Etaamb.openjustice.be
Wet van 05 mei 2003
gepubliceerd op 15 mei 2003

Bijzondere wet tot instelling van een nieuwe berekeningswijze van de responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2003022561
pub.
15/05/2003
prom.
05/05/2003
ELI
eli/wet/2003/05/05/2003022561/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 MEI 2003. - Bijzondere wet tot instelling van een nieuwe berekeningswijze van de responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt :

Artikel 1.Deze bijzondere wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2.Deze bijzondere wet is van toepassing op de volgende overheden : 1° de Vlaamse Gemeenschap;2° de Franse Gemeenschap;3° de Duitstalige Gemeenschap : 4° het Waalse Gewest;5° het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;6° de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;7° de Franse Gemeenschapscommissie.

Art. 3.De in artikel 2 bedoelde overheden dienen ieder jaar hun deel van de responsabiliseringsbijdrage inzake rustpensioenen, waarvan het totale bedrag vastgesteld wordt in artikel 4, in het Fonds voor Overlevingspensioenen te storten.

Onverminderd de toepassing van artikel 7, is het gedeelte van het totale bedrag van de responsabiliseringsbijdrage dat verschuldigd is door elk van de in artikel 2 bedoelde overheden, gelijk aan de verhouding die de weddenmassa betaald in de loop van het voorafgaande jaar door de betrokken overheid vertegenwoordigt ten opzichte van de weddenmassa betaald in de loop van datzelfde jaar door het geheel van de in dat artikel bedoelde overheden.

Voor de toepassing van het tweede lid, van artikel 4 en van artikel 5, derde lid, zijn de in aanmerking te nemen weddenmassa's die welke onderworpen zijn aan de in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen bedoelde afhouding.

Art. 4.Het totale bedrag van de voor een bepaald jaar verschuldigde responsabiliseringsbijdrage is gelijk aan het in artikel 5 bepaalde percentage van de in de loop van het voorafgaande jaar, zowel door de in artikel 2 bedoelde overheden als door de federale Staat, betaalde totale weddenmassa, met uitzondering van de weddenmassa van de militairen en de bedienaars van de erediensten alsook die van de rijkswachters voor de periode gelegen vóór hun overdracht naar de geïntegreerde politie.

Art. 5.Het in artikel 4 bedoelde percentage is gelijk aan het verschil tussen, enerzijds, de in het derde lid bepaalde gemiddelde bijdragevoet en, anderzijds, het getal 30, vermenigvuldigd met de in het tweede lid bepaalde breuk.

Voor de voor de jaren 2001 tot en met 2003 verschuldigde responsabiliseringsbijdragen is de in het eerste lid bedoelde breuk gelijk aan 4/100; voor de volgende jaren wordt deze breuk, op het einde van elke periode van drie jaar en voor de eerste keer in 2004, verhoogd ten belope van 0,1/100.

De in het eerste lid bedoelde gemiddelde bijdragevoet is gelijk aan het gemiddelde, voor de drie jaren onmiddellijk gelegen voor datgene waarvoor de responsabiliseringsbijdrage verschuldigd is, van de in percent uitgedrukte bijdragevoeten die, voor ieder van die jaren, zou dienen toegepast te worden op de in artikel 4 bepaalde weddenmassa om, voor elk van diezelfde jaren, de last te dekken van de rustpensioenen die betrekking heeft op het personeel waarvan de weddenmassa bepaald is in datzelfde artikel.

Onder last van de rustpensioenen in de zin van het derde lid dient te worden verstaan de last van de rustpensioenen en van de aandelen in de rustpensioenen betaald door de Staatskas voor het in dat lid bedoelde personeel, met inbegrip van het vakantiegeld.

Het in het eerste lid bedoelde percentage en de in het derde lid bedoelde bijdragevoeten worden uitgedrukt in een percentage met vijf cijfers na de komma; zij worden afgerond naar boven of naar beneden naargelang het zesde cijfer al dan niet 5 bereikt.

Art. 6.Voor de vaststelling van de weddenmassa bedoeld in de artikelen 3, tweede lid, 4 en 5, derde lid, en van de in artikel 5, derde en vierde lid, bedoelde rustpensioenlast wordt rekening gehouden met het geheel van de wedden en de pensioenen betaald in de loop van het betrokken kalenderjaar.

Art. 7.Indien voor een bepaald jaar de uit de toepassing van artikel 3, tweede lid, voortvloeiende responsabiliseringsbijdrage meer bedraagt dan : - voor de Vlaamse Gemeenschap : 5.899.400,00 euro - voor de Franse Gemeenschap : 8.679.000,00 euro - voor de Duitstalige Gemeenschap : 103.800,00 euro - voor het Waalse Gewest : 3.450.800,00 euro - voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : 69.100,00 euro - voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie : 5.700,00 euro - voor de Franse Gemeenschapscommissie : 1.400,00 euro Is de door die overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage gelijk aan voormeld bedrag, vermeerderd met 10 pct. van het verschil tussen het bedrag van de uit de toepassing van artikel 3, tweede lid, voortvloeiende bijdrage en voormeld bedrag.

Het in het eerste lid bedoelde percentage van 10 pct. is van toepassing voor de voor het jaar 2001 verschuldigde responsabiliseringsbijdrage; voor de volgende jaren wordt dit percentage elk jaar verhoogd ten belope van 10 pct.

Art. 8.§ 1. De Koning bepaalt ieder jaar, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na overleg met de Regeringen van de in artikel 2 bedoelde overheden, het bedrag van de door elke overheid voor het lopende kalenderjaar verschuldigde responsabiliseringsbijdrage. § 2. Het in § 1 bedoelde koninklijk besluit bepaalt de datum waarop de door een overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage uiterlijk bij het Fonds voor Overlevingspensioenen moet toekomen. Deze uiterste datum dient zich op zijn minst zestig dagen na de bekendmaking van dat besluit in het Belgisch Staatsblad te situeren.

Indien de door een overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage niet bij het Fonds voor Overlevingspensioenen is toegekomen op de in het eerste lid bepaalde datum, kan de Minister van Financiën de betrokken overheid in gebreke stellen voor het verschuldigde bedrag.

Indien dit bedrag de zevende dag volgend op die van de ingebrekestelling niet bij het Fonds voor Overlevingspensioenen is toegekomen, kan de Minister van Financiën, in naam en ten laste van die overheid, een lening aangaan bij de kredietinstelling die de kassiersfunctie uitoefent bij die overheid.

Indien de kassier weigert de in het tweede lid bedoelde lening aan te gaan, zijn de bepalingen betreffende de inningsprocedures en de sancties die inzake sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd door publiekrechtelijke rechtspersonen vastgesteld zijn, toepasselijk op het door die overheid verschuldigde bedrag vanaf de zevende dag die volgt op de in dat lid bepaalde ingebrekestelling.

Onverminderd de eventuele toepassing van het tweede en derde lid is, indien de door een overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage niet bij het Fonds voor Overlevingspensioenen is toegekomen op de in het eerste lid bepaalde datum, die overheid van ambtswege aan voormeld Fonds verwijlintresten, waarvan de rentevoet op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke rentevoet, verschuldigd op de verschuldigde bedragen.

Art. 9.In afwijking van artikel 8, § 1, bepaalt de Koning in de loop van het jaar 2003, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na overleg met de Regeringen van de in artikel 2 bedoelde overheden, het bedrag van de voor de jaren 2001 en 2002 door elke overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage.

Art. 10.In de loop van het jaar 2003 zal de toepassing van deze bijzondere wet geëvalueerd worden door de federale Staat en de in artikel 2 bedoelde overheden.

Indien, op het einde van de in het eerste lid bedoelde evaluatie, alle in artikel 2 bedoelde overheden akkoord gaan, blijven de bepalingen van deze bijzondere wet integraal van toepassing.

Bij gebrek aan het in het tweede lid bedoelde akkoord kan de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit en mits het akkoord van de Regeringen van alle in artikel 2 bedoelde overheden, het in artikel 5, eerste lid, bepaalde getal 30, de uit de toepassing van artikel 5, tweede lid, voortvloeiende breuk en het uit de toepassing van artikel 7, tweede lid, voortvloeiende percentage vervangen door een ander getal, één of meerdere andere breuken en één of meerdere andere percentages, die zullen gebruikt worden om de responsabiliseringsbijdragen vast te stellen die verschuldigd zijn vanaf het kalenderjaar dat volgt op de bekendmaking van dit koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad . Indien dit koninklijk besluit niet bekendgemaakt is in het Belgisch Staatsblad vóór 31 december 2003 of vóór 31 december van een later kalenderjaar, zijn de responsabiliseringbijdragen die door de in artikel 2 bedoelde overheden verschuldigd zijn voor het jaar 2003 alsook voor de volgende jaren met inbegrip van dat tijdens welk het koninklijk besluit zal zijn bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad , gelijk aan die welke door diezelfde overheden verschuldigd zijn voor het jaar 2002.

Art. 11.De door een overheid bij wijze van voorschotten op de responsabiliseringsbijdrage gestorte bedragen in het kader van een vóór de bekendmaking van deze bijzondere wet in het Belgisch Staatsblad tussen de federale Staat en de in deze bijzondere wet bedoelde overheden afgesloten protocol, worden afgetrokken van de door de betrokken overheid verschuldigde responsabiliseringsbijdrage.

Art. 12.Artikel 14, eerste lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenregelingen van de openbare sector wordt aangevuld als volgt : « Voor de enige rustpensioenen ten laste van de Openbare Schatkist wordt deze terugbetaling uitgevoerd ten voordele van het Fonds voor Overlevingspensioenen. »

Art. 13.De bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector, zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 19 mei 1998, wordt opgeheven.

Art. 14.Deze bijzondere wet heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 5 mei 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Stukken van de Kamer van volksvertegenwoordigers : 50-2338 - 2002/2003 : Nr.1 : Ontwerp van bijzondere wet.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat.

Integraal verslag : 27 maart 2003.

Stukken van de Senaat : 2-1571 - 2002/2003 : Nr. 1 : Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Nr. 2 : Verslag.

Nr. 3 : Tekst aangenomen in plenaire vergadering en aan de Koning ter bekrachtiging voorgelegd.

Handelingen van de Senaat : 4 april 2003.

^