gepubliceerd op 11 december 1999
Wet betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis
3 DECEMBER 1999. - Wet betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis (1)
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2.Voor de toepassing van deze wet moet worden verstaan onder : 1° « dioxinecrisis » : het geheel van buitengewone gebeurtenissen gevormd door de infiltratie van door dioxines verontreinigde grondstoffen in de diervoederketen, in België vastgesteld in 1999, door de maatregelen die de overheid ingevolge deze vaststelling heeft genomen om te beletten dat potentieel gecontamineerde, voor menselijke consumptie of vervoedering bestemde producten van dierlijke oorsprong in de handel komen of blijven of om in het belang van de volksgezondheid of het dierenwelzijn te zorgen voor de vernietiging van dieren of producten die werden geblokkeerd, en door de verstoring van de relevante markten ingevolge deze verontreiniging of deze maatregelen;2° « landbouwbedrijf » : elke onderneming waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de teelt van pluimvee, varkens of runderen of de productie van eieren of melk;3° « Protocol » : het protocol gesloten op 25 augustus 1999 tussen de Staat en de Belgische Vereniging van Banken betreffende de toekenning van overbruggingskredieten aan landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis;4° « Verdrag » : het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;5° « Commissie » : de Commissie van de Europese Gemeenschappen;6° « Fonds » : het Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis, opgericht door artikel 9.
Art. 3.Voor de toepassing van deze wet kan de Koning, tegen de voorwaarden die Hij vaststelt : 1° ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat in de productie van andere producten van dierlijke oorsprong die voorkomen in de lijst opgenomen als Bijlage I bij het Verdrag, gelijkstellen met landbouwbedrijven;2° ondernemingen die akker- of tuinbouw combineren met één of meerdere activiteiten bedoeld in artikel 2, 2°, gelijkstellen met landbouwbedrijven;3° de gevallen bepalen waarin, omwille van bindingen op functioneel, financieel of beheersvlak, meerdere entiteiten of exploitatie-eenheden dienen te worden beschouwd als één enkel landbouwbedrijf. HOOFDSTUK II. - Schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis
Art. 4.Binnen de grenzen toegestaan door de Commissie krachtens artikel 87 van het Verdrag en tegen de voorwaarden bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, kan de Staat steun toekennen aan landbouwbedrijven teneinde alle of een deel van de schade te dekken die deze bedrijven hebben geleden ten gevolge van de dioxinecrisis, in de mate waarin deze schade niet wordt gedekt door andere federale of gewestelijke overheidssteun.
De in het eerste lid bedoelde steun zal de vorm aannemen van een vergoeding in contanten, volgens de nadere regels bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Art. 5.Een landbouwbedrijf komt enkel in aanmerking voor steun met toepassing van artikel 4 voorzover het : 1° het bewijs levert van de geleden schade en van een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen deze schade en de dioxinecrisis;2° aantoont dat de gevraagde steun in subsidie-equivalent de geleden schade niet overtreft, rekening houdend, in voorkomend geval, met alle andere federale en regionale overheidssteun die het bedrijf reeds heeft bekomen omwille van de dioxinecrisis, en met de vergoedingen die het heeft verkregen of waarop het recht heeft krachtens verzekeringspolissen of bij wege van schadevergoeding ingevolge contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid van derden;3° geen onregelmatigheden heeft begaan ten aanzien van de maatregelen genomen door de overheid is het kader van de dioxinecrisis;4° de voorwaarden van economische zelfstandigheid ten aanzien van afnemers van vee en leveranciers vervult zoals bepaald bij een in Ministerraad overleg koninklijk besluit.
Art. 6.§ 1. Bij een in Ministerraad overlegd besluit bepaalt de Koning : 1° de procedure voor de aanvraag van steun bedoeld in artikel 4 en voor het onderzoek van de betreffende aanvragen;2° de nadere regels volgens welke de landbouwbedrijven de elementen aangegeven in artikel 5, 1° en 2°, moeten aantonen;3° de nadere regels voor de berekening van het subsidie-equivalent van de verschillende vormen van overheidssteun toegekend omwille van de dioxinecrisis en van de schade die de landbouwbedrijven tengevolge daarvan hebben geleden. § 2. De schade geleden tengevolge van de dioxinecrisis kan forfaitair worden bepaald op grond van objectieve indicatoren, behalve in het geval van landbouwbedrijven gebonden door contracten met gegarandeerde afnameprijzen voor dieren die zij fokken of vetmesten, of voor producten van dierlijke oorsprong die zij produceren, voor zover de dieren of producten onder de toepassing van deze contracten vallen.
Art. 7.Steun met toepassing van artikel 4 kan niet worden uitgekeerd vooraleer de begunstigde schriftelijk, zonder voorbehoud en onherroepelijk, heeft verzaakt aan elk recht en elke vordering tegen de Staat omwille van schade geleden ten gevolge van de dioxinecrisis, noch, zo de begunstigde hiervoor reeds tegen de Staat een vordering tot schadevergoeding bij de rechtbanken had ingesteld, vooraleer de begunstigde afstand van rechtsvordering heeft betekend aan de Staat.
Deze eventuele verzaking gebeurt op het ogenblik dat de begunstigde volledig inzicht heeft in het bedrag van de steun die hem door de Staat wordt aangeboden.
Art. 8.Tegen de voorwaarden bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit kan de Staat dadingen aangaan in het kader van rechtsgeschillen betreffende de vergoeding van schade die ondernemingen beweren te hebben geleden ten gevolge van de dioxinecrisis HOOFDSTUK III. - Financiering
Art. 9.Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij het ministerie van Middenstand en Landbouw een begrotingsfonds ingesteld met de naam « Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis ».
Het Fonds heeft tot doel de uitgaven te dekken die voortvloeien uit de steun bedoeld in artikel 4, de dadingen bedoeld in artikel 8 en de Staatswaarborgen bedoeld in artikel 15, in de mate waarin deze uitgaven niet worden gedekt door een eenmalig krediet dat te dien einde zal worden ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting van het begrotingsjaar 1999.
Het Fonds wordt bestuurd door een raad waarvan de structuur, samenstelling en werking worden geregeld door een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Art. 10.Het Fonds kan gestijfd worden door : 1° de vrijwillige bijdragen;2° de verplichte bijdragen opgelegd met toepassing van artikel 12;3° in voorkomend geval, de steun toegekend door de Europese Unie omwille van de dioxinecrisis;4° de terugvordering van federale steun met toepassing van artikel 19;5° de interesten op thesauriebeleggingen van het Fonds.
Art. 11.In artikel 104 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wordt een 4°ter ingevoegd, luidend als volgt : « 4°ter. giften voorzien in artikel 10, 1°, van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis ».
Art. 12.Bij een in Ministerraad overlegd besluit kan de Koning aan objectief bepaalde categorieën van ondernemingen in de landbouwsector en rechtstreekse en onrechtstreekse leveranciers en afnemers van dergelijke ondernemingen een solidariteitsbijdrage ten bate van het Fonds opleggen waarvan Hij de berekeningsbasis, het tarief en de inningsmodaliteiten bepaalt.
Een bijdrage opgelegd met toepassing van lid 1 kan niet worden geheven op producten ingevoerd uit andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte. Dergelijke bijdrage is niet als beroepskost aftrekbaar inzake inkomstenbelasting.
Elk besluit dat krachtens dit artikel wordt vastgesteld, wordt geacht nooit uitwerking te hebben gehad indien het niet bij wet is bekrachtigd binnen de zes maanden na de datum van zijn inwerkingtreding.
Art. 13.Op gezamenlijke voordracht van de ministers bevoegd voor Landbouw en Begroting stelt de Koning het bijzonder reglement betreffende het beheer van het Fonds vast.
De uitvoering van de betalingen van het Fonds kan worden opgedragen aan een gespecialiseerde instelling.
Art. 14.In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 tot oprichting van begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993, 24 december 1993, 21 december 1994, 6 april 1995, 29 april 1996 en 23 maart 1998, wordt rubriek « 31-Landbouw » aangevuld als volgt : Benaming van het organiek begrotingsfonds « 31-5 Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis » Aard van de toegewezen ontvangsten « De ontvangsten bedoeld in artikel 10 van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis » Aard van de gemachtigde uitgaven « De uitgaven bedoeld in de artikelen 4, 8 en 15 van voornoemde wet van 3 december 1999, alsmede de personeels- en werkingskosten van het Fonds ». HOOFDSTUK IV. - Andere steunmaatregelen
Art. 15.De kredieten die in uitvoering van het Protocol zijn toegekend door kredietinstellingen die ertoe zijn toegetreden, genieten de Staatswaarborg ten belope van 50 % van hoofdsom en interesten (inclusief nalatigheidsinteresten) van elk krediet van zodra het betrokken kredietdossier door het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau is goedgekeurd, of wordt geacht te zijn goedgekeurd, overeenkomstig het Protocol.
Het totaalbedrag van de in lid 1 bedoelde kredieten mag niet hoger zijn dan 25 000 000 000 (vijfentwintig miljard) Belgische frank in hoofdsom.
Art. 16.Binnen de grenzen toegestaan door de Commissie krachtens artikel 87 van het Verdrag en tegen de voorwaarden bepaald bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit, kan de Staat voorschotten of vergoedingen toekennen aan ondernemingen wier producten van dierlijke oorsprong zijn vernietigd, in beslag genomen of uit de handel genomen ingevolge maatregelen die de Belgische overheid heeft genomen in het kader van de dioxinecrisis. HOOFDSTUK V. - Controlemaatregelen
Art. 17.Het totaalbedrag van de federale overheidssteun die een onderneming ontvangt omwille van de dioxinecrisis, ongeacht of deze ook steun omvat toegekend met toepassing van deze wet, mag in subsidie-equivalent niet de schade overtreffen die de onderneming heeft geleden ten gevolge van de dioxinecrisis, rekening houdend, in voorkomend geval, met alle gewestelijke overheidssteun die de onderneming omwille daarvan bekomt, en met alle vergoedingen die zij ontvangt krachtens verzekeringspolissen of bij wege van schadevergoeding ingevolge contractuele of buitencontractuele aansprakelijkheid van derden.
De regels bepaald krachtens artikel 6 zijn van toepassing op de vaststelling van het sùbsidie-equivalent van de verschillende vormen van overheidssteun toegekend omwille van de dioxinecrisis en van de schade die de ondernemingen ten gevolge daarvan hebben geleden.
Art. 18.De naleving van artikel 17 maakt het voorwerp uit van controles uitgevoerd door de ambtenaren en agenten van het ministerie van Middenstand en Landbouw aangeduid door de minister bevoegd voor Landbouw, volgens de nadere regels bepaald door de Koning. Deze ambtenaren en agenten kunnen van de betrokken ondernemingen alle nodige inlichtingen vorderen; zij kunnen overgaan tot een controle van hun rekeningen en boeken ter plaatse.
Art. 19.Het eventuele overschot van de overheidssteun die een onderneming omwille van de dioxinecrisis heeft ontvangen ten opzichte van de schade die zij ten gevolge daarvan heeft geleden, wordt toegerekend op de ontvangen federale steun, in omgekeerde chronologische volgorde, en moet aan het Fonds worden teruggestort, vermeerderd met nalatigheidsinteresten aan Euribor op drie maanden. De terugvordering ervan geschiedt door toedoen van de administratie bevoegd voor de invordering van de belasting over de toegevoegde waarde. De artikelen 94 en 95 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, zijn van toepassing op deze terugvordering. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 20.§ 1. Worden gestraft met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met geldboete van 50 (vijftig) tot 10 000 (tienduizend) Belgische frank of met één van deze straffen alleen, zij die de controles uitgevoerd met toepassing van artikel 18 hinderen, weigeren aan de betrokken ambtenaren of agenten de informatie te verstrekken die zij gehouden zijn hun mee te delen, of hun bewust verkeerde of onvolledige informatie verstrekken. § 2. De Koning kan strafsancties bepalen voor inbreuken op de bepalingen van de uitvoeringsbesluiten van deze wet die Hij aanduidt.
Deze sancties mogen een gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van 10 000 (tienduizend) Belgische frank niet overschrijden. § 3. De bepalingen van het Eerste Boek van de Strafwetboek zijn van toepassing op de inbreuken be doeld in §§1 en 2.
Art. 21.Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 15, dat in werking treedt met ingang van 25 augustus 1999, en van artikel 16, dat in werking treedt met ingang van 1 juli 1999.
Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Gegeven te Brussel, 3 december 1999.
ALBERT Van Koningswege : De Eerste Minister, G. VERHOFSTADT De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, Maatschappelijke Integratie en Sociale Economie, J. VANDE LANOTTE Voor de Minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, afwezig, De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, E. BOUTMANS De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS De Minister van Financiën, D. REYNDERS De Minister van Economie en Wetenschappelijk Onderzoek, R. DEMOTTE De Staatssecretaris voor Buitenlandse Handel, P. CHEVALIER Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota (1) Gewone zitting 1999-2000. Kamer van volksvertegenwoordigers : Parlementaire Stukken. - Wetsontwerp, nr. 50-212/1. - Bijlage, nr. 50-212/2.- Amendementen, nr. 50-212/3. - Errata, nr. 50-212/4. - Amendementen, nr. 50-212/5 en 6. - Verslag, nr. 50-212/7. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 50-212/8. - Amendementen, nr. 50-212/9 en 10. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 50-212/11.
Parlementaire Handelingen. - Bespreking en aanneming. Vergaderingen van 17 en 18 november 1999.
Senaat : Parlementaire Stukken. - Ontwerp overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers, nr. 2-170/1. - Ontwerp niet geëvoceerd door de Senaat, nr. 2-170/2.