Etaamb.openjustice.be
Wet van 01 juni 2005
gepubliceerd op 14 juni 2005

Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2005011251
pub.
14/06/2005
prom.
01/06/2005
ELI
eli/wet/2005/06/01/2005011251/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 JUNI 2005. - Wet tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

De Kamers hebben aangenomen en Wij bekrachtigen, hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet en beoogt de omzetting in Belgisch recht van Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

Art. 2.In artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, vervangen bij de wet van 29 april 1999, en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° een punt 5°bis wordt ingevoegd, luidende : « 5°bis.« aardgasonderneming » : iedere rechtspersoon die ten minste een van de volgende functies vervult : productie, vervoer, distributie, levering, aankoop of opslag van aardgas en die verantwoordelijk is voor de met deze functies verband houdende commerciële, technische werkzaamheden en/of onderhoudswerkzaamheden, maar die geen eindafnemer is; »; 2° de punten 7° en 12° worden aangevuld als volgt : « , de levering zelf niet inbegrepen;»; 3° de punten 4°, 20° en 24°, worden opgeheven;4° punt 10° wordt vervangen als volgt : « 10° « vervoersnet » : elk geheel van vervoersinstallaties dat geëxploiteerd wordt door één van de beheerders of door eenzelfde vervoersonderneming, met uitsluiting van de upstream-installaties en directe leidingen;»; 5° er wordt een punt 10°bis ingevoegd, luidende : « 10°bis « aardgasvervoersnet » : eenvervoersinstallatie uitsluitend voor het vervoer van aardgas en die geëxploiteerd wordt door de met het vervoer van aardgas belaste beheerder, met uitsluiting van de upstream-installaties;»; 6° punt 14° wordt vervangen als volgt : « 14° « aardgaslevering » : de verkoop, wederverkoop daaronder inbegrepen, aan klanten van aardgas, met inbegrip van LNG;»; 7° punt 15° wordt vervangen als volgt : « 15° « leveringsonderneming » : elke natuurlijke of rechtspersoon die de aardgaslevering verricht;»; 8° punt 17° wordt vervangen als volgt : « 17° « geïnterconnecteerd net » : elk samenstel van met elkaar verbonden vervoersnetten;»; 9° punt 19° wordt vervangen als volgt : « 19° « verwante onderneming » : een verbonden of geassocieerde onderneming in de zin van het Wetboek van vennootschappen;»; 10° punt 25° wordt vervangen als volgt : « 25° « Richtlijn 2003/55 » : de Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en houdende intrekking van Richtlijn 98/30/EG;»; 11 er wordt een punt 26°bis ingevoegd, luidende : « 26bis « wet van 18 juli 1975 » : de wet van 18 juli 1975 betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas; »; 12° er wordt een punt 27°bis ingevoegd, luidende : « 27°bis « Bestuur Energie » : de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie; »; 13° in punt 30° worden de woorden « artikel 15/5, § 3 » vervangen door de woorden artikel 15/5undecies »;14° punt 31° wordt vervangen als volgt : « 31° beheerder van het aardgasvervoersnet » : de beheerder van het aardgasvervoersnet die werd aangewezen conform artikel 8 of artikel 8/1;»; 15° het artikel wordt aangevuld als volgt : « 32° « opslaginstallatie voor aardgas » : de installaties eigendom van en/of geëxploiteerd door een beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, gebruikt voor de opslag van aardgas, met inbegrip van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas;met uitsluiting van de opslaginstallaties gebruikt voor de productieactiviteiten, alsook de opslaginstallaties die uitsluitend voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet voor de voltooiing van zijn taken; 33° « beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas » : de rechtspersoon die bedoeld wordt in afdeling II van hoofdstuk III van deze wet;34° « LNG-installatie » : een terminal, eigendom van en/of geëxploiteerd door een beheerder van LNG-installatie, die voor het vloeibaar maken van aardgas, de invoer of de verlading, en de hervergassing van LNG gebruikt wordt, met inbegrip van ondersteunende diensten en de tijdelijke opslag van aardgas die nodig zijn voor het hervergassingsproces van LNG en de daaropvolgende doorlevering aan het aardgasvervoersnet met uitsluiting van de LNG-installaties specifiek gebruikt voor de opslag van aardgas;35° « beheerder van de LNG-installatie » : de rechtspersoon beoogd in afdeling II van hoofdstuk III van deze wet;36° « ondersteunende diensten » : alle diensten die nodig zijn voor de toegang tot de aardgasvervoers- en/of distributienetten en/of LNG-installaties en/of opslaginstallaties en voor de exploitatie ervan, met inbegrip van het opvangen van fluctuaties in systeembelasting en menging, maar uitgezonderd installaties die uitsluitend ten dienste staan van de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;37° « opslag van aardgas in leidingen » : de aardgasopslag door samendrukking in de aardgasvervoersnetten en in de distributienetten voor aardgas, maar met uitsluiting van de installaties die voorbehouden zijn voor de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de uitoefening van zijn functies;38° « verticaal geïntegreerde onderneming » : een aardgasonderneming of een groep bedrijven waarvan de wederzijdse relaties zijn vastgelegd in artikel 3, paragraaf 3 van de verordening (EEG) nr.4064/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen en die ten minste één van de volgende functies vervult : aardgasvervoer, aardgasdistributie, LNG-activiteit, of opslag van aardgas, en ten minste één van de volgende functies : productie of levering van aardgas; 39° « horizontaal geïntegreerde onderneming » : een onderneming die ten minste één van de volgende functies verzekert : productie, vervoer, distributie, levering of opslag van aardgas en daarnaast ook een niet op het gebied van aardgas liggende activiteit verricht;40° « veiligheid » : de technische veiligheid;41° « nieuwe installatie » : een aardgasinstallatie die niet afgewerkt is op de dag waarop de Richtlijn 2003/55/EG in werking treedt, zijnde op 1 juli 2004;42° « de beheerders » : de volgende drie operatoren : de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie;43° « gecombineerde netbeheerder » : beheerder belast met het beheer van minstens twee van de volgende installaties of netten : a) het aardgasvervoersnet;b) de opslaginstallatie voor aardgas;c) de LNG-installatie;44° « niet-uitvoerende bestuurder » : elke bestuurder die geen directiefunctie vervult bij de beheerders of bij een van hun dochterondernemingen;45° « onafhankelijke bestuurder » : elke niet-uitvoerende bestuurder die : a) beantwoordt aan de voorwaarden van het artikel 524, § 4, van het wetboek van Vennootschappen en b) tijdens de vierentwintig maanden die zijn aanstelling voorafgegaan zijn geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van één van de netwerkeigenaars, van één van de beheerders, van een tussenpersoon, van een leverancier, van een producent of van een dominerende aandeelhouder;c) tijdens de negen maanden, die zijn aanstelling voorafgegaan zijn, geen functie of activiteit heeft uitgeoefend, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een distributeur;46° « regulatoire periode » : de periode van vier jaar tijdens welke de tarieven bedoeld in artikel 15/5bis worden toegepast;47° « billijke marge » : de billijke marge die bedoeld wordt in artikel 15/5bis, § 2, b;48° « gereguleerd actief » : het gereguleerd actief dat bedoeld wordt in artikel 15/5septies, 1, a) ;49° « rendementspercentage » : het rendementspercentage dat bedoeld wordt in artikel 15/5septies, 1, c).».

Art. 3.Het opschrift van hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vervangen door het volgende opschrift : « Hoofdstuk III - Bepalingen betreffende de vervoersvergunningen en de beheerders ».

Art. 4.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt vóór artikel 3 het opschrift van een nieuwe afdeling 1 ingevoegd, luidende : « Afdeling 1 - Vervoersvergunningen voor aardgas »

Art. 5.Artikel 4 van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 29 april 1999, wordt aangevuld met een tweede lid, luidende : « De voorwaarden van de vervoersvergunningen, bedoeld in het eerste lid kunnen een onderscheid voorzien tussen de bouw en de exploitatie wanneer het gaat om aardgasvervoersinstallaties. »

Art. 6.In hoofdstuk III van dezelfde wet worden vóór artikel 8 het opschrift van een nieuwe afdeling 2 en het opschrift van een nieuwe onderafdeling 1 ingevoegd, luidende : « Afdeling 2. - Aanstelling van de beheerders Onderafdeling 1. - Definitief stelsel »

Art. 7.Artikel 8, opgeheven bij de wet van 29 april 1999, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Art. 8.- § 1. Het beheer van het aardgas-vervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie wordt verzekerd, overeenkomstig deze Afdeling, respectievelijk en alleen door de volgende beheerders : 1° de beheerder van het aardgasvervoersnet;2° de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;3° de beheerder van de LNG-installatie. § 2. De minister maakt een bericht bekend in het Belgisch Staatsblad waarbij elke houder van één of meer vergunningen voor aardgasvervoer, aardgasopslag met inbegrip van de vergunningen die zijn afgeleverd met toepassing van de wet van 18 juli 1975 en de uitvoeringsbesluiten ervan of LNG-installatie, wordt uitgenodigd om bij de minister zijn kandidatuur in te dienen binnen een termijn van drie maanden teneinde, naargelang van het geval, te worden aangesteld als beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas of beheerder van de LNG-installatie.

De houder van een aardgasvervoersvergunning, die kandidaat is voor het beheer van het aardgasvervoersnet dient alleen, of samen met andere houders van een aardgasvervoersvergunning, een deel van het bedoelde vervoersnet te bezitten dat ten minste 75 % van het nationaal grondgebied bestrijkt.

De minister deelt de kandidaturen mee aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen en de Commissie, die een advies uitbrengen binnen veertig dagen, vanaf de ontvangst van de mededeling van de kandidatuurstelling. § 3. De kandidaat moet bewijzen dat hij voldoet aan de vereisten van de artikelen 8/3 tot 8/6 van de wet.

Als de in artikelen 8/3 tot en met 8/6 bedoelde voorwaarden door de moederonderneming, die zelf beheerder is, zijn vervuld, dient haar dochteronderneming, die zelf beheerder is, er niet aan te voldoen. § 4. Na advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen inzake de in § 3 bedoelde criteria, na advies van de Commissie inzake de overige criteria, en na beraadslaging in Ministerraad, wijst de minister, uiterlijk negen maanden na de bekendmaking van het in § 2 bedoelde bericht, na voorstel van één of meer houders van een aardgasvervoersvergunning aan : 1 de beheerder die belast is met het beheer van het aardgasvervoersnet; 2 de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, voor een hernieuwbare termijn van twintig jaar.

De benoeming van de beheerder vervalt in geval van faillissement of ontbinding. § 5. Bij gebrek aan een kandidatuur binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van een bericht van de minister in het Belgisch Staatsblad of in geval de kandidaturen niet overeenkomstig de wet zijn, wijst de minister de betrokken beheerder(s) aan na beraadslaging in de Ministerraad. § 6. De kandidaten die worden aangewezen overeenkomstig § 4 of, in voorkomend geval, overeenkomstig § 5, krijgen respectievelijk de volgende benaming : 1° beheerder van het aardgasvervoersnet;2° beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;3° beheerder van de LNG-installatie. § 7. Na de betrokken netbeheerder gehoord te hebben, na beraadslaging in Ministerraad, en na advies van de Commissie, kan de minister, de benoeming van elke in § 6 bedoelde beheerder herroepen indien : 1° de beheerder ernstig tekortschiet in de verplichtingen die hem krachtens deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgelegd;2° de voorwaarden voor de onafhankelijkheid van deze beheerder, zoals beoogd in artikelen 8/3 tot 8/6 van deze wet niet zijn vervuld;3° de onafhankelijkheid van deze beheerder door fusie, splitsing of significante wijzigingen in het aandeelhouderschap in het gedrang zou kunnen komen. § 8. Elke in § 1 bedoelde beheerder kan de functie van gecombineerd netbeheerder vervullen. »

Art. 8.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt na artikel 8 het opschrift van een nieuwe onderafdeling 2 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 2. - Niet-definitief stelsel ».

Art. 9.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/1 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/1.- § 1. In afwijking van artikel 8 wordt de aardgasonderneming die op 1 juli 2004 houder is van één of meer aardgasvervoersvergunningen met toepassing van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, of van vergunningen voor de aardgasopslag, met inbegrip van de vergunningen afgeleverd met toepassing van de wet van 18 juli 1975 en de uitvoeringsbesluiten ervan, van rechtswege benoemd vanaf de datum van inwerkingtreding van dit artikel, tot, naargelang van het geval : 1° beheerder van het aardgasvervoersnet;2° beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;3° beheerder van de LNG-installatie. Elk van deze drie benoemingen geldt tot de definitieve aanwijzing van de betrokken beheerder, overeenkomstig artikel 8, of tot de weigering van de minister deze benoeming te aanvaarden. § 2. Elke in § 1 bedoelde beheerder kan de functie van gecombineerd netbeheerder vervullen. »

Art. 10.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt na artikel 8/1 het opschrift van een nieuwe onderafdeling 3 ingevoegd, luidende : « Onderafdeling 3. - Voorwaarden die de beheerders dienen na te leven ».

Art. 11.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/2 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/2.- De hiernavolgende voorwaarden zijn van toepassing voor elk van de drie in de artikelen 8 en 8/1 bedoelde beheerders, ongeacht of deze een beursgenoteerde onderneming is of niet : 1° ze zijn opgericht in de vorm van een naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel en centrale administratie in een staat die behoort tot de Europese Economische Ruimte;2° zij dienen te voldoen aan alle voorwaarden die bepaald zijn bij de wet van 2 augustus 2002 houdende wijziging van het Wetboek van vennootschappen alsook van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen.»

Art. 12.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/3 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/3.- § 1. De raad van bestuur is uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders, met uitzondering van de gedelegeerd bestuurder, en minstens voor één derde uit onafhankelijke bestuurders.

Deze laatsten zijn gekozen ten dele op basis van hun kennis inzake financieel beheer en ten dele op basis van hun relevante technische kennis.

De raad van bestuur is minstens voor één derde samengesteld uit leden van het andere geslacht. § 2. De raad van bestuur richt uit zijn midden minstens een auditcomité, een vergoedingscomité en een corporate governance comité op. De comités zijn samengesteld uit minstens drie leden.

Het auditcomité, het vergoedingscomité en elk ander comité dat binnen de raad van bestuur wordt opgericht, zijn uitsluitend samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders en minstens voor één derde uit onafhankelijke bestuurders.

Het corporate governance comité is minstens voor twee derde samengesteld uit onafhankelijke bestuurders. Het voorzitterschap wordt waargenomen door een onafhankelijke bestuurder. § 3. Het auditcomité is belast met de volgende taken : 1° de rekeningen onderzoeken en de budgetcontrole waarnemen;2° de auditwerkzaamheden opvolgen;3° de betrouwbaarheid van de financiële informatie evalueren;4° het organiseren en toezicht houden op de interne controle; 5°de efficiëntie van de interne risicobeheersingssystemen controleren.

Het auditcomité is bevoegd om onderzoek in te stellen in elke aangelegenheid die onder zijn bevoegdheiden valt, mits inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot commerciële gegevens en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnetwerk, de aardgas stockage-installatie en de LNG-installatie. Te dien einde beschikt het over de nodige werkmiddelen, heeft het toegang tot alle informatie, met uitzondering van commerciële gegevens betreffende de netgebruikers, en kan het interne en externe deskundigen om advies vragen. § 4. Het vergoedingscomité is desgevallend belast met het opstellen van aanbevelingen ter attentie van de raad van bestuur inzake de bezoldiging van de leden van het directiecomité en van de gedelegeerd bestuurder, rekening houdend met artikel 8/5, 4°. § 5. Het corporate governance comité is desgevallend belast met de volgende taken : 1° aan de raad van bestuur advies verlenen inzake de onafhankelijkheid van de kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder en inzake de benoeming van de gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité; Indien de raad van bestuur het advies van het corporate governance comité inzake de benoeming van de onafhankelijke bestuurders niet volgt, motiveert de raad zijn beslissing na voorafgaandelijk overleg met de voorzitter van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, die het advies van de Commissie vraagt indien het ingeroepen gebrek aan onafhankelijkheid de producteurs en de leveranciers van aardgas betreft;

Indien de raad van bestuur, bij het voorstellen van kandidaten voor het mandaat van onafhankelijke bestuurder, van gedelegeerd bestuurder en, in voorkomend geval, van de leden van het directiecomité aan de algemene vergadering van aandeelhouders, het advies van het corporate governance comité niet volgt, moet de raad zijn beslissing motiveren na overleg te hebben gepleegd met de voorzitter van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen; 2° zich uitspreken over de gevallen van onverenigbaarheid in hoofde van de directieleden en van de personeelsleden;3° toezien op de toepassing van de bepalingen van dit artikel, door de doeltreffendheid ervan te evalueren ten aanzien van de eisen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de beheerders zoals bepaald in de gedragscode en elk jaar een verslag hierover aan de Commissie voorleggen. § 6. Na advies van het corporate governance comité benoemt de raad van bestuur een gedelegeerd bestuurder of een voorzitter van het directiecomité overeenkomstig artikel 524bis van het Wetboek van vennootschappen. § 7. Na advies van de het corporate governance comité stelt de gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité aan de raad van bestuur de benoeming voor van de leden van het directiecomité.

De bepalingen van deze paragraaf zijn voor de eerste maal van toepassing op de benoemingen en hernieuwingen van de mandaten na de inwerkingtreding van dit artikel. § 8. De raad van bestuur oefent met name de volgende bevoegdheden uit : 1° hij bepaalt het algemeen beleid van de vennootschap;2° hij oefent de bevoegdheden uit die hem door of krachtens het Wetboek van vennootschappen worden toegekend of die hem gedelegeerd worden zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden die respectievelijk worden gedelegeerd of toegekend aan de gedelegeerd bestuurder of desgevallend het directiecomité;3° hij houdt een algemeen toezicht op de gedelegeerd bestuurder en het directiecomité, met inachtneming van de wettelijke beperkingen inzake de toegang tot de commerciële en andere vertrouwelijke gegevens betreffende de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en de verwerking ervan; § 9. De gedelegeerd bestuurder of de voorzitter van het directiecomité en diens directiecomité, oefenen onder andere de volgende bevoegdheden uit : 1° het dagelijks bestuur van de beheerders;2° de andere bevoegdheden gedelegeerd door de raad van bestuur;3° de bevoegdheden die hun door de statuten worden toegewezen.»

Art. 13.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/4 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/4.- Indien de beheerder van het aardgasvervoersnet tot een verticaal geïntegreerde onderneming behoort, moet hij onafhankelijk zijn, tenminste wat zijn rechtsvorm, zijn organisatie en zijn beslissingsproces betreft, van andere activiteiten die niet gebonden zijn aan de vervoersactiviteit. »

Art. 14.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/5 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/5.- Teneinde de onafhankelijkheid van de in artikel 8/4 bedoelde beheerder van het aardgasvervoersnet te waarborgen, gelden de volgende minimumcriteria : 1° De personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer mogen geen deel uitmaken van de structuren van de geïntegreerde aardgasonderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks belast zijn met het dagelijks beheer van de productie-, de distributie- en de leveringsactiviteiten van aardgas.2° Er worden passende maatregelen genomen om er voor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de professionele belangen van de in 1 bedoelde personen, op zodanige wijze dat gewaarborgd is dat zij in alle onafhankelijkheid kunnen functioneren.3° De beheerder van het aardgasvervoersnet beschikt over effectieve bevoegdheden om, onafhankelijk van zijn aandeelhouders, besluiten te nemen met betrekking tot de activa die nodig zijn voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling van het vervoersnet.4° De beheerder van het aardgasvervoersnet mag van zijn moedermaatschappij geen instructies ontvangen betreffende het dagelijks beheer, noch wat betreft de individuele beslissingen met betrekking tot de bouw of de modernisering van de aardgasvervoersleidingen die de grenzen van het jaarlijkse globale budget of van gelijk welk gelijkaardig document dat deze heeft goedgekeurd, niet overschrijden.»

Art. 15.In hoofdstuk III van dezelfde wet wordt een artikel 8/6 ingevoegd, luidende : «

Art. 8/6.- De artikelen 8, 8/1, 8/2, 8/3, 8/4 en 8/5 zijn van toepassing op de gecombineerde netbeheerder. »

Art. 16.Het opschrift van hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IV. - Rechten en verplichtingen van de houder van een vervoersvergunning en van de beheerders ».

Art. 17.In hoofdstuk IV van dezelfde wet wordt vóór artikel 9 het opschrift van een nieuwe afdeling I ingevoegd, luidende : « Afdeling I. - Vervoersvergunning voor aardgas ».

Art. 18.Artikel 15 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 29 april 1999, wordt aangevuld met het volgende lid : « De houder van een vervoersvergunning met betrekking tot andere producten dan aardgas dient zijn vervoerinstallaties te onderhouden en te ontwikkelen tegen economisch aanvaardbare voorwaarden en met eerbiediging van het leefmilieu. »

Art. 19.Een afdeling II wordt ingevoegd tussen artikel 15 en 15/1 van dezelfde wet, luidende : « Afdeling II. - Beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerder van de LNG-installatie ».

Art. 20.Artikel 15/1 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Art. 15/1, § 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie zijn respectievelijk gehouden : 1° de installaties, waarvan zij van rechtswege eigenaar zijn of waarop zij een recht hebben dat hun het genot garandeert van de infrastructuren en toestellen, te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen op economisch aanvaardbare, veilige, betrouwbare en efficiënte wijze;2° de installaties, rechtstreeks verbonden aan het aardgasvervoersnetwerk en waarvan zij geen eigenaar zijn of waarop zij geen recht hebben als bedoeld in 1, die het voorwerp hebben uitgemaakt van een vervoersvergunning na de aanstelling van de beheerders, te exploiteren, te onderhouden en te ontwikkelen op economisch aanvaardbare, veilige, betrouwbare en efficiënte wijze overeenkomstig deze wet en die niet bedoeld worden in 1;3° te beschikken over een organisatie die hen toelaat hun respectievelijke taken redelijkerwijze te vervullen;4° alle vereiste aandacht te besteden aan het respecteren van het milieu bij de vervulling van hun taken;5° zich te onthouden van alle discriminatie tussen de gebruikers of de categorieën van gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas of de LNG-installatie, onder andere ten gunste van verwante ondernemingen;6° aan de andere beheerders van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas, de LNG-installatie en/of de aardgasdistributie, voldoende informatie te verstrekken om te waarborgen dat het aardgasvervoer, de aardgasopslag en de LNG-activiteiten kunnen geschieden op een wijze die verenigbaar is met een veilige en efficiënte werking van de geïnterconnecteerde netten;7° aan de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie de informatie te verstrekken die ze nodig hebben voor een efficiënte toegang tot het net en deze installaties, overeenkomstig de gedragscode;8° zich te onthouden van activiteiten van productie of verkoop van aardgas of van bemiddeling inzake aardgas andere dan de verkopen of aankopen die genoodzaakt zijn door hun activiteiten om het evenwicht te verzekeren als beheerder van het aardgasvervoersnet, als beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas of als beheerder van de LNG-installatie, overeenkomstig de gedragscode.9° alle redelijke middelen aan te wenden om een belangrijk en accidenteel onevenwicht van de respectievelijke gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te compenseren.10° erop toe te zien om een taalevenwicht te bereiken en te behouden bij de hernieuwing van de mandaten van de leden van de raad van bestuur, de leden van het directiecomité. De houders van een vervoersvergunning die niet vallen binnen het toepassingsgebied beoogd in punten 1° en 2°, exploiteren zelf hun leidingen zonder tussenkomst van de beheerders. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie mag, noch rechtstreeks noch onrechtstreeks aan aandelen verbonden rechten hebben in ondernemingen voor de exploratie, de productie of de levering van aardgas of voor bemiddeling inzake aardgas. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet is gehouden : 1° het technisch beheer van de aardgasstromen op zijn net te organiseren, om het mogelijk te maken dat het aardgasnet in evenwicht wordt gehouden, en waarbij hij over het evenwicht waakt, het in stand houdt en desgevallend herstelt met alle redelijke middelen waarover hij beschikt;2° alle middelen aan te wenden om alle redelijke acties te ondernemen om de effecten te vermijden of te verhelpen die worden teweeggebracht door een noodsituatie die te maken heeft met de veiligheid en de betrouwbaarheid van het net en waaraan de beheerder het hoofd moet bieden of die wordt ingeroepen door een gebruiker of gelijk welke betrokken persoon;3° zich de energie aan te schaffen die hij gebruikt in het raam van de vervulling van zijn taken. § 4. De on- en offshore installaties van de Interconnector Zeebrugge Terminal (IZT) en de Zeepipe Terminal (ZPT) die gelegen zijn op het Belgische grondgebied, worden beheerd samen met de upstream-installaties waarvan zij integraal deel uitmaken overeenkomstig de internationale verdragen. Zij worden niet beheerd door de beheerders beoogd in deze wet. »

Art. 21.Het opschrift van hoofdstuk IVter, van dezelfde wet, wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IVter. - Toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallaties voor aardgas en de LNG-installatie ».

Art. 22.Artikel 15/5, § 1 en § 2, eerste tot het derde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, worden vervangen als volgt : «

Art. 15/5.- De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor het aardgasvervoer, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15/5bis en goedgekeurd door de Commissie.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen betreffende de gereglementeerde tarieven en de gedragscode, wordt over de toegang te goeder trouw onderhandeld.

Art. 15/5bis.- § 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie bepalen elk individueel het totaal inkomen dat nodig is voor de uitoefening van hun respectievelijke wettelijke en reglementaire verplichtingen teneinde de tarieven van het aardgasvervoer, de aardgasopslag en het gebruik van de LNG-installatie op te stellen. Dit totaal inkomen dient ter goedkeuring aan de Commissie te worden voorgelegd. § 2. De respectievelijke in § 1 bedoelde inkomsten dekken, voor de regulatoire periode van vier jaar, elk individueel : a) het geheel van de reële kosten nodig voor de vervulling van de in artikel 15/1, § 1, en 15/2 bedoelde taken door elke beheerder van het aardgasvervoersnet, beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerder van de LNG-installatie;b) een billijke marge en afschrijvingen die beiden nodig zijn om de onderneming een optimale werking, de noodzakelijke toekomstige investeringen en de leefbaarheid van het aardgasvervoersnet of van de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie te waarborgen en om aan de betrokken onderneming een gunstig perspectief te bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn;c) desgevallend, de uitvoering van de openbare dienstverplichtingen met toepassing van artikel 15/11;d) desgevallend de toeslagen die krachtens de wet van toepassing zijn op de tarieven;e) desgevallend, de kosten en de vergoeding, die verbonden zijn aan de uitvoering van de in artikel 15/1, § 1, eerste lid, 1° en 2°, vermelde verplichtingen. § 3. Na advies van de Commissie kan de Koning afwijken van de tarieven voor de aansluiting en het gebruik van het aardgasvervoersnet.

De in het eerste lid bedoelde afwijkingen zijn van toepassing op de uitbreidingen van aardgasvervoersinstallaties of de nieuwe aardgasvervoersinstallaties erkend als zijnde van nationaal of Europees belang en noodzakelijk om de ontwikkeling op lange termijn van deze installaties toe te laten. Deze afwijkingen kunnen betrekking hebben op : 1° de duur van de toepassing van de tarieven die meer kan bedragen dan vier jaar;2° het niveau van de billijke marge bestemd voor de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen. Worden erkend als zijnde van nationaal of Europees belang, de projecten die bijdragen, respectievelijk op Belgisch of Europees niveau, aan de bevoorradingszekerheid en/of de optimalisering van de werking van de geïnterconnecteerde aardgasvervoersnet(ten), opslaginstallatie voor aardgas of LNG-installaties en die de ontwikkeling van de nationale en/of Europese markt vergemakkelijken.

De afwijking doet geen afbreuk aan artikel 15/5ter.

Art. 15/5ter.- Onverminderd artikel 15/5quater, § 2, tweede lid, beantwoorden de in artikelen 15/5 en 15/5bis bedoelde tarieven aan de volgende richtsnoeren : 1° ze zijn niet-discriminerend en transparant;2° ze dekken het inkomen zoals gepreciseerd in artikel 15/5bis, § 2;3° ze maken het mogelijk op Belgisch grondgebied de evenwichtige ontwikkeling te realiseren van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie om een niet-discriminerende behandeling ten opzichte van alle eindgebruikers te waarborgen;4° ze zijn vergelijkbaar op internationaal niveau met de beste tariefpraktijken die in gelijkaardige omstandigheden door vergelijkbare beheerders van aardgasvervoersnetten, de opslaginstallatie voor aardgas en/of de LNG-installatie worden toegepast;5° ze beogen het gebruik van de capaciteit van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie te optimaliseren;6° ze zijn voldoende opgesplitst, met name : a) op basis van de voorwaarden en de nadere regels voor het gebruik van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;b) wat de ondersteunende diensten betreft;c) wat de eventuele meerkosten voor de openbare dienstverplichtingen betreft.7° de tariefstructuren houden rekening met de capaciteit die is gereserveerd en die nodig is om het aardgasvervoer en de werking van de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie te waarborgen.8° de tariefstructuren zijn gelijk voor het gehele grondgebied, zonder onderscheid per geografische zone.

Art. 15/5quater.- § 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie leggen elk individueel een aanvraag van hun respectievelijke tarieven ter goedkeuring voor aan de Commissie, alsook van de tarieven voor ondersteunende diensten. Zij publiceren elk individueel de goedgekeurde tarieven voor de respectievelijke activiteiten, met inachtneming van de in dit hoofdstuk bepaalde richtsnoeren. § 2. Het totaal inkomen wordt bepaald voor een periode van vier jaar en de tarieven hebben betrekking op een zelfde periode. Deze regulatoire periode van vier jaar begint bij de inwerkingtreding van de tarieven.

Het totaal inkomen wordt op een unitaire basis opgesplitst om tot de tarieven te komen. Deze tarieven dienen de geldstroom te respecteren die de netbeheerder elk jaar nodig heeft om zijn verplichtingen overeenkomstig deze wet na te komen. § 3. Het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode dient als referentie voor de ontwikkeling van het totaal inkomen voor de volgende jaren van de regulatoire periode van vier jaar, rekening houdend met de volgende ontwikkelingsregels : 1° de categorieën van samenstellende elementen van het totaal inkomen zoals beoogd in artikel 15/5bis en die betrekking hebben op kosten waarop de beheerders geen rechtstreekse controle hebben en die noodzakelijk zijn voor de zekerheid, de efficiëntie en de betrouwbaarheid van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie evolueren in functie van de overeenstemmende kosten die door de beheerders gedragen worden en de andere kosten die evolueren op basis van een objectieve indexeringsformule die gedurende de periode van vier jaar resulteert in tarieven die de dekking van het in artikel 15/5bis omschreven totaal inkomen garandeert;2° de afschrijvingen evolueren jaarlijks afhankelijk van het investeringsplan;3° de winstmarge evolueert jaarlijks afhankelijk van de ontwikkeling van het gereguleerd actief en het rendementspercentage, beoogd in artikel 15/5septies, 1°, c);4° de intrestlasten evolueren in functie van de evolutie van de rentetarieven. § 4. De beheerders dienen bij de Commissie, ter goedkeuring, een voorstel in betreffende hun inkomen en tarieven, dat uitgewerkt is op basis van het in artikel 15/5bis bedoelde totaal inkomen. § 5. De transportonderneming kan de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvorostel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten, ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de Commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerde tariefvoorstel houdt rekening met het totale inkomen en het door de Commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur.

Art. 15/5quinquies.- De beheerder van het aardgasvervoersnet die een doorvoeractiviteit uitoefent, dient bij de Commissie een specifieke aanvraag in tot goedkeuring voor de doorvoer overeenkomstig dit hoofdstuk met uitzondering van de artikelen 15/5ter 2°, 4°, 5°, 8° en 15/5quater, § 3, zonder afbreuk te doen aan artikel 15/19.

Art. 15/5sexies.- § 1. De artikelen 15/5, 15/5bis, 15/5ter, 7°, 15/5quater en 15/5quinquies zijn niet van toepassing op de in artikel 3, tweede lid, bedoelde aardgasvervoersinstallatie.

Art. 15/5septies.- De Koning, na overleg in de Ministerraad, op voorstellen van de Commissie die in overleg met de beheerders worden opgesteld en die voorgelegd worden binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, legt de regels vast met betrekking tot : 1° de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat een billijke winstmarge zoals bedoeld in artikel 15/5bis bevat;deze methodologie legt het volgende vast : a) een definitie van het gereguleerd actief, waarbij rekening wordt gehouden met de afschrijvingen en de nieuwe investeringen;b) afschrijvingstoelages;c) een rendementspercentage op dit gereguleerd actief dat rekening houdt met een redelijke verdeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markt, dat het mogelijk maakt dat op competitieve markten, de investeerders van de beheerders kunnen verwachten hetzelfde rendement op lange termijn te behalen als voor investeringen waaraan soortgelijke risico's verbonden zijn;2° de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven;3° de procedure voor het voorstel, de goedkeuring, de weigering en de publicatie van de tarieven, met uitzondering van haar motivatie, in toepassing van dit hoofdstuk;4° de jaarverslagen en de gegevens die de beheerders aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op de controle van hun tarieven door de Commissie;5° de specifieke regels die de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie moeten toepassen inzake de boekhoudkundige verwerking van de kosten;6° de doelstellingen die de beheerders moeten nastreven inzake kostenbeheersing;7° de inkomensverschillen van één jaar in vergelijking met een ander, die zijn veroorzaakt door een significatieve verhoging van het volume van verkoopscapaciteit;

Art. 15/5octies.- § 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas, de beheerder van de LNG-installatie sturen elk individueel het jaarverslag met de resultatenrekeningen van de nieuwe installaties van het afgelopen jaar naar de Commissie. § 2. De modellen van de in dit hoofdstuk bedoelde verslagen worden door de Commissie uitgewerkt na overleg met de beheerders.

Art. 15/5nonies.- Indien er zich, tijdens een regulatoire periode, uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, legt deze ter goedkeuring aan de Commissie een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 15/5bis bedoelde totaal inkomen, voor wat de komende jaren van de regulatoire periode betreft, voor.

Aan het einde van elke regulatoire periode van vier jaar, stelt de beheerder het saldo (positief of negatief) vast tussen de kosten en de inkomsten, die opgelopen en geboekt zijn tijdens een regulatoire periode, voorzover dit saldo voortvloeit uit een verschil tussen de reële niet-beheersbare kosten en de geraamde niet-beheersbare kosten, en/of uit een verschil tussen de reële verkoopsvolumes en de geraamde verkoopsvolumes van de beheerder. Hij brengt de Commissie op de hoogte van dit saldo en levert haar de elementen ter staving hiervan. De verdeling van dit saldo wordt bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad. »

Art. 23.Artikel 15/5, § 2, vierde lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 15/5decies.- Na overleg met de gewesten kan de Koning, onder de door Hem bepaalde voorwaarden, het toepassingsgebied van de artikelen 15/5 en 15/5bis uitbreiden naar de tarieven voor de aansluiting op de distributienetten en het gebruik ervan, alsook naar de tarieven van de ondersteunende diensten geleverd door de distributieondernemingen. »

Art. 24.Artikel 15/5, § 3, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 15/5undecies.- § 1. Op voorstel van de Commissie, stelt de Koning een gedragscode vast met betrekking tot de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie.

De gedragscode bepaalt : 1° de procedures en regels inzake de aanvraag van toegang tot het net;2° de gegevens die de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en aan de beheerder van de LNG-installatie moeten verstrekken;3° de voorzorgsmaatregelen die de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie dienen te nemen om de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens met betrekking tot de gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te beschermen;4° de termijnen waarbinnen de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie moeten antwoorden op de aanvragen om toe te treden tot hun net en hun installatie;5° de maatregelen om elke discriminatie tussen gebruikers of categorieën gebruikers van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie te vermijden;6° de minimumvereisten met betrekking tot de juridische en operationele scheiding van de vervoers- en leveringsfuncties van aardgas binnen de geïntegreerde beheerders van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie;7° de basisbeginselen met betrekking tot de rechten en verplichtingen van, enerzijds, de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, en, anderzijds, de gebruikers voor de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie;8° de basisbeginselen met betrekking tot facturering;9° de basisbeginselen met betrekking tot de rechten en verplichtingen van, enerzijds, de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie en, anderzijds, de gebruikers van het desbetreffende aardgasvervoersnet, van de opslaginstallatie voor aardgas of van de LNG-installatie inzake het gebruik ervan en meer bepaald, inzake onderhandelingen over de toegang tot vervoer, over het congestiebeheer en over de publicatie van informatie;10° maatregelen die in het verbintenissenprogramma moeten worden opgenomen om te waarborgen dat ieder discriminerend gedrag is uitgesloten en om te voorzien in een adequaat toezicht op de naleving ervan.Het programma bevat de specifieke verplichtingen van de werknemers ter verwezenlijking van die doelstelling. De persoon of instantie die verantwoordelijk is voor het toezicht op het verbintenissenprogramma dient bij de Commissie jaarlijks een verslag in waarin de genomen maatregelen worden uiteengezet. Dit verslag wordt gepubliceerd; 11° de vereisten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de beheerders ten opzichte van de producenten, distributeurs, leveranciers en tussenpersonen. De toekenning en het behoud van elke vervoers- of leveringsvergunning zijn onderworpen aan het naleven van de gedragscode. § 2. Onverminderd elke wettelijke verplichting om gegevens bekend te maken, bewaren de aardgasondernemingen de vertrouwelijkheid van de commercieel gevoelige gegevens die zij van derden verkregen hebben in het kader van de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas of de LNG-installatie of van onderhandelingen hierover. Zij onthouden zich ervan deze gegevens te gebruiken voor hun eigen verkopen of aankopen van aardgas. »

Art. 25.In dezelfde wet wordt een artikel 15/5duodecies ingevoegd, luidende : «

Art. 15/5duodecies.- § 1. De nieuwe grote aardgasinstallaties, namelijk de interconnecties met de buurlanden, de LNG-installaties en de opslaginstallaties kunnen genieten van een afwijking van de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bepalingen inzake de tarifaire methodologie, met uitzondering van de artikelen 15/6, 15/7, 15/8 en 15/9. Deze afwijking wordt verleend door de Koning, na advies van de Commissie in de mate dat : 1° de investering de concurrentie in de aardgaslevering moet versterken en de bevoorradingszekerheid moet verbeteren;2° het risiconiveau dat verbonden is aan de investering dusdanig is dat deze investering niet gerealiseerd zou zijn als geen afwijking was toegestaan;3° de installatie de eigendom is van een natuurlijke of rechtspersoon die op zijn minst qua rechtsvorm gescheiden is van de netbeheerders in wier netwerk die installatie wordt gebouwd;4° de tarieven worden geïnd bij de gebruikers van de betrokken installatie;5° de afwijking geen afbreuk doet aan de concurrentie of de goede werking van de nationale aardgasmarkt, noch aan de doeltreffendheid van de werking van het net waarmee de installatie is verbonden. § 2. De afwijking kan gelden voor het geheel of gedeelten van, respectievelijk, de nieuwe installatie, de aanzienlijk verhoogde capaciteit van deze installatie of de wijzigingen aan deze installatie, die toelaten nieuwe bronnen van gasbevoorrading te ontwikkelen.

Bij de beslissing over de afwijking wordt per geval nagegaan of er voorwaarden gesteld moeten worden met betrekking tot de duur van de afwijking en de niet-discriminerende toegang tot de interconnecties met de buurlanden.

Hierbij wordt rekening gehouden met de looptijd van de contracten, de aan te leggen extra capaciteit of de wijziging van de bestaande capaciteit, de looptijd van het project en de nationale omstandigheden. § 3. Wanneer een afwijking wordt verleend, kan de minister de voorschriften en mechanismen bepalen voor het beheer en de toewijzing van capaciteit, voor zover dit geen beletsel vormt voor de uitvoering van langetermijncontracten. § 4. Elke aanvraag tot afwijking wordt onmiddellijk aangemeld bij de Europese Commissie alsook alle nuttige gegevens die daarmee verband houden. »

Art. 26.Artikel 15/5, §§ 4, 5 en 6, van dezelfde wet, worden opgeheven.

Art. 27.Artikel 15/6 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 20 maart 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling : « De eindafnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet en de leveranciers die hun klanten bevoorraden via een aardgasdistributienet evenals de distributieondernemingen hebben vanaf 1 juli 2004 recht op toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG installatie. »

Art. 28.In artikel 15/7, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, worden de woorden « artikel 25, § 3 van de Richtlijn 98/30 » vervangen door de woorden « artikel 27, paragraaf 3, van de Richtlijn 2003/55 ».

Art. 29.Artikel 15/8 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, wordt vervangen door de volgende bepaling : « Onverminderd lopende contracten en de verplichtingen van België krachtens internationale verdragen, bepaalt de Koning, bij een besluit, vastgesteld in de Ministerraad, na advies van de Commissie, in welke mate en tegen welke voorwaarden de bepalingen van deze wet van toepassing zijn op aardgasondernemingen die ressorteren onder het recht van Staten die geen lid zijn van de Europese Unie. »

Art. 30.In artikel 15/9 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « en de in aanmerking komende afnemers » vervallen;2° de woorden « artikel 23 van de Richtlijn 98/30 » worden vervangen door de woorden « artikel 20 van de Richtlijn 2003/55 ».

Art. 31.In artikel 15/10 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 vervallen de woorden « bestemd voor de bevoorrading van eindafnemers die geen in aanmerking komende afnemers zijn »;2° in § 2, tweede lid, wordt het woord « gasondernemingen » vervangen door het woord « aardgasondernemingen ».

Art. 32.In artikel 15/12 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in §§ 1 en 3 wordt het woord « gasondernemingen » vervangen door het woord « aardgasondernemingen »;2° in § 2, eerste zin, worden de woorden « buiten de aardgassector » vervangen door de woorden « die niet verbonden zijn met het aardgasvervoer, de aardgasdistributie, LNG- activiteiten en aardgasopslag »;3° het artikel wordt aangevuld met de volgende paragraaf : « § 4.De gecombineerde netbeheerder voert een afzonderlijke boekhouding voor elk type van activiteit. »

Art. 33.Het opschrift van hoofdstuk IVquinquies van dezelfde wet wordt vervangen als volgt : « HOOFDSTUK IVquinquies. - Toezicht op de zekerheid van de aardgasbevoorrading ».

Art. 34.Artikel 15/13 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 30 december 2001 en 20 maart 2003, wordt vervangen als volgt : «

Art. 15/13.- § 1. Een prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading wordt opgesteld door het Bestuur Energie, in samenwerking met het Planbureau, na advies van de Commissie en na consultatie van de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie, de houders van een aardgasleveringsvergunning, de gewesten en de Interdepartementale Commissie voor de duurzame ontwikkeling.

Er wordt overleg gepleegd met de gewesten wat betreft de bevordering van het rationeel energiegebruik en de inpassing van de randvoorwaarden inzake leefmilieu. Dit overleg dient plaats te vinden binnen een termijn van één maand. § 2. De prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading houdt rekening met de volgende elementen : 1° de raming van de evolutie van de vraag en het aanbod voor aardgas op middellange en lange termijn;2° de richtsnoeren inzake diversificatie van de bevoorradingsbronnen en de identificatie van de nieuwe behoeften inzake bevoorrading in aardgas;3° een indicatief investeringsprogramma met het oog op het behoud en de ontwikkeling van het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie;4° het niveau en de kwaliteit van het onderhoud van het net en de installaties;5° de maatregelen waarin voorzien wordt voor het geval dat één of meer aardgasproducenten of een aardgasleverancier zouden tekortschieten in de bevoorrading van het land;6° op het gebied van de opslagcapaciteit voor aardgas, de minimale streefdoelen die moeten worden bereikt in het kader van de zekerheid van de bevoorrading van het land. § 3. De prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading, ten laatste opgesteld op de eerste 15de maart volgend op de inwerkingtreding van dit artikel, wordt uitgewerkt voor een periode van vijf jaar en wordt jaarlijks geactualiseerd. § 4. De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitwerking en de publicatie van de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading. § 5. Na advies van de Commissie kan de Koning, bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nodige maatregelen treffen ter omzetting van de bepalingen van de Richtlijn 2001/42/EG betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's, in zoverre ze van toepassing zijn op de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading. Het advies van de Afdeling Wetgeving van de Raad van State wordt gepubliceerd samen met het betreffende besluit. Dit besluit houdt op uitwerking te hebben indien het niet binnen vijftien maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad bij wet is bekrachtigd ».

Art. 35.In artikel 15/14 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wetten van 16 juli 2001 en 20 maart 2003, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, tweede lid, 4, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° advies geven aan het Bestuur Energie over de aanvragen tot het bekomen van leveringsvergunningen krachtens artikel 15/3 en controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden van deze vergunningen; een advies verstrekken aan dit bestuur over de aanvragen tot het bekomen van de vervoersvergunningen krachtens artikel 3 »; 2° in § 2, tweede lid, 10, vervallen de woorden « die geen in aanmerking komende afnemers zijn en tussen deze categorieën van afnemers en in aanmerking komende afnemers »;3° § 2, tweede lid, 5°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 5° advies geven aan het Bestuur Energie over de prospectieve studie betreffende de zekerheid van de aardgasbevoorrading, overeenkomstig artikel 15/13, § 1;»; 4° in § 2, tweede lid, 6, worden de woorden « artikel 15/5, § 2 » vervangen door de woorden « in de artikelen 15/5 tot 15/5decies »;5° in § 2, tweede lid, 9bis worden de woorden « artikel 15/5, § 2 » vervangen door de woorden « in de artikelen 15/5 tot 15/5decies ».

Art. 36.In artikel 15/16, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2003, wordt de eerste zin vervolledigd als volgt : « , voorzover zij haar aanvraag motiveert ».

Art. 37.In artikel 15/17 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, worden de woorden « in artikel 15/5, § 2 » vervangen door de woorden « in de artikelen 15/5 tot 15/5decies ».

Art. 38.In dezelfde wet wordt een artikel 15/19 ingevoegd, luidende : «

Art. 15/19.- De contracten die voor 1 juli 2004 zijn gesloten overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van de Richtlijn 91/296/EEG van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten blijven gelden en worden verder ten uitvoer gelegd overeenkomstig de bepalingen van die Richtlijn. »

Art. 39.In artikel 24 van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 april 1999, worden de woorden « De vennootschappen naar Belgisch recht » vervangen door de woorden « De aardgasondernemingen, met uitzondering van de beheerders ».

Art. 40.In dezelfde wet wordt een artikel 25 ingevoegd, luidende : «

Art. 25.- De hoofdstukken IVter en IVquater van deze wet zijn niet van toepassing op de Interconnector- noch op de Zeepipe-installaties op Belgisch grondgebied. » HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 41.§ 1. De Koning kan de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen coördineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie. § 2. Te dien einde kan Hij : 1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;4° de verwijzingen naar de in de coördinatie opgenomen bepalingen die in andere, niet in de coördinatie opgenomen bepalingen voorkomen, naar de vorm aanpassen. De coördinatie krijgt het volgende opschrift :« Aardgaswetboek ».

Art. 42.Artikel 7 treedt in werking 9 maanden na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad.

De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de inwerkingtreding van de artikelen 9, 21 tot 23, 33, 34, 35, 3, 4 en 5, en 36.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 1 juni 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, M. VERWILGHEN Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota's (1) Zitting 2004-2005 Kamer van volksvertegenwoordigers Stukken.- Wetsontwerp, nr. 51-1595/1. - Amendementen, nrs. 51-1595/2 tot 4. - Verslag, nr. 51-1595/5. - Tekst aangenomen door de commissie, nr. 51-1595/6. - Tekst aangenomen in plenaire vergadering en overgezonden aan de Senaat, nr. 51-1595/7.

Integraal verslag. - 28 april 2005.

Senaat Stukken. - Ontwerp geëvoceerd door de Senaat, nr. 3-1160/1. - Amendementen, nr. 3-1160/2. - Verslag, nr. 3-1160/3. - Tekst verbeterd door de commissie, nr. 3-1160/4. - Beslissing om niet te amenderen, nr. 3-1160/5.

Handelingen van de Senaat. - 19 mei 2005.

^