Etaamb.openjustice.be
Wet van 21 mei 2015
gepubliceerd op 22 mei 2015

Wet tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2015022177
pub.
22/05/2015
prom.
21/05/2015
ELI
eli/wet/2015/05/21/2015022177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

21 MEI 2015. - Wet tot oprichting van een Nationaal Pensioencomité, een Kenniscentrum en een Academische Raad (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : Hoofdstuk 1. - Algemene bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2. - Nationaal Pensioencomité

Art. 2.Er wordt onder de naam Nationaal Pensioencomité, hierna "Comité", een raadgevend orgaan ingesteld dat als opdracht heeft advies uit te brengen over alle voorstellen inzake pensioenen die eraan worden voorgelegd door de voor pensioenen bevoegde minister of ministers. Die adviezen worden uitgebracht in de vorm van verslagen die de verschillende in het Comité uiteengezette standpunten weergeven.

Art. 3.§ 1. Het Comité bestaat uit een voorzitter, een ondervoorzitter en vierentwintig vaste leden. § 2. De vaste leden, die stemgerechtigd zijn, worden als volgt ingedeeld : 1° acht leden worden gekozen om de belangen van de werknemers te vertegenwoordigen.Vijf leden vertegenwoordigen de belangen van de werknemers uit de privésector en drie leden vertegenwoordigen de belangen van de personeelsleden van de publieke sector.

De leden die de belangen van de werknemers uit de privésector vertegenwoordigen, worden voorgedragen op een dubbele lijst door de organisaties die de werknemers vertegenwoordigen in het beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen bedoeld in artikel 42 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers. De mandaten worden onder deze organisaties verdeeld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De leden die de belangen van de personeelsleden van de publieke sector vertegenwoordigen, worden voorgedragen op een dubbele lijst door de vakbondsorganisaties die zitting hebben in het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. De mandaten worden onder deze organisaties verdeeld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad; 2° acht leden worden gekozen om de belangen van de werkgevers en de zelfstandigen te vertegenwoordigen. De leden worden voorgedragen op een dubbele lijst door de organisaties die de werkgevers vertegenwoordigen in het beheerscomité van de Rijksdienst voor Pensioenen bedoeld in artikel 42 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en door de organisaties die de zelfstandigen vertegenwoordigen in het beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen bedoeld in hoofdstuk III van titel III van de wet van 30 december 1992Relevante gevonden documenten type wet prom. 30/12/1992 pub. 18/06/2012 numac 2012000355 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen. De mandaten worden verdeeld onder de organisaties bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. 3° acht leden worden gekozen om de federale overheid te vertegenwoordigen, van wie drie leden de voor pensioenen bevoegde minister of ministers vertegenwoordigen. § 3. De Koning regelt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de wijze waarop de vaste leden worden voorgedragen en benoemd. § 4. De voorzitter en de ondervoorzitter, die niet stemgerechtigd zijn, worden benoemd op voorstel van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. § 5. Er worden evenveel plaatsvervangende leden benoemd als het Comité vaste leden telt. Hun voordracht en aanstelling gebeuren op dezelfde manier als die van de vaste leden. De plaatsvervangende leden zijn, wanneer zij een vast lid vervangen, stemgerechtigd. § 6. De duur van het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitter, de vaste leden en de plaatsvervangende leden bedraagt 5 jaar.

De mandaten zijn hernieuwbaar.

Art. 4.Het secretariaat van de Nationale Arbeidsraad, ingesteld bij de organieke wet van 29 mei 1952, en dat van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven, opgericht bij de wet van 15 december 2013 houdende invoeging van het boek XIII "Overleg", in het Wetboek van economisch recht, staan in voor het secretariaat van het Comité. Deze secretariaten verzekeren de diensten van de griffie en het economaat, verzamelen de documentatie, stellen de studies en de verslagen over de werkzaamheden van het Comité op en bieden ondersteuning voor de werkzaamheden van de commissies. Voor die opdracht wordt een subsidie toegekend, waarvan het bedrag goedgekeurd wordt door de voor pensioenen bevoegde minister of ministers en die wordt ingeschreven bij de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid.

Art. 5.Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit wordt aan de Koning ter goedkeuring voorgelegd.

Het reglement bepaalt onder andere de wijze van aanstelling en de werkwijze van een uitvoerend dagelijks bestuur, dat inzonderheid als opdracht heeft : 1° de agenda van de vergaderingen van het Comité vast te stellen;2° de werkzaamheden van het Comité te coördineren, alsook die van de commissies;3° te zorgen voor de overzending van de verslagen aangenomen door het Comité;4° wijzigingen aan het huishoudelijk reglement ter goedkeuring voor te leggen aan de Koning.

Art. 6.Het Comité kan vertegenwoordigers van de besturen, openbare instellingen en instellingen van openbaar nut oproepen om hun advies te vernemen, onder de voorwaarden welke het huishoudelijk reglement zal bepalen.

Het kan voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken eveneens een beroep doen op personen met specifieke competenties, onder de voorwaarden welke het huishoudelijk reglement zal bepalen.

Art. 7.Het Kenniscentrum bedoeld in artikel 9 verstrekt aan het Comité alle technische ondersteuning die vereist is om zijn werkzaamheden uit te voeren.

Art. 8.§ 1. Het Comité kan alle voorbereidende studies toevertrouwen aan één of meerdere commissies.

Het Comité beslist over de oprichting en de samenstelling van de commissie met een meerderheid van twee derde van de vaste leden en de plaatsvervangende leden die een vast lid vervangen. Het Comité kan enkel geldig beraadslagen over de oprichting en de samenstelling van de commissie als ten minste de helft van de vaste leden of de plaatsvervangers die een vast lid vervangen, aanwezig is.

De commissie brengt over haar werkzaamheden verslag uit aan het Comité. § 2. Personen die in het Comité geen zitting hebben, kunnen uitgenodigd worden om zitting te hebben in een commissie om er gehoord te worden.

De vertegenwoordigers van de werkgevers, de zelfstandigen, de personeelsleden van de publieke sector of de werknemers van de privésector die geen zitting hebben in het Comité kunnen uitgenodigd worden om zitting te hebben in een commissie om er gehoord te worden. § 3. Het Comité vertrouwt de voorbereidende analyse van alle vraagstukken die betrekking hebben op de pensioenen van de publieke sector toe aan een speciale commissie.

Voor de vertegenwoordiging van de lokale en provinciale besturen wordt binnen die commissie ingestaan door de voorzitter van het beheerscomité van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels.

Voor de vertegenwoordiging van de Gewesten en Gemeenschappen binnen deze commissie kan worden ingestaan door twee vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid, één vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschap, één vertegenwoordiger van het Waals Gewest, één vertegenwoordiger van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en één vertegenwoordiger van de Duitstalige Gemeenschap.

Hoofdstuk 3. - Kenniscentrum

Art. 9.Het geheel aan kennis inzake pensioenen dat beschikbaar is bij de verschillende besturen, openbare instellingen en instellingen van openbaar nut wordt gegroepeerd onder de benaming "Kenniscentrum".

Art. 10.Om voor het bundelen van deze diverse kennis en de coördinatie ervan in te staan, wordt een begeleidingscomité voor het Kenniscentrum ingesteld.

Art. 11.Het begeleidingscomité is als volgt samengesteld : 1° een vertegenwoordiger van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers;2° de administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Pensioenen;3° de administrateur-generaal van de Pensioendienst voor de Overheidssector;4° de administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;5° de administrateur-generaal van de Dienst voor de Bijzondere Socialezekerheidsstelsels;6° een vertegenwoordiger van het Federaal Planbureau.

Art. 12.Het Federaal Planbureau, ingesteld bij hoofdstuk IV van Titel VIII van de wet van 21 december 1994Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1994 pub. 07/03/2012 numac 2012000130 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende sociale en diverse bepalingen . - Duitse vertaling van uittreksels sluiten houdende sociale en diverse bepalingen, is belast met het secretariaat van het begeleidingscomité.

Art. 13.Alle kennis waarover de besturen, openbare instellingen en instellingen van openbaar nut beschikken en die nodig is voor de uitvoering door het begeleidingscomité van zijn opdrachten, wordt op zijn verzoek te zijner beschikking gesteld door deze besturen en instellingen.

Art. 14.Het Kenniscentrum verleent aan de voor pensioenen bevoegde minister of ministers alle nodige technische ondersteuning voor de evaluatie en de concrete uitvoering van voorstellen inzake pensioenen.

Hoofdstuk 4. - Academische Raad

Art. 15.Er wordt, onder de naam Academische Raad, hierna "Raad", een orgaan ingesteld dat als opdracht heeft een onderbouwd wetenschappelijk advies uit te brengen over alle voorstellen inzake pensioenen, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de voor pensioenen bevoegde minister of ministers.

Art. 16.De Raad bestaat uit maximaal twaalf leden aangesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en gekozen omwille van hun wetenschappelijke expertise inzake pensioenen.

Art. 17.De Koning benoemt de voorzitter van de Raad onder de leden waaruit hij bestaat.

Art. 18.De Koning bepaalt de vergoedingen die de leden genieten.

Art. 19.De duur van het mandaat van de leden van de Raad bedraagt 5 jaar.

Het mandaat is hernieuwbaar.

Art. 20.Het Kenniscentrum bedoeld in artikel 9 verschaft aan de Raad alle noodzakelijke technische ondersteuning die vereist is opdat deze zijn werkzaamheden kan uitvoeren.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 21 mei 2015.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, D. BACQUELAINE De Minister van Zelfstandigen, W. BORSUS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken : 0045 - 54-1022 Integraal verslag : 13 mei 2015

^