Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 13 september 2013

Uittreksel uit arrest nr. 74/2013 van 30 mei 2013 Rolnummer : 5413 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 200 en 201 1 van het Wetboek diverse rechten en taksen en de wet van 1 mei 1939 « waarbij aan de Koning bep Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechter(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2013204187
pub.
13/09/2013
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

Uittreksel uit arrest nr. 74/2013 van 30 mei 2013 Rolnummer : 5413 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 200 en 2011 van het Wetboek diverse rechten en taksen en de wet van 1 mei 1939 « waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend voor het gezondmaken en in evenwicht brengen van de openbare financiën, het bekomen van gunstiger voorwaarden voor de ontwikkeling van 's lands economie en het voorzien in andere dringende noodwendigheden », gesteld door de Correctionele Rechtbank te Dendermonde.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, en de rechters E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging Bij vonnis van 21 mei 2012 in zake het openbaar ministerie tegen de nv « Think Media Outdoor » en anderen, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 juni 2012, heeft de Correctionele Rechtbank te Dendermonde de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Is het verbod op aanplakking zoals omschreven in artikel 200 van het Wetboek diverse rechten en taksen (WDRT) waarbij de regering gemachtigd wordt de aanplakking te verwijderen in de gebieden die zij bepaalt buitensporig ten aanzien van het doel waarvoor dit verbod werd ingesteld - namelijk om de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren - nu hierbij zelfs geen enkel advies dient te worden ingewonnen, ook niet dat van de Administratie Monumenten en Landschappen, zodat het verbod in strijd is met artikel 16 van de Grondwet en artikel 1 EP EVRM en is dat verbod niet willekeurig en in strijd met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet en artikel 1 EP EVRM omdat het te algemeen geformuleerd is, dat er geen limieten zijn opgelegd en er geen waarborgen voorzien zijn ? 2. Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij niet bepalen dat bij gebreke aan bekrachtiging de op basis van bijzondere machten uitgevaardigde besluiten retroactief uit de rechtsorde verdwijnen, waardoor aan de categorie van rechtsonderhorigen die onder de toepassing van deze wet vallen de grondwettelijk gewaarborgde tussenkomst van een democratisch verkozen beraadslagende vergadering wordt ontnomen ? 3.Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij niet werd bekrachtigd door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat, zoals voorzien in artikel 2 van die wet, waardoor aan de categorie van rechtsonderhorigen die onder de toepassing van deze wet vallen de grondwettelijk gewaarborgde tussenkomst van een democratisch verkozen beraadslagende vergadering wordt ontnomen ? 4.Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182) de artikelen 12 en 14 van de Grondwet door in artikel 1, VII, de essentie van de bevoegdheid van de strafbaarstelling en de vaststelling te delegeren aan de Koning ? 5.Schendt de wet van 1 mei 1939 waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend met het oog op de sanering en het evenwicht van de openbare financiën, het creëren van gunstigere omstandigheden voor de ontwikkeling van de nationale economie en door te voorzien in andere dringende noodzakelijkheden (B.S., 6 mei 1939, Pasin., 1939, 182) de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat artikel 1, I, d, van deze wet toelaat om artikel 200 WDRT te wijzigen, terwijl deze bepaling geen belasting of een taks betreft maar enkel de vrijwaring van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen en zonder dat er bijzondere omstandigheden worden aangevoerd om door middel van bijzondere machten een bepaling die de vrijwaring van de schoonheid van de gebouwen, monumenten, zichten en landschappen betreft te wijzigen, waardoor de categorie van rechtsonderhorigen die onder de wijziging van deze bepaling valt ten onrechte onttrokken zijn aan de rechtsbescherming van de democratisch verkozen volksvertegenwoordiging die de wetgevende macht vormt ? 6.Schendt artikel 200 WDRT in de interpretatie dat daarmee ook het behouden van de aanplakking bedoeld wordt het wettigheidsbeginsel zoals opgenomen in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet ? 7. Schendt artikel 200 WDRT in de interpretatie dat niet alleen plakbrieven maar ook reclame- en publiciteitsmiddelen worden bedoeld het wettigheidsbeginsel zoals opgenomen in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet ? 8.Schendt de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten de bevoegdheidsverdeling tussen de federale staat en de gewesten, opgenomen in artikel 6, [ § 1,] I, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, door de bevoegdheid tot het opmaken van processen-verbaal te regelen voor wat betreft de inbreuken op het verbod tot aanplakking bedoeld in artikel 200 WDRT ? ». (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de volgorde van de prejudiciële vragen B.1. De verwijzende rechter stelt acht prejudiciële vragen, waarvan de laatste betrekking heeft op de inachtneming van de bevoegdheidverdelende regels.

Het Hof geeft in beginsel voorrang aan de toetsing van een wetskrachtige bepaling aan de bevoegdheidverdelende regels. Te dezen is er evenwel aanleiding om eerst in te gaan op de andere prejudiciële vragen, wat het mogelijk maakt de draagwijdte van de in het geding zijnde bepalingen, die betrekking hebben op de omstandigheden waarin bepaalde gedragingen als misdrijf zijn omschreven, nader te bepalen alvorens in te gaan op de laatste vraag, die enkel betrekking heeft op de aanwijzing van de ambtenaren die bevoegd zijn om die misdrijven vast te stellen.

B.2. De eerste, de zesde en de zevende prejudiciële vraag hebben betrekking op artikel 200 van het Wetboek diverse rechten en taksen (hierna : WDRT) en de tweede, de derde, de vierde en de vijfde vraag hebben betrekking op de wet van 1 mei 1939 « waarbij aan de Koning bepaalde machten worden toegekend voor het gezondmaken en in evenwicht brengen van de openbare financiën, het bekomen van gunstiger voorwaarden voor de ontwikkeling van 's lands economie en het voorzien in andere dringende noodwendigheden » (hierna : wet van 1 mei 1939).

Het Hof beantwoordt eerst de vragen die betrekking hebben op artikel 200 van het WDRT. Ten aanzien van artikel 200 van het WDRT B.3.1. Artikel 200 van het WDRT bepaalt : « Ten einde de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren, wordt de regering gemachtigd de aanplakking van alle hoe ook genaamde plakbrieven die een zekere grootte te buiten gaan, op bepaalde plaatsen te verbieden.

De overtredingen van de koninklijke besluiten, ter uitvoering van dit artikel genomen, worden gestraft met een boete van 1,25 EUR tot 50 EUR. Het bepaalde in het eerste boek van het Strafwetboek is van toepassing op die overtredingen.

Door het strafvonnis wordt de vernietiging van de onwettelijk aangebrachte plakbrief, op kosten van de veroordeelde, voorgeschreven ».

Wat het Vlaamse Gewest betreft, zijn de in het tweede lid bepaalde boetes bij decreet van het Vlaamse Gewest van 9 juli 2010 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2010 verhoogd tot respectievelijk 50 en 2.000 euro.

B.3.2. De in het geding zijnde bepaling maakt deel uit van boek II (« Diverse taksen »), titel IX (« Belasting voor aanplakking »), van het WDRT, titel die vóór de wet van 19 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006021359 bron federale overheidsdienst financien Wet tot omvorming van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taken tot het Wetboek diverse rechten en taksen, tot opheffing van het Wetboek der zegelrechten en houdende verscheidene andere wetswijzigingen type wet prom. 19/12/2006 pub. 24/09/2007 numac 2007000809 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot omvorming van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen tot het Wetboek diverse rechten en taksen, tot opheffing van het Wetboek der zegelrechten en houdende verscheidene andere wetswijzigingen. - Duitse vertaling sluiten deel uitmaakte van het bij koninklijk besluit van 2 maart 1927 gecoördineerde Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen.

Met de artikelen 188 tot 199 van het WDRT, wordt een belasting geheven op plakbrieven vanaf een bepaalde afmeting (thans 1 m2), aangebracht op voor het publiek zichtbare plaatsen.

De taks bedraagt 0,50 euro per vierkante meter of breuk van vierkante meter wanneer de oppervlakte van de plakbrief gelijk is aan of groter is dan 1 vierkante meter (artikel 190, eerste lid). De taks « op de affiches van gewoon papier die zonder enige bescherming op panelen worden geplakt » is evenwel maximaal 5 euro (artikel 190, tweede lid).

De « lichtaankondigingen en de aankondigingen bij middel van lichtprojecties, met meervoudige en achtereenvolgende, al dan niet afwisselende advertenties » zijn krachtens artikel 191 onderworpen aan een jaarlijkse belasting gelijk aan vijfmaal de belasting gevestigd bij artikel 190.

Artikel 194 bepaalt dat « uithangborden » en « akten, afschriften, kopieën of uittreksels, ter uitvoering van de wet of van een rechterlijke beslissing aangeplakt » niet aan de belasting voor aanplakking onderhevig zijn en artikel 198 stelt bepaalde soorten plakbrieven vrij van de taks vanwege hun inhoud of vanwege de persoon of instantie waarvan zij uitgaan.

Artikel 195, tweede lid, stelt het aanplakken of behouden van de plakbrief vóór het betalen van de belasting strafbaar met een boete gelijk aan vijfmaal de ontdoken belasting, zonder dat die minder dan 25 euro mag bedragen.

B.3.3. Artikel 200 van het WDRT vindt zijn oorsprong in artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919 « tot invoering ten bate van den Staat, van eene belasting op uithangborden, plakkaten en reclame-toestellen van allen aard dienende tot bekendmaking van nijverheids- of handelsbedrijven » (hierna : wet van 24 augustus 1919), dat bepaalde : « Ten einde de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren, wordt de Regeering gemachtigd, de aanplakking van alle hoe ook genaamde plakbrieven of van plakbrieven die eene zekere grootte te buiten gaan, op bepaalde plaatsen en namelijk in de door den oorlog verwoeste streken te verbieden.

De overtredingen van de koninklijke besluiten, ter uitvoering van dit artikel genomen, worden gestraft met eene boete van 25 frank tot 1 000 frank. Het bepaalde in het eerste boek van het Strafwetboek is van toepassing op die overtredingen, behalve lid 2 van artikel 76.

Door het strafvonnis wordt de vernietiging van den onwettelijk aangebrachten plakbrief, op kosten van den veroordeelde, voorgeschreven ».

Wat de eerste prejudiciële vraag betreft B.4. De vraag betreft de bestaanbaarheid met de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 200 van het WDRT, waarbij de Koning wordt gemachtigd in de gebieden die Hij bepaalt aanplakkingen te verbieden.

B.5. Volgens de beklaagden voor de verwijzende rechter zijn de in de prejudiciële vraag vermelde referentienormen geschonden doordat een beperking van het eigendomsrecht in beginsel enkel door de wetgever kan worden opgelegd en doordat de eigendomsbeperking niet beantwoordt aan motieven van algemeen belang.

B.6. Artikel 200 van het WDRT verbiedt het aanbrengen van plakbrieven op plaatsen die de Koning bepaalt en brengt geen onteigening teweeg.

Er is bijgevolg geen aanleiding om die bepaling te toetsen aan het wettigheidsbeginsel vervat in artikel 16 van de Grondwet, op zichzelf beschouwd.

B.7.1. Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol biedt niet alleen bescherming tegen een onteigening of een eigendomsberoving (eerste alinea, tweede zin), maar tegen elke verstoring van het genot van de eigendom (eerste alinea, eerste zin) en elke regeling van het gebruik van de eigendom (tweede alinea). Doordat beide aangevoerde bepalingen het eigendomsrecht beschermen, vormen de erin vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel, zodat het Hof bij zijn toetsing aan artikel 16 van de Grondwet rekening dient te houden met de ruimere bescherming die artikel 1 van dat Protocol biedt.

B.7.2. Elke inmenging in het recht op eigendom dient een billijk evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van het algemeen belang en van de bescherming van het recht van eenieder op het ongestoorde genot van de eigendom. Er moet een redelijk verband van evenredigheid bestaan tussen de aangewende middelen en het nagestreefde doel (arresten nr. 33/2007, B.5.3, nr. 62/2007, B.5.3, nr. 29/2008, B.12, nr. 50/2011, B.38, en nr. 71/2012, B.9.2).

Het begrip « algemeen belang » is een ruim begrip, dat, wanneer het door de overheid wordt aangevoerd om een inmenging in het eigendomsrecht te verantwoorden, een grondig onderzoek vereist van politieke, economische en sociale factoren. Vermits de wetgever beschikt over een ruime beoordelingsvrijheid om een economisch en sociaal beleid te voeren, dient het Hof de wijze te eerbiedigen waarop hij vorm geeft aan de vereisten van het openbaar nut of het algemeen belang, tenzij zijn beoordeling manifest zonder redelijke grondslag is (zie o.m. EHRM, 21 februari 1986, James e.a. t. Verenigd Koninkrijk, § § 45-46; 19 december 1989, Mellacher e.a. t. Oostenrijk, § 48; 23 november 2000, Ex-Koning van Griekenland e.a. t. Griekenland, § 87; 20 juli 2004, Bäck t. Finland, § 53; 22 februari 2005, Hutten-Czapska t. Polen, § 166; 30 augustus 2007, J.A. Pye (Oxford) Ltd en J.A. Pye (Oxford) Land Ltd t. Verenigd Koninkrijk, § 71; 19 juni 2008, Gauchin t. Frankrijk, § 60, en 29 januari 2013, Zolotas t. Griekenland, § 44).

B.7.3. Zoals blijkt uit de bewoordingen zelf van de in het geding zijnde bepaling, is de inmenging door een verbod tot aanplakking van plakbrieven op sommige plaatsen ingegeven door de wil van de wetgever om « de schoonheid der gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren ».

Een dergelijk oogmerk van algemeen belang biedt een redelijke verantwoording voor een dergelijke inmenging in het eigendomsrecht.

Overigens is de inmenging in het eigendomsrecht te dezen ertoe beperkt het aanbrengen van plakbrieven te verbieden op plaatsen waar de schoonheid van de gebouwen, monumenten, zichten en landschappen door plakbrieven in het gedrang zou kunnen worden gebracht.

B.7.4. Anders dan artikel 16 van de Grondwet, dat het bepalen van de gevallen waarin en de wijze waarop een onteigening kan plaatsvinden in beginsel aan de wetgever zelf voorbehoudt, volstaat voor de inachtneming van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol dat de inmenging in het eigendomsrecht wordt geregeld door een norm die hetzij in een wet, hetzij in een uitvoeringsbesluit kan zijn vervat.

Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol houdt niet in dat de wetgever de Koning niet ertoe kan machtigen te bepalen op welke plaatsen een verbod tot aanplakking aangewezen is.

B.7.5. De beklaagden voor de verwijzende rechter voeren nog aan dat een algemeen verbod tot aanplakking buiten proportie is, temeer daar het verbod niet meer is beperkt tot de door de oorlog verwoeste gebieden.

Artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919, dat aan het huidige artikel 200 van het WDRT ten grondslag ligt, heeft het aan de Regering toevertrouwd het aanbrengen van plakbrieven te verbieden « op bepaalde plaatsen en namelijk in de door den oorlog verwoeste streken ».

Uit de wettekst zelf (« op bepaalde plaatsen en namelijk [...] ») blijkt dat de wetgever het aanbrengen van plakbrieven weliswaar bij uitstek heeft willen verbieden in de door de Eerste Wereldoorlog verwoeste gebieden, maar niet alleen in die gebieden.

Uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 augustus 1919 blijkt dat de wetgever het aan de Koning heeft willen toevertrouwen de precieze plaatsen te bepalen waar het aanbrengen van plakbrieven daadwerkelijk verboden is, rekening houdend met de concrete omstandigheden, de aard van de locatie en het oogmerk van de wetgever, waarbij zelfs het aanbrengen van plakbrieven in door de Eerste Wereldoorlog vernielde steden zoals Ieper niet absoluut werd uitgesloten (Hand., Kamer, 3 juli 1919, pp. 1195-1196).

De wetgever, die geen algemeen verbod tot aanbrengen van plakbrieven, noch een te zeer ontradende belasting heeft willen invoeren, vermocht redelijkerwijze het aan de Koning toe te vertrouwen om, rekening houdend met de concrete omstandigheden en aard van de locatie, in detail te bepalen op welke plaatsen het vrijwaren van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen zulk een verbod kan verantwoorden.

B.8. Voor het overige worden ook de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de eerste prejudiciële vraag betrokken, maar zonder dat wordt uiteengezet welke de categorieën van personen zijn die te dezen zouden moeten worden vergeleken, zodat het Hof op dat onderdeel van de prejudiciële vraag niet kan ingaan.

B.9. De eerste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Wat de zesde prejudiciële vraag betreft B.10. De vraag betreft de bestaanbaarheid van artikel 200 van het WDRT met het wettigheidsbeginsel in strafzaken vervat in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in de interpretatie dat het verbod tot aanplakking niet enkel het aanplakken zelf, maar ook het behouden van de aanplakking omvat.

B.11. De beklaagden voor de verwijzende rechter voeren aan dat artikel 200 van het WDRT, in de interpretatie van het Hof van Cassatie dat zowel het aanplakken als het behouden van de aanplakking verboden zijn, manifest in strijd is met het wettigheidsbeginsel in strafzaken, nu geen redelijk vooruitziende persoon kan weten dat het gaat om een voortdurend misdrijf, dat niet voor verjaring vatbaar is.

B.12.1. De artikelen 12 en 14 van de Grondwet bepalen : «

Art. 12.De vrijheid van de persoon is gewaarborgd.

Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft.

Behalve bij ontdekking op heterdaad kan niemand worden aangehouden dan krachtens een met redenen omkleed bevel van de rechter, dat moet worden betekend bij de aanhouding of uiterlijk binnen vierentwintig uren ». «

Art. 14.Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet ».

B.12.2. Door aan de wetgevende macht de bevoegdheid te verlenen, enerzijds, om te bepalen in welke gevallen en in welke vorm strafvervolging mogelijk is en, anderzijds, om een wet aan te nemen op grond waarvan een straf kan worden bepaald en toegepast, waarborgen de artikelen 12, tweede lid, en 14 van de Grondwet aan elke burger dat geen enkele gedraging strafbaar zal worden gesteld dan krachtens regels aangenomen door een democratisch verkozen beraadslagende vergadering.

Het wettigheidsbeginsel in strafzaken gaat bovendien uit van de idee dat de strafwet moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder, op het ogenblik waarop hij een gedrag aanneemt, kan uitmaken of dat gedrag al dan niet strafbaar is. Het eist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat, enerzijds, diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van dat gedrag zal zijn en, anderzijds, aan de rechter geen al te grote beoordelingsbevoegdheid wordt gelaten.

Het wettigheidsbeginsel in strafzaken staat evenwel niet eraan in de weg dat de wet aan de rechter een beoordelingsbevoegdheid toekent. Er dient immers rekening te worden gehouden met het algemene karakter van de wetten, de uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn en de evolutie van de gedragingen die zij bestraffen.

Aan het vereiste dat een misdrijf duidelijk moet worden omschreven in de wet is voldaan wanneer de rechtzoekende, op basis van de bewoordingen van de relevante bepaling en, indien nodig, met behulp van de interpretatie daarvan door de rechtscolleges, kan weten welke handelingen en welke verzuimen zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid meebrengen.

Enkel bij het onderzoek van een specifieke strafbepaling is het mogelijk om, rekening houdend met de elementen eigen aan de misdrijven die zij wil bestraffen, te bepalen of de door de wetgever gehanteerde algemene bewoordingen zo vaag zijn dat ze het strafrechtelijk wettigheidsbeginsel zouden schenden.

B.12.3. Het in B.3.1 geciteerde eerste lid van artikel 200 van het WDRT machtigt de Koning ertoe « de aanplakking » van plakbrieven op bepaalde plaatsen te verbieden.

Zoals reeds opgemerkt in B.3.3, vindt die bepaling haar oorsprong in artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919.

Uit de parlementaire voorbereiding van die wet blijkt afdoende dat de wetgever, die de bescherming van de zichten en landschappen beoogde te verdedigen (Hand., Kamer, 3 juli 1919, p. 1195) van oordeel was dat « de aanplakking » van plakbrieven op straffe van een geldboete moest worden verboden op de door de Koning te bepalen plaatsen, teneinde de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren. Die doelstelling van de wetgever kan maar worden bereikt als niet alleen het aanbrengen van plakbrieven, maar ook het behouden van reeds aangebrachte plakbrieven strafbaar is.

In een arrest van 8 februari 1989 (Arr. Cass., 1988-1989, nr. 332) heeft het Hof van Cassatie eveneens geoordeeld « dat artikel 200 van de gecoördineerde wetten, die het Wetboek van de met het Zegel Gelijkgestelde Taksen worden genoemd, de tekst overneemt van artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919 tot invoering ten bate van de Staat, van een belasting op uithangborden, plakkaten en reclametoestellen van alle aard, dienende tot bekendmaking van nijverheids- of handelsbedrijven; dat uit de parlementaire voorbereiding van laatstgenoemde bepaling blijkt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest de regering te machtigen om zowel het aanbrengen als het behoud van plakbrieven op bepaalde plaatsen te verbieden ».

Van diegenen tot wie de in het geding zijnde bepaling is gericht, kan derhalve in redelijkheid worden aangenomen dat zij, rekening houdend zowel met de tekst als met de strekking van de wet, die overigens door het Hof van Cassatie is bevestigd, kunnen voorzien dat niet alleen het aanbrengen, maar ook het behouden van plakbrieven op de door de Koning bepaalde plaatsen strafrechtelijk wordt bestraft.

B.13. De zesde prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Wat de zevende prejudiciële vraag betreft B.14. De vraag betreft de bestaanbaarheid van artikel 200 van het WDRT met het wettigheidsbeginsel in strafzaken vervat in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet, in de interpretatie dat het verbod tot aanplakking niet enkel doelt op plakbrieven, maar ook op reclame- en publiciteitsmiddelen.

B.15. Volgens de beklaagden voor de verwijzende rechter machtigt artikel 200 van het WDRT de Koning ertoe het aanplakken van plakbrieven te verbieden, maar niet ook het houden of behouden van reclamepanelen te verbieden.

B.16.1. De term « plakbrieven » in artikel 200 van het WDRT gaat terug op de terminologie van de wet van 24 augustus 1919, die ten grondslag ligt aan de huidige artikelen 188 en volgende van het WDRT. Artikel 188 van het WDRT bepaalt dat een taks wordt gevestigd op « alle om 't even welke plakbrieven die voor het publiek zichtbaar zijn en waarvan de oppervlakte groter is dan 1 vierkante meter ». Artikel 200 zelf bestraft het aanbrengen van « alle hoe ook genaamde plakbrieven die een zekere grootte te buiten gaan ».

Artikel 190 stelt het bedrag van de taks op de plakbrieven vanaf 1 m2 vast naar gelang van hun oppervlakte en voegt eraan toe dat « het bedrag van de taks op de affiches van gewoon papier die zonder enige bescherming op panelen worden geplakt, [...] evenwel niet hoger [ligt] dan 5 euro ». In dat artikel wordt dus het synoniem « affiche » gebruikt, en in artikel 193 wordt als alternatief voor plakbrieven de term « aankondiging » gebruikt.

Voorts worden krachtens artikel 191 « de lichtaankondigingen en de aankondigingen bij middel van lichtprojecties, met meervoudige en achtereenvolgende, al dan niet afwisselende advertenties, [...], welke ook het getal en de veelvuldigheid der aankondigingen zij, [onderworpen] aan een jaarlijkse belasting gelijk aan vijfmaal de belasting gevestigd bij voorgaand artikel ».

In het in B.3.3 geciteerde oorspronkelijke artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919 was gesteld dat de Regering ertoe werd gemachtigd de aanplakking van « alle hoe ook genaamde plakbrieven of van plakbrieven die eene zekere grootte te buiten gaan » op bepaalde plaatsen te verbieden en in het opschrift van de wet van 24 augustus 1919 is sprake van « uithangborden, plakkaten en reclame-toestellen van allen aard dienende tot bekendmaking van nijverheids- of handelsbedrijven ».

B.16.2. Zowel uit de aangehaalde wetteksten als uit de parlementaire voorbereiding van de wet van 24 augustus 1919 blijkt dat de wetgever een ruime draagwijdte heeft gegeven aan het begrip « plakbrief » en meer belang hechtte aan de vorm dan aan de inhoud van de bedoelde publicatie, meer bepaald wat de weerslag ervan op het uitzicht van de omgeving betreft.

Hij heeft daarbij geenszins de reclame- en publiciteitsmiddelen willen uitsluiten, wel integendeel, in zoverre het vooral de verstoring van het uitzicht door middel van plakbrieven voor commerciële doeleinden was die de wetgever ertoe heeft aangezet te voorzien in een op straffe van geldboete gesteld verbod tot aanplakking op de door de Koning te bepalen plaatsen.

Voorts heeft ook het Hof van Cassatie bij zijn arrest van 20 juni 1978 (Arr. Cass., 1978, pp. 1220-1222) duidelijk geoordeeld dat « uit de samenlezing van de artikelen 188 tot 192 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen en het doel van het bepaalde in artikel 200 van dat wetboek moet worden afgeleid dat onder ' plakbrieven ' niet alleen aanplakbiljetten in eigenlijke zin zijn begrepen, maar elk vast of beweeglijk, al dan niet duurzaam visueel reclame- of publiciteitsmiddel, door welk procédé ook tot stand gebracht ».

B.16.3. Van diegenen tot wie de in het geding zijnde bepaling is gericht, kan derhalve in redelijkheid worden aangenomen dat zij, rekening houdend zowel met de tekst als met de strekking van de wet, die overigens door het Hof van Cassatie is bevestigd, kunnen voorzien dat het begrip « plakbrieven » ook de reclame- en publiciteitsmiddelen omvat en dat het aanbrengen en behouden daarvan strafbaar is gesteld.

B.17. De zevende prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Ten aanzien van de wet van 1 mei 1939 B.18.1. De tweede, de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag hebben betrekking op de wet van 1 mei 1939.

Die vragen hebben met elkaar gemeen dat zij, weliswaar vanuit diverse invalshoeken, de grondwettigheid in twijfel trekken van die wet, in zoverre zij delegaties aan de Koning bevat, en meer bepaald in zoverre die wet de rechtsgrondslag vormt van het koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939 « tot wijziging en aanvulling van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taxes » (hierna : koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939), waarbij het toepassingsgebied van artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919, thans artikel 200 van het WDRT, zou zijn uitgebreid door de zinsnede « en namelijk in de door den oorlog verwoeste streken » te schrappen.

B.18.2. De beklaagden voor de verwijzende rechter betogen dat aldus de essentie van de strafbaarstelling is gewijzigd, in strijd met het wettigheidsbeginsel in strafzaken vervat in de artikelen 12 en 14 van de Grondwet (tweede en vierde prejudiciële vraag). Zij voeren ook aan dat, aangezien het koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939 niet door de wetgever werd bekrachtigd op de wijze die is voorgeschreven bij artikel 2 van de wet van 1 mei 1939, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden doordat een categorie van personen de waarborg van het optreden van een democratisch verkozen orgaan is ontnomen (derde prejudiciële vraag). Bovendien voeren zij aan dat de artikelen 10 en 11 van de Grondwet zijn geschonden in de interpretatie dat artikel 1, I, d), van de wet van 1 mei 1939 het mogelijk maakt artikel 200 van het WDRT te wijzigen, terwijl die bepaling geen belasting of taks betreft maar enkel beoogt de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen te vrijwaren (vijfde prejudiciële vraag).

B.18.3. Elk van die vragen gaat uit van het gegeven dat de wetgever aan de Koning de bevoegdheid zou hebben overgedragen om artikel 200 van het WDRT te wijzigen, en Hem daardoor zou hebben gemachtigd om het aanbrengen van plakbrieven te verbieden in andere gebieden dan in « de door de oorlog verwoeste streken ».

Dat uitgangspunt miskent evenwel de draagwijdte van zowel artikel 200 van het WDRT als artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919, waarin het eerstgenoemde artikel zijn oorsprong vindt.

Het in B.3.3 geciteerde artikel 13 van de wet van 24 augustus 1919, alsook artikel 200 van het bij koninklijk besluit van 2 maart 1927 gecoördineerde Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, vóór de wijziging bij koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939, bepaalden dat de Koning ertoe werd gemachtigd de aanplakking van plakbrieven te verbieden « op bepaalde plaatsen en namelijk in de door den oorlog verwoeste streken ».

Zoals reeds uiteengezet naar aanleiding van de eerste prejudiciële vraag (B.7.5), moet de geciteerde zinsnede zo worden begrepen dat de wetgever destijds weliswaar de klemtoon heeft willen leggen op een verbod tot aanplakking in de door de Eerste Wereldoorlog verwoeste gebieden, maar dat hij geenszins heeft uitgesloten dat het verbod ook kon gelden op andere door de Koning te bepalen plaatsen. Met andere woorden, uit het weglaten van de zinsnede « en namelijk in de door den oorlog verwoeste streken » kan niet worden opgemaakt dat elke mogelijkheid tot het verbieden van aanplakkingen « op andere plaatsen » was uitgesloten en dat het toepassingsgebied van de oorspronkelijke strafbaarstelling zou zijn uitgebreid.

B.18.4. In beginsel komt het de verwijzende rechter toe na te gaan of het antwoord op de prejudiciële vraag nuttig is om het hem voorgelegde geschil te beslechten. Slechts wanneer dat klaarblijkelijk niet het geval is, vermag het Hof te beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft.

B.18.5. Nu de tweede, de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag blijken te berusten op een kennelijk onjuist uitgangspunt, en die vragen naar de grondwettigheid van de wet van 1 mei 1939, om die reden, niet relevant zijn voor het beslechten van het bodemgeschil, is er geen aanleiding daarop in te gaan.

De tweede, de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag behoeven geen antwoord.

Ten aanzien van de bevoegdheidverdelende regels B.19. De achtste prejudiciële vraag betreft de overeenstemming met de bevoegdheidverdelende regels van artikel 9 van de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten « tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht » (hierna : wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten), dat bepaalt : « Artikel 2011, eerste lid, van [het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, inmiddels het WDRT], gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 27 juli 1953, wordt vervangen als volgt : ' De personen bevoegd om proces-verbaal op te maken zijn, naast de ambtenaren van het ministerie van Financiën, de leden van de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus en de ambtenaren die daartoe worden gemachtigd door de minister die bevoegd is voor Openbare werken. ' ».

B.20. Naar aanleiding van de beroepen tot vernietiging die in 2003 werden ingesteld tegen de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, oordeelde het Hof bij zijn arrest nr. 163/2004 van 28 oktober 2004, ten aanzien van een middel dat de schending aanvoerde van de artikelen 39 en 170 van de Grondwet, alsook artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen, wat de bevoegdheid van de gewesten inzake de bescherming van het leefmilieu en het afvalstoffenbeleid betreft : « B.4. De belasting voor aanplakking is een belasting die door de Staat wordt geheven op grond van de specifieke fiscale bevoegdheid die hem is toegewezen bij artikel 170, § 1, van de Grondwet. Noch uit het voorwerp ervan, noch uit het bedrag ervan, noch uit de parlementaire voorbereiding van de bestreden wet blijkt dat de voornaamste doelstelling van de wetgever erin bestond het gedrag van de betrokken ondernemingen te wijzigen en dus een beleid inzake leefmilieu en inzake afvalstoffen te voeren. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wetgever de ter zake geldende bepalingen heeft willen vereenvoudigen, gelet op de moeilijkheden in verband met de tenuitvoerlegging ervan. In elk geval blijkt op geen enkele manier dat de federale wetgever hoofdzakelijk een effect zou hebben beoogd dat hij niet zou vermogen na te streven omdat hij aldus een gewestaangelegenheid zou regelen. Uit niets blijkt immers dat de bestreden maatregel de uitoefening van de gewestelijke bevoegdheden onmogelijk of overdreven moeilijk zou maken. Het eerste middel in de zaak nr. 2770 is ongegrond ».

B.21. Met de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten zijn geen wijzigingen aangebracht in artikel 200 van het WDRT. Die wet beoogde in hoofdzaak de administratieve vereenvoudiging van de fiscale bepalingen van de artikelen 188 tot 199, die samen met artikel 200 van het WDRT de huidige titel IX uitmaken van boek II van dat Wetboek, onder het opschrift « Belasting voor aanplakking ».

Wat betreft de bevoegdheid om de ambtenaren aan te wijzen die toezicht houden op de naleving van dat Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan, past het een onderscheid te maken tussen, enerzijds, de artikelen 188 tot 199 van het WDRT, die een hoofdzakelijk fiscale doelstelling hebben, en, anderzijds, artikel 200 van het WDRT, dat weliswaar om historische redenen in dat Wetboek is opgenomen, maar dat, zoals reeds uiteengezet in B.3.3, B.7.3 en B.7.5, betrekking heeft op de bescherming van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen.

B.22. Krachtens artikel 6, § 1, I, 1° en 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen zijn de gewesten bevoegd voor de stedenbouw en de ruimtelijke ordening, en voor de monumenten en de landschappen.

Een regeling die de bescherming van de schoonheid van gebouwen, monumenten, zichten en landschappen beoogt, zoals die van artikel 200 van het WDRT, komt derhalve enkel nog de gewesten toe.

Bovendien is artikel 11 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/08/1980 pub. 11/12/2007 numac 2007000980 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet tot hervorming der instellingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot hervorming der instellingen bij artikel 5 van de bijzondere wet van 16 juli 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/1993 pub. 25/03/2016 numac 2016000195 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten tot vervollediging van de federale staatsstructuur integraal vervangen en is inzonderheid bepaald, niet alleen dat de gemeenschappen en de gewesten binnen de grenzen van hun bevoegdheden de niet-naleving van hun bepalingen strafbaar kunnen stellen en de straffen wegens die niet-naleving kunnen bepalen, maar ook dat, binnen die grenzen, de decreten : « 1° de hoedanigheid van agent of officier van gerechtelijke politie toekennen aan de beëdigde ambtenaren van de Gemeenschaps- of Gewestregering of van instellingen die onder het gezag of het toezicht van de Gemeenschaps- of Gewestregering ressorteren; 2° de bewijskracht regelen van processen-verbaal;3° de gevallen bepalen waarin een huiszoeking kan plaatshebben ». B.23. Sinds de inwerkingtreding van de voormelde bijzondere wet van 16 juli 1993Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/07/1993 pub. 25/03/2016 numac 2016000195 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Gewone wet tot vervollediging van de federale staatsstructuur. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten op 30 juli 1993 komt het derhalve niet langer aan de federale overheid, maar aan de gewesten toe de ambtenaren aan te wijzen die bevoegd zijn om inbreuken op artikel 200 van het WDRT en van de uitvoeringsbesluiten daarvan vast te stellen, alsook om de bewijswaarde te bepalen van hun processen-verbaal.

B.24. Om reden van wat voorafgaat en onverminderd artikel 8 van het Wetboek van strafvordering dient artikel 2011, eerste lid, van het WDRT, in de versie zoals vervangen bij artikel 9 van de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten, zo te worden begrepen dat het uitsluitend betrekking heeft op de aanwijzing van ambtenaren die toezicht houden op de naleving van de artikelen 188 tot 199 van het WDRT en de uitvoeringsbesluiten ervan en dus niet op de aanwijzing van ambtenaren die toezicht houden op de naleving van artikel 200 van dat Wetboek en de uitvoeringsbesluiten ervan. De in het geding zijnde bepaling is dus in overeenstemming met de regels tot verdeling van de bevoegdheden tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.

De achtste prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : 1. Artikel 200 van het Wetboek diverse rechten en taksen schendt niet artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, noch de artikelen 12 en 14 van de Grondwet.2. Artikel 2011, eerste lid, van het Wetboek diverse rechten en taksen, zoals vervangen bij artikel 9 van de wet van 22 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003253 bron federale overheidsdienst financien Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015113 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Slowakije inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 28 september 2000 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015132 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Republiek Estland inzake luchtvervoer, en de Bijlage, ondertekend te Brussel op 3 februari 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 31/10/2003 numac 2003015127 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van het Koninkrijk België en de Regering van de Mexicaanse Verenigde Staten inzake luchtvervoer, en met Bijlage, ondertekend te Mexico op 26 april 1999 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/05/2003 numac 2003003328 bron federale overheidsdienst financien Wet betreffende de openbare aanbiedingen van effecten type wet prom. 22/04/2003 pub. 27/10/2003 numac 2003015157 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regering van de Tsjechische Republiek en de Regering van het Koninkrijk België inzake luchtvervoer, gedaan te Brussel op 6 april 1998 (2) type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003003276 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten met het oog op de inrichting van een nieuwe categorie van instellingen voor collectieve belegging, private privak genaamd, en houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 22/04/2003 pub. 13/05/2003 numac 2003003254 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van artikel 63bis van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009430 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009423 bron federale overheidsdienst justitie Wet houdende de samenstelling en werking van de Commissie voor financiële hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden type wet prom. 22/04/2003 pub. 19/05/2003 numac 2003009413 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot aanvulling van artikel 1410, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 08/05/2003 numac 2003003277 bron federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst justitie Wet houdende toekenning van de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie aan bepaalde ambtenaren van de Administratie der douane en accijnzen type wet prom. 22/04/2003 pub. 14/05/2003 numac 2003003255 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van de artikelen 1752 en 1762 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen betreffende het wegvervoer en de zee- en binnenvaartverzekeringen type wet prom. 22/04/2003 pub. 09/05/2003 numac 2003009408 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 357 en 362 van het Gerechtelijk Wetboek type wet prom. 22/04/2003 pub. 22/05/2003 numac 2003009414 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de artikelen 1017 en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek sluiten tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht, schendt niet de regels tot verdeling van de bevoegdheden tussen de Staat, de gemeenschappen en de gewesten.3. De tweede, de derde, de vierde en de vijfde prejudiciële vraag behoeven geen antwoord. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 30 mei 2013.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, M. Bossuyt

^