gepubliceerd op 13 mei 2003
Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht
22 APRIL 2003. - Wet tot modernisering van de belasting voor aanplakking en de betalingswijzen van het zegelrecht (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. HOOFDSTUK II. - Belasting voor aanplakking
Art. 2.Artikel 188 van het Wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen, vervangen bij het Regentsbesluit van 25 november 1947, wordt aangevuld als volgt : « en waarvan de oppervlakte groter is dan 15 vierkante decimeter. »
Art. 3.Artikel 190 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de besluitwet van 13 januari 1933, de wetten van 13 augustus 1947, 13 juni 1951, 14 februari 1961 en 27 december 1965, en het koninklijk besluit van 13 juli 2001, wordt vervangen als volgt : «
Art. 190.Het bedrag van de taks bedraagt : 1° 0,10 EUR per plakbrief wanneer de oppervlakte van de plakbrief kleiner is dan 1 vierkante meter;2° 0,50 EUR per vierkante meter of breuk van vierkante meter wanneer de oppervlakte van de plakbrief gelijk is aan of groter is dan 1 vierkante meter.»
Art. 4.In artikel 191 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 127 van 28 februari 1935 en de wet van 13 augustus 1947, wordt het woord "driemaal" vervangen door het woord "vijfmaal".
Art. 5.Artikel 195 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 juli 1993, wordt vervangen als volgt : «
Art. 195.De belasting en de boete zijn hoofdelijk verschuldigd : 1° door de persoon die er belang bij heeft dat de plakbrief wordt aangebracht;2° door de ondernemer van aanplakking. Elke aanplakking gedaan of behouden vóór de betaling van de belasting wordt gestraft met een boete gelijk aan vijfmaal de ontdoken belasting, zonder dat zij minder dan 25 EUR mag bedragen.
De onrechtmatig aangeplakte plakbrieven kunnen in beslag worden genomen of vernietigd. »
Art. 6.Artikel 196 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939 en de wetten van 14 augustus 1947 en 22 juli 1993, wordt vervangen als volgt : «
Art. 196.De schuldenaars van de belasting zijn gehouden op elk verzoek van de ambtenaren van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen die ten minste de graad van verificateur hebben, zonder verplaatsing inzage te verlenen van al hun repertoria, registers, boeken en van alle andere bescheiden in verband met hun verrichtingen inzake aanplakking.
Elke weigering van overlegging wordt met een boete van 250 tot 2.500 EUR gestraft. »
Art. 7.In artikel 198 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr.3 van 24 december 1980, de wet van 8 augustus 1981 en de wet van 4 maart 1999, wordt vervangen als volgt : « 1° de plakbrieven aangeplakt door de Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de gemeenten, de autonome provinciebedrijven, de autonome gemeentebedrijven, de polders en wateringen en de openbare instellingen; de plakbrieven van het Nationaal Instituut voor oorlogsinvaliden, oudstrijders en oorlogsslachtoffers;"; b) de bepaling onder 6°, gewijzigd bij de wetten van 22 juli 1970 en 22 december 1989 en aangevuld door de wet van 1 maart 1999, wordt vervangen als volgt : « 6° de plakbrieven van de door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, de Vlaamse Landmaatschappij, la Société régionale wallonne du logement en de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij erkende maatschappijen;de plakbrieven van de coöperatieve vennootschappen, het Woningfonds van de Bond der Kroostrijke Gezinnen van België, het Vlaamse Woningfonds van de Grote Gezinnen, het Woningfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië en het Woningfonds van de Gezinnen van het Brusselse Gewest; de plakbrieven van het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen - België - Stichting naar Belgisch recht, en die van de verenigingen die actief zijn bij de opsporing van verdwenen kinderen of in de strijd tegen de seksuele uitbuiting van kinderen, wanneer zij handelen in overleg met of op verzoek van het genoemde centrum;"
Art. 8.Artikel 199 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947 en 22 juli 1993, wordt vervangen als volgt : «
Art. 199.§ 1. De schuldenaar dient op het bevoegde kantoor een opgave in die de maatstaf van heffing opgeeft alsmede alle noodzakelijke elementen ter bepaling ervan.
De belasting wordt betaald door storting of overschrijving op de postrekening van dat kantoor.
De wijze waarop de registers van de ondernemers van aanplakking en van de fabrikanten van plakbrieven moeten gehouden worden alsmede die waarop hun overeenkomsten er moeten in vermeld worden en over het algemeen al de maatregelen ter uitvoering van de bepalingen van deze titel worden bepaald bij koninklijk besluit.
De overtredingen van de ter uitvoering van het voorgaande lid genomen koninklijke besluiten worden gestraft met een boete van 25 EUR. § 2. In afwijking van § 1 kan voor de in artikel 190, 1°, bedoelde plakbrieven de belasting worden betaald door het aanbrengen en het onbruikbaar maken van een plakzegel op de plakbrief. »
Art. 9.Artikel 2011, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wetten van 13 augustus 1947 en 27 juli 1953, wordt vervangen als volgt : « De personen bevoegd om proces-verbaal op te maken zijn, naast de ambtenaren van het ministerie van Financiën, de leden van de geïntegreerde politiedienst gestructureerd op twee niveaus en de ambtenaren die daartoe worden gemachtigd door de minister die bevoegd is voor Openbare werken. »
Art. 10.In artikel 2012, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 2 juli 1930 en gewijzigd bij koninklijk besluit nr. 63 van 28 november 1939, worden de woorden "de afmetingen" vervangen door de woorden "de oppervlakte".
Art. 11.In hetzelfde Wetboek worden opgeheven : 1° artikel 189, gewijzigd bij de besluitwet van 13 januari 1933, de wetten van 13 augustus 1947, 13 juni 1951, 14 februari 1961, 27 december 1965 en het koninklijk besluit van 13 juli 2001;2° artikel 192, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1931, de besluitwet van 13 januari 1933, het koninklijk besluit nr.63 van 28 november 1939, de wetten van 14 februari 1961 en 27 december 1965 en het koninklijk besluit van 13 juli 2001; 3° de bepaling onder 2° en 3° van artikel 2031, hernummerd bij koninklijk besluit nr.63 van 28 november 1939, bekrachtigd bij wet van 16 juni 1947 en gewijzigd bij regentsbesluit van 25 november 1947; 4° artikel 2032, ingevoegd bij koninklijk besluit nr.63 van 28 november 1939 en bekrachtigd bij de wet van 16 juni 1947; 5° artikel 2041. HOOFDSTUK III. - Betalingswijzen van het zegelrecht
Art. 12.In artikel 2, eerste lid, van het Wetboek der zegelrechten, gewijzigd bij de wet van 9 mei 1959, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : « 2° zegeling door de belastingplichtigen door middel van het aanbrengen en onbruikbaar maken van plakzegels;»; b) de bepaling onder 3° wordt opgeheven.
Art. 13.In artikel 3 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 23 december 1958, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, eerste zin, worden de woorden ", de buitengewone zegeling, het visa voor zegel en de voorwaarden waarin er door de belastingplichtigen kan overgegaan worden tot de zegeling met behulp van machines," vervangen door de woorden "en het visa voor zegel,";2° in het eerste lid, tweede zin, worden de woorden "of met behulp van machines om te zegelen" opgeheven.
Art. 14.Artikel 57, tweede lid, van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : « Wordt eveneens als niet bestaande beschouwd het gebruik van een plakzegel die geschonden werd of waarvan het aanbrengen of het onbruikbaar maken niet overeenstemt met de wijze voorgeschreven door het in uitvoering van dit Wetboek genomen koninklijk besluit. »
Art. 15.In artikel 67 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij wet van 10 februari 1981, worden de woorden "of de zegelmachines" opgeheven.
Art. 16.In artikel 68, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, wordt de bepaling onder 5° opgeheven.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 april 2003.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Parlementaire verwijzingen : Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-2342 - 2002/2003 : Nr.1 : Wetsontwerp.
Nr. 2 : Amendementen.
Nr. 3 : Verslag.
Nr. 4 : Tekst aangenomen door de commissie.
Nr. 5 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.
Integraal Verslag : 27 en 28 maart 2003.
Stukken van de Senaat : 2-1573 - 2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp geëvoceerd door de Senaat Nr. 2 : Verslag.