gepubliceerd op 20 december 2019
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 18bis, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
15 DECEMBER 2019. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 18bis, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen
FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, artikel 18bis, § 5, ingevoegd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2019 pub. 08/05/2019 numac 2019012182 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen sluiten;
Gelet op de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2019 pub. 08/05/2019 numac 2019012182 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen sluiten houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen, artikelen 4 en 7;
Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen;
Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp en geboortehulp ten gunste van zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 juli 2019;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 24 juli 2019;
Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;
Gelet op het advies nr. 66.597/1 van de Raad van State, gegeven op 23 oktober 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;
Op de voordracht van de Minister van Zelfstandigen en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepaling
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1) "het koninklijk besluit nr.38": het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; 2) "de zelfstandige": de zelfstandige bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit nr.38; 3) "de helper": de helper bedoeld in artikel 6 van het koninklijk besluit nr.38, die geen meewerkende echtgenoot is; 4) "de meewerkende echtgenoot": de meewerkende echtgenoot bedoeld in artikel 7bis van het koninklijk besluit nr.38; 5) "de aanvrager": de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot die een aanvraag indient tot het bekomen van de in dit besluit bedoelde uitkeringen;6) "de begunstigde": de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot die de in dit besluit bedoelde uitkeringen geniet;7) "het sociaal verzekeringsfonds": de sociale verzekeringskas voor zelfstandigen bedoeld in artikel 20, §§ 1 en 3, van het koninklijk besluit nr.38; 8) "het gezinslid" : elke persoon waarvan de samenwoning in het gezin van de zelfstandige de helper of de meewerkende echtgenoot het voorwerp uitmaakt van een inschrijving in het Belgische Rijksregister. HOOFDSTUK 2. - De vaderschaps- en geboorte-uitkering
Art. 2.De vaderschaps- en geboorte-uitkering wordt toegekend aan de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot, die beantwoordt aan de volgende cumulatieve voorwaarden: 1° Hij moet onderworpen zijn aan het koninklijk besluit nr.38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen en beoogd worden door de artikelen 12, § 1, 12, § 1bis, 12, § 1ter, 13bis, § 2, 1°, 1°bis of 2°, van bedoeld besluit en dit, zowel tijdens de twee kwartalen die het kwartaal van de geboorte voorafgaan, als tijdens het kwartaal van de geboorte, als tijdens de kwartalen waarin hij zijn beroepsactiviteit onderbreekt in het kader van dit besluit.
De zelfstandige beoogd door de artikelen 12, § 2, of 13, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, voldoet aan deze voorwaarde, voor zover het bedrag van zijn wettelijk verschuldigde voorlopige sociale bijdragen tijdens de vereiste kwartalen minstens gelijk is aan dat van de bijdragen bedoeld in voormeld artikel 12, § 1.
De zelfstandige die niet onderworpen was aan het koninklijk besluit nr. 38 tijdens een kwartaal of tijdens de twee kwartalen voorafgaand aan het kwartaal van de geboorte, wordt geacht dit wel te zijn, indien hij, respectievelijk tijdens dat ene kwartaal of die beide kwartalen, onderworpen was aan een ander stelsel van de Belgische sociale zekerheid. 2° Hij moet in orde zijn met de betaling van de wettelijk verschuldigde voorlopige sociale bijdragen voor de twee kwartalen die het kwartaal van de geboorte voorafgaan. De zelfstandige die op basis van een onderwerping aan een ander stelsel van de Belgische sociale zekerheid, in aanmerking komt voor de in dit besluit bedoelde uitkeringen, overeenkomstig de bepaling in de derde zin van 1°, wordt geacht aan deze voorwaarde te voldoen. 3° Hij moet elke beroepsactiviteit tijdelijk onderbreken naar aanleiding van de geboorte van een kind of meerdere kinderen. Tijdens de periode van onderbreking mag de begunstigde, ten persoonlijke titel, geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen. 4° Er bestaat een band ten aanzien van het kind of de kinderen voor wie de vaderschaps- en geboorte-uitkering wordt aangevraagd, overeenkomstig artikel 18bis, § 5, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr.38. 5° Hij moet een aanvraag indienen overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 3.
Art. 3.§ 1. Om de vaderschaps- en geboorte-uitkering te ontvangen, moet de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot een aanvraag indienen bij zijn sociaal verzekeringsfonds, met een aangetekende zending of elk ander middel dat de datum en de verzekerde aflevering van de zending waarborgt. § 2. De aanvraag moet, op straffe van verval, ten laatste op de laatste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal van de geboorte worden ingediend.
De aanvraagtermijn kan evenwel niet verstrijken vóór het einde van de termijn bedoeld in artikel 18bis, § 5, vijfde lid, van het koninklijk besluit nr. 38. § 3. De aanvraag moet het volgende vermelden: a) een ereverklaring, waarin de aanvrager aangeeft welke dagen of halve dagen hij elke beroepsactiviteit heeft onderbroken of van plan is dat te doen;b) het geboorteattest van het kind naar aanleiding van wiens geboorte de aanvrager de in dit besluit bedoelde uitkering aanvraagt, voor zover het sociaal verzekeringsfonds zelf nog niet over deze informatie beschikt.
Art. 4.§ 1. Slechts één zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot heeft recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering ter gelegenheid van de geboorte van éénzelfde kind. De zelfstandigen, helpers of meewerkende echtgenoten die het recht op de uitkering openen krachtens artikel 18bis, § 5, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit nr. 38, hebben achtereenvolgens voorrang op elkaar. § 2. Het recht op de moederschapsuitkering, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten en de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, sluit, in voorkomend geval, voor eenzelfde ouder het recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering uit. § 3. Het recht op verlof, zoals bedoeld in artikel 30, § 2, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, naar aanleiding van de geboorte van eenzelfde kind, sluit, in voorkomend geval, het recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering uit.
Hetzelfde geldt voor het recht op verlof, naar aanleiding van de geboorte van eenzelfde kind, voor de personeelsleden van alle openbare besturen van het koninkrijk België. § 4. Het recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering wordt, in voorkomend geval, in mindering gebracht van a) het recht op de adoptie-uitkering, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 20 december 2006 tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een adoptie-uitkering ten gunste van de zelfstandigen en b) het recht op de uitkering voor pleegouderverlof, zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 23 maart 2019 tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een uitkering voor pleegouderverlof ten gunste van de zelfstandigen. § 5. Het recht op de vaderschaps- en geboorte-uitkering brengt in voorkomend geval, evenmin andere burgerlijke, sociale of economische rechten met zich mee. HOOFDSTUK 3. - De geboortehulp
Art. 5.De geboortehulp, bedoeld in artikel 18bis, § 5, negende lid, van het koninklijk besluit nr. 38, bestaat uit de toekenning van een éénmalige uitkering van 135 euro, ter compensatie van kosten gemaakt in het kader van een erkend systeem van hulp van huishoudelijke aard.
Op zijn uitdrukkelijke vraag en onder voorbehoud van het vervullen van de voorwaarden bedoeld in artikel 2 van dit besluit, wordt de geboortehulp toegekend door het sociaal verzekeringsfonds aan de zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot, op voorwaarde dat: 1° hij begunstigde is van de vaderschaps- en geboorte-uitkering bedoeld in dit besluit, toegekend voor maximum acht volledige of zestien halve dagen en 2°hij het bewijs van betaling van de hulp van huishoudelijke aard, door hemzelf of een gezinslid, heeft bezorgd aan zijn sociaal verzekeringsfonds. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen
Art. 6.§ 1. De uitbetaling van de in dit besluit bedoelde uitkeringen door het sociaal verzekeringsfonds gebeurt eenmalig op het einde van de kalendermaand volgend op de maand waarin de onderbrekingsperiode afloopt.
Als de onderbrekingsperiode afloopt voorafgaandelijk aan de indiening van de aanvraag bedoeld in artikel 3, gebeurt de betaling uiterlijk op het einde van de kalendermaand die volgt op de maand waarin de genoemde aanvraag werd ingediend. § 2. De begunstigde moet zijn sociaal verzekeringsfonds verwittigen van elk element dat een beletsel kan vormen voor het genot van de uitkeringen en dat niet reeds zou zijn meegedeeld aan zijn sociaal verzekeringsfonds.
Art. 7.§ 1. De vordering tot uitbetaling van de in dit besluit bedoelde uitkeringen verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de eerste dag van de kalendermaand die volgt op de kalendermaand van de onderbreking. § 2. De vordering tot terugbetaling van de ten onrechte uitbetaalde uitkeringen, verjaart na verloop van drie jaar te rekenen van de datum waarop de uitbetaling met betrekking tot de aanvraag werd uitgevoerd.
Art. 8.Het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen kan beslissen om volledig of gedeeltelijk te verzaken aan de terugvordering. Een dergelijke verzaking is slechts mogelijk: a) indien de schuldenaar zich in een tijdelijke moeilijke financiële of economische situatie bevindt;b) wanneer de geringheid van het terug te vorderen bedrag niet verantwoordt dat er kosten worden gemaakt;c) wanneer de terugvordering voortvloeit uit het herstel van een fout begaan door het bevoegde sociale verzekeringsfonds.
Art. 9.In geval van niet-terugvordering van de onverschuldigde bedragen, wanneer de niet-terugvordering voortvloeit uit een nalatigheid of bedrog van het sociaal verzekeringsfonds, wordt dit sociaal verzekeringsfonds aansprakelijk gesteld bij beslissing van de minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft en worden de niet-teruggevorderde bedragen ten laste gelegd van de opbrengst van de bijdragen bestemd voor het dekken van de administratiekosten van het sociaal verzekeringsfonds. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingsbepalingen
Art. 10.In het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in artikel 51, § 1, worden de woorden " en de vaderschaps- en geboorte-uitkering en de geboortehulp" ingevoegd tussen de woorden " de uitkeringen voor moederschapshulp" en " wanneer deze betaling binnen de vijf dagen dient te geschieden ";2° het hoofdstuk IIbis, dat de artikelen 53bis/1 tot en met 53bis/6 bevat, ingevoegd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2019 pub. 08/05/2019 numac 2019012182 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen sluiten, wordt opgeheven.
Art. 11.In het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp en geboortehulp ten gunste van zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het opschrift van het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp en geboortehulp ten gunste van zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, vervangen bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2019 pub. 08/05/2019 numac 2019012182 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen sluiten, wordt vervangen als volgt: "het koninklijk besluit van 17 januari 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 17/01/2006 pub. 23/01/2006 numac 2006022093 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques sluiten tot invoering van een stelsel van uitkeringen voor moederschapshulp ten gunste van vrouwelijke zelfstandigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques";2° artikel 4/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij de wet van 7 april 2019Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/04/2019 pub. 08/05/2019 numac 2019012182 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet houdende invoering van een vaderschaps- en geboorteverlof ten gunste van zelfstandigen sluiten, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 6. - Inwerkingtreding
Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 mei 2019 en is van toepassing op geboortes die vanaf die datum plaatsvinden, met uitzondering van artikel 2, 1°, derde zin; artikel 2, 2°, tweede zin en artikel 3, § 2, tweede lid, die in werking treden op 1 januari 2020 en van toepassing zijn op geboortes die vanaf die datum plaatsvinden.
Art. 13.De minister die het sociaal statuut der zelfstandigen onder zijn bevoegdheid heeft, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 15 december 2019.
FILIP Van Koningswege : De Minister van Zelfstandigen, D. DUCARME