gepubliceerd op 29 november 2005
Wet houdende instemming met de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de voorlopige toepassing ervan, tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot de Nederlandse Antillen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2004 en te Den Haag op 27 augustus 2004 (2)
20 JULI 2005. - Wet houdende instemming met de Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de voorlopige toepassing ervan, tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot de Nederlandse Antillen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2004 en te Den Haag op 27 augustus 2004 (1) (2)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt :
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2.De Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de voorlopige toepassing ervan, tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden met betrekking tot de Nederlandse Antillen, ondertekend te Brussel op 18 mei 2004 en te Den Haag op 27 augustus 2004, zal volkomen gevolg hebben.
Art. 3.De bronbelasting waarvan sprake in artikel 5 van de Overeenkomst, stemt, wat België betreft, overeen met de bronbelasting die « woonstaatheffing » wordt genoemd en die wordt beoogd door artikel 4, § 1, van de wet van 17 mei 2004 tot omzetting in het Belgisch recht van de Richtlijn 2003/48/EG van 3 juni 2003 van de Raad van de Europese Unie betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 inzake de roerende voorheffing. De toepassingsmodaliteiten van deze bronbelasting die niet zijn geregeld door de Overeenkomst of die er door geregeld worden onder verwijzing naar voornoemde Richtlijn 2003/48/EG, worden geregeld volgens de bepalingen van Titel II van voornoemde wet van 17 mei 2004.
Art. 4.Wanneer, op grond van de Overeenkomst, de rentebetalingen die zijn ontvangen door een uiteindelijk gerechtigde die een natuurlijke persoon en inwoner is van België, in de Nederlandse Antillen bezwaard zijn met een bronbelasting, verrekent België deze bronbelasting met de door die inwoner verschuldigde, personenbelasting en betaalt hem het eventuele saldo terug, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, § 2, van voornoemde wet van 17 mei 2004.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 20 juli 2005.
ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, K. DE GUCHT De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005. Senaat.
Documenten : Ontwerp van wet ingediend op 28 april 2005, nr. 3-1167/1.
Verslag, nr. 3-1167/2.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 16 juni 2005.
Stemming, vergadering van 16 juni 2005.
Zitting 2004-2005.
Documenten Ontwerp overgezonden door de Senaat, nr. 51-1865/1.
Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd nr. 51-1865/2.
Parlementaire Handelingen Bespreking, vergadering van 23 juni 2005. (2) Deze Overeenkomst wordt voorlopig toegepast sinds 1 juli 2005. Overeenkomstig haar bepalingen treedt zij in werking op 20 oktober 2005.
Stemming, vergadering van 23 juni 2005.
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden en de voorlopige toepassing ervan A. Brief van het Koninkrijk België Mevrouw, Mijnheer, Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten van, respectievelijk, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (andere EU-lid-Staat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (andere EU-lidstaat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Deze teksten, die het resultaat zijn van de onderhandelingen die met de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gevoerd over een overeenkomst inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, zijn respectievelijk als bijlage I, II, III en IV toegevoegd aan het resultaat van de besprekingen van de Groep op hoog niveau van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 12 maart (doc. 7660/04 FISC 68).
In het licht van de bovengenoemde teksten heb ik de eer u de Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling in aanhangsel 1 bij deze brief voor te stellen, en in overweging te geven dat wij er ons wederzijds toe verbinden zo spoedig mogelijk de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst te vervullen en elkaar onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
In afwachting van de voltooiing van deze interne procedures en van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, stel ik u voor dat het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen deze Overeenkomst, binnen de grenzen van onze respectieve binnenlandse grondwettelijke voorschriften, reeds voorlopig zouden toepassen vanaf 1 januari 2005 of vanaf het tijdstip waarop Richtlijn 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, indien dit tijdstip later valt.
Ik stel hierbij voor dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging tezamen een overeenkomst vormen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen.
Hoogachtend, Voor het Koninkrijk België De Minister van Financiën Gedaan te Brussel, op 18 mei 2004, in drie exemplaren.
B. Brief van de Nederlandse Antillen Mijnheer, Ik heb de eer u de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden, welke als volgt luidt : « Mijnheer, Ik heb de eer te verwijzen naar de teksten van, respectievelijk, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen en (andere EU-lid-Staat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (andere EU-lid-Staat dan België, Oostenrijk en Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling en de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van Aruba en (België, Oostenrijk of Luxemburg) betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling. Deze teksten, die het resultaat zijn van de onderhandelingen die met de Nederlandse Antillen en Aruba zijn gevoerd over een overeenkomst inzake belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, zijn respectievelijk als bijlage I, II, III en IV toegevoegd aan het resultaat van de besprekingen van de Groep op hoog niveau van de Raad van Ministers van de Europese Unie van 12 maart (doc. 7660/04 FISC 68).
In het licht van de bovengenoemde teksten heb ik de eer u de Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling in aanhangsel 1 bij deze brief voor te stellen, en in overweging te geven dat wij er ons wederzijds toe verbinden zo spoedig mogelijk de interne grondwettelijke formaliteiten voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst te vervullen en elkaar onverwijld van de voltooiing daarvan in kennis te stellen.
In afwachting van de voltooiing van deze interne procedures en van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, stel ik u voor dat het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen deze Overeenkomst, binnen de grenzen van onze respectieve binnenlandse grondwettelijke voorschriften, reeds voorlopig zouden toepassen vanaf 1 januari 2005 of vanaf het tijdstip waarop Richtlijn 2003/48/EEG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling wordt toegepast, indien dit tijdstip later valt.
Ik stel hierbij voor dat, indien het bovenstaande voor uw regering aanvaardbaar is, deze brief en uw bevestiging tezamen een Overeenkomst vormen tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen.
Hoogachtend » Ik heb de eer u te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor de Nederlandse Antillen aanvaardbaar is.
Hoogachtend, Voor de Nederlandse Antillen Gedaan te Den Haag, op 27 augustus 2004, in drie exemplaren.
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en het Koninkrijk België betreffende automatische gegevensuitwisseling inzake inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling Overwegende hetgeen volgt : 1. Artikel 17, lid 2, van richtlijn 2003/48/EG (hierna genoemd « de richtlijn ») van de Raad van de Europese Unie (hierna genoemd « de Raad ») betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling bepaalt dat de lid-Staten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vaststellen en bekendmaken die nodig zijn om te voldoen aan deze richtlijn, waarvan de bepalingen vanaf 1 januari 2005 worden toegepast mits : - de Zwitserse Bondsstaat, het Vorstendom Liechtenstein, de Republiek San Marino, het Vorstendom Monaco en het Vorstendom Andorra vanaf diezelfde datum maatregelen toepassen die gelijkwaardig zijn aan de maatregelen waarin de richtlijn voorziet, zulks overeenkomstig de overeenkomsten die zij met de Europese Gemeenschap hebben gesloten na met eenparigheid van stemmen genomen besluiten van de Raad; - alle overeenkomsten of andere regelingen van kracht zijn waarin wordt bepaald dat alle betrokken afhankelijke of geassocieerde gebieden vanaf die datum automatische gegevensuitwisseling toepassen zoals voorgeschreven in hoofdstuk II van de richtlijn (of tijdens de in artikel 10 bepaalde overgangsperiode een bronbelasting toepassen die strookt met de in artikelen 11 en 12 vervatte voorwaarden). 2. De Nederlandse Antillen liggen niet in het belastinggebied van de Europese Unie maar zijn voor de toepassing van de richtlijn een met de Europese Unie geassocieerd gebied en als zodanig niet aan het bepaalde in de richtlijn gebonden.Het Koninkrijk der Nederlanden is evenwel bereid om ten behoeve van de Nederlandse Antillen, op basis van een overeenkomst tussen de Nederlandse Antillen en Nederland, met de lidstaten van de Europese Unie overeenkomsten te sluiten, houdende dat vanaf 1 januari 2005 tijdens de in artikel 10 van de richtlijn vastgestelde overgangsperiode een bronbelasting wordt toegepast die strookt met de in artikelen 11 en 12 van de richtlijn vervatte voorwaarden en na het verstrijken van de overgangsperiode automatische gegevensuitwisseling wordt toegepast zoals voorgeschreven in hoofdstuk II van de richtlijn. 3. De in het vorige punt bedoelde overeenkomst tussen de Nederlandse Antillen en Nederland geldt op voorwaarde dat de lidstaten de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen hebben vastgesteld die nodig zijn om te voldoen aan de richtlijn en dat aan de voorschriften van artikel 17 van de richtlijn is voldaan.4. Door middel van de onderhavige overeenkomst stemmen de Nederlandse Antillen ermee in de bepalingen van de richtlijn met betrekking tot uiteindelijk gerechtigden met woonplaats in het Koninkrijk België toe te passen, onverminderd hetgeen overigens hierin is bepaald, en het Koninkrijk België stemt ermee in de richtlijn toe te passen met betrekking tot uiteindelijk gerechtigden met woonplaats in de Nederlandse Antillen. De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, en de Regering van het Koninkrijk België, geleid door de wens een overeenkomst te sluiten die het mogelijk maakt dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling die in een van de overeenkomstsluitende staten worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun woonplaats in de andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig het recht van laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat, in overeenstemming met de richtlijn en met de hierboven door de overeenkomstsluitende staten geuite voornemens, zijn het volgende overeengekomen : Artikel 1 Toepassingsgebied 1. Deze overeenkomst is van toepassing op rentebetalingen die door een op het grondgebied van een van de overeenkomstsluitende staten gevestigde uitbetalende instantie worden verricht met als doel het mogelijk te maken dat inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetalingen welke in een overeenkomstsluitende staat worden verricht aan uiteindelijk gerechtigden die een natuurlijke persoon zijn en hun fiscale woonplaats in de andere overeenkomstsluitende staat hebben, effectief worden belast overeenkomstig het nationale recht van de laatstgenoemde overeenkomstsluitende staat.2. De werkingssfeer van deze overeenkomst is beperkt tot belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rente uit hoofde van schuldvorderingen;vraagstukken in verband met de fiscale behandeling van, onder meer, pensioenen en verzekeringsuitkeringen vallen buiten de werkingssfeer van deze overeenkomst. 3. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt deze overeenkomst alleen voor de Nederlandse Antillen. Artikel 2 Definities 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt, tenzij de context anders vereist, verstaan onder : a) « een overeenkomstsluitende staat » en « de andere overeenkomstsluitende staat » : het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen of het Koninkrijk België, naargelang de context;b) « de Nederlandse Antillen » : het gedeelte van het Koninkrijk der Nederlanden dat in het Caribische gebied is gelegen en bestaat uit de eilandgebieden Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en het Nederlandse deel van Sint-Maarten;c) de overeenkomstsluitende staat zijnde lidstaat van de Europese Unie is : het Koninkrijk België;d) « richtlijn » : Richtlijn 2003/48/EG van de Raad van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling, zoals van toepassing op de datum van ondertekening van deze overeenkomst;e) « uiteindelijk gerechtigde(n) » : uiteindelijk gerechtigde(n) in de zin van artikel 2 van de richtlijn;f) « uitbetalende instantie(s) » : uitbetalende instantie(s) in de zin van artikel 4 van de richtlijn;g) « bevoegde autoriteit »: i) in het geval van de Nederlandse Antillen : de minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger; ii) in het geval van het Koninkrijk België : de bevoegde autoriteit van die staat in de zin van artikel 5 van de richtlijn; h) « rentebetaling(en) » : rentebetaling(en) in de zin van artikel 6 van de richtlijn, met inachtneming van artikel 15 van de richtlijn;i) aan niet anderszins omschreven termen wordt de betekenis gehecht die in de richtlijn daaraan wordt gegeven.2. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt in de bepalingen van de richtlijn waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen in plaats van « lidstaten » « overeenkomstsluitende staten » gelezen. Artikel 3 Identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde Voor de toepassing van de artikelen 4 tot en met 6 bepaalt elke overeenkomstsluitende staat de procedures die nodig zijn om de uitbetalende instantie in staat te stellen de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde vast te stellen en draagt zorg voor de toepassing van deze procedures binnen zijn grondgebied. Deze procedures voldoen aan de minimumnormen van artikel 3, leden 2 en 3, van de richtlijn, met dien verstande dat, ten behoeve van de Nederlandse Antillen, wat betreft het bepaalde in lid 2, onder a), en in lid 3, onder a), de identiteit en de woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde worden vastgesteld op grond van de informatie waarover de uitbetalende instantie krachtens de toepassing van de desbetreffende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Nederlandse Antillen beschikt. De bestaande vrijstellingen of ontheffingen die in voorkomend geval op verzoek aan uiteindelijk gerechtigden met woonplaats in het Koninkrijk België zijn verleend, zijn evenwel niet langer van toepassing en aan die uiteindelijk gerechtigden worden geen verdere vrijstellingen of ontheffingen van dien aard verleend.
Artikel 4 Automatische gegevensuitwisseling 1. De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende staat van de uitbetalende instantie verstrekt de in artikel 8 van de richtlijn bedoelde gegevens aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende staat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft.2. De gegevensverstrekking gebeurt automatisch en ten minste eenmaal per jaar, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar van de overeenkomstsluitende staat van de uitbetalende instantie, voor alle gedurende dat jaar verrichte rentebetalingen.3. De overeenkomstsluitende staten behandelen de gegevensuitwisseling uit hoofde van deze overeenkomst op een wijze die strookt met het bepaalde in artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG. Artikel 5 Overgangsbepalingen 1. Indien de uiteindelijk gerechtigde van de rente woonachtig is in een andere overeenkomstsluitende staat dan die waar de uitbetalende instantie is gevestigd, heft de andere overeenkomstsluitende staat gedurende de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode bronbelasting, gedurende de eerste drie jaar van de overgangsperiode tegen een tarief van 15 %, gedurende de volgende drie jaar tegen een tarief van 20 %, en daarna tegen een tarief van 35 %.Gedurende deze periode zijn de overeenkomstsluitende staten niet gehouden de bepalingen van artikel 4 toe te passen. 2. De uitbetalende instantie houdt de bronbelasting in op de wijze als omschreven in artikel 11, leden 2 en 3, van de richtlijn.3. Het opleggen van bronbelasting door een overeenkomstsluitende staat belet de andere overeenkomstsluitende staat niet de inkomsten te belasten overeenkomstig het nationale recht van die andere staat.4. Tijdens de overgangsperiode kan een overeenkomstsluitende staat bepalen dat een marktdeelnemer die rente uitbetaalt of een rentebetaling bewerkstelligt voor een in de andere overeenkomstsluitende partij gevestigde entiteit als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn, wordt aangemerkt als de uitbetalende instantie in plaats van de entiteit, en heft hij de bronbelasting op die rente, tenzij de entiteit formeel heeft aanvaard dat haar naam en adres alsmede het totale bedrag van de rentebetaling die aan haar is verricht of voor haar is bewerkstelligd, worden meegedeeld overeenkomstig de laatste alinea van artikel 4, lid 2.5. Aan het einde van de overgangsperiode zal de overeenkomstsluitende staten worden gevraagd de bepalingen van artikel 4 toe te passen en zullen zij niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in de artikelen 5 en 6 toepassen.Als een overeenkomstsluitende staat er tijdens de overgangsperiode voor kiest de bepalingen van artikel 4 toe te passen, zal hij niet langer bronbelasting en verdeling van belastingopbrengsten als bedoeld in de artikelen 5 en 6 toepassen.
Artikel 6 Verdeling van belastingopbrengsten 1. De overeenkomstsluitende staat die overeenkomstig artikel 5, lid 1, bronbelasting heft, behoudt 25 % van de opbrengsten van de bronbelasting en draagt 75 % over aan de andere overeenkomstsluitende staat.2. Indien een overeenkomstsluitende staat overeenkomstig artikel 5, lid 4, bronbelasting heft, behoudt deze overeenkomstsluitende staat 25 % van de opbrengsten van de bronbelasting geheven op rentebetalingen aan in de andere overeenkomstsluitende staat gevestigde entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de richtlijn en draagt 75 % over aan de andere overeenkomstsluitende staat.3. Die overdrachten vinden plaats uiterlijk in de zes maanden volgende op het eind van het belastingjaar van de overeenkomstsluitende staat van, in het geval van lid 1, de uitbetalende instantie, of, in het geval van lid 2, de marktdeelnemer.4. De overeenkomstsluitende staten treffen de maatregelen die nodig zijn om het systeem voor de verdeling van de belastingopbrengsten correct te doen functioneren. Artikel 7 Uitzonderingen op de procedure van bronbelasting 1. De overeenkomstsluitende staten voorzien in één van beide of beide procedures van artikel 13, lid 1, van de richtlijn om te verzekeren dat uiteindelijk gerechtigden een verzoek kunnen indienen tot het niet-inhouden van bronbelasting.2. Op verzoek van de uiteindelijk gerechtigde geeft de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende staat waar deze zijn fiscale woonplaats heeft een verklaring af overeenkomstig artikel 13, lid 2, van de richtlijn. Artikel 8 Voorkomen van dubbele belasting De overeenkomstsluitende staat waar de uiteindelijk gerechtigde zijn woonplaats heeft, zorgt ervoor dat het heffen van bronbelasting als bedoeld in artikel 5 niet leidt tot dubbele belasting, overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, leden 2 en 3, van de richtlijn, of zorgt voor restitutie van de bronbelasting.
Artikel 9 Andere bronbelastingen De overeenkomst belet de overeenkomstsluitende staten niet om, naast de bronbelasting als bedoeld in artikel 5, overeenkomstig hun nationale wetten en verdragen tot voorkoming van dubbele belasting, ook andere bronbelastingen te heffen.
Artikel 10 Omzetting De overeenkomstsluitende staten dienen vóór 1 januari 2005 de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken die nodig zijn om aan deze overeenkomst te voldoen.
Artikel 11 Bijlage De teksten van de richtlijn en van artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 betreffende de wederzijdse bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten op het gebied van de directe en indirecte belastingen, zoals die van toepassing zijn op de datum van ondertekening van deze overeenkomst en waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen, zijn als bijlage aan deze overeenkomst gehecht en maken integraal deel daarvan uit. De tekst van artikel 7 van Richtlijn 77/799/EEG in deze bijlage wordt vervangen door de tekst van dat artikel in de gewijzigde Richtlijn 77/799/EEG indien deze gewijzigde richtlijn in werking treedt vóór de datum waarop de bepalingen van deze overeenkomst van kracht worden.
Artikel 12 Inwerkingtreding Deze overeenkomst treedt in werking op de dertigste dag na de laatste van de data waarop de respectieve regeringen elkaar er schriftelijk van in kennis hebben gesteld dat de in hun respectieve staten voorgeschreven grondwettelijke formaliteiten zijn vervuld en de bepalingen ervan vinden toepassing op de datum vanaf welke de richtlijn overeenkomstig artikel 17, leden 2 en 3, van de richtlijn van toepassing is.
Artikel 13 Beëindiging Deze overeenkomst blijft van kracht totdat zij door een van beide overeenkomstsluitende staten wordt beëindigd. Elke overeenkomstsluitende staat kan de overeenkomst langs diplomatieke weg beëindigen door ten minste zes maanden voor het einde van enig kalenderjaar na het verstrijken van een tijdvak van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst kennis te geven van beëindiging. In dat geval houdt de overeenkomst op van toepassing te zijn voor tijdvakken die aanvangen na het einde van het kalenderjaar waarin de kennisgeving van beëindiging is gegeven.
Deze overeenkomst is opgesteld in de Franse, de Duitse, de Engelse en de Nederlandse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België Voor het Koninkrijk der Nederlanden ten behoeve van de Nederlandse Antillen
Bijlage Artikel 7 Geheimhouding 1. Alle inlichtingen waarover een lid-Staat uit hoofde van deze richtlijn beschikt, worden in deze lid-Staat geheim gehouden op dezelfde wijze als geschiedt met de gegevens die deze lid-Staat verkrijgt uit hoofde van de eigen nationale wetgeving.Hoe dan ook mogen deze inlichtingen : - alleen aan die personen ter kennis worden gebracht die bij de vaststelling van de belastingschuld of bij de administratieve controle in verband met de vaststelling van de belastingschuld rechtstreeks betrokken zijn, - alleen worden onthuld in gerechtelijke procedures of in procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld, en alleen aan die personen die rechtstreeks bij deze procedures betrokken zijn; deze inlichtingen mogen echter tijdens openbare rechtszittingen of bij rechterlijke uitspraken worden vermeld, indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat die de inlichtingen verstrekt, daar geen bezwaar tegen maakt op het moment dat zij de inlichtingen in eerste instantie verstrekt, - in geen geval worden gebruikt voor andere doeleinden dan fiscale doeleinden of gerechtelijke procedures of procedures waarbij administratieve sancties worden toegepast, ingesteld met het oog op of in verband met de vaststelling van of de controle inzake de vaststelling van de belastingschuld.
Bovendien kan door de lidstaten worden bepaald dat de in de eerste alinea bedoelde inlichtingen mogen worden gebruikt om andere heffingen, rechten en belastingen vast te stellen die vallen onder artikel 2 van Richtlijn 76/308/EEG. 2. Het bepaalde in lid 1 houdt niet in dat een lid-Staat waarvan de wetgeving of de administratieve praktijk voor nationale doeleinden verdergaande beperkingen bevatten dan die welke in dit lid zijn vervat, gehouden is tot het verstrekken van inlichtingen indien de Staat waar- voor deze zijn bestemd, zich niet verbindt deze verdergaande beperkingen in achtte nemen.3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan de bevoegde autoriteit van de inlichtingen verstrekkende lid-Staat toestaan dat in de lid-Staat die de inlichtingen ontvangt, deze ook voor andere doeleinden worden gebruikt, indien de wetgeving van de inlichtingen verstrekkende lid-Staat in het eigen land een gelijksoortig gebruik onder overeenkomstige omstandigheden toestaat. 4. Wanneer de bevoegde autoriteit van een lid-Staat van mening is dat de innlichtingen die zij van de bevoegde autoriteit van een andere lid-Staat heeft ontvangen, van nut kunnen zijn voor de bevoegde autoriteit van een derde lid-Staat, kan zij de betrokken inlichtingen met toestemming van de bevoegde autoriteit die de inlichtingen heeft verstrekt, doorgeven aan de bevoegde autoriteit van laatstbedoelde lid-Staat.