gepubliceerd op 22 mei 2003
Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden
22 APRIL 2003. - Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Bepalingen betreffende het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden
Art. 2.Artikel 28, tweede lid, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, ingevoegd bij de wet van 18 februari 1997, wordt opgeheven.
Art. 3.Artikel 29 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 24 december 1993, wordt vervangen als volgt : «
Art. 29.- Het bijzonder Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, hierna « het Fonds » genoemd, wordt gestijfd door de bijdragen bepaald in het tweede lid.
Bij iedere veroordeling tot een criminele of correctionele hoofdstraf spreekt de rechter de verplichting uit om een bedrag van 25 cent te betalen als bijdrage tot het Fonds. Dit bedrag is onderworpen aan de verhoging voorzien in de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten en kan gewijzigd worden bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De federale overheidsdienst Financiën zorgt voor de invordering van de bedragen bedoeld in het vorige lid, volgens de regels van toepassing op de invordering van de strafrechtelijke geldboeten. De ingevorderde sommen worden driemaandelijks overgemaakt aan het Fonds.
De betalingen door de veroordeelde gedaan, worden eerst op de gerechtskosten verschuldigd aan de Staat, vervolgens op de bijdrage bedoeld in het eerste lid en ten slotte op de strafrechtelijke geldboete toegerekend, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 49 van het Strafwetboek. » HOOFDSTUK III. - Bepalingen houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden
Art. 4.In artikel 30 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 17 februari 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 worden de woorden « Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden » vervangen door de woorden « Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van gewelddaden » en worden de woorden « een hulp » vervangen door de woorden « een financiële hulp »;2° de §§ 2 tot 4 worden vervangen als volgt : « § 2.De Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, hierna « de commissie » genoemd, wordt ingedeeld in kamers. De Koning bepaalt het aantal kamers.
De voorzitter en de ondervoorzitters van de commissie zijn magistraten van de rechterlijke orde. Het aantal ondervoorzitters is hetzelfde als het aantal kamers min één.
De commissie bestaat verder uit evenveel advocaten of ere-advocaten en ambtenaren of gepensioneerde ambtenaren van niveau 1 als er kamers zijn. Andere categorieën commissieleden kunnen door de Koning worden aangewezen. Hij kan hiertoe bijzondere voorwaarden opleggen. De helft van de leden behoort tot de Nederlandse taalrol, de andere helft tot de Franse taalrol. De voorzitter, de ondervoorzitters en ieder lid hebben een plaatsvervanger.
De voorzitter moet het bewijs leveren van de kennis van het Nederlands en het Frans, overeenkomstig de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken. Ten minste één van de personen vermeld in het vorige lid moet, op de door de Koning bepaalde wijze, het bewijs leveren van een voldoende kennis van de Duitse taal. De voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en hun plaatsvervangers worden door de Koning aangewezen. De helft van de ambtenaren wordt aangewezen op voordracht van de Minister van Financiën, de andere helft op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
Het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en hun plaatsvervangers duurt zes jaar, zonder dat de titularis de leeftijd van 70 jaar mag overschrijden. Het mandaat is vernieuwbaar.
De commissie wordt bijgestaan door een secretaris en minstens evenveel adjunct-secretarissen min één en evenveel plaatsvervangende secretarissen als er kamers zijn; de personeelsformatie van het secretariaat van de commissie moet ten minste uit veertien personen bestaan. Zij worden aangewezen door de Minister van Justitie. De helft behoort tot de Nederlandse taalrol, de andere helft tot de Franse taalrol.
Iedere kamer wordt voorgezeten door de voorzitter of een ondervoorzitter, of door hun plaatsvervanger. § 3. De kamers doen uitspraak over de verzoeken om financiële hulp en de verzoeken om aanvullende hulp bedoeld in de artikelen 31bis en 37.
De voorzitters van de kamers houden zitting als enig lid inzake verzoeken om noodhulp als bedoeld in artikel 36, inzake verzoeken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond zijn, of wanneer ze de afstand van het geding toewijzen of de zaak van de rol afvoeren. § 4. De kosten verbonden aan de werkzaamheden van de commissie en het secretariaat komen ten laste van de begroting van de Federale Overheidsdienst Justitie. »
Art. 5.Artikel 34 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 23 juli 1991 en bij wet van 17 februari 1997, wordt vervangen als volgt : «
Art. 34.- De vraag om financiële hulp, noodhulp of aanvullende hulp geschiedt bij verzoekschrift dat in twee exemplaren wordt neergelegd bij het secretariaat van de commissie of haar wordt toegezonden bij een ter post aangetekende brief. Het wordt ondertekend door de verzoeker of door zijn advocaat.
In het verzoekschrift wordt melding gemaakt van : 1° de dag, de maand en het jaar;2° de naam, voornamen, het beroep, de woonplaats en de nationaliteit van het slachtoffer, de verzoeker en, in voorkomend geval, de wettelijke vertegenwoordiger;3° de datum, de plaats en een korte beschrijving van de opzettelijke gewelddaad;4° de datum waarop klacht is ingediend, waarop de hoedanigheid van benadeelde persoon is aangenomen en, in voorkomend geval, de datum van de burgerlijke partijstelling;5° de middelen waarover de verzoeker beschikt om schadevergoeding te verkrijgen;6° de raming van de verschillende bestanddelen van de schade waarvoor een hulp wordt gevraagd en het totale bedrag van de gevraagde hulp. Het verzoekschrift eindigt met de woorden : « Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring oprecht en volledig is. » Bij het verzoekschrift worden gevoegd : - een afschrift van, naargelang het geval, de beslissing tot seponering wegens het onbekend blijven van de dader, de beslissing van het onderzoeksgerecht, de definitieve rechterlijke beslissing over de strafvordering en de eventuele beslissing over de burgerlijke belangen; - de stukken tot staving van de verschillende bestanddelen van de schade waarvoor een hulp wordt gevraagd, waaronder de medische attesten en verslagen. »
Art. 6.In dezelfde wet wordt een artikel 34bis ingevoegd, luidende : « Art. 34bis . - De commissie kan alle nuttige onderzoeken uitvoeren of gelasten die ertoe strekken de financiële toestand na te gaan van de verzoeker en van degene die de opzettelijke gewelddaad heeft gepleegd. Ze kan iedere overheid om inlichtingen vragen betreffende hun beroepssituatie en hun financiële, sociale en fiscale toestand, zonder dat die overheid haar de plicht tot geheimhouding kan tegenwerpen. Ze kan, met machtiging van de procureur-generaal of de auditeur-generaal, de politiediensten verzoeken een financieel onderzoek in te stellen.
De commissie kan, met machtiging van de procureur-generaal of auditeur-generaal, de mededeling gelasten van het origineel of een afschrift van het strafdossier.
De commissie kan de gerechtelijke geneeskundige dienst opdragen een deskundig onderzoek uit te voeren of te gelasten waarbij de letsels van het slachtoffer worden vastgesteld en omschreven. Zij kan eventueel andere deskundigen aanstellen en getuigen horen.
Het resultaat van de onderzoeksverrichtingen is uitsluitend bestemd voor het onderzoek van het verzoek en blijft gedekt door het beroepsgeheim.
Elk lid van een kamer kan de onderzoeksverrichtingen vermeld in het eerste tot derde lid uitvoeren of gelasten.
De secretaris en de adjunct-secretarissen bereiden de dossiers voor en vullen ze aan. Ze maken in elke zaak een verslag op en kunnen de commissieleden voorstellen om een onderzoeksverrichting te bevelen zoals bedoeld in het eerste tot derde lid. Het verslag omvat een beknopte weergave van de objectieve feitelijke gegevens en de genomen rechterlijke beslissingen, en geeft in voorkomend geval aan welke gegevens nog ontbreken en welke wettelijke voorwaarden niet of nog niet vervuld lijken te zijn. »
Art. 7.In dezelfde wet wordt een artikel 34ter ingevoegd, luidende : «
Art. 34ter.- De commissie doet uitspraak bij een met redenen omklede beslissing.
De verzoeker wordt door de commissie gehoord indien hij daar schriftelijk heeft om verzocht of indien ze dit noodzakelijk acht. Hij kan zich hiervoor laten bijstaan of vertegenwoordigen door zijn advocaat. Hij kan zich ook laten bijstaan door de gemachtigde van een overheidsinstelling of een door de Koning hiertoe erkende vereniging.
De Minister van Justitie of zijn afgevaardigde kan een schriftelijk advies uitbrengen betreffende de naleving van de wet. »
Art. 8.In dezelfde wet wordt een artikel 34quater ingevoegd, luidende : «
Art. 34quater.- De verzoeker en de Minister van Justitie kunnen tegen de beslissing van de commissie een beroep tot nietigverklaring instellen bij de Raad van State, overeenkomstig artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. »
Art. 9.In dezelfde wet wordt een artikel 34quinquies ingevoegd, luidende : «
Art. 34quinquies.- De beslissing van de commissie wordt binnen acht dagen na de uitspraak bij een ter post aangetekende brief bekendgemaakt aan de verzoeker, en per gewone post aan de advocaat van de verzoeker en de Minister van Justitie.
De kennisgeving aan de verzoeker vermeldt de inhoud van artikel 34quater. »
Art. 10.In dezelfde wet wordt een artikel 34sexies ingevoegd, luidende : «
Art. 34sexies.- De Koning stelt de nadere regels vast inzake de procedure en de werking van de commissie. » HOOFDSTUK IV. - Overgangsbepaling
Art. 11.Met uitzondering van artikel 5 is deze wet ook van toepassing op de verzoeken die hangende zijn bij de commissie op het moment van zijn inwerkingtreding. HOOFDSTUK V. - Inwerkingtreding
Art. 12.Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de achtste maand na die waarin ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Zitting 1999-2000. Stukken : Doc 50 0625/(1999/2000) : 001 : Wetsvoorstel van de heer Verherstraeten. 002 tot 004 : Amendementen. 005 : Verslag. 006 : Tekst aangenomen door de commissie. 007 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal verslag : 16 en 17 oktober 2002.
Senaat.
Stukken : 2-1324-2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nrs. 2 tot 3 : Amendementen.
Nr. 4 : Verslag.
Nr. 5 : Tekst geamendeerd door de commissie.
Handelingen van de Senaat : 9 januari 2003.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken : Doc 50 0625/(1999/2000) : 008 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. 009 : Amendement. 010 : Verslag. 011 : Tekst aangenomen door de commissie. 012 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en teruggezonden naar de Senaat.
Integraal verslag : 13 maart 2003.
Senaat.
Stukken : 2-1324-2002/2003 : Nr. 7 : Ontwerp geamendeerd door de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Nr. 8 : Amendementen.
Nr. 9 : Verslag.
Nr. 10 : Tekst geamendeerd door de commissie.
Nr. 11 : Tekst opnieuw geamendeerd door de Senaat en teruggezonden naar de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Handelingen van de Senaat : 20 maart 2003.
Kamer van volksvertegenwoordigers.
Stukken : Doc 50 0625/(1999/2000) : 013 : Ontwerp geamendeerd door de Senaat. (zonder commissieverslag ) 014 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.
Integraal verslag : 27 maart 2003.