een administratieve geldboete van hetzelfde niveau, overeenkomstig artikel XV.60/20 van hetzelfde Wetboek.".
Art. 105.In dezelfde wet wordt een artikel 9/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 9/1.De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 106.In dezelfde wet wordt een artikel 9/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 9/2.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.".
Art. 107.Artikel 10 van dezelfde wet wordt opgeheven.
Art. 108.In artikel 11 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : " § 2.De inbreuken op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van boek XV, titel 1, hoofdstuk 1, van het Wetboek van economisch recht.". 2° de paragrafen 4 en 5 worden opgeheven.
Art. 109.Artikel 12 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 12.Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet of één van haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 11, § 1, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 110.Artikel 13 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 13.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de geldboete bepaald in artikel 9, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten
Art. 111.Het opschrift van hoofdstuk 3 van titel 7 van de wet van 21 november 2017 betreffende de verkoop van pakketreizen, gekoppelde reisarrangementen en reisdiensten wordt vervangen door "HOOFDSTUK 3. - Vervolging en bestraffing".
Art. 112.In hoofdstuk 3 van titel 7 van dezelfde wet wordt voor artikel 79 het opschrift "Afdeling 1. - Vervolging" ingevoegd.
Art. 113.In afdeling 1 van titel 7, hoofdstuk 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 78/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 78/1.§ 1. De inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten, kunnen het voorwerp uitmaken van : 1° de toepassing van de transactieprocedure zoals bedoeld in artikel 84;2° een administratieve vervolging met toepassing van de procedure bedoeld in titel 1/2 van boek XV van het Wetboek van economisch recht;3° een strafrechtelijke vervolging. § 2. De vervolging gebeurt overeenkomstig titel 1/1 van boek XV het Wetboek van economisch recht.".
Art. 114.In afdeling 1 van titel 7, hoofdstuk 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 78/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 78/2.Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, of al dan niet een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht of de procedure voor de administratieve geldboete moet worden opgestart.".
Art. 115.In afdeling 1 van titel 7, hoofdstuk 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 112, wordt een artikel 78/3 ingevoegd, luidende : "
Art. 78/3.Indien het openbaar ministerie ervan afziet een strafvervolging in te stellen, of een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van de aanvullende onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 116.In hoofdstuk 3 van titel 7 van dezelfde wet wordt na artikel 78/3, ingevoegd bij artikel 115, het opschrift "Afdeling 2. - Bestraffing" ingevoegd.
Art. 117.In het artikel 79 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 000 euro" vervangen door de woorden "hetzij met een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 000 euro, hetzij met een administratieve geldboete van 26 tot 25 000 euro";2° in het tweede lid worden de woorden "een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 50 000 euro" vervangen door de woorden "hetzij een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 50 000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 26 tot 50 000 euro".
Art. 118.In artikel 81 van dezelfde wet worden de woorden "een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 000 euro" vervangen door de woorden "hetzij een strafrechtelijke geldboete van 26 tot 25 000 euro, hetzij een administratieve geldboete van 26 tot 25 000 euro".
Art. 119.In afdeling 2 van titel 7, hoofdstuk 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 116, wordt een artikel 81/1 ingevoegd, luidende : "
Art. 81/1.De bepalingen van titel 2, hoofdstuk 1/1, van boek XV van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de administratieve geldboetes bedoeld in deze wet.
De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboetes bedoeld bij deze wet.".
Art. 120.In afdeling 2 van titel 7, hoofdstuk 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij artikel 116, wordt een artikel 81/2 ingevoegd, luidende : "
Art. 81/2.De artikelen XV.69, XV.71, XV.73 en XV.74 van het Wetboek van economisch recht zijn toepasselijk op de strafrechtelijke inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten.".
Art. 121.In artikel 82 van dezelfde wet wordt paragraaf 4 opgeheven.
Art. 122.Artikel 83 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 83.Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk op deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vormt, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel 82, § 1, een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van de handeling wordt aangemaand, overeenkomstig artikel XV.31 van het Wetboek van economisch recht.".
Art. 123.Artikel 84 van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : "
Art. 84.Wanneer inbreuken op deze wet of haar uitvoeringsbesluiten worden vastgesteld, kunnen de door de minister bevoegd voor Economie aangestelde ambtenaren aan de overtreders een transactie voorstellen, overeenkomstig artikel XV.61 van het Wetboek van economisch recht.
Het bedrag van de transactie mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.
De betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld.".
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 29 september 2020.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, N. MUYLLE De Minister van Justitie, K. GEENS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken: 55-1385 (2019/2020) Integraal verslag : 24 september 2020.