gepubliceerd op 30 december 2015
Wet houdende wijziging van de wet van 17 juli 2013 houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten
26 DECEMBER 2015. - Wet houdende wijziging van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten (1)
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamer heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van Grondwet.
Art. 2.In artikel 5 van de wet van 17 juli 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/07/2013 pub. 26/07/2013 numac 2013011348 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen, die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten sluiten houdende de minimale nominale volumes duurzame biobrandstoffen die de volumes fossiele motorbrandstoffen die jaarlijks tot verbruik worden uitgeslagen, moeten bevatten worden de bepalingen onder 1° en 2° vervangen als volgt : "1° categorie A : alle duurzame biobrandstoffen waarvoor Europese of Belgische normen bestaan. 2° categorie B : alle duurzame biobrandstoffen waarvoor geen Europese of Belgische normen bestaan.De duurzame biobrandstoffen van deze categorie worden aanvaard op voorwaarde dat een volledig technisch dossier, dat alle relevante gegevens bevat en dat aantoont dat ze conform zijn met de bepalingen van Richtlijn 2009/30/EG, op voorhand wordt bezorgd aan de Algemene Directie Energie en dat het goedgekeurd wordt door de minister."
Art. 3.Artikel 7 van dezelfde wet, gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 52/2015 van het Grondwettelijk Hof, wordt vervangen als volgt : "Art. 7 § 1. Elke maatschappij die benzine E5, benzine E10 en/of diesel uitslaat tot verbruik, moet garanderen en bewijzen dat de volumes die in de loop van het kalenderjaar tot verbruik worden uitgeslagen ten minste een nominaal volume duurzame biobrandstoffen bevatten, zoals bepaald in de artikelen 4 en 5. § 2. Elke maatschappij dient te garanderen en te bewijzen dat het volume van elk type diesel dat jaarlijks wordt uitgeslagen voor verbruik, minstens een nominaal volume FAME bevat dat overeenkomt met een percentage dat gelijk is aan het maximale percentage vastgelegd in de norm NBN EN 590 min 1 (één) eenheid. § 3. Het jaarlijks nominaal volume FAME dat opgelegd wordt in § 2 moet minstens een werkelijk volume bevatten dat overeenkomt met een percentage FAME dat gelijk is aan het maximale percentage vastgelegd in de norm NBN EN 590 min 2 (twee) eenheden. § 4. Het jaarlijks nominaal volume FAME dat opgelegd wordt in § 2 kan gedeeltelijk of geheel worden vervangen door een duurzame biobrandstof van categorie A of B, op voorwaarde dat het vervangen volume minstens een energie-waarde heeft die gelijkwaardig is aan het volume vervangen FAME. § 5. In het geval dat FAME gedeeltelijk of geheel vervangen wordt door een duurzame biobrandstof van categorie A of B, moet het jaarlijks nominaal volume dat opgelegd wordt in § 4 minstens een werkelijk volume van deze duurzame biobrandstof bevatten met een energiewaarde die gelijkwaardig is aan een werkelijk volume vervangen FAME. § 6. Elke maatschappij dient te garanderen en te bewijzen dat het volume van elk type benzine dat jaarlijks wordt uitgeslagen voor verbruik, minstens een nominaal volume bio-ethanol, zuiver of in de vorm van bio-ETBE, bevat dat overeenkomt met een percentage dat gelijk is aan het maximale percentage vastgelegd in de norm NBN EN 228 min 1 (één) eenheid. § 7. Het jaarlijks nominaal volume bio-ethanol dat opgelegd wordt in § 6 moet minstens een werkelijk volume bevatten dat overeenkomt met een percentage bio-ethanol dat gelijk is aan het maximale percentage vastgelegd in de norm NBN EN 228 min 2 (twee) eenheden. § 8. Het jaarlijks nominaal volume bio-ethanol dat opgelegd wordt in § 6 kan gedeeltelijk of geheel worden vervangen door een duurzame biobrandstof van categorie A of B, op voorwaarde dat het vervangen volume minstens een energie-waarde heeft die gelijkwaardig is aan het volume vervangen bio-ethanol. § 9. In het geval dat bio-ethanol gedeeltelijk of geheel vervangen wordt door een duurzame biobrandstof van categorie A of B, moet het jaarlijks nominaal volume dat opgelegd wordt in § 8 minstens een werkelijk volume van deze duurzame biobrandstof bevatten met een energie-waarde die gelijkwaardig is aan een werkelijk volume vervangen bio-ethanol. § 10. De jaarlijkse nominale volumes die opgelegd worden in §§ 2 en 4 voor de verschillende types diesel en in §§ 6 en 8 voor de verschillende types benzine, kunnen gedeeltelijk vervangen worden door ten hoogste nominale volumes van een duurzame biobrandstof van categorie C die, na toepassing van de verdubbelingsfactor, gelijkwaardig zijn aan 1.5 % van een duurzame biobrandstof van categorie A of B, uitgedrukt in energie-waarde. § 11. De conversiefactoren van de percentages in volume en hun equivalenten in energie-waarde zijn deze die vervat staan in de bijlage III van Richtlijn 2009/28/EG. § 12. Wanneer een maatschappij die in België over een accijnsnummer beschikt, aan een andere maatschappij die over een Belgisch accijnsnummer beschikt, onder de accijnsschorsingsregeling, benzine en/of dieselproducten verkoopt, moet ze, op vraag van deze laatste, haar een verklaring bezorgen die de aanwezigheid van biobrandstof bevestigt, evenals de bewijzen in verband met de duurzaamheid zoals bedoeld in artikel 4. § 13. De hoeveelheden duurzame biobrandstof verkocht onder de accijnsschorsingsregeling, moeten worden in mindering gebracht in de aangifte van de verkoper en opgenomen worden in de aangifte van de koper, indien laatstgenoemde daadwerkelijk tot verbruik uitslaat."
Art. 4.Deze wet heeft uitwerking met ingang van 30 juni 2013.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Ciergnon, 26 december 2015.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS De Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling, Mevr. M.C. MARGHEM Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, afwezig : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk, Economie en Consumenten, belast met Buitenlandse Handel K. PEETERS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers : (www.dekamer.be) Stukken : 54-1518 (2015/2016) Integraal verslag :