Etaamb.openjustice.be
Wet van 27 januari 1999
gepubliceerd op 30 januari 1999

Wet tot wijziging van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, van de nieuwe gemeentewet en van de gemeentekieswet, en tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie nr. 94/80/EG van 19 december 1994

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000058
pub.
30/01/1999
prom.
27/01/1999
ELI
eli/wet/1999/01/27/1999000058/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 JANUARI 1999. - Wet tot wijziging van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, van de nieuwe gemeentewet en van de gemeentekieswet, en tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Unie nr. 94/80/EG van 19 december 1994 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in arikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK I. - Wijziging van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provineieraadsverkiezingen

Art. 2.In artikel 1, § 5, eerste lid, van de wet van 19 oktober 1921 tot regeling van de provincieraadsverkiezingen, vervangen bij de gewone wet van 16 juli 1993, wordt het woord « kiezerslijst » vervangen door de woorden « lijst van de Belgische kiezers ». HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de nieuwe gemeentewet

Art. 3.In de nieuwe gemeentewet, gecodificeerd bij het koninklijk besluit van 24 juni 1988 en bekrachtigd bij de wet van 26 mei 1989, wordt artikel 13, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1988 en bij het koninklijk besluit van 30 mei 1989, aangepast als volgt : 1° in het eerste lid, eerste zin, wordt het woord « Belgische » ingevoegd tussen het woord « de » en het woord « verkozenen »;2° in het tweede lid, wordt het woord « Belgische » ingevoegd tussen de woorden « buiten de » en het woord « verkozenen » en tussen het woord « de » en het woord « gemeenteraadskiezers ».

Art. 4.In artikel 14 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1988 en bij het koninklijk besluit van 30 mei 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « van Belgische nationaliteit » ingevoegd na de woorden « door de eerstgekozen schepen » en na de woorden « een andere schepen »;2° in het tweede lid worden de woorden « van Belgische nationaliteit » ingevoegd na de woorden « of een gemeenteraadslid ».

Art. 5.In artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 9 augustus 1988, bij het koninklijk besluit van 30 mei 1989 en bij de wet van 21 maart 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, eerste zin, worden de woorden « uit zijn midden » vervangen door de woorden « onder de gemeenteraadsleden met Belgische nationaliteit »;2° § 2 wordt als volgt gewijzigd : a) het tweede lid wordt aangevuld met de woorden « onverminderd het vijfde en zesde lid »;b) in het vijfde lid wordt het woord « Belgische » ingevoegd tussen de woorden « tot raadslid gekozen » en het woord « kandidaten »;c) na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : « Als een lijst meer schepenmandaten verkrijgt dan zij tot raadslid gekozen Belgische kandidaten telt, gaat men tewerk zoals aangegeven in het vierde lid.»; d) in het laatste lid wordt het woord « achtste » vervangen door het woord « voorgaande ».

Art. 6.In artikel 17, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991, wordt het woord « Belgische » ingevoegd tussen het woord « het » en het woord « gemeenteraadslid ».

Art. 7.In artikel 18, vijfde lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 21 maart 1991 en gewijzigd bij de wet van 29 juni 1992, worden de woorden « van Belgische nationaliteit » ingevoegd tussen het woord « raadslid » en het woord « aangewezen » en wordt het woord « negende » vervangen door het woord « laatste ».

Art. 8.Artikel 71 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991, de gewone wet van 16 juli 1993 en de wet van 11 juli 1994, wordt gewijzigd als volgt : 1° het huidige beschikkende gedeelte, dat het eerste lid wordt, wordt aangevuld met een punt 9°, luidend als volgt : « 9° elke persoon die een ambt of mandaat uitoefent dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester in een lokale basisoverheid van een andere Lid-Staat van de Europese Unie.De Koning stelt een enuntiatieve lijst op van ambten of mandaten die als gelijkwaardig worden beschouwd; » 2° er wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « De bepalingen van het eerste lid, 1° tot 8°, zijn eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid-Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen.»

Art. 9.Artikel 72 van dezelfde wet wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « Wat het mandaat van schepen betreft, zijn de bepalingen van het eerste lid eveneens van toepassing op de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in België verblijven voor de uitoefening in een andere Lid-Staat van de Europese Unie van ambten die gelijkwaardig zijn aan die bedoeld in deze bepalingen. »

Art. 10.In artikel 279, derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 en aangevuld bij de wet van 21 maart 1991, worden de woorden « van Belgische nationaliteit » ingevoegd tussen de woorden « een raadslid » en de woorden « , van wie de taalaanhorigheid ». HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van de gemeentekieswet

Art. 11.Een artikel 1bis, luidend als volgt, wordt ingevoegd in de gemeentekieswet, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 4 augustus 1932 : «

Art. 1bis.§ 1. Kunnen de hoedanigheid van gemeenteraadskiezer verwerven, de onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Unie die, behalve wat betreft de nationaliteit, voldoen aan de andere kiesbevoegdheidsvoorwaarden bedoeld in artikel 1, § 1, en die, overeenkomstig § 2 van dit artikel, hun wil te kennen hebben gegeven om dit stemrecht in België uit te oefenen.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de niet-Belgische onderdanen van de Europese Unie die in de bevolkingsregisters staan vermeld, geacht te voldoen aan de in 3° van artikel 1, § 1, bedoelde voorwaarde. § 2. Om te kunnen worden ingeschreven op de in artikel 3, § 1, bedoelde kiezerslijst, moeten de in § 1 van dit artikel bedoelde personen bij de gemeente waar zij hun hoofdverblijfplaats hebben gevestigd, een schriftelijke aanvraag indienen overeenkomstig het door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde model met vermelding van : 1° hun nationaliteit;2° het adres van hun hoofdverblijfplaats. De artikelen 7bis en 13 van het Kieswetboek zijn mede van toepassing.

De kennisgevingen bedoeld in artikel 13 van het Kieswetboek worden echter door de betrokken parketten of griffies van de hoven en rechtbanken gedaan op uitdrukkelijk verzoek van de gemeentelijke overheden, wanneer deze laatste hebben vastgesteld dat de persoon die om zijn inschrijving op de kiezerslijst heeft gevraagd, onder de toepassing kan vallen van de maatregelen van uitsluiting of schorsing bedoeld in de artikelen 6 en 7 van het Kieswetboek.

Deze kennisgevingen worden binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag van de gemeentelijke overheid doorgestuurd. Indien er geen grond tot kennisgeving bestaat, wordt de gemeentelijke overheid daarvan binnen dezelfde termijn in kennis gesteld.

In geval van kennisgeving nadat de kiezerslijst is opgemaakt, wordt de betrokkene van deze lijst geschrapt.

Het college van burgemeester en schepenen controleert of de betrokkene de kiesbevoegdheidsvoorwaarden vervult en indien dit het geval is, geeft het college bij ter post aangetekende brief aan de betrokkene kennis van zijn beslissing om hem in te schrijven op de kiezerslijst.

De inschrijving wordt in de bevolkingsregisters vermeld volgens de door de Koning vastgestelde nadere regelen.

Wanneer de aanvrager één of andere kiesbevoegdheidsvoorwaarde niet vervult, geeft het college van burgemeester en schepenen van de gemeente van zijn verblijfplaats hem bij ter post aangetekende brief kennis van zijn gemotiveerde beslissing om zijn inschrijving op de kiezerslijst te weigeren.

De beslissingen van inschrijving of van weigering van inschrijving op de kiezerslijst, worden opgesteld volgens de door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgestelde modellen.

Onontvankelijk worden verklaard de aanvragen die worden ingediend tijdens de periode die begint op de datum van het opmaken van de kiezerslijst en afloopt op de datum van de verkiezing waarvoor ze werd opgemaakt.

Buiten de periode bedoeld in het vorige lid kan iedereen die in de hoedanigheid van kiezer erkend is, schriftelijk verklaren dat hij van deze hoedanigheid afziet, bij de gemeente waar hij zijn hoofdverblijfplaats gevestigd heeft.

De erkenning in de hoedanigheid van kiezer blijft geldig zolang de betrokkene blijft voldoen aan de kiesbevoegdheidsvoorwaarden of zolang hij niet afgezien heeft van zijn hoedanigheid van kiezer, ongeacht de gemeente waar hij zijn verblijfplaats in België heeft gevestigd. § 3. Ingeval zijn aanvraag tot inschrijving als kiezer geweigerd wordt, kan de niet-Belgische onderdaan van de Europese Unie, binnen de tien dagen na de in § 2, achtste lid, bedoelde kennisgeving, zijn eventuele bezwaren per aangetekende brief meedelen aan het college van burgemeester en schepenen. Het college doet binnen de acht dagen na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak, en zijn beslissing wordt onmiddellijk per aangetekende brief betekend aan de betrokkene.

Als het college van burgemeester en schepenen bij zijn beslissing van weigering blijft, kan de niet-Belgische onderdaan van de Europese Unie, binnen de acht dagen na de in het vorige lid bedoelde kennisgeving, tegen deze beslissing een beroep aantekenen bij het Hof van Beroep.

Het beroep wordt aangetekend door middel van een verzoek aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep. Deze brengt het college van burgemeester en schepenen van de betrokken gemeente hiervan onmiddellijk op de hoogte.

De partijen beschikken, vanaf de indiening van het verzoek, over een termijn van tien dagen om nieuwe conclusies in te dienen. Na het verstrijken van deze termijn stuurt de procureur-generaal het dossier, samen met de nieuwe stukken of conclusies, binnen de twee dagen naar de hoofdgriffer van het Hof van Beroep, die de ontvangst daarvan bevestigt.

De artikelen 28 tot 39 van het Kieswetboek zijn van toepassing. § 4. Indien de niet-Belgische onderdaan van de Europese Unie, na in de hoedanigheid van kiezer erkend te zijn, schriftelijk verklaard heeft bij de gemeente van zijn verblijfplaats dat hij van deze hoedanigheid afziet, mag hij pas na de gemeenteraadsverkiezingen waarvoor hij als kiezer ingeschreven was, een nieuwe aanvraag tot erkenning als kiezer indienen. »

Art. 12.In artikel 3, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de gewone wet van 16 juli 1993 en bij de wet van 11 april 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid, punt 1, worden de woorden « in artikel 1, § 1 » vervangen door de woorden « in de artikelen 1, § 1 en 1bis »;2° in het derde lid, wordt de volgende bepaling tussen de eerste en de tweede zin ingevoegd : « Voor de kiezers die in deze hoedanigheid erkend zijn krachtens artikel 1bis, wordt hun nationaliteit vermeld op de kiezerslijst. Bovendien staat naast hun naam de letter « G ». »

Art. 13.In artikel 23, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 5 juli 1976 en 2 augustus 1988, bij de gewone wet van 16 juli 1993 en bij de wetten van 11 april 1994, 24 mei 1994 en 7 juli 1994, worden de volgende leden tussen het zevende en het achtste lid ingevoegd : « De niet-Belgische kandidaten van de Europese Unie voegen bij de akte van bewilliging van hun kandidaatstelling een individuele geschreven en ondertekende verklaring waarin ze hun nationaliteit en het adres van hun hoofdverblijfplaats vermelden en waarin ze verklaren : 1° dat zij in een lokale basisoverheid van een andere Lid-Staat van de Europese Unie geen ambt of mandaat uitoefenen dat gelijkwaardig is aan dat van gemeenteraadslid, schepen of burgemeester;2° dat zij in een andere Lid-Staat van de Europese Unie geen functies uitoefenen die gelijkwaardig zijn met die welke worden bedoeld in artikel 71, eerste lid, 1° tot 8°, van de nieuwe gemeentewet;3° dat zij op de datum van de verkiezing niet ontheven of geschorst zijn van het verkiesbaarheidsrecht in hun Staat van herkomst. In geval van twijfel over de verkiesbaarheid van de kandidaat, meer bepaald na kennisname van zijn verklaring, kan de voorzitter van het hoofdbureau eisen dat deze kandidaat een attest van de bevoegde overheden van zijn Staat van herkomst indient waarin verklaard wordt dat hij, op de datum van de verkiezing, niet ontheven of geschorst is van het verkiesbaarheidsrecht in deze Staat, of dat deze overheden daarvan niets bekend is. »

Art. 14.In artikel 26, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 9 juni 1982 en 2 augustus 1988, bij de gewone wet van 16 juli 1993 en bij de wet van 24 mei 1994, wordt het tweede lid vervangen door het volgende lid : « Het hoofdbureau wijst de kandidaten af die niet de hoedanigheid van kiezer bezitten. Het wijst ook de niet-Belgische kandidaten van de Europese Unie af die bij hun akte van bewilliging niet de verklaring en, in voorkomend geval, evenmin het bewijs gevoegd hebben die bedoeld zijn in artikel 23, § 1, achtste en negende lid. »

Art. 15.In artikel 65 van dezelfde wet, vervangen door de gewone wet van 16 juli 1993, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen door het volgende lid : « Om tot gemeenteraadslid verkozen te kunnen worden en blijven, moet men kiezer zijn en de in artikel 1 of artikel 1bis bedoelde kiesbevoegdheidsvoorwaarden behouden.»; 2° in het tweede lid, het 2° vervangen als volgt : « 2° de onderdanen van de andere Lid-Staten van de Europese Unie die, ten gevolge van een individuele burgerrechtelijke of een strafrechtelijke beslissing in hun Staat van herkomst ontheven zijn van het recht om gekozen te worden krachtens het recht van die Staat »;3° in het tweede lid, het 3° opheffen, het 4° wordt het 3°;4° in het tweede lid, de woorden « van de bepalingen vermeld in 1° tot 3° », die voorkomen in het 4° dat het 3° wordt, vervangen door de woorden « van de bepalingen vermeld in 1° en 2° »;5° het derde lid wordt opgeheven. HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling

Art. 16.De artikelen 5, 6, 7 en 10 zijn van toepassing tot de dag die de tweede zondag van oktober van het jaar 2006 voorafgaat.

Artikel 9 is pas van toepassing vanaf de tweede zondag van oktober van het jaar 2006.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 27 januari 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS _______ Nota (1) Gewone zitting 1997-1998 : Kamer van volksvertegenwoordigers. Parlementaire bescheiden. - Wetsontwerp, nr. 1767/1. - Amendementen, nr. 1767/2.

Gewone zitting 1998-1999 : Kamer van volksvertegenwoordigers.

Parlementaire bescheiden. - Amendemten, nrs. 1767/3 en 4. - Verslag, nr. 1767/5. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1767/6. - Amendement, nr. 1767/7. - Aanvullend verslag, nr. 1767/8. - Tekst aangenomen door de Commissie, nr. 1767/9. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 1767/10.

Handelingen van de Kamer. - Bespreking en aanneming, vergaderingen van 16-17 december 1998 en 7 januari 1999.

Senaat.

Parlementaire bescheiden. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 1-1222/1. - Ontwerp niet geëvoceerd nr. 1-1222/2.

^