gepubliceerd op 26 maart 2002
Wet houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven
22 MAART 2002. - Wet houdende wijziging van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Het tweede lid van artikel 15 van de wet van 21 maart 1991 over de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wordt opgeheven.
Art. 3.In artikel 156 van dezelfde wet wordt een punt 4° toegevoegd dat als volgt luidt : « het grensoverschrijdende vervoer, dit wil zeggen het deel van het traject dat op het nationale grondgebied gelegen is, door de treinen van de gewone dienst uitgevoerd tot aan de eerste halteplaats op het spoorwegnet aan de andere kant van de grens ».
Art. 4.Het opschrift van hoofdstuk III van Titel V van dezelfde wet, voortaan artikel 159 tot 161ter omvat, wordt vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk III. Autonomie, financiën, boekhouding ».
Art. 5.Artikel 161 van dezelfde wet, opgeheven bij het koninklijk besluit van 5 februari 1997, wordt hersteld in de volgende lezing : «
Artikel 161.Wat de N.M.B.S. betreft, wordt artikel 27, § 3, eerste lid, vervangen door de volgende bepaling : « Veertien dagen vóór de algemene vergadering bezorgt de raad van bestuur aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert en aan de minister van Begroting de jaarrekeningen bepaald bij artikel 161bis, samen met het jaarverslag, het verslag van het college van commissarissen en het verslag van de raad van bestuur opgesteld op grond van het advies van het auditcomité waarin wordt voorzien door artikel 161ter, § 3, tweede lid. De algemene vergadering vindt plaats op de laatste werkdag van de maand mei van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar. » In § 3, derde lid, van hetzelfde artikel, worden de woorden « 31 mei » vervangen door de woorden « 30 juni ».
Art. 6.Een artikel 161bis dat luidt als volgt, wordt in dezelfde wet ingevoegd : «
Artikel 161bis.§ 1. Onderhavige paragraaf strekt tot de gedeeltelijke omzetting van richtlijn 91/440/CEE van 29 juli 1991, gewijzigd door richtlijn 2001/12/CE van 26 februari 2001.
Onverminderd artikel 27, § 1, voert de N.M.B.S. per burgerlijk jaar voor elk van de sectoren waarin het bedrijf actief is een analytische en algemene boekhouding, waarin een balans en een resultatenrekening in overeenstemming met het minimale genormaliseerde boekhoudplan zijn opgenomen. Wanneer één van die activiteitssectoren commerciële opdrachten en openbare dienstopdrachten omvat zoals bepaald in onderhavige wet, dan moeten deze boekhoudingen voor elk van deze opdrachten afzonderlijk worden gevoerd. De identificatie van deze activiteitssectoren zal gebeuren zonder afbreuk te doen aan de naleving van richtlijn 91/440/CEE van 29 juli 1991, gewijzigd door richtlijn 2001/12/CE van 26 februari 2001.
De N.M.B.S. voert een specifieke boekhouding voor de investeringen.
Ieder verschillend investeringsproject dat wordt gefinancierd overeenkomstig het van kracht zijnde meerjarige investeringsplan, zal een activarekening voorleggen met identificatie en valutadatum van de tegoeden en de tekorten voor elk van deze rekeningen. Het meerjarige investeringsplan preciseert de begrotingsbedragen die worden toegekend voor elk voornoemd investeringsproject, net zoals zijn meerjarige programmering.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden waaronder de investeringsprojecten zijn vrijgesteld van deze specifieke boekhouding.
De N.M.B.S. vergoedt de rekeningen van de activiteitssectoren waarvan ze geld heeft geleend met een intrest die wordt berekend door rekening te houden met de marktvoorwaarden die van toepassing zijn voor bedrijven met een vergelijkbare financiële structuur.
De N.M.B.S. legt iedere maand een verslag voor van de rekeningen per activiteitssector, samen met een verslag van de thesauriedienst, aan de minister onder wie het overheidsbedrijf ressorteert. § 2. De N.M.B.S. houdt zich uiterlijk tegen het boekjaar 2003 aan de in § 1 bedoelde verplichtingen, tenzij voor wat betreft het vijfde lid, dat uiterlijk tegen de afsluiting van het boekjaar 2001 in werking treedt. »
Art. 7.Aan dezelfde wet wordt een artikel 161ter toegevoegd, dat luidt als volgt : «
Artikel 161ter.§ 1. De raad van bestuur richt een auditcomité, een benoemings- en bezoldigingscomité en een strategisch comité op. § 2. Het auditcomité en het benoemings- en bezoldigingscomité bestaan elk uit vier bestuurders, andere dan de gedelegeerd bestuurder. De raad van bestuur bepaalt de samenstelling en de werkingswijze van beide comités, overeenkomstig deze wet.
Deze comités mogen de gedelegeerd bestuurder uitnodigen op hun vergaderingen; hij zetelt met raadgevende stem. § 3. Het auditcomité voert de taken uit die de raad van bestuur eraan toevertrouwt. Bovendien heeft het de opdracht om de raad van bestuur bij te staan via het onderzoek van financiële informatie, met name de jaarrekeningen, het jaarverslag en de tussentijdse verslagen. Het auditcomité staat ook in voor de betrouwbaarheid en de integriteit van de financiële verslagen inzake risicobeheer.
Ten minste veertien dagen vóór de vergadering tijdens dewelke de raad van bestuur de jaarrekeningen opstelt, vraagt hij het advies van het auditcomité over deze rekeningen.
De Regeringscommissaris en een externe auditeur die wordt aangesteld door de algemene vergadering van de aandeelhouders op voorstel van de raad van bestuur, nemen met raadgevende stem deel aan de vergaderingen van het auditcomité. § 4. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 162quater, zesde lid, een advies uit over de kandidaturen die door de gedelegeerd bestuurder worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de leden van het directiecomité.
De raad van bestuur bepaalt, op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité, de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de leden van het directiecomité en aan de hogere kaderleden. De raad volgt deze kwesties op de voet. § 5. Het strategisch comité bestaat uit : 1° de leden van de raad van bestuur;2° zes leden die de vakorganisaties vertegenwoordigen die zijn aangesloten bij een interprofessionele organisatie die zetelt in de Nationale arbeidsraad. De zetels worden aan deze vakorganisaties toegewezen overeenkomstig hun respectieve vertegenwoordiging binnen de N.M.B.S. Elk van de drie vakorganisaties heeft ten minste één vertegenwoordiger.
Indien een vakorganisatie meer dan één vertegenwoordiger heeft, wordt elke taalrol vertegenwoordigd.
Deze leden worden benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voorstel van de Minister die bevoegd is voor de Spoorwegen.
De vertegenwoordigers van de vakorganisaties worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar.
Zij worden afgezet door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Het strategisch comité telt evenveel Franstaligen als Nederlandstaligen. § 6. Onverminderd de bevoegdheden die worden toegekend aan de raad van bestuur en aan het directiecomité, is het strategisch comité bevoegd voor : 1° de uitwerking, de onderhandeling en de opvolging van de uitvoering van het meerjarige investeringsplan van de N.M.B.S., in overleg met het oriënteringscomité; 2° de onderhandeling en de opvolging van de uitvoering van het beheerscontract, in het kader bepaald door de artikelen 3 tot 5 van deze wet, in overleg met het oriënteringscomité;3° het uitbrengen van een voorafgaand advies aangaande de beslissingen van de raad van bestuur over alle maatregelen die de tewerkstelling op middellange en lange termijn kunnen beïnvloeden;4° het uitbrengen van een voorafgaand advies aangaande de beslissingen van de raad van bestuur inzake algemene bedrijfsstrategie, dochterondernemingen, processen van fusies en overnames, algemeen personeels- en investeringsbeleid, het bedrijfsplan, de ontwikkeling van jaarlijkse financiën en budgetten en de verdediging van de concurrentiepositie. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden beschikt het strategisch comité over de verslagen van het auditcomité betreffende het onderzoek van de rekeningen van de onderneming.
Inzake de opvolging van de uitvoering van het meerjarige investeringsplan en de uitvoering van het beheerscontract overhandigt het strategisch comité een jaarlijks evaluatieverslag aan de minister die bevoegd is voor de spoorwegen.
Het strategisch comité kan op zijn vergaderingen leden van het directiecomité uitnodigen, die met raadgevende stem zetelen.
De voorafgaande adviezen van het strategisch comité in het kader van zijn bevoegdheden zijn bindend, onder voorbehoud van de hierna bepaalde procedure.
Wanneer de raad van bestuur niet akkoord gaat, dient die een nieuw ontwerp van beslissing in bij het strategisch comité dat dan binnen een termijn van tien dagen een nieuw advies kan uitbrengen. Indien de raad van bestuur met dit advies evenmin kan instemmen, kan hij ervan afwijken mits hij zijn weigering motiveert.
De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de ontwerpen van beslissing die een voorafgaand advies vergen, worden ter kennis gebracht en meegedeeld aan het strategisch comité. § 7. De leden van het strategisch comité vormen een college. Zij kunnen hun taken onder elkaar verdelen.
Om geldig samengesteld te zijn, moet het strategisch comité ten minste tien benoemde leden tellen.
Om geldig zitting te houden, moet het strategisch comité bovendien een quorum van ten minste tien leden hebben.
Het strategisch comité wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur.
Bij staking van stemmen in het strategisch comité is de stem van de voorzitter beslissend. »
Art. 8.In Titel V van dezelfde wet een hoofdstuk IIIbis invoegen dat luidt als volgt : « Hoofdstuk IIIbis. Het oriënteringscomité binnen de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
Artikel 161quater.Binnen de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen wordt een oriënteringscomité opgericht dat hierna het oriënteringscomité wordt genoemd.
Artikel 161quinquies.§ 1. Het oriënteringscomité is samengesteld uit : 1° de leden van de raad van bestuur;2° zes vertegenwoordigers, leden van de gewestelijke vervoermaatschappijen, die worden benoemd volgens de modaliteiten bepaald in een samenwerkingsakkoord. § 2. Het oriënteringscomité brengt adviezen uit, formuleert voorstellen en bezwaren betreffende alle maatregelen die een invloed kunnen hebben op de samenwerking met de gewestelijke vervoermaatschappijen.
Het oriënteringscomité onderzoekt bovendien de gevolgen van het meerjarige investeringsplan voor de mobiliteit en voor de verbindingen met de lokale vervoersmodi.
De voorafgaande adviezen van het oriënteringscomité in het kader van zijn bevoegdheden zijn bindend, onder voorbehoud van de hierna bepaalde procedure.
Wanneer de raad van bestuur niet akkoord gaat, dient die een nieuw ontwerp van beslissing in bij het oriënteringscomité dat dan binnen een termijn van tien dagen een nieuw advies kan uitbrengen. Indien de raad van bestuur met dit advies evenmin kan instemmen, kan hij ervan afwijken mits hij zijn weigering motiveert. § 3. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalt de Koning de mededelingsprocedure tussen de raad van bestuur en het oriënteringscomité. »
Art. 9.Artikel 162 van dezelfde wet wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen : «
Artikel 162.De artikelen 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 26 zijn niet van toepassing op de N.M.B.S.
Artikel 162bis.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit tien leden, met inbegrip van de gedelegeerd bestuurder. Ten minste een derde van zijn leden moeten van het andere geslacht zijn. § 2. Bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad benoemt de Koning een aantal bestuurders in verhouding tot het aantal stemmen dat verbonden is aan de aandelen die de Staat bezit.
De bestuurders worden gekozen overeenkomstig de complementariteit van hun competentie inzake financiële en boekhoudkundige analyse, juridische aspecten, hun kennis van de vervoersector, hun deskundigheid inzake mobiliteit, personeelsstrategie en sociale relaties.
Een vacante functie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. In deze bekendmaking wordt aan de kandidaten gevraagd hun titels voor te leggen en wordt de termijn bepaald voor de indiening van de kandidaturen. De andere bestuurders worden vervolgens benoemd door de andere aandeelhouders.
De door de Koning benoemde bestuurders kunnen slechts ontslagen worden bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 3. De bestuurders worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. § 4. Wanneer een plaats van bestuurder openvalt, hebben de overblijvende bestuurders het recht om voorlopig in de vacature te voorzien tot er een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig deze bepaling. § 5. Bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad benoemt de Koning de voorzitter van de raad van bestuur onder de bestuurders. De voorzitter van de raad van bestuur behoort tot een andere taalrol dan de gedelegeerd bestuurder.
Bij staking van stemmen in de raad van bestuur is de stem van de voorzitter beslissend.
De voorzitter kan te allen tijde ter plaatse de boeken, brieven, notulen inkijken en, in het algemeen, alle documenten en geschriften van de N.M.B.S., met inbegrip van de gegevens en de documenten waarover de N.M.B.S. beschikt in de hoedanigheid van aandeelhouder.
Hij kan van de leden van het directiecomité, van de gemachtigden en de personeelsleden van de N.M.B.S. alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. Hij kan zich laten bijstaan door een door hem aangeduide accountant. De vergoeding van de accountant is ten laste van de N.M.B.S. § 6. Bij de uitoefening van hun mandaat en in het licht van de belangen van het bedrijf zijn de leden van de organen van de N.M.B.S. gehouden aan de discretieplicht.
Artikel 162ter.Het directiecomité is belast met het dagelijks bestuur en de vertegenwoordiging wat dat bestuur aangaat, alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
De leden van het directiecomité vormen een college.
Zij kunnen de taken onder elkaar verdelen. Met uitzondering van deze bedoeld in artikel 11, § 2, kan het directiecomité een aantal van zijn bevoegdheden delegeren aan één of meer van zijn leden of aan personeelsleden. Het kan de subdelegatie ervan toestaan.
De delegeringen die krachtens onderhavige bepaling door het directiecomité worden toegekend, worden op straffe van nietigheid ter kennis van de raad van bestuur gebracht
Artikel 162quater.Het directiecomité van de N.M.B.S. is samengesteld uit de gedelegeerd bestuurder en de directeurs-generaal. Het aantal directeurs-generaal wordt bepaald door de raad van bestuur. Het directiecomité wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder.
De gedelegeerd bestuurder wordt benoemd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar. Hij wordt ontslagen door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De directeur-generaal, die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur, en de gedelegeerd bestuurder vertegenwoordigen gezamenlijk de onderneming in al haar handelingen, met inbegrip van de vertegenwoordiging in rechte.
Alle akten van beheer of akten die de onderneming verbinden, worden gezamenlijk ondertekend door de gedelegeerd bestuurder en een directeur-generaal die daartoe werd aangesteld door de raad van bestuur.
De gedelegeerd bestuurder behoort tot een andere taalrol dan deze directeur-generaal.
De raad van bestuur benoemt de leden van het directiecomité, op voorstel van de gedelegeerd bestuurder en na het advies te hebben ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité. Dit laatste moet vooraf een consultancybureau in human resources dat losstaat van de N.M.B.S. hebben geraadpleegd.
Zij worden afgezet door de raad van bestuur. Zij mogen niet de hoedanigheid van bestuurder van de N.M.B.S. hebben.
Alle leden van het directiecomité vervullen een voltijdse functie binnen de N.M.B.S. of in het kader van de vertegenwoordiging van de N.M.B.S.
Artikel 162quinquies.§ 1. Onverminderd artikel 161ter, § 4, worden de rechten, met inbegrip van de vergoeding, en de wederzijdse verplichtingen van de gedelegeerd bestuurder en van de leden van het directiecomité enerzijds en van de N.M.B.S. anderzijds, geregeld door een bijzondere overeenkomst tussen de betrokken partijen. Bij de onderhandelingen over deze overeenkomst wordt de N.M.B.S. vertegenwoordigd door haar raad van bestuur met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder. De gedelegeerd bestuurder kan geen andere emolumenten ontvangen dan zijn vergoeding.
De gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité dat zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging.
Als de gedelegeerd bestuurder of een lid van het directiecomité zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van zijn mandaat. Gedurende deze periode behoudt hij evenwel zijn rechten op loonsverhoging. § 2. De algemene vergadering stelt de bezoldiging vast van de leden van de raad van bestuur. Zij bepaalt ook de bezoldiging van de leden van het strategisch comité en het oriënteringscomité. Zij houdt hierbij rekening met de prestaties van de mandatarissen, waarbij onder andere rekening gehouden wordt met hun lidmaatschap van de bij wet bepaalde comités. Zij houdt eveneens rekening met de doelstellingen van de onderneming. § 3. De in §§ 1 en 2 bedoelde bezoldigingen zijn ten laste van de N.M.B.S. Indien de betrokken bezoldigingen een variabel bestanddeel hebben, dan kunnen in de berekeningsbasis geen elementen voorkomen die als bedrijfskosten worden aangemerkt.
Artikel 162sexies.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet of door het organieke statuut van de N.M.B.S., is het mandaat van lid van de raad van bestuur, van het strategisch comité, van het oriënteringscomité en van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat of met de functie van : 1° lid van het Europees Parlement;2° lid van de Wetgevende Kamers;3° minister of staatssecretaris;4° lid van de Raad of de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad; 6° lid van het personeel van de N.M.B.S.; dit geldt uitsluitend voor de bestuurders en niet voor de gedelegeerd bestuurder.
Bovendien is het mandaat van lid van het directiecomité onverenigbaar met het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn. § 2. Wanneer één van de leden bedoeld in § 1 een inbreuk pleegt op de bepalingen van § 1, moet hij binnen een termijn van drie maanden de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na afloop van deze termijn geacht van rechtswege zijn mandaat bij de N.M.B.S. te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.
Artikel 162septies.De bestuurders en de leden van het directiecomité verliezen hun mandaat van rechtswege op de leeftijd van vijfenzestig jaar.
Artikel 162octies.Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van deze delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de raad van bestuur.
Artikel 162nonies.§ 1. De N.M.B.S. staat onder de controlebevoegdheid van de minister onder wie de spoorwegen ressorteren. Deze controle gebeurt door bemiddeling van een Regeringscommissaris, die wordt benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de betrokken minister.
De minister onder wie de spoorwegen ressorteren, kan één plaatsvervanger aanduiden voor het geval de Regeringscommissaris verhinderd zou zijn of om deze laatste bij te staan in zijn opdracht.
De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissaris en zijn bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van de N.M.B.S. § 2. De Regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet, van het organieke statuut van de N.M.B.S. en van het beheerscontract. Hij ziet er op toe dat het beleid van de N.M.B.S., inzonderheid wat het beleid bij toepassing van artikel 13 betreft, de uitvoering van de taken van openbare dienst niet in het gedrang brengt.
De Regeringscommissaris brengt verslag uit bij de minister die bevoegd is voor de spoorwegen. Hij brengt verslag uit aan de minister van Begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur, het directiecomité, het strategisch comité of het oriënteringscomité die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat. § 3. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van het strategisch comité, het oriënteringscomité, de raad van bestuur en het directiecomité en heeft er raadgevende stem. Hij kan te allen tijde ter plaatse kennis nemen van de boeken, brieven, notulen en, in het algemeen, van alle documenten en geschriften van de N.M.B.S. Hij kan van de leden van het strategisch comité en van de bestuurders, van de gemachtigden en de personeelsleden van de N.M.B.S. alle ophelderingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat.
De N.M.B.S. stelt de Regeringscommissaris de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van zijn mandaat. § 4. De Regeringscommissaris tekent binnen een termijn van vier dagen beroep aan bij de bovenvernoemde minister tegen elke beslissing die strijdig is met de wet, het organieke statuut of het beheerscontract.
De termijn bedoeld in het bovenstaande lid wordt onderbroken door wettelijke feestdagen, zaterdagen en zondagen.
Deze termijn gaat in op de dag van de vergadering waarop de beslissing is genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd, en, in het tegenovergestelde geval, op de dag waarop hij de kennisgeving van de beslissing heeft ontvangen. Wanneer een beroep wordt gedaan op de schriftelijke procedure bepaald in artikel 521, tweede lid, van het Wetboek van vennootschappen, begint de termijn te lopen op de dag waarop de Regeringscommissaris kennis heeft genomen van de aldus aangenomen beslissing. Het beroep is opschortend.
In geval van weerslag op de algemene uitgavenbegroting van de Staat vraagt de minister die bevoegd is voor de spoorwegen het akkoord van de minister van Begroting.
Heeft de minister onder wie de spoorwegen ressorteren, binnen een termijn van acht volle dagen, ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief, onverminderd de bepalingen van het laatste lid. De betrokken minister betekent de nietigverklaring aan het bestuursorgaan.
Indien de minister van Begroting en de minister onder wie de spoorwegen ressorteren, binnen de in het voorgaande lid bedoelde termijn van acht dagen niet tot een akkoord komen, dan wordt over de aangelegenheid beslist binnen een termijn van dertig volle dagen, ingaand op dezelfde dag als de in het eerste lid bedoelde termijn, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure. § 5. Elk jaar brengt de raad van bestuur bij de minister die bevoegd is voor de spoorwegen, verslag uit over de uitvoering door de N.M.B.S. van haar taken van openbare dienst. § 6. Elk jaar brengt de minister die bevoegd is voor de spoorwegen, bij de Wetgevende Kamers verslag uit over de toepassing van de eerste titel en van deze titel.
Artikel 162decies.De eerste dag van de twaalfde maand die voorafgaat aan de vervaldatum van het beheerscontract, legt de raad van bestuur van de N.M.B.S. de doelstellingen en de strategie van het bedrijf vast in een ondernemingsplan voor de duur van het beheerscontract, op grond van de mobiliteitsdoelstellingen die worden bepaald door de Ministerraad.
Het ondernemingsplan moet volgende onderwerpen bevatten : 1. De structuur en de eigenschappen van het vervoeraanbod op het spoorwegnet en de onthaalplaatsen;2. De relatie tussen het vervoeraanbod en de infrastructuurbehoeften uiteengezet in een voorstel van meerjarig investeringsplan;het meerjarige investeringsplan omvat de planning van de spoorweginvesteringen over meerdere jaren voor de verwerving, de aanleg, het onderhoud, het beheer en de exploitatie van de infrastructuur en de investeringen in het rollend materieel; 3. Het personeelsbeleid;4. De evolutie van de exploitatierekening uitgedrukt in een financieel plan;5. De beschrijving van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de andere activiteitssectoren. De hierboven bedoelde punten 1 tot 4 worden, als noodzakelijk onderdeel van de uitvoering van de taken van openbare dienst en van het meerjarige investeringsplan, goedgekeurd door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad.
De andere onderdelen van het plan, waaronder het hierboven bedoelde punt 5, worden ter informatie overgemaakt aan de minister bevoegd voor de spoorwegen.
Het ondernemingsplan wordt jaarlijks aangepast en aan de minister bevoegd voor de spoorwegen meegedeeld.
Het ondernemingsplan vormt een voorafgaande voorwaarde voor de onderhandeling van het beheerscontract.
Artikel 162unidecies.Onverminderd artikel 3, § 2, van de wet bevat het beheerscontract van de N.M.B.S. eveneens : 1° voor wat het spoorvervoer betreft, het niveau van openbare dienstverlening dat bereikt moet worden op het spoorwegnet en zijn onthaalplaatsen;2° het meerjarige investeringsplan.»
Art. 10.In de artikelen 4, § 2, eerste lid en 5, § 3, eerste lid, van dezelfde wet, wordt het directiecomité begrepen als zijnde het strategisch comité.
Art. 11.Dertig dagen na de inwerkingtreding van onderhavige wet lopen de mandaten van de bestuurders van rechtswege ten einde.
Art. 12.Deze wet treedt in werking op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad verschijnt.
Het mechanisme waarin artikel 162decies, ingevoegd bij artikel 9 van deze wet, voorziet, treedt pas in werking na de goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de ministerraad, van het eerste beheerscontract dat is opgesteld met de organen van de N.M.B.S. die werden aangesteld volgens de procedures bepaald in deze wet.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 maart 2002.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen. Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers: 50-422 - 2001/2002. - Nr. 1 Wetsontwerp. - Nr. 2 Amendement. - Nr. 3 Amendement. - Nr. 4 Verslag. - Nr. 5 Verbeterde artikels. - Nr. 6 Amendement. - Nr. 7 Amendement. - Nr. 8 Amendement. - Nr. 9 Amendement. - Nr. 10 Aangenomen tekst.
Stukken van de Senaat : 2 - 934 - 2001/2002. - Nr. 1 Ontwerp geëvoceerd door de Senaat. - Nr. 2 Amendementen. - Nr. 3 Amendementen. - Nr. 4 Verslag. - Nr. 5 Amendementen.