Etaamb.openjustice.be
Wet van 07 april 2019
gepubliceerd op 08 mei 2019

Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2019012182
pub.
08/05/2019
prom.
07/04/2019
ELI
eli/wet/2019/04/07/2019012182/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)Kamer (parl. doc.)
Document Qrcode

7 APRIL 2019. - Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamer van volksvertegenwoordigers heeft aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Voorafgaande bepaling

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 74 van de Grondwet. HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 2.Artikel 18bis van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, ingevoegd bij de wet van 15 juli 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/07/2016 pub. 29/07/2016 numac 2016022333 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende diverse bepalingen inzake het sociaal statuut van de zelfstandigen sluiten en laast gewijzigd bij de wet van 21 maart 2019 tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, voor wat betreft de moederschapshulp en de instelling van de adoptiehulp, wordt aangevuld met een paragraaf 5, luidende: " § 5. Een vaderschaps- en geboorte-uitkering wordt toegekend ten gunste van zelfstandigen die tijdelijk hun beroepsactiviteit onderbreken naar aanleiding van de geboorte van één of meerdere kinderen.

Worden beoogd door deze uitkeringen, de mannelijke zelfstandigen, helpers en meewerkende echtgenoten die als zelfstandige in hoofdberoep onderworpen zijn aan dit besluit en voor wie een wettelijke afstamming vaststaat ten aanzien van het kind waarvoor de uitkering aangevraagd wordt.

Bij ontstentenis van een zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot bedoeld in het vorige lid, komt hetzelfde recht toe aan de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot die, op het ogenblik van de geboorte: a) hetzij gehuwd is met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat;b) hetzij wettelijk samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en die niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen;c) hetzij sedert een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaand aan de geboorte op permanente en affectieve wijze samenwoont met diegene ten aanzien van wie de afstamming vaststaat en bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft, en niet is verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen.Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister.

Het bedrag van de geboorte-uitkering wordt vastgesteld in functie van een periode van onderbreking van maximaal tien dagen die kunnen worden opgesplitst in halve dagen. In dat geval omvat de totale duur van de onderbreking maximum twintig halve dagen.

Tijdens de uitkeringsgerechtigde periode moet de onderbreking volledig zijn en plaatsvinden in de periode die aanvangt op de dag van de geboorte en eindigt op de laatste dag van het vierde maand volgend op de dag van de geboorte.

Het dagelijks bedrag van de uitkering bedraagt het bedrag dat overeenstemt met de moederschapsuitkering van een vrouwelijke zelfstandige, zoals bedoeld in artikel 94 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten.

De vordering tot uitbetaling of tot terugbetaling van deze uitkering verjaart na drie jaar.

De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de toekenning van deze uitkeringen bepalen: 1) de voorwaarden van aansluiting en betaling van sociale bijdragen;2) de instellingen en organen bevoegd voor de toekenning en het beheer;3) de aanvraagprocedure;4) de termijn waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend;5) de betalingswijze;6) de ingangsdatum van de verjaringstermijn;7) de gevallen waarin er kan verzaakt worden aan de terugvordering van de onterecht uitbetaalde uitkering. De begunstigden van de vaderschaps- en geboorte-uitkering die tijdelijk hun beroepsactiviteit onderbreken voor een duur van maximum acht dagen, kunnen daarenboven vijftien dienstencheques toegekend krijgen.

De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels van de toekenning van deze prestaties.". HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen

Art. 3.In het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, wordt een hoofdstuk IIbis ingevoegd dat de artikelen 53bis/1 tot en met 53bis/6 bevat, luidende: "Hoofdstuk IIbis - Bepalingen omtrent het genot van de vaderschaps- en geboorte-uitkering Artikel 53bis/1. Om de vaderschaps- en geboorte-uitkering bedoeld in artikel 18bis, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 te ontvangen, dient de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot, een aanvraag in bij zijn sociaal verzekeringsfonds, met een aangetekend schrijven, door neerlegging van een verzoekschrift ter plaatse tegen ontvangstbewijs of, indien mogelijk, via elektronische weg, volgens de nadere regels en voorwaarden vastgesteld in de wet van 24 februari 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 24/02/2003 pub. 04/08/2010 numac 2010000419 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de modernisering van het beheer van de sociale zekerheid en betreffende de elektronische communicatie tussen ondernemingen en de federale overheid.

De aanvraag moet uiterlijk op de laatste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal van de geboorte worden ingediend.

Artikel 53bis/2. De aanvraag vermeldt het volgende: a) een verklaring, waarin de aanvrager aangeeft welke dagen of halve dagen hij zijn zelfstandige beroepsactiviteit heeft onderbroken of van plan is dat te doen;b) het geboorte-attest van het kind naar aanleiding van wiens geboorte de aanvrager de in dit besluit bedoelde uitkering aanvraagt, voor zover het sociaal verzekeringsfonds zelf nog niet over deze informatie beschikt. Artikel 53bis/3. De uitbetaling door het sociaal verzekeringsfonds gebeurt eenmalig op het einde van de kalendermaand volgend op de maand waarin de onderbrekingsperiode afloopt.

Als de onderbrekingsperiode afloopt voorafgaandelijk aan de indiening van de aanvraag bedoeld in artikel 53bis/1, gebeurt de betaling uiterlijk op het einde van de kalendermaand die volgt op de maand waarin de genoemde aanvraag effectief werd ingediend.

Artikel 53bis/4. De aanvrager brengt zijn sociaal verzekeringsfonds op de hoogte van elk element dat een beletsel kan vormen voor het genot van de uitkering en dat niet reeds zou zijn meegedeeld aan zijn sociaal verzekeringsfonds.

Artikel 53bis/5. De vordering tot uitbetaling van de uitkering verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de kalendermaand van de onderbreking.

Artikel 53bis/6. De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte uitbetaalde uitkering, verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de datum waarop de uitbetaling met betrekking tot de aanvraag werd uitgevoerd.".

Art. 4.De Koning kan de bepalingen, ingevoegd door artikel 3 in het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques

Art. 5.Het opschrift van het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, wordt vervangen als volgt: "Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp en geboortehulp ten gunste van zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques".

Art. 6.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 4/1 ingevoegd, luidende: "

Art. 4/1.§ 1. De geboortehulp bestaat uit de toekenning van vijftien dienstencheques aan de mannelijke zelfstandige of meeouder die, ter gelegenheid van de geboorte van een kind, de toekenning vraagt van de uitkering, bedoeld in artikel 18bis, § 5, 9de lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, waarvan de aankoopprijs ten laste wordt genomen door het sociaal verzekeringsfonds waarbij hij is aangesloten. § 2. Van zodra hij beschikt over de informatie van de toekenning van de uitkering bedoeld in artikel 18bis, § 5, van het voormelde koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, nodigt het sociaal verzekeringsfonds de zelfstandige op eigen initiatief uit om: 1° schriftelijk te bevestigen dat hij de geboortehulp wenst te genieten;2° in bevestigend geval en enkel wanneer het sociaal verzekeringsfonds zelf niet over de vereiste informatie beschikt, zijn gebruikersnummer bij het uitgiftebedrijf mee te delen, indien hij over dergelijk nummer beschikt, of, bij gebrek hieraan, het daartoe ontworpen inschrijvingsformulier in te vullen en het behoorlijk ingevuld en ondertekend terug te zenden. § 3. Van zodra het sociaal verzekeringsfonds over de informatie, bedoeld in de vorige paragraaf, beschikt, bezorgt hij aan het uitgiftebedrijf een attest genaamd "attest van begunstigde van de moederschapshulp" waarop wordt vermeld dat de zelfstandige het recht opent op de geboortehulp.

Het attest vermeldt het gebruikersnummer bij het uitgiftebedrijf of is, in voorkomend geval, vergezeld zijn van de aanvraag tot inschrijving.

Het sociaal verzekeringsfonds bezorgt een afschrift van dit "attest van begunstigde van moederschapshulp" aan de zelfstandige.

Het in het eerste lid bedoelde attest wordt bezorgd ten laatste binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van de informatie bedoeld in de paragraaf 2. § 4. Bij ontvangst van het attest van begunstigde van geboortehulp gaat het uitgiftebedrijf desgevallend over tot de inschrijving van de zelfstandige. Het uitgiftebedrijf bevestigt aan het fonds dat het dossier volledig is en vraagt het fonds om over te gaan tot de betaling van het verschuldigde bedrag voor de aankoop van de dienstencheques die na betaling ervan aan de aangeslotene zullen worden bezorgd. § 5. Het sociaal verzekeringsfonds gaat over tot de uitbetaling van de aankoopprijs van de vijftien dienstencheques.

In de termijn bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, bezorgt het uitgiftebedrijf de vijftien dienstencheques aan de zelfstandige.".

Art. 7.De Koning kan, bij in Ministerraad overlegd besluit, de bepalingen, gewijzigd door de artikelen 5 en 6, opheffen, aanvullen, wijzigen of vervangen. HOOFDSTUK 5. - Inwerkingtreding

Art. 8.Deze wet treedt in werking op 1 mei 2019 en is van toepassing op de geboortes die vanaf die datum plaatsvinden.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 7 april 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, K. PEETERS De Minister van Zelfstandigen, D. DUCARME De Minister van Sociale Zaken, M. DE BLOCK Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, K. GEENS _______ Nota (1) Kamer van volksvertegenwoordigers (www.dekamer.be) Stukken: 54 3532 Integraal Verslag: 28 februari 2019

^