Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 08 juni 2007
gepubliceerd op 19 juni 2007

Koninklijk besluit betreffende de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat de billijke marge bevat, betreffende de algemene tariefstructuur, de basisprincipes en procedures inzake tarieven, de procedures, de bekendmaking van de tarieven, de jaarverslagen, de boekhouding, de kostenbeheersing, betreffende de inkomensverschillen van de beheerders en de objectieve indexeringsformule bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011310
pub.
19/06/2007
prom.
08/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/08/2007011310/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat de billijke marge bevat, betreffende de algemene tariefstructuur, de basisprincipes en procedures inzake tarieven, de procedures, de bekendmaking van de tarieven, de jaarverslagen, de boekhouding, de kostenbeheersing, betreffende de inkomensverschillen van de beheerders en de objectieve indexeringsformule bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, heeft tot doel de bepalingen van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen (hierna de gaswet), die werden ingevoegd door de wet van 1 juni 2005 tot wijziging van voornoemde wet en gewijzigd door de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen uit te voeren.

Met het oog op de in artikel 15/5decies van de gaswet voorziene mogelijkheid om het toepassingsveld van de artikelen 15/5 tot 15/5bis, van de gaswet uit te breiden tot de overeenstemmende tarieven voor de distributienetten en het gebruik ervan, alsook naar de tarieven van de ondersteunende diensten geleverd door de distributieondernemingen werd ervoor gezorgd dat de structuur en de bepalingen van dit besluit zoveel mogelijk in hun algemeenheid gehanteerd kunnen blijven, onverminderd de te verwachten aanpassingen (zoals daar onder meer zijn rapporteringsverplichtingen, de afschrijvingspercentages, een gemiddeld tarief uitgesmeerd over vier jaar of een op voorhand vastgesteld jaarlijks tarief, de illiquiditeitsfactor en de X-factor, gedropte klanten) als gevolg van een aantal specifieke aspecten van de nettarieven van de genoemde netten : De titel van het koninklijk besluit houdt rekening met de bepalingen van artikel 15/5septies van de wet van 12 april 1965, waarin wordt gestipuleerd : « De Koning, na overleg in de Ministerraad, op voorstellen van de Commissie die in overleg met de beheerders worden opgesteld en die voorgelegd worden binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de minister, legt de regels vast met betrekking tot : 1° de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat een billijke winstmarge zoals bedoeld in artikel 15/5bis bevat;deze methodologie legt het volgende vast : a) een definitie van het gereguleerd actief, waarbij rekening wordt gehouden met de afschrijvingen en de nieuwe investeringen;b) afschrijvingstoelages;c) een rendementspercentage op dit gereguleerd actief dat rekening houdt met een redelijke verdeling tussen eigen vermogen en vreemd vermogen overeenkomstig de beste praktijken van de internationale financiële markt, dat het mogelijk maakt dat op competitieve markten, de investeerders van de beheerders kunnen verwachten hetzelfde rendement op lange termijn te behalen als voor investeringen waaraan soortgelijke risico's verbonden zijn;2° de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven;3° de procedure voor het voorstel, de goedkeuring, de weigering en de publicatie van de tarieven, met uitzondering van haar motivatie, in toepassing van dit hoofdstuk;4° de jaarverslagen en de gegevens die de beheerders aan de Commissie moeten verstrekken met het oog op de controle van hun tarieven door de Commissie;5° de specifieke regels die de beheerder van het aardgaswetvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgaswet, de beheerder van de LNG-installatie moeten toepassen inzake de boekhoudkundige verwerking van de kosten;6° de doelstellingen die de beheerders moeten nastreven inzake kostenbeheersing;7° de inkomensverschillen van één jaar in vergelijking met een ander, die zijn veroorzaakt door een significante verhoging van het volume van verkoopscapaciteit;» De structuur van het onderhavige voorstel van koninklijk besluit houdt rekening met de bepalingen van artikel 15/5septies van de gaswetwet.

Dit besluit neemt sommige principes over die werden vastgelegd in het besluit van 15 april 2002 betreffende de algemene tariefstructuur en de basisprincipes en procedures inzake de tarieven en de boekhouding van de aardgaswetvervoersondernemingen actief op het Belgische grondgebied. Het vormt een update ervan. HOOFDSTUK I. - Toepassingsveld en definities Onder artikel 1 moet worden aangegeven dat de tariefregulering in geen geval betrekking heeft op de tarieven die van toepassing zijn op de niet-gereguleerde activiteiten die de beheerder uitoefent. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de afwijkingen ten gunste van de nieuwe installaties en de uitbreidingen van de LNG-installaties, van opslag en doorvoer die behandeld worden door het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 15/5bis, § 3, van de gaswet. Conform de wet zijn de directe lijnen niet aan gereguleerde tarieven onderworpen.

De gaswet bepaalt onder haar artikel 15/5 : « De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor het aardgasvervoer, de opslaginstallatie voor aardgaswet en de LNG-installatie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15/5 bis en goedgekeurd door de Commissie. » De definitie van « hoofdactiviteit » verwijst naar « iedere activiteit die al dan niet verband houdt met aardgaswet ».

Vanuit een streven naar duidelijkheid en vereenvoudiging kan het begrip « flexibiliteitskamer » van het besluit van 15 april 2002 worden weggehaald, want het gaat om een doodgeboren concept.

Onder artikel 1, 10°, wordt de definitie van « kosten van een dienst » gelijkvormig gemaakt met artikel 26, § 3 dat de elementen die de tarieven vormen preciseert (kosten = tarieven). De elementen die de beheersbare en niet-beheersbare kosten vormen, worden in de definitie van beide termen vermeld. Vanuit een streven naar duidelijkheid en vereenvoudiging kan het begrip « basisactiviteit » van het koninklijk besluit van 15 april 2002 worden weggehaald, want het brengt de tekst niets nieuws bij en maakt hem nodeloos ingewikkeld. Het begrip « basisactiviteit » komt overeen met het begrip « basisdienst » en vormt er een herhaling van.

Inzake kosten worden de marge en de afschrijvingspercentages bepaald door de Commissie. Bijgevolg zijn deze twee bestanddelen niet-beheersbaar voor de beheerder.

De kosten bedoeld in artikel 9, 2e en 3e lid, van de gaswet hebben betrekking op de door de overheid opgelegde omleggingen van leidingen (bijv. : Antwerpse Ring, ...) De intrestlasten « embedded costs » vormen een « pass through » en worden conform artikel 15/5quater, § 3, 4°, van de gaswet tegen hun reële kost volledig gedekt door de tarieven.

Voor alle voornoemde kosten wordt, in het geval van een saldo tengevolge van een verschil tussen gebudgetteerde en werkelijk gemaakte niet-beheersbare kosten, de toewijzing ervan beslist in de Ministerraad, conform artikel 22, § 8 van het voorliggend besluit.

De definitie van het « totaal inkomen » is bedoeld om duidelijk te stellen dat het totale inkomen de gereguleerde activiteiten en niet alle activiteiten van de beheerder dekt : de Commissie heeft een goedkeuringsbevoegdheid op het totale inkomen (van de gereguleerde activiteiten).

In dit deel wordt verwezen naar de principes die uitgelegd worden in de richtlijnen van de Commissie over de billijke marge. Ze werden zodanig aangepast om hetgeen de wet terzake voorschrijft nauwgezet te respecteren.

Het koninklijk besluit gebruikt de term « beheerder », waarmee drie beheerders worden bedoeld (beheerder van het aardgasvervoersnet (transport en transit), beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en beheerder van de LNG-installatie). Zo wordt vermeden dat ze telkens volledig moeten worden genoemd, aangezien ze allen bij de wet van 1 juni 2005 onderworpen zijn aan dezelfde bepalingen wat de tarieven betreft.

De afzonderlijke rekeningen per activiteit zijn nodig om het nominale bedrijfskapitaal te bepalen dat samengesteld is uit de billijke marge en het totale inkomen. Daarom dient de Commissie over alle noodzakelijke gegevens hierover te kunnen beschikken om haar taak van goedkeuring van de tarieven en kostencontrole te kunnen uitvoeren. Afdeling 2. - Billijke marge

De Commissie is krachtens artikel 15/5 bis, § 1, van de gaswet bevoegd het totale inkomen goed te keuren.

Conform artikel 15/5 bis, § 2, van de gaswet bestaat het totaal inkomen uit en dekt het de reële kosten, de billijke marge en afschrijvingen en desgevallend de kosten verbonden met de openbare dienstverplichtingen, de toeslagen van toepassing op de tarieven en op bepaalde verplichtingen van de beheerder.

Dit wetsartikel bepaalt ook dat de billijke marge en de afschrijvingen de beheerder na Europese ijking op basis van vergelijkbare beheerders, een gunstig perspectief bieden betreffende de toegang tot de kapitaalmarkten op lange termijn.

Daarmee geeft de wetgever aan dat de billijke marge in haar globaliteit (of het bedrag uitgedrukt in euro /jaar en bestemd voor de beheerder) en niet elke parameter afzonderlijk van de billijke marge, het voorwerp vormt van een benchmarking om de beheerder een gunstige toegang tot de lening te bieden.

In dit koninklijk besluit moet dus worden gedefinieerd hoe de bestanddelen van de billijke marge, namelijk de basis van het gereguleerd actief en het rendementspercentage worden berekend (zie artikel 15/5quater, § 3, 3° van de gaswet).

Pas wanneer de billijke marge op basis van haar bestanddelen is vastgesteld, is het aangewezen het niveau te vergelijken met dat van de Europese beheerders om na te gaan of de beheerder een gunstige toegang tot de financiële markten kan worden gewaarborgd.

Ditzelfde principe geldt ook voor de afschrijvingen.

De bepalingen van voorliggend besluit voorgesteld door de Commissie sluiten perfect aan met artikel 25, 2, a) van de richtlijn 2003/55/CE dat bepaalt dat : « De regelgevende instanties zijn verantwoordelijk voor de vaststelling of de aan de inwerkingtreding voorafgaande goedkeuring van ten minste de methoden voor het berekenen of vastleggen van de voorwaarden inzake : aansluiting op en toegang tot nationale netwerken, inclusief de tarieven inzake transmissie en distributie ».

De Europese Commissie dringt aan op de naleving van deze bepalingen in haar gemotiveerd advies van 12 december 2006 en wegens onvolledige uitvoering van de Richtlijn 2003/54/EG gericht aan België.

Deze waarde van het initieel gereguleerd actief is equivalent aan hetgeen in de richtlijnen van de Commissie van 18 juni 2003, bekend staat als iRAB (zie documenten (B) 030618-CDC-218 en 219).

Het onderscheid tussen een vast actief dat al vervat was in de initiële waarde van het gereguleerd actief en een latere investering is noodzakelijk om bij buitengebruikstelling de meerwaarde vervat in het initiële gereguleerd actief consequent samen met de boekhoudkundige waarde van het betrokken actief uit het gereguleerd actief te verwijderen.

Koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen bepaalt in Afdeling III, artikelen 45 en 48, dat : -

Art. 45.Onder « afschrijvingen » verstaat men de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, ten einde hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de eventueel geherwaardeerde aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan; -

Art. 48.De « afschrijvingen » en de waardeverminderingen moeten stelselmatig worden gevormd volgens de door de vennootschap overeenkomstig artikel 18, § 1, vastgelegde methoden. Deze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar;

Men dient een « afschrijving » of « afschrijvingstoelage » te interpreteren als zijnde de definitie van afschrijvingen op basis van een vast percentage (niet in functie van resultaat of investeringsbehoeften) dat equivalent is aan een bepaalde nuttigheids- of gebruiksduur (getuige de ouderdom van een bestaand park).

De notie onder art. 15/5quater van de gaswet waarin wordt gesteld dat de afschrijvingen jaarlijks evolueren afhankelijk van het investeringsplan, dient dus begrepen te worden als een afschrijving die incorporeert dat in elk jaar van de regulatoire periode de afschrijfbare basis toeneemt.

De « leverage » van 67 % is bepaald ten einde enerzijds een gezonde solvabiliteitspositie te bewerkstelligen en anderzijds de kapitaalkosten redelijk te houden. De verhouding tussen het eigen en het vreemd vermogen wordt bepaald op 33/67 van het gereguleerd actief.

De Commissie is van oordeel dat een verhouding van één derde eigen vermogen en twee derde vreemd vermogen voldoende is omdat de aardgaswetvervoersondernemingen voor hun gereguleerde activiteiten genieten van een wettelijk monopolie. Anderzijds garandeert de wettelijk gereguleerde tarifering van hun diensten dat zij hun werknemers en schuldeisers zullen kunnen betalen en dat zij hun aandeelhouders op marktconforme manier zullen kunnen vergoeden.

De redelijkheid van de voorgestelde verhouding is tevens in de Belgische context getoetst aan de realiteit door de hoge credit rating die Elia bekwam bij de emissie van een obligatie van 1 miljard euro in april 2004. De feitelijke kapitaalstructuur van Elia komt bovendien overeen met de grootteorde van de redelijke verhouding die de Commissie voorstelt. HOOFDSTUK III. - Algemene tariefstructuur Om de te tariferen diensten vast te stellen, verwijst het voorstel van koninklijk besluit naar het indicatief vervoersprogramma waarin wordt voorzien door de gedragscode inzake toegang tot de vervoersnetten voor aardgaswet. Het indicatief programma vormt de catalogus, het dienstenaanbod van de beheerder. Het moet elk jaar voor de komende twee jaren worden gepubliceerd, goedgekeurd worden door de Commissie en opgesteld worden in harmonie met het tariefvoorstel.

Onder impuls van de liberalisering evolueren de door de beheerders aangeboden diensten met de tijd, met name om de marktvraag te volgen.

Fluxys is in 2004 bijvoorbeeld overgegaan van een « Point-to-point » systeem van overbrenging naar een « entry/exit » systeem dat het netgebruik optimaliseert en elk jaar de verlening van nieuwe diensten mogelijk maakt. Dit systeem zal in de toekomst nog verder evolueren, met name door diensten die gebaseerd zijn op het gebruik van het internet en door de benutting van realtime-informatie.

De wetgever maakt deze evolutie van de diensten en van de overeenkomstige tarieven mogelijk in artikel 15/5quater, § 5, van de gaswet. In dit artikel wordt gestipuleerd : « De vervoersonderneming kan de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten ter goedkeuring voorleggen. Dat voorstel wordt ingediend en door de Commissie behandeld overeenkomstig de voor het tariefvoorstel geldende procedure. Dat geactualiseerde tariefvoorstel houdt rekening met het totale inkomen en het door de Commissie goedgekeurde tariefvoorstel, zulks zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totale inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur. » Al is het heilzaam het aanbod van nieuwe diensten door de beheerders mogelijk te maken, toch maakt de verwijzing naar het indicatief vervoersprogramma het mogelijk die niet specifiek te vermelden in het tariefbesluit.

In plaats van de lijst van aangeboden diensten woordelijk over te nemen in het besluit, met het risico dat het voorliggend besluit geen afspiegeling is van de werkelijkheid en ermee in strijd is, verdient het immers de voorkeur te verwijzen naar het indicatief vervoersprogramma, dat elk jaar wordt bijgewerkt. Op die manier hoeft, wanneer nieuwe diensten of aanpassingen aan de bestaande diensten worden voorgesteld, het koninklijk tariefbesluit niet systematisch te worden aangepast, met alle omslachtigheid en complicaties van dien.

HOOFDSTUK IV. - Basisprincipes inzake tarieven In artikel 15/5 bis van de gaswet wordt gestipuleerd : « De afnemers en de houders van leveringsvergunningen hebben toegang tot elk netwerk voor het aardgaswetvervoer, de opslaginstallatie voor aardgaswet en de LNG-installatie op basis van de tarieven vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 15/5 bis en goedgekeurd door de Commissie.

Bijgevolg kan het tariefbesluit niet afwijken van de wet en kan het niet bepalen dat de tarieven voor bepaalde diensten met betrekking tot de nettoegang niet onderworpen zijn aan de goedkeuring van de Commissie.

De verwijzing naar alle niet door de wet bedoelde tarieven maakt het mogelijk duidelijk te stellen dat de tarieven van de niet-gereguleerde diensten niet door de Commissie worden goedgekeurd maar wel door haar kunnen worden gecontroleerd.

Aangezien de kosten worden gedekt door de tarieven, worden de samenstellende elementen van de kosten bij gevolg doorgerekend in de tarieven. Om verwarring, weglatingen of herhalingen te vermijden detailleert voorliggend tariefbesluit deze samenstellende elementen op een enkele plaats, namelijk artikel 25, § 3.

De tarieven hebben voortaan betrekking op een periode van vier jaar.

Bijgevolg moet worden voorzien in een voldoende lange termijn opdat de hele procedure van indiening en goedkeuring van het inkomen en de tarieven in de beste omstandigheden kan verlopen.

In vergelijking met het momenteel geldende systeem zal het onderzoek van tarieven die vier jaar lang gelden, voor de Commissie heel wat meer werk betekenen. Momenteel betreft dat onderzoekswerk alleen jaarlijkse tarieven en heeft de Commissie krachtens het tariefbesluit van 15 april 2002 slechts 15 dagen tijd voor dat onderzoek - een te korte termijn om het budget en het tariefvoorstel volledig na te gaan.

Naast de tarieven voor vier jaar zal de Commissie met name de indexering van die tarieven over de vier jaar, het totale inkomen, de kostenbeheersing enzovoort moeten onderzoeken.

In vergelijking met het koninklijk besluit van 15 april 2002 wordt ook aan de beheerder een bijkomende termijn toegekend om voldoende tijd te hebben om antwoord te geven op de vragen van de Commissie.

De regulatoire periode gaat in op 1 januari opdat de reporting over de tarieven samenvalt met de afsluiting en bekendmaking van de jaarrekening.

De termijn van honderd tachtig dagen bestrijkt de volledige procedure voor de eventuele goedkeuring van voorlopige tarieven door de Commissie.

Het tariefbesluit preciseert het gevolg dat moet worden gegeven na de eventuele afwijzing van het aangepaste tariefvoorstel, want in het koninklijk besluit van 15 april 2002 wordt niet expliciet bepaald dat de beheerder een nieuw aangepast tariefvoorstel ter goedkeuring moet voorleggen aan de Commissie.

Deze bepaling is dus belangrijk en noodzakelijk, wanneer wordt overgestapt op meerjarentarieven, vermits voor de beheerder niet langer meer de jaarlijkse verplichting bestaat om tegen 30 september een tariefvoorstel in te dienen.

Het analytisch boekhoudplan is noodzakelijk opdat de Commissie haar missies, namelijk de controle van de rekeningen van de beheerder en de goedkeuring van de tarieven, zou kunnen vervullen. Het laat toe de overgang te detailleren van de algemene en analytische boekhouding van de beheerder naar het rapporteringsmodel dat aan de Commissie wordt bezorgd;

Wat het systeem van jaartarieven van Fluxys betreft, werd het analytisch boekhoudplan in 2002 goedgekeurd. Sindsdien geldt het als referentie.

Wat betreft het geactualiseerde tariefvoorstel en de aanvraag tot herziening van de regels tot bepaling van het totale inkomen, moet de procedure worden gevolgd die van toepassing is op het tariefvoorstel.

Aangezien dat tariefvoorstel al is ingediend en onderzocht werd door de Commissie, wordt bepaald om de behandelingstermijnen te halveren, opdat de tarieven zo spoedig mogelijk kunnen worden aangepast.

Geheel in de lijn van artikel 15/5nonies van de gaswet, dat de beheerder toelaat om ingeval van uitzonderlijke omstandigheden onafhankelijk van de wil van de beheerder om in de loop van de regulatoire periode een gemotiveerde vraag in te dienen tot herziening herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 15/5bis bedoelde totaal inkomen voor wat de komende jaren van de lopende regulatoire periode betreft, werd deze werkwijze als tweede uitzonderingsprocedure in dit besluit voorzien. In dit laatste geval zal niet alleen het totaal inkomen worden aangepast, doch ook de toe te passen tarieven. De term uitzonderlijke omstandigheden' moet hier, overeenkomstig de heersende rechtspraak in het burgerlijk recht en in het verzekeringsrecht, begrepen worden als overmacht, aan te tonen door de netbeheerder en door de Commissie te beoordelen. Voorbeelden hiervan zijn ondermeer natuurrampen en terroristische aanslagen. Een uitzonderlijk hoog of laag exploitatiesaldo in de loop van een bepaald exploitatiejaar kan niet als uitzonderlijke omstandigheid gekwalificeerd worden. HOOFDSTUK VII. - Bekendmaking van de tarieven Het is raadzaam de door de Commissie goedgekeurde tarieven bekend te maken in het Staatsblad, in het Publicatieblad en op de website van de Commissie en van de beheerder. De bekend te maken tarieven betreffen het vervoersnet, de opslaginstallaties, de LNG-installatie en de doorvoer. Ze zijn ofwel goedgekeurd door de Commissie, of voorlopig, of vloeien voort uit een al dan niet aangepast of geactualiseerd tariefvoorstel of nog uit een aanvraag tot herziening van de regels tot bepaling van het totale inkomen. De bekendmaking van de beslissingen van de Commissie is noodzakelijk ter wille van de transparantie. Het verdient de voorkeur de beslissingen van de Commissie op haar website te publiceren in plaats van de volledige tekst ervan in het Staatsblad en in het Publicatieblad te laten verschijnen, zoals dat het geval is voor het koninklijk besluit van 15 april 200 2.

De gaswetwet preciseert in artikel 15/24 : « De definitieve versies van de beslissingen van het directiecomité of de algemene raad van het directiecomité of de algemene raad van de Commissie zijn openbaar en worden gepubliceerd op de website van de Commissie, www.creg.be, behoudens andere beslissing van de organen van de Commissie die de beslissing hebben genomen » Het verslag over de tarieven dat momenteel jaarlijks door de Commissie aan de Minister wordt bezorgd, zal voortaan op het einde van de periode van vier jaar worden bezorgd. HOOFDSTUK VIII. - Verslagen en gegevens die de beheerder aan de Commissie moet verstrekken met het oog op de controle van zijn tarieven door de Commissie Aangezien de regulatoire periode vier jaar duurt, wordt bepaald dat de rapportering moet gebeuren tegen eind februari van het jaar dat volgt op de toepassing van de tarieven, ongeacht of ze voorlopig zijn of niet.

Als de Commissie de voorlopige tarieven goedkeurt, moet de rapportering op dezelfde manier gebeuren, want de Commissie moet de tarieven en het totale inkomen kunnen controleren, zowel wat het budget betreft als wat de realiteit betreft, zoals wordt bepaald in artikel 15/5 nonies, tweede lid van de gaswet.

Alle rekeningen van de beheerder moeten a posteriori worden ingediend opdat de Commissie de kruissubsidies tussen gereguleerde en tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten zou kunnen nagaan.

Het is nodig dat de beheerder de a-posteriori-berekeningen van de verschillende verschillen tussen het budget en de realiteit overmaakt, want die verschillen maken het mogelijk uit te maken of de toegepaste tarieven a priori op een te hoog of te laag niveau waren vastgesteld. Artikel 15/14 van de gaswet stipuleert dat de Commissie bevoegd is voor de controle op de toepassing van de wetten en reglementen. Het toezicht op de naleving van de bepalingen inzake Corporate governance bepaald door artikel 8/3 van de gaswet vallen dan ook onder de bevoegdheid van de Commissie. Bovendien laat artikel 15/16 van de gaswet de Commissie bij de uitvoering van de taken die haar worden opgelegd toe, van de aardgaswetondernemingen die op actief zijn op de Belgische markt, alle nodige inlichtingen te vorderen, op voorwaarde dat zij haar verzoek motiveert.

Aangezien de goedgekeurde en ingediende jaarrekening, alsook de verslagen van de Raad van bestuur en van de commissarissen-revisoren van de laatste algemene vergadering nog niet beschikbaar zijn op 14 februari, wordt bepaald dat ze tegen 30 september moeten worden overgemaakt. Hetzelfde geldt voor de halfjaarlijkse rekening om de uitvoering van het budget te kunnen volgen. Aangezien de beheerder deze informatie om de maand bijwerkt, betekent het voor hem niet te veel extra werk om de informatie aan de Commissie over te maken.

De saldi moeten worden berekend vóór indiening van het tariefvoorstel voor de volgende regulatoire periode, dit is vóór 1 juli van het laatste jaar van de lopende regulatoire periode.

De gecumuleerde rekeningen moeten worden overgemaakt zodat de Commissie de berekening van de saldi kan controleren en kruissubsidies tussen gereguleerde activiteiten en tussen gereguleerde en niet-gereguleerde activiteiten verifiëren.

Er wordt voorzien in een verlenging van de termijn voor het onderzoek van de jaarlijkse rapporteringen door de Commissie, want die zal meer tijd vergen dan de analyse van de driemaandelijkse rapporteringen.

Om het onderzoek van de saldi tussen het budget en de realiteit zo goed mogelijk voor te bereiden, wordt bepaald dat de Commissie de beheerder om bijkomende inlichtingen kan verzoeken. Dat is al het geval bij de indiening van het budget met het tariefvoorstel.

Het koninklijk besluit van 15 april 2002 gaat nader in op de procedures betreffende de goedkeuring van de tarieven a priori door de Commissie, maar blijft daarentegen erg vaag over hun controle a posteriori en over de goedkeuring van de « bonus/malus » door de Commissie. Deze procedure wordt verduidelijkt in onderhavig besluit.

Ex ante keurt de Commissie de beheersbare kosten, de niet-beheersbare kosten en de voorziene volumes goed. Ex post controleert zij de afwezigheid van kruissubsidies voor de berekening van het saldo op de beheersbare kosten en keurt ze de saldo's op de beheersbare kosten, de niet-beheersbare kosten en op de volumes goed. Het saldo op de beheersbare kosten is bestemd voor de beheerder en de verdeling van het saldo op de niet-beheersbare kosten en op de volumes wordt beslist bij een in de Ministerraad overlegd koninklijk besluit. Bij de vaststelling van kruissubsidies tussen beheersbare en niet-beheersbare kosten vermeldt de Commissie dit in haar beslissing (over de beheersbare kosten en de volumes) en maakt dit over in haar advies aan de Minister.

De voorgestelde saldoverdeling volgt de bepalingen van artikel 24, § 2, van het koninklijk besluit van 15 december 2003 op basis waarvan de uitbreiding van de terminal van Zeebrugge gebeurt. De gedeeltelijke aanwending van het saldo voor de tarieven is verantwoord, want in geval van een positief/negatief saldo zijn de tarieven te hoog respectievelijk te laag gebleken. De vorming van een investeringsreserve wordt voorgeschreven om het Belgische vervoernet te ontwikkelen. De aanwending voor het personeel is verantwoord wanneer het personeel een daling van de kosten en een verbetering van de doeltreffendheid van de beheerder kan aantonen.

Aldus heeft het personeel recht op een deel van het overschot dat te danken is aan zijn inspanningen en aan de toegevoegde waarde die het brengt, want precies het personeel maakt het ontstaan van dat overschot mogelijk.

Inzake saldi bedraagt de gemiddelde beleggingsduur 2 jaar, er wordt voorgesteld om de Euribor-rente op één jaar te beschouwen. Verder dient ook het gewicht van het saldo van ieder jaar in aanmerking te worden genomen, evenals de beleggingsduur. Daarop moet een reële rentevoet worden toegepast. HOOFDSTUK IX. - Boekhoudkundige verplichtingen van de beheerder De bepalingen van het besluit van 15 april 2002 worden overgenomen in dit besluit.

Conform artikel 15/14, § 2, 9° en 10° van de gaswet, moet de Commissie kruissubsidies tussen gereguleerde en tussen gereguleerde en niet geregelde activiteiten kunnen nagaan. Daarom moet zij over de rekeningen van alle activiteiten van de beheerder beschikken.

De goedkeuring door de Commissie van het analytische boekhoudplan garandeert haar te beschikken over alle informatie die voor haar missie van regulator noodzakelijk is en betreft enkel de gereguleerde vorm van de rekeningen van de beheerder. Dit betekent geenszins dat de Commissie zich in de plaats stelt van de wettelijke instanties belast met de goedkeuring van de algemene boekhouding. Deze bepaling is woordelijk overgenomen uit het besluit van 15 april 2002 en wordt sinds die dag uitgevoerd.

HOOFDSTUK X. - Objectieve indexeringsformule Het ontwerp van koninklijk besluit stelt voor om de beheersbare kosten van het referentiejaar van de regulatoire periode te bepalen als een gemiddelde van de gebudgetteerde beheersbare kosten van elk jaar van de regulatoire periode. De vastgestelde waarde voor het eerste jaar van de regulatoire periode dient vervolgens als referentie voor de bepaling van de geïndexeerde beheersbare kosten voor de volgende jaren van de regulatoire periode, waarbij voor ieder jaar op de waarde van het voorgaande jaar een indexeringsformule wordt toegepast.

Omdat de bepaling van een concrete evolutieregel van een inkomenselement, zoals de beheersbare kosten, een rechtstreeks en causaal verband noodzaakt met de inhoud van dat inkomenselement, gaat de Commissie in haar advies van 16 april 2007 ervan uit dat de daarin begrepen kostensoorten hoofdzakelijk verband houden met de personeelskost van medewerkers in actieve dienst enerzijds en met de kosten van de aankoop van een aantal goederen, materialen en diensten anderzijds.

De Commissie benadrukt in haar advies met betrekking tot de indexeringsformule, dat dit enkel geldt in de gevallen waarin het concrete indexeringsmechanisme én de beheerders zoals bedoeld in artikel 1, 42° van de gaswet betreft én waarin de inhoud van het betreffend inkomenselement overeenkomt met de hiervoor genoemde kostensoorten.

Daarom is de Commissie van oordeel om de voorliggende bepalingen rechtstreeks op te nemen in het koninklijk besluit in uitvoering van artikel 15/5septies, van de gaswet, eerder dan in een afzonderlijk besluit te voorzien.

De Commissie stelt vast dat artikel 29, § 1, een duidelijk onderscheid maakt tussen enerzijds de erin behandelde indexering als evolutieregel in het kader van artikel 15/5quater, § 3, 1°, van de gaswet en anderzijds het gebruik van een factor voor productiviteits- en efficiëntieverbetering.

De in artikel 29, § 2, opgenomen wiskundige formule beoogt de beheersbare kosten van het referentiejaar van de regulatoire periode te bepalen als een gemiddelde van de gebudgetteerde beheersbare kosten van elk jaar van de regulatoire periode, verdisconteerd met de nationale index van de kleinhandelsprijzen. Bij de voorcalculatie wordt gebruik gemaakt van de voorziene indexwaarden zoals gepubliceerd door het Federaal Planbureau.

Om redenen van eenvoud en transparantie heeft de Commissie geen bezwaren tegen het gebruik van de voorgestelde indexcijfers.

De volgens artikel 29, § 2, vastgestelde waarde voor het eerste jaar van de regulatoire periode dient vervolgens als referentie voor de bepaling van de geïndexeerde beheersbare kosten voor de volgende jaren van de regulatoire periode, waarbij voor ieder jaar op de waarde van het voorgaande jaar een indexeringsformule wordt toegepast die beschreven wordt in artikel 29, § 3.

Omdat het subscript i' luidens de in artikel 29, § 2, de waarden 1, 2, 3 of 4 kan aannemen, en de formule beschreven in artikel 29, § 3, enkel de drie volgende jaren een indexering beoogt uit te voeren, werden in overeenstemming met het advies van de Commissie voor toepassing van deze formule i enkel de waarden tussen 1 en 3 aangenomen. Het subscript van de factoren opgenomen tussen de haakjes werd eveneens gecorrigeerd tot CPIi+1 / CPI1. Zodoende geeft de formule op een correcte wijze uitvoering aan de in artikel 15/5quater, § 3, van de gaswet opgenomen bepaling dat het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode als referentie dient voor de ontwikkeling van dat inkomen in de volgende jaren van de regulatoire periode.

Artikel 30, § 4 werd eveneens op het einde van de eerste zin aangevuld als volgt : « , met uitzondering van het verschil bedoeld in § 5 van dit artikel ». HOOFDSTUK XI. - Kostenbeheersing en inkomensverschillen Het is raadzaam te spreken van « de kostprijs van de diensten » aangezien de beheerder diensten aanbiedt aan de gebruikers van zijn infrastructuur.

Zoals artikel 15/5 septies van de gaswet bepaalt, moet het tariefbesluit de doelstellingen preciseren die de beheerders moeten nastreven inzake kostenbeheersing.

Een leemte in tariefbesluit van 15 april 2002 is dat het de periodiciteit voor de indiening van het rapport over de kostenbeheersing, niet preciseert. Er wordt voorgeschreven dat rapport vóór het begin van elke regulatoire periode in te dienen om de Commissie in staat te stellen de inspanningen terzake van de beheerder te beoordelen en het productie- en efficiëntiestijgingspotentieel voor de volgende periode te bepalen door vergelijking met de resultaten van de vorige periode. Bij haar voorstel betreffende de factor haalbare productiviteit- en efficiëntieverbetering, dient de Commissie ook een evolutie van de indexen weer te geven.

Op basis van het verslag over de kostenbeheersing evalueert de Commissie het deel van de budgettaire verschillen en de efficiëntiewinsten in het saldo op de beheersbare kosten. Deze evaluatie dient als basis voor de beslissingen over het niveau van de goed te keuren kosten voor de volgende regulatieperiode.

In antwoord op de opmerking van het advies van de Raad van State nr. 4 2.984/3, punt 6 werd artikel 31, derde lid aangevuld in de zin dat de CREG de normen en criteria in rekening genomen voor deze evaluatie meedeelt aan de netbeheerder voorafgaand aan de goedkeuring van het tariefvoorstel met budget binnen de termijn voorzien in artikel 16, § 1. Deze normen en criteria blijven gelden voor de volledige duur van de regulatoire periode.Een in regulatoire middens algemeen gehanteerd instrument is de toepassing van een benchmark-techniek, waarbij de kosten van de netbeheerder vergeleken worden met overeenstemmende vergelijkbare kosten van gelijkaardige ondernemingen. Naast de benchmark-techniek beschikt de CREG ook nog over andere middelen zijnde de controle of de verrichting gebeurde aan marktconforme voorwaarden, of gebeurde met kosteffectieve procedures en of gebeurde met respect voor het zogenaamd at arms lenght' principe. HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen Artikel 15/5 bis, § 2 van de gaswet preciseert dat de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 april 2002 en van het koninklijk besluit van 29 februari 2004 van kracht blijven voor de exploitatiejaren 2005, 2006 en 2007 voor wat betreft de tarieven bedoeld in de artikelen 15/5 en 15/5 bis, met uitzondering van artikel 15decies, en voor de exploitatiejaren 2005, 2006, 2007 en 2008 voor wat betreft de tarieven bedoeld in artikel 15decies.

Bijgevolg is het nodig te bepalen dat de beheerders hun tariefvoorstellen vóór 30 juni 2007 moeten indienen.

In antwoord op het advies van de Raad van State (42.984/3), punt 4.3.3 kan voor de uitwerking van artikel 35 van huidig besluit beroep gedaan worden op de algemene uitvoeringsbevoegdheid van de Koning, bedoeld in artikel 180 van de Grondwet. De saldi (bonus/malus) van het laatste jaar waarin de jaarlijkse tarieven van toepassing zijn, vallen onder de momenteel geldende wetgeving (koninklijk besluit van 15 april 2002) en moeten het voorwerp vormen van een conforme aanwending, dit is 100 % ten gunste van de volgende tarieven. Voorliggend besluit is van toepassing op de tarieven en saldi vanaf 1 januari 2008. HOOFDSTUK XIII. - Diverse bepalingen Onderhavig besluit herroept en vervangt het koninklijk besluit van 15 april 200 2. Het treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van zijne Majesteit, de zeer respectvolle en trouwe dienaar, De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

8 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende de methodologie voor het vaststellen van het totale inkomen dat de billijke marge bevat, betreffende de algemene tariefstructuur, de basisprincipes en procedures inzake tarieven, de procedures, de bekendmaking van de tarieven, de jaarverslagen, de boekhouding, de kostenbeheersing, betreffende de inkomensverschillen van de beheerders en de objectieve indexeringsformule bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid op artikel 20/1, § 2, en artikelen 15/5 septies en 15/5 quater, § 3, ingevoegd bij de wet van 1 juni 2005 tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 2006 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van sommige bepalingen van de wet van 1 juni 2005;

Gelet op het voorstel van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas, gegeven op 27 september 2006;

Gelet op verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 april 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 april 2007;

Gelet op het advies nr. (42.984/3) van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2007, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Energie en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers;

Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsveld en definities

Artikel 1.Dit koninklijk besluit is van toepassing op de activiteiten van de beheerders, met uitzondering : (i) van de activiteiten bedoeld onder artikel 15/5 bis, § 3, van de wet van 12 april 1965; (ii) van de directe leidingen bedoeld onder artikel 15/5 sexies van de wet van 12 april 1965;

De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 zijn van toepassing op dit koninklijk besluit.

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de wet van 12 april 1965 » : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen;2° « tariefvoorstel » : het voorstel van de beheerder omvattende het totale inkomen en de aanvraag tot goedkeuring van de tarieven die hij aan de Commissie ter goedkeuring dient voor te leggen, overeenkomstig de artikelen 15/5 bis, 15/5 ter en 15/5 quater, § 1, van de wet van 12 april 1965;3° « hoofdactiviteit » : iedere activiteit die verband houdt met de productie van aardgas, de activiteiten in verband met de upstream-installaties, de activiteiten in verband met de LNG-terminals, de overbrenging in een vervoersnet, de opslag, de geïntegreerde werking van het vervoersnet, de aankoop en de levering van aardgas, de aardgasdistributie of andere niet met aardgas verbonden activiteiten;4° « activiteiten in verband met de LNG-terminals » : elke activiteit die als hoofddoel heeft vloeibaar aardgas te ontvangen en terug gasvormig te maken, om het te injecteren in een aardgasvervoersnet, met inbegrip van de nodige bufferstockage;5° « overbrenging » : activiteit die erin bestaat aardgas te bezorgen op een precieze plaats van het vervoersnet door middel van een leidingennet en door het ontvangen van een equivalente hoeveelheid gas aan een van de ingangspunten van dit leidingennet;6° « opslag » : activiteit die erin bestaat aardgas in gasvorm of in vloeibare vorm op te slaan in installaties die voornamelijk hiervoor dienen;7° « dienst » : iedere prestatie - of ieder geheel van prestaties die samen worden aangeboden - en waarop een uniek tarief van toepassing is;8° « basisdienst » : elke dienst die noodzakelijk is om een hoofdactiviteit te verzekeren;9° « complementaire dienst » : iedere dienst die de basisdiensten aanvult zonder absoluut nodig te zijn en waarvan het de beheerder en de betrokken gebruiker van het vervoersnetwerk vrijstaat deze al dan niet aan te bieden, respectievelijk aan te kopen;10° « kosten van een dienst » : het geheel van beheersbare en niet-beheersbare kosten verbonden aan het leveren van een dienst en die de elementen beoogd onder artikel 25, § 3, van dit besluit omvat;11° « kostensoort » : de aard van kosten van een onderneming zoals bedoeld onder artikel 24 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het wetboek van vennootschappen;12° « directe kostenveroorzaker » : iedere parameter die het direct oorzakelijk verband weerspiegelt tussen enerzijds, een dienst en anderzijds, de overeenkomstige kosten;13° « verdeelsleutel » : elke forfaitaire sleutel gebruikt voor de toewijzing van kosten aan een dienst, in de bij afspraak vastgestelde verhoudingen, als er geen directe kostenveroorzaker is;14° « aansluiting » : interventie waarmee de beheerder de installaties van een klant verbindt met het aardgasvervoersnet;15° « druk » : de effectieve druk, met andere woorden, de druk gerekend boven de luchtdruk, indien de term « druk » niet anders gepreciseerd is;16° « maximum toelaatbare bedrijfsdruk » : de maximum effectieve druk waarop een leiding of een aftakking kan worden geëxploiteerd overeenkomstig de geldende wettelijke bepalingen;17° « niet beheersbare kosten » : de kosten bedoeld in artikel 15/5 quater, § 3, 1°, van de wet van 12 april 1965, met name de noodzakelijke kosten voor de uitvoering van openbare dienstverplichtingen, de belastingen, heffingen en toeslagen opgelegd door de bevoegde overheden, de billijke marge, de afschrijvingen en waardeverminderingen, de uitzonderlijke lasten, de kosten bedoeld in artikel 9, 2e en 3e lid, van de wet van 12 april 1965, de rentelasten, de kostenverminderingen die het gevolg zijn van diverse opbrengsten, de kosten (met inbegrip van de bewegingen op overeenstemmende provisierekeningen) van de rechtstreeks aan niet-actieve medewerkers of hun rechthebbenden uitbetaalde pensioenen en van gelijksoortige vergoedingen, de saldi bedoeld in artikelen 21, § 8 en 29, § 5 van dit besluit en de interesten uit de belegging daarvan tijdens de vierjarige periode.18° « beheersbare kosten » : de kosten bedoeld in artikel 15/5 quater, § 3, 1°, van de wet van 12 april 1965 en die geen niet-beheersbare kosten zijn zoals de bestanddelen van de personeelskosten, de diensten en diverse goederen, de erelonen, de huur, de leasings met inbegrip van hun financiële lasten, de verzekeringen, de andere elementen verbonden aan energie en water.19° « rendementspercentage R » : het vergoedingspercentage, bedoeld onder artikel 6 van dit besluit, dat op het gereguleerd actief toegepast wordt.Dit percentage houdt rekening met een redelijke verdeling van het aandeel eigen vermogen en vreemd vermogen ten opzichte van het gereguleerd actief van iedere specifieke activiteit. 20° « totaal inkomen » : het totale inkomen bedoeld in artikel 15/5 bis, § 1, van de wet van 12 april 1965.21° « OLO » : Obligations Linéaires- Lineaire Obligaties, met name de effecten zoals bedoeld onder artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 oktober 1997 betreffende de lineaire obligaties;22° « analytisch boekhoudplan » : geheel van documenten en procedures die toelaten de overgang van de algemene via de analytische boekhouding van de beheerder naar het rapporteringsmodel voorgelegd aan de Commissie te detailleren;23° « rapporteringsmodel » : het document bedoeld in artikel 23 van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Totaal inkomen en billijke marge Afdeling 1. - Totaal inkomen

Art. 2.De samenstellende elementen van het totaal inkomen, opgesomd in artikel 15/5bis, § 2 van de wet van 12 april 1965, worden aan de Commissie meegedeeld conform het rapporteringsmodel bedoeld in artikel 21. De Commissie dient haar goedkeuring te geven aan het gebudgetteerde totaal inkomen, hetgeen de afzonderlijke goedkeuring van elk van de samenstellende elementen impliceert.

Art. 3.§ 1. De elementen van het totaal inkomen zijn op een stringente manier bepaald en worden in relatie gebracht met de kosten die reeds meegedeeld zijn in de vorige regulatoire periode en onderdeel waren van het totaal inkomen.

Als onderdeel van deze elementen wordt de intrestlast voor het vreemd vermogen in de berekening van de tarieven opgenomen. De werkelijke financieringskost wordt gedekt door deze tarieven conform artikel 15/5 quater, § 3, 4° van de wet van 12 april 1965. Bij de indiening van zijn budget met tariefvoorstel voegt de beheerder een financieel plan met de balansen en rekeningen per activiteit, waaruit de evolutie van het vreemde vermogen en de daarmee verbonden intrestlasten blijken. § 2. De gescheiden rekeningen per activiteit worden gebruikt om de hoogte van het vreemd vermogen te bepalen. Deze rekeningen stelt de beheerder op in overeenstemming met de bepalingen in artikel 15/12, §§ 2 en 4 van de wet van 12 april 1965.

De commissie controleert of de gescheiden rekeningen de operationele en financiële realiteit van de activiteit weerspiegelen en aangepast zijn in functie van de meest actuele informatie. Afdeling 2. - Billijke marge

Art. 4.§ 1. De billijke marge vormt de vergoeding voor de door de netbeheerder in het net geïnvesteerde kapitalen.

Deze komt jaarlijks tot stand door de toepassing van het in artikel 6 bedoelde rendementspercentage op de in artikel 5 bedoelde gemiddelde waarde van het in dit artikel bedoeld gereguleerd actief.

De initiële waarde (iRAB) van het gereguleerd actief (RAB) bestaat uit de som van de netto economische reconstructiewaarde van de gereguleerde materiële vaste activa zoals vastgesteld op 31 december 2002 en de behoefte aan bedrijfskapitaal van de beheerder.

De berekening van de afgeschreven waarde van de economische vervangingswaarde gebeurt op basis van de geldende eenheidsprijzen en houdt rekening met de technologische situatie van 31 december 2002. § 2. De hoger beschreven netto economische reconstructiewaarde wordt verhoogd met de behoefte aan bedrijfskapitaal indien positief en verlaagd indien negatief. De hoogte van de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt bepaald volgens de gescheiden rekeningen van de betrokken activiteit.

De behoefte aan bedrijfskapitaal van de netbeheerder, op een gegeven ogenblik, is gelijk aan het verschil tussen enerzijds de som van de voorraden, de bestellingen in uitvoering, de schuldvorderingen, de operationeel noodzakelijke liquide middelen en de overlopende rekeningen van het actief op dat ogenblik en anderzijds de som van de handelsschulden, de voorschotten ontvangen op bestellingen, de belasting-, loon- en sociale schulden, de overige schulden en de overlopende rekeningen van het passief op dat ogenblik. § 3. De waarde van het gereguleerd actief waarop het rendementspercentage toegepast wordt, wordt afgeleid van de initiële waarde van het gereguleerd actief bedoeld in § 1 en evolueert jaarlijks volgens de in artikel 5 bepaalde ontwikkelingsregels. § 4. De netto economische reconstructiewaarde van de gereguleerde materiële vaste activa per 31 december 2004 voor de activiteit overbrenging is bepaald op 883,6 M euro (wat overeenkomt met de netto boekwaarde van de materiële vaste activa zoals bepaald op datum van 31 december 2004 van 130,1 M euro verhoogd met een meerwaarde van 753,5 M euro ).

De netto economische reconstructiewaarde van de gereguleerde materiële vaste activa per 31 december 2004 voor de activiteit opslag is bepaald op 180,1 M euro (wat overeenkomt met de netto boekwaarde van de materiële vaste activa zoals bepaald op datum van 31 december 2004 van 26,1 M euro verhoogd met een meerwaarde van 153,0 M euro ).

De netto economische reconstructiewaarde van de gereguleerde materiële vaste activa per 31 december 2004 voor de activiteit LNG terminalling is bepaald op 332,2 M euro (wat overeen komt met de netto boekwaarde van de materiële vaste activa zoals bepaald op datum van 31 december 2004 van 95,9 M euro verhoogd met een meerwaarde van 236,3 M euro ).

Art. 5.§ 1. Teneinde de waarde van het gereguleerd actief te bepalen voor een specifiek jaar in de regulatoire periode, dient het gemiddelde te worden genomen van volgende twee waarden : - de RAB per 1 januari van het betrokken jaar, enerzijds; - de RAB per 1 januari van het betrokken jaar plus investeringen, minus tussenkomsten van derden, minus afschrijvingen van het betrokken jaar plus de verandering van de gemiddelde behoefte aan bedrijfskapitaal van het betrokken jaar ten opzichte van het voorgaande jaar.

De tweede waarde vormt meteen de waarde van het gereguleerd actief per 31 december van het betrokken jaar en komt overeen met de waarde van het gereguleerd actief per 1 januari van het volgende jaar. § 2. Voor de investeringen geeft de beheerder economisch gezien aan of het uitbreidingsinvesteringen of delen van uitbreidingsinvesteringen dan wel vervangingsinvesteringen of delen van vervangingsinvesteringen betreft. Uitbreidingsinvesteringen of delen van uitbreidingsinvesteringen verhogen voor het volledige investeringsbedrag het gereguleerd actief. Vervangingsinvesteringen of delen van vervangingsinvesteringen verbonden aan een buitengebruikstelling resulteren in een netto stijging van het gereguleerd actief die lager is dan of gelijk aan de investeringskost. § 3. De materiële vaste activa opgenomen in het oorspronkelijke gereguleerde actief, worden bij hun buitendienststelling geboekt tegen de waarde waarvoor ze oorspronkelijk in het initiële gereguleerde actief werden opgenomen, verminderd met de toegepaste en door de Commissie goedgekeurde afschrijvingen.

De materiële vaste activa die deel uitmaken van het gereguleerde actief, maar die geen deel uitmaakten van het oorspronkelijke gereguleerde actief, worden bij de buitengebruikstelling geboekt tegen de oorspronkelijke aanschaffingswaarde, verminderd met de toegepaste en door de Commissie goedgekeurde afschrijvingen.

De resultante van de buitengebruikstelling bedoeld in voorgaande leden wordt na aftrek van eventuele recuperaties bij derden, opgenomen in het totaal inkomen tot een bedrag van de toename van de materiële vaste activa vóór boeking van meerwaarden, afschrijvingen en waardeverminderingen in hetzelfde boekjaar. De eventuele fiscale lasten van deze operatie zijn ten laste van de billijke winstmarge. § 4. De afschrijvingen die van toepassing zijn op de evolutie van het gereguleerd actief worden berekend op basis van de volgende afschrijvingspercentages : Type activum Afschrijvingstermijn Terreinen voor uitbating n.v.t.

Industriële gebouwen : 33 jaar Administratieve gebouwen : 50 jaar Leidingen 50 jaar Installaties m.b.t. telling, ontspanning, compressie 33 jaar Opslaginstallaties - oppervlaktereservoirs 50 jaar Opslaginstallaties - opslag 40 jaar Opslaginstallaties - overige 33 jaar Teletransmissie en optische vezels 10 jaar Gereedschap en meubels 10 jaar Rollend materieel 5 jaar De afschrijvingspercentages worden toegepast op de historische aanschaffingswaarde van de activa vervat in het gereguleerd actief bij het begin van het jaar en pro rata voor de investeringen die in de loop van het jaar gerealiseerd worden.

De afschrijvingen worden toegepast tot een restwaarde gelijk aan nul wordt bekomen. Het zijn dezelfde feitelijke afschrijvingen die het gereguleerd actief verminderen die als afschrijvingstoelage opgenomen worden in het totaal inkomen zoals bedoeld in artikel 15/5 bis, § 2, b) en in artikel 15/5 septies, 1°, b) van de wet van 12 april 1965.

Art. 6.§ 1. Het rendementspercentage R, dat toegepast wordt op het gereguleerd actief van het betrokken jaar zoals berekend conform artikel 5 van dit besluit, wordt berekend op basis van volgende samenstellende elementen : OLO rente jaar n : het gemiddelde werkelijke rendement van de tijdens jaar n door de Belgische overheid uitgegeven OLO-obligaties met een looptijd van tien jaar.;

Rp : de risicopremie voor de betrokken activiteit, gelijk aan 3,50 % voor het aardgasvervoer, 4,30 % voor de aardgasopslag en 4,30 % voor de LNG-installatie, wordt voor elk jaar van de regulatoire periode gewogen met een bètacoëfficiënt; 0,7 % : de sectorale toeslag voor het kredietrisico; â : de bètacoëfficiënt die de gevoeligheid van het investeringsrendement in aandelen van de beheerder van het aardgasvervoersnet weergeeft ten opzichte van de marktschommelingen en overeenstemt met de covariantie van het rendement van het aandeel van de beheerder met het rendement van de markt, gedeeld door de variantie van deze markt. Als markt wordt uitgegaan van de aandelen die tijdens het jaar n deel uitmaakten van de aandelenkorf BEL20 (of zijn vervanger). Voor zover mogelijk wordt de waarde van de bètacoëfficiënt berekend over een exploitatieperiode van zeven jaar. Het zevende jaar stemt overeen met het betrokken exploitatiejaar. Voor de vooruitberekening van de bètacoëfficiënt wordt uitgegaan van de daggegevens van de aandelen tot 31 december van het jaar dat aan de indiening van het onder artikel 16, § 1 van dit besluit beoogde tariefvoorstel voorafgaat. De factor bèta bedraagt 0,65.

S : de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het gereguleerd actief. § 2. De gereguleerde redelijke verhouding van de passiva op de balans wordt bepaald als 33 % eigen vermogen en 67 % vreemd vermogen ten opzichte van het gereguleerd actief. § 3. De OLO rente van het jaar n wordt berekend op basis van de gemiddelde rentevoeten gepubliceerd door de Nationale Bank van België, meer bepaald het referentietarief van de lineaire obligaties berekend op basis van het rendement van Belgische leningen op de secundaire markt. § 4. Het ex ante budget voor een regulatoire periode wordt opgemaakt op basis van de gemiddelde waarde van dit rendement uit OLO-obligaties over de vier jaren die de indiening van het tariefvoorstel voorafgaan.

Ex post wordt de werkelijke OLO rente van elk van de betrokken jaren van de voorbije regulatoire periode afzonderlijk toegepast.

De ( voor de activiteit van de beheerder van het aardgasvervoernet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en de beheerder van de LNG-installatie wordt bepaald door de Commissie overeenkomstig artikel 6, § 1 van dit artikel. § 5. Voor de berekening van de financiële structuur S, worden ex ante de gescheiden rekeningen gebruikt van de beheerder van 1 januari en 31 december van het laatste volledige exploitatiejaar dat de nieuwe regulatoire periode voorafgaat. Deze worden ex post afgestemd op de realiteit.

Art. 7.Voor wat betreft de werkelijke financiële structuur van de beheerder verschilt het resultaat, al naargelang het aandeel eigen vermogen ten opzichte van het gereguleerd actief kleiner of gelijk is aan 33 % enerzijds en groter dan 33 % anderzijds.

De resulterende billijke winstmarge na belastingen is bijgevolg : - wanneer S > 33 %, de som van RAB x 33 % x [OLO rente + (Rpx()] en RAB x (S-33 %) x (OLO rente + 0,7 %) - wanneer S < of = 33 %, gelijk aan RAB x S x [OLO rente + (Rpx()]

Art. 8.De Commissie informeert de beheerder, per drager tegen bericht van ontvangst, van de waarde van de samenstellende parameters van de rentevoet, met uitzondering van parameter S, ten minste 30 kalenderdagen voor de indiening bij de Commissie van het budget, met het tariefvoorstel beoogd onder artikel 16, § 1, van dit besluit.

De Commissie berekent ex post voor elk jaar van de regulatoire periode de parameters volgens de werkelijke waarden voor het betrokken jaar.

Deze waarden worden door de Commissie aan de beheerders meegedeeld minstens 30 dagen voor de indiening bij de Commissie van het rapport beoogd onder artikel 21, § 1, van dit besluit.

De beheerders houden bij de bepaling van de saldi tussen budget en realiteit rekening met deze herrekende parameters. HOOFDSTUK III. - Algemene tariefstructuur

Art. 9.De algemene tariefstructuur onderscheidt twee soorten tarieven voor iedere hoofdactiviteit : 1° de tarieven voor de basisdiensten;2° de tarieven voor de complementaire diensten.

Art. 10.De beheerders stellen tarieven op voor alle diensten die voorkomen in het door de Commissie goedgekeurde indicatieve vervoersprogramma dat betrekking heeft op de gedragscode bedoeld in artikel 15/5 undecies van de wet van 12 april 1965. HOOFDSTUK IV. - Basisprincipes inzake tarieven

Art. 11.§ 1. De tarieven die niet bedoeld worden door artikel 15/5 van de wet van 12 april 1965, moeten niet vooraf aan de Commissie worden voorgelegd. Ze kunnen wel door haar worden geanalyseerd en van commentaar voorzien, bijvoorbeeld in geval van risico van kruissubsidies, klacht of wanneer ze een belangrijke rol spelen in de organisatie van de markt. § 2. De tarieven die bedoeld worden door artikel 15/5 van de wet van 12 april 1965, worden vastgesteld voor een regulatoire periode van vier jaar. Het totaal inkomen voor het tweede, derde en vierde jaar steunt op het totaal inkomen van het eerste jaar van de regulatoire periode en op de ontwikkelingsregels bepaald onder artikel 15/5 quater § 3 van de wet van 12 april 1965.

Onverminderd de goedkeuring van een geactualiseerd tariefvoorstel bedoeld in artikel 15/5 quater, § 5 van de wet van 12 april 1965, of de vraag tot herziening van de regels tot bepaling van het totale inkomen bedoeld in artikel 15/5 nonies, 1e lid, van de wet van 12 april 1965, blijven de tarieven onveranderd in de loop van de betreffende regulatoire periode.

Art. 12.Elk tarief wordt opgesteld rekening houdend met de meest representatieve parameters van de aangeboden dienst.

Het tarief kan termen omvatten in verband met de onderschrijving van deze diensten (vast deel) en termen in verband met het gebruik van deze diensten (evenredig deel). De verhouding tussen het deel verbonden met het gebruik en het deel verbonden met de onderschrijving berust op het streven naar de grootst mogelijke efficiëntie en door het toepassen van een strategie van optimalisering op middellange termijn van de kosten en van het door het net verleende diensten. Voor iedere dienst moet vooraf deze verhouding aan de Commissie ter goedkeuring worden voorgelegd.

Art. 13.Als dat mogelijk en redelijk is, zullen de tarieven verschillende termen omvatten in functie van de gebruiksduur van de betrokken dienst of in functie van de meest representatieve seizoenen voor de betrokken dienst, om de doeltreffendheid van de investeringen en dus van hun gebruik te optimaliseren.

Art. 14.§ 1. De tarifaire toeslagen die voortvloeien uit de niet-naleving van de gewone gebruiksvoorwaarden voor het aardgasvervoer, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie, worden vastgesteld op basis van de op korte en middellange termijn werkelijk opgelopen kosten, zoals bijvoorbeeld het tarief verbonden met de veiligheidsuitbalancering van het net; zij hebben ook tot doel een verstandig gebruik van het vervoersnet te verzekeren, in functie van de normale gebruiksvoorwaarden van het desbetreffende vervoersnet.

De tarifaire toeslagen die tijdens een regulatoire periode door de netbeheerder worden geïnd, worden gekapitaliseerd en, verhoogd met de interesten uit hun belegging, bestemd voor de volgende regulatoire periode.

Art. 15.§ 1. Elke aan een klant verleende en gefactureerde dienst wordt vergoed volgens een tarief dat de geraamde kosten dekt die door de betrokken beheerder werden voorgelegd en door de Commissie goedgekeurd, rekening houdend met het respecteren van de afwezigheid van de kruissubsidies, van artikel 31 en van hetgeen vermeld wordt onder artikel 11 § 1 hierboven.

Deze geraamde kosten omvatten de elementen beoogd onder artikel 25, § 3, van dit besluit. § 2. Met uitzondering van de doorvoer wordt in de tarieven voor de toegang tot het aardgasvervoersnet geen rekening gehouden met de afgelegde afstand op het grondgebied. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet die een doorvoeractiviteit uitoefent, dient bij de Commissie een specifieke aanvraag in tot goedkeuring van de tarieven van toepassing op het geheel van alle in België gelegen vervoerinstallaties die gebruikt worden voor doorvoer volgens de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Procedures inzake tarieven

Art. 16.§ 1. De beheerder moet uiterlijk op 30 juni van het laatste jaar van de lopende regulatoire periode zijn budget met het tariefvoorstel bij de Commissie indienen voor de volgende regulatoire periode. § 2. Binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van het budget met het tariefvoorstel, bevestigt de Commissie aan de beheerder per drager met ontvangstbewijs de volledigheid van het dossier of bezorgt zij hem in voorkomend geval de vragen waarop de beheerder moet antwoorden en de inlichtingen die hij bijkomend moet vertrekken.

In geval van vragen of verzoeken om bijkomende informatie verstrekt de beheerder binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek van de Commissie de antwoorden of bijkomende inlichtingen aan de Commissie. § 3. Binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van het budget met tariefvoorstel, of, in voorkomend geval binnen dertig dagen na ontvangst van de antwoorden en bijkomende inlichtingen, brengt de Commissie de beheerder op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of afwijzing van het tariefvoorstel.

In haar beslissing tot afwijzing geeft de Commissie aan op welke punten de beheerder het budget met tariefvoorstel moet aanpassen om de goedkeuring van de Commissie te verkrijgen. § 4. Indien de Commissie het tariefvoorstel van de beheerder afwijst, dient deze binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de beslissing tot afwijzing zijn budget met aangepast tariefvoorstel in te dienen bij de Commissie.

Indien de beheerder hierom verzoekt hoort de Commissie de beheerder binnen 10 kalenderdagen volgend op het verzoek.

Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van het budget met aangepast tariefvoorstel brengt de Commissie de beheerder op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of afwijzing van het aangepast tariefvoorstel. § 5. De tarieven die krachtens dit artikel worden goedgekeurd, treden in werking op de eerstvolgende 1e januari.

Art. 17.§ 1. Indien de beheerder zijn verplichtingen niet nakomt binnen de termijnen die artikel 16 van dit besluit hem oplegt, of indien de commissie beslist heeft tot weigering van het tariefvoorstel met budget, of indien de Commissie heeft beslist tot afwijzing van het aangepaste tariefvoorstel, zijn voorlopige tarieven van kracht tot alle rechtsmiddelen van de netbeheerder of van de commissie zijn uitgeput of totdat over de twistpunten tussen de commissie en de netbeheerder een akkoord wordt bereikt.

De voorlopige tarieven worden bepaald op basis van het totaal inkomen bedoeld in artikel 15/5bis, § 2 van de wet van 12 april 1965, met dien verstande dat het totaal inkomen gelijk is aan de som van enerzijds de door de commissie goedgekeurde samenstellende delen van het totaal inkomen en anderzijds indien de commissie geheel of gedeeltelijk samenstellende delen van het totaal inkomen weigert, wordt rekening gehouden met de laatste door de commissie goedgekeurde overeenstemmende samenstellende delen van het totaal inkomen om de tarieven te bepalen.Om de commissie toe te laten deze voorlopige tarieven zelf te bepalen, zal de beheerder in zowel zijn tariefvoorstel als in zijn aangepast tariefvoorstel duidelijk opnemen in welk mate elk element van het inkomen bepalend is voor elk tarief.

Bij gebrek hieraan zal de commissie alle verschillen verrekenen in de bepaling van het tarief bedoeld in artikel 9, 1°, van dit besluit. § 2. De § - 1 van dit artikel is eveneens van toepassing wanneer de beheerder zijn analytisch boekhoudplan niet voorlegt aan de Commissie binnen de termijn voorgeschreven door artikel 28 van dit besluit of wanneer de Commissie weigert dit analytisch boekhoudplan goed te keuren.

Art. 18.Alle kennisgevingen en mededelingen bedoeld in dit hoofdstuk gebeuren ten laatste om 17 uur, per drager en tegen ontvangstbewijs, op papier en onder elektronische vorm.

Art. 19.Voor het geactualiseerde tariefvoorstel bedoeld in artikel 15/5 quater, § 5 van de wet van 12 april 1965 en voor de vraag tot herziening van de regels tot bepaling van het totale inkomen bedoeld in artikel 15/5 nonies, 1e lid, van de wet van 12 april 1965, zijn artikelen 16, 17 en 18 van dit besluit van toepassing. De termijnen bedoeld in artikel 16, § 2, artikel 16, § 3, artikel 16, § 4 van dit besluit worden echter gehalveerd. HOOFDSTUK VI. - Bekendmaking van de tarieven

Art. 20.§ 1. De Commissie laat de door haar goedgekeurde tarieven onverwijld bekendmaken in het Belgisch Staatsblad en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Verder laat zij ook de tarieven bedoeld onder artikel 17 van dit besluit bekendmaken in het Belgisch Staatsblad en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen, en vermeldt daarbij duidelijk hun tijdelijk karakter. § 2. De Commissie maakt haar beslissingen bedoeld in artikelen 16, 17, 19 en 22 van dit besluit onverwijld bekend op haar website.

Alvorens tot bekendmaking over te gaan vraagt de Commissie de beheerder de elementen van de beslissing die hij als vertrouwelijk beschouwt aan te duiden. De beheerder beschikt over 10 kalenderdagen om op de vraag van de Commissie te antwoorden. § 3. De beheerder maakt de tarieven goedgekeurd door de Commissie onverwijld aan de vervoersnetgebruikers bekend op de wijze die hij passend acht en stelt ze ter beschikking aan iedereen die erom verzoekt. Hij maakt ze ook bekend op zijn website. § 4. De Commissie legt binnen zes maanden na het einde van de regulatoire periode van vier jaar aan de minister een verslag voor met name over de tarieven die in de loop van de voorbije periode zijn toegepast. De minister maakt dit verslag over aan de federale Wetgevende Kamers en aan de gewestregeringen. Hij ziet erop toe dat het verslag op passende wijze wordt bekendgemaakt. De Commissie maakt dit verslag over aan de beheerder bij een ter post aangetekend schrijven. HOOFDSTUK VII. - Verslagen en gegevens die de beheerder aan de Commissie moet verstrekken met het oog op de controle van zijn tarieven door de Commissie

Art. 21.§ 1. Elk jaar van de regulatoire periode maakt de beheerder een rapportering over aan de Commissie over de exploitatieresultaten van het vervoersnet, de opslaginstallatie en de LNG-installatie met betrekking tot het voorbije exploitatiejaar.

Met betrekking tot het derde jaar van de regulatoire periode wordt dit jaarverslag op 14 februari overgemaakt aan de commissie. Voor de overige jaren van de regulatoire periode wordt dit jaarverslag op 1 maart overgemaakt aan de commissie.

Deze rapportering houdt in voorkomend geval rekening met het of de aangepaste tariefvoorstel(len) bedoeld onder artikel 15/5 quarter, § 5 of met de aanvraag of aanvragen tot herziening van het totale inkomen, bedoeld onder artikel 15/5 nonies, lid 1, van de wet van 12 april 1965.

Elke rapportering omvat : 1° een kopij van alle verslagen en documenten opgesteld door de commissarissen-revisoren en een kopij van de verslagen van de vergaderingen van het voorbije jaar van de comités bedoeld in artikel 8/3, § 2, eerste lid, van de wet van 12 april 1965;2° een proef- en saldibalans van het voorbije jaar;3° de berekening van het verschil tussen met name de geraamde kosten en de werkelijke kosten, tussen de geraamde volumes en de werkelijke volumes, tussen de geraamde billijke marge en de werkelijke billijke marge, tussen de geraamde afschrijvingen en de werkelijke afschrijvingen en tussen de geraamde opbrengsten en de werkelijke opbrengsten. § 2. Op 30 september van elk jaar maakt de beheerder de volgende informatie over aan de Commissie : 1° het halfjaarlijkse verslag aan de aandeelhouders;2° de goedgekeurde en neergelegde jaarrekening van het voorbije exploitatiejaar;3° de verslagen van de Raad van Bestuur en van de commissarissen-revisoren aan de laatste algemene vergadering;4° de verslagen van de laatste algemene vergaderingen. § 3. De rapportering van het derde jaar van de regulatoire periode bevat ook de gecumuleerde verslagen en rekeningen van de vorige vier jaar. § 4. Desgevallend brengt de Commissie de beheerder binnen dertig dagen na ontvangst van de rapportering op de hoogte van haar vragen en van de bijkomende gegevens die de beheerder haar zal moeten verstrekken betreffende zijn rapporteren.

Binnen dertig kalenderdagen na in vorig lid bedoelde ontvangst verstrekt de beheerder de antwoorden en bijkomende inlichtingen aan de Commissie. § 5. Binnen dertig dagen na de ontvangst van de rapportering over het derde jaar en de gecumuleerde rekeningen van de vorige vier jaar, of, in voorkomend geval, binnen dertig dagen na ontvangst van de antwoorden en bijkomende inlichtingen over de rapportering van het derde jaar en de gecumuleerde rekeningen van de vorige vier jaar, brengt de Commissie de beheerder op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of afwijzing van het saldo van de vorige vier jaar op de niet-beheersbare kosten en de volumes.

In haar beslissing tot afwijzing vermeldt de Commissie de punten van de bepaling van de saldi op de niet-beheersbare kosten en op de volumes die de beheerder zal moeten aanpassen om de goedkeuring van de Commissie te bekomen. § 6. Indien de Commissie het saldo op de niet-beheersbare kosten en/of op de volumes afwijst, dient de beheerder binnen vijftien kalenderdagen na ontvangst van de beslissing tot afwijzing een aangepaste rapportering in te dienen bij de Commissie volgens de procedure bedoeld in §§ 2 tot 5, van dit artikel.

Op zijn verzoek wordt de beheerder door de Commissie gehoord binnen de in dit artikel bedoelde termijn.

Binnen dertig kalenderdagen na ontvangst van de aangepaste rapportering brengt de Commissie de beheerder per drager met ontvangstbewijs op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of afwijzing van het saldo op de niet-beheersbare kosten en/of op de volumes. § 7. Alle kennisgevingen en mededelingen bedoeld onder §§ 1 tot 6 hiervoor gebeuren ten laatste om 17 uur, per bode en tegen ontvangstbewijs, op papier en onder elektronische vorm. § 8. De rapportering, of in voorkomend geval de aangepaste rapportering, de beslissingen van de Commissie over het saldo op de niet-beheersbare kosten en op de volumes, alsook een advies over de verdeling van de saldi worden door de Commissie overhandigd aan de Minister binnen tien kalenderdagen na de goedkeuring van de beslissing.

De minister bepaalt de verdeling van die saldi op de niet-beheersbare kosten en op de volumes bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, tussen : 1° de aanwending van een deel ervan voor de tarieven van de volgende regulatoire periode;2° de aanwending van een deel ervan voor een reserve bestemd voor de financiering van nieuwe investeringen die binnen vier jaar moeten gebeuren, zo niet zal het saldo aan de tarieven ten deel vallen;3° de aanwending van een deel ervan voor alle personeelsleden van de beheerder. § 9. De interesten van de belegging van de saldi bedoeld in § 6 gedurende de periode van vier jaar, worden gekapitaliseerd en op dezelfde wijze als dit saldo in rekening gebracht in het in dit artikel bedoelde voorstel tot verdeling. De intresten worden berekend door op het saldo van ieder jaar van de periode van vier jaar de gemiddelde Euribor-jaarrente van het jaar van de belegging van het saldo toe te passen. § 10. Het saldo op de beheersbare kosten wordt, na controle door de Commissie op eventuele kruissubsidiëring tussen de uiteenlopende elementen van het totaal inkomen, toegewezen aan of ten laste gelegd van de beheerder.

Art. 22.§ 1. Conform artikel 15/5 quater § 5 van de wet van 12 april 1965 kan de beheerder de Commissie in de regulatoire periode een geactualiseerd tariefvoorstel over nieuwe diensten en/of de aanpassing van bestaande diensten ter goedkeuring voorleggen.

Het geactualiseerd tariefvoorstel houdt rekening met het door de commissie goedgekeurde totaal inkomen en de reeds goedgekeurde tarieven, zonder afbreuk te doen aan de volledigheid van het totaal inkomen, noch aan de bestaande tariefstructuur. § 2. Indien overeenkomstig artikel 15/5nonies, eerste lid, van de wet van 12 april 1965 er zich tijdens een regulatoire periode uitzonderlijke omstandigheden voordoen, onafhankelijk van de wil van de beheerder, kan de beheerder, mits geen andere herzieningsaanvraag meer in behandeling is, op elk ogenblik binnen de regulatoire periode een gemotiveerde vraag voor herziening van de regels tot bepaling van het in artikel 15/5bis, van de wet van 12 april 1965, bedoelde totaal inkomen ter goedkeuring voorleggen aan de commissie wat betreft de komende jaren van de regulatoire periode.

Art. 23.De indiening van het budget met tariefvoorstel of van het budget met een aangepast tariefvoorstel alsook van de rapporteringen en inlichtingen bedoeld in respectievelijk de artikels 16, 17, 19, en 21 van dit besluit, gebeurt aan de hand van een specifiek, in overeenstemming van artikel 15/5octies, § 2, van de wet van 12 april 1965, rapporteringsmodel dat door de Commissie wordt opgesteld na overleg met de beheerders.

Het overleg betreffende het rapporteringsmodel gericht op het in te dienen tariefvoorstel met budget moet afgerond zijn ten laatste 60 werkdagen na de inwerkingtreding van het besluit.

Art. 24.§ 1. Samen met het budget met tariefvoorstel bedoeld in artikel 16 van dit besluit stelt de beheerder de volgende gegevens ter beschikking van de Commissie in de vorm van met redenen omklede bijlagen : 1° inzake de uitgangspunten gehanteerd door de beheerder bij het opstellen van zijn budget met tariefvoorstel : a) de verwachte evolutie van het bruto nationaal product;b) de verwachte evolutie van de vraag naar overbrenging met bestemming de Belgische markt en voor de transit van grens naar grens op het betrokken vervoersnet;c) de verwachte evolutie van de vraag naar opslag en naar activiteiten die verband houden met de LNG-terminals van het betrokken vervoersnet;d) de verwachte inflatievoet;e) de geplande weddeaanpassingen, globaal en per categorie;f) de verwachte personeelsmutaties, met name de aanwervingen en afvloeiingen;g) de verwachte intrestvoeten;h) de gewogen gemiddelde financieringskost voor de komende periode;i) de effectieve belastingsvoet;j) de andere macro-economische gegevens die het resultaat in termen van output en van tarieven kunnen beïnvloeden;2° inzake de voorziene investeringen : a) de lijst van de investeringen voorzien voor de volgende vier exploitatiejaren, - met opsplitsing tussen de vervangingsinvesteringen voor vaste activa, de uitbreidingsinvesteringen en de investeringen voor de openbare dienstverplichtingen; - met opsplitsing tussen de investeringen in de verwerving van de eigendom van bestanddelen van het vervoersnet enerzijds, en de verwerving van het genot van bestanddelen van het vervoersnet die eigendom zijn van derden en voor het gebruik waarvan de beheerder een vergoeding zal betalen anderzijds; - met opgave van de aanschaffingswaarde en de jaarlijkse afschrijving of van de gebruiksvergoeding die betaald zal moeten worden; b) voor alle investeringen van meer dan 2.500.000 EUR per jaar, met inbegrip van de nieuw in gebruik te nemen infrastructuurdelen die niet op de balans voorkomen, een financiële investerings- en rendementsanalyse, die minstens de volgende gegevens bevat : - de omschrijving van het project; - de doelstellingen van het project; - de detaillering van de belangrijkste kostenposten van het project; - een overzicht van de leveranciers en (onder)aannemers die meewerken aan de realisatie van het project; - een vergelijking van de offertes van leveranciers en aannemers voor bestellingen die samen in totaal meer dan 20 % van het geïnvesteerde totaal uitmaken; - het verloop in de tijd van het project, waarbij het volledige tijdsverloop vermeld wordt als het project over meer dan één jaar loopt; de impact van de afschrijvingen met aanduiding van de afschrijvingspercentages; - de beoogde efficiëntieverbeteringen, inzonderheid de energie-efficiëntie; - de milieueffecten; - een financiële analyse, met inbegrip van een cashflowplanning, rekening houdend met de financieringsbehoeften en de voorwaarden tijdens de levensduur van het project en een gevoeligheidsanalyse van de projectrentabiliteit in functie van redelijke hypothesen; 3° inzake het personeelsbestand : a) een uitgebreid personeelsplan met organigram voor de volgende vier exploitatiejaren, b) een overzicht van het aantal personeelsleden in voltijdse equivalenten per dienst, met inbegrip van de voorgenomen aanwervingen en afvloeiingen;c) een gedetailleerd plan van de voorziene opleidingen;4° een analyse van de sterktes en zwaktes, alsook van de opportuniteiten en bedreigingen van de onderscheiden activiteiten van de beheerder, waarin minstens volgende bedrijfsdomeinen aan bod komen : - de technologie; - het personeel; - de administratieve organisatie; - de relaties met klanten; - het milieu; - het aankoopbeleid; - het onderhoud; - de exploitatie; - de benutting van het net; - de capaciteitsknelpunten; - de veiligheid; - de concurrentie; - het doorvoerverkeer; - het verloop van de langetermijncontracten; - het onderzoek en de ontwikkeling; 5° een geprojecteerde balans per hoofdactiviteit volgens het genormaliseerde schema van de jaarrekening voor de volgende vier exploitatiejaren;6° een overzicht van de acties en de investeringen specifiek gericht op een verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie;7° de onderscheiden tarifaire formules, toepasselijk op de door de beheerder aangeboden diensten, en de verwachte ontvangsten per dienst en per klant;8° een omstandige toelichting bij de volgende soorten kosten en opbrengsten : - uitzonderlijke kosten; - uitzonderlijke opbrengsten; - kosten voor onderzoek en ontwikkeling; - kosten voor studies uitgevoerd door derden; - kosten voor informatica-investeringen. § 2. De activa die vallen in de rubriek 25 van het genormaliseerde schema van de jaarrekeningen, namelijk « vaste activa in leasing of op grond van soortgelijke rechten » worden in het rapporteringsmodel opgenomen alsof het om eigen goederen van de beheerder zou gaan, door een opsplitsing tussen « terreinen en gebouwen » en « overige materiële vaste activa ». § 3. Bij elke jaarlijkse rapportering maakt de beheerder een analyse van de verschillen tussen enerzijds de gegevens betreffende de exploitatie tijdens het voorbije exploitatiejaar en anderzijds de overeenkomstige gegevens uit het budget.

Voor verschillen van meer dan 10 % tussen de gegevens betreffende de exploitatie en de overeenkomstige gegevens uit het budget voegt de beheerder een uitvoerige documentatie en motivering bij zijn analyse. HOOFDSTUK VIII. - Boekhoudkundige verplichtingen van de beheerder

Art. 25.§ 1. Onverminderd de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en haar uitvoeringsbesluiten van Boek IV Titel VI van het Wetboek Vennootschappen en haar uitvoeringsbesluiten en het artikel 15/12, § 2 van de wet van 12 april 1965 : 1° valt het boekjaar van de beheerder samen met het kalenderjaar;2° voert de beheerder een analytische boekhouding die de Commissie toelaat de kosten en ontvangsten afhankelijk van de verschillende diensten en per klantengroep gedetailleerd toe te wijzen. § 2. De analytische boekhouding bedoeld in artikel 28 van dit besluit onderscheidt de kosten voor de diensten bedoeld in artikel 10 van dit besluit en opgenomen in het rapporteringsmodel bedoeld in artikel 23 van dit besluit. § 3. In het tarief van elke dienst zijn ook de volgende elementen opgenomen : 1° de beheersbare kosten;2° de niet-beheersbare kosten en meer bepaald : de belastingen, heffingen, toeslagen en bijdragen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen : (i) de toeslagen of heffingen ter financiering van de openbare dienstverplichtingen, inzonderheid bedoeld in artikel 15/11 van de wet van 12 april 1965; (ii) de inkomstenbelastingen; (iii) de overige lokale, provinciale, gewestelijke en federale belastingen; b) de vergoeding van de geïnvesteerde kapitalen bedoeld in artikel 15/5 bis, § 2, b), van de wet van 12 april 1965, ter vergoeding van het eigen vermogen;c) de kosten van financiering door derden;d) desgevallend het saldo van de voorbije regulatoire periode toegewezen aan de tarieven bij koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 15/5 nonies, § 2 van de wet van 12 april 1965.

Art. 26.De beheerder voert zijn analytische boekhouding zodat een rechtstreeks verband kan worden gelegd tussen de kosten en de opbrengsten per dienst en per klant, en een rentabiliteitsanalyse kan gemaakt worden.

Hij rekent daartoe alle kostensoorten toe aan de diensten en per klant op basis van een verdeelsleutel gebaseerd op de omzet die de beheerder, samen met het budget met tariefvoorstel bedoeld in artikel 16 van dit besluit, ter goedkeuring aan de Commissie voorlegt. De beheerder voegt een verantwoording bij de directe kostenveroorzakers en verdeelsleutels die hij voorstelt.

Art. 27.§ 1. De gegevens die nodig zijn om de kosten per eenheid te berekenen en die buiten de boekhouding om worden verkregen, worden door de beheerder gedocumenteerd en toegelicht. De beheerder toont aan op welke wijze de omvang van de gegevens is bepaald, welke de gehanteerde waarderingsgrondslagen en/of meetmethoden zijn en volgens welke methodiek en beginselen, zoals de aard van de directe kostenveroorzakers en de verdeelsleutels, de toerekening is gedaan. § 2. De beheerder houdt registers bij die minstens de volgende niet-monetaire gegevens bevatten : 1°de elementen om de performantie-indicatoren te berekenen; 2° de personeelsgegevens;3° de hoeveelheid getransporteerd en gestockeerd aardgas;4° de verwerkte hoeveelheid aardgas per LNG-terminal;5° de volume- en uitzendcapaciteit van de opslagen;6° de vervoersnetlengte;7° de bediende oppervlakte;8° het aantal geconnecteerde klanten;9° het aantal afnamepunten per hoofdactiviteit;10° de waarden van de maximale parameters die voor de tarieven gebruikt zijn;11° de samenstelling van de tarifaire formules en de gebruikers van het vervoersnet per tarifaire formule. De beheerder stelt deze registers op zodanige wijze samen dat zij op hun integriteit en consistentie in de rapportering kunnen worden getest. § 3. Op gemotiveerde vraag van de Commissie spant de beheerder zich in om de van derden te verkrijgen gegevens te harer beschikking te stellen. De Commissie verwerkt deze gegevens strikt vertrouwelijk. § 4. De beheerder verschaft de Commissie uitleg over zijn administratieve organisatie en de procedures van interne controle. Hij geeft een gedetailleerde beschrijving van zijn aankoopprocedure en van de procedures van centrale bewaring en centraal beheer van data, evenals van de stappen bij de procedure in geval van beheer met computer.

Art. 28.§ 1. Tegelijk met de indiening van het budget met tariefvoorstel bedoeld in artikel 16 van dit besluit, legt de beheerder zijn analytisch boekhoudplan ter goedkeuring voor aan de Commissie. Hij licht dit plan toe op verzoek van de Commissie. Dit analytisch boekhoudplan moet voor de Commissie een gemakkelijke en controleerbare overgang mogelijk maken naar het rapporteringsmodel bedoeld in artikel 23 van dit besluit.

Het analytisch boekhoudplan wordt in drie exemplaren en in elektronische vorm per bode en tegen ontvangstbewijs overhandigd aan de Commissie. § 2. Binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van het analytisch boekhoudplan brengt de Commissie de beheerder bij een ter post aangetekend schrijven op de hoogte van haar beslissing tot goedkeuring of afkeuring van het betreffende analytisch boekhoudplan. § 2. De beheerder bepaalt de beheersbare kosten van het referentiejaar van de regulatoire periode, overeenkomstig de volgende formule :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 3. De vastgelegde waarde van de beheersbare kosten voor het jaar 1 van de regulatoire periode, dient als referentie voor de bepaling van de geïndexeerde beheersbare kosten voor het tweede, derde en vierde jaar van de regulatoire periode, waarbij voor ieder jaar op de waarde van het voorgaande jaar de volgende indexeringsformule wordt toegepast :

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 4. Het saldo op de beheersbare kosten, bedoeld in artikel 21, § 10 van onderhavig besluit, bestaat uit het jaarlijkse verschil tussen de door de beheerder werkelijk opgelopen beheersbare kosten en de geïndexeerde beheersbare kosten bepaald overeenkomstig § 3 hierboven.

Voor de berekening van het saldo op de beheersbare kosten, wordt de waarde van de geïndexeerde beheersbare kosten Cg*i niettemin herberekend voor het tweede, het derde en het vierde jaar van de reguleringsperiode op basis van de reële waarden van CPIi bedoeld in § 2 van dit artikel. Voor deze nacalculatie wordt gebruik gemaakt van de definitieve waarde van CPIi gepubliceerd door de Federale Overheidsdienst Economie, met uitzondering van het verschil bedoeld in § 5 van dit artikel. § 5. Het saldo dat te wijten is aan het verschil tussen de reële waarden van CPIi en de voorziene waarden gebruikt in het goedgekeurd budget, wordt toegevoegd aan het saldo op de niet-beheersbare kosten bedoeld in artikel 21, § 8, van onderhavig besluit. HOOFDSTUK X. - Kostenbeheersing en inkomensverschillen

Art. 29.§ 1. Met respect voor de kwaliteit en veiligheid vereist voor een goede werking van de vervoersinstallaties, met respect voor het milieu, voor de gezonde arbeidsomstandigheden van personen die direct betrokken zijn bij de werkzaamheden van de beheerder, met respect voor de openbare dienstverplichtingen en rekening houdend met alle kosten en baten, van allerlei aard, direct of indirect gelieerd aan de beheerder of aan zijn klanten, met inbegrip van hetgeen betrekking heeft op het verleden en waarvan de klanten van de beheerder zouden kunnen genieten, houdt de beheerder de kostprijs van de diensten zo laag mogelijk door de factoren die de kostprijs bepalen maximaal te beheersen. § 2. Tegelijk met de indiening van de in artikel 21, § 1 van dit besluit bedoelde rapportering, maakt de beheerder aan de Commissie een gemotiveerd verslag over van het resultaat van zijn inspanningen om de kosten bedoeld in artikel 15/5bis, § 2, a), van de wet van 12 april 1965 en met betrekking tot het vorige jaar, te beheersen. Dit rapport steunt met name op de indicatoren van de performantie en van de productiviteitswinst.

In zijn verslag vermeldt de beheerder voor elk onderdeel van de beheersbare kosten het deel van het saldo tussen de werkelijke kosten en de geraamde kosten dat het gevolg is van budgettaire verschillen en het deel van het saldo afkomstig van productiviteits- en efficiëntiewinsten. Dit verslag dient onder meer als basis voor de Commissie bij haar taak van goedkeuring van de tarieven van de volgende regulatoire periode.

Art. 30.De kosten van de diensten bedoeld in artikel 25 van dit besluit met uitzondering van de beheersbare kosten, kunnen alleen ex ante en ex post in de tarieven doorgerekend worden voor zover de Commissie ze niet als onredelijk verworpen heeft.

De beheersbare kosten van de diensten bedoeld in artikel 25 van dit besluit, kunnen alleen ex ante in de tarieven doorgerekend worden voor zover de Commissie ze niet als onredelijk verworpen heeft.

De Commissie beoordeelt de redelijkheid van deze kosten en controleert op de eventuele aanwezigheid van kruissubsidiëring.

Zij deelt de normen en criteria in rekening genomen voor deze evaluatie mee aan de netbeheerder voorafgaand aan de goedkeuring van het tariefvoorstel met budget binnen de termijn voorzien in artikel 16, § 1. Deze normen en criteria blijven gelden voor de volledige duur van de regulatoire periode.

In geen geval zal de commissie kosten waarvan het bedrag rechtstreeks en integraal werd opgelegd door een bevoegde overheid, kunnen verwerpen.

Voor de eerste regulatoire periode ingaande op 1 januari 2008 om te eindigen op 31 december 2011, deelt de Commissie de normen en criteria bedoeld in het eerste lid, aan de netbeheerder mee uiterlijk 10 dagen voor de datum van het indienen van het budget met tariefvoorstel door de netbeheerder.

Art. 31.§ 1. De Commissie kan de in artikel 31 van dit besluit bedoelde kosten van de beheerder verwerpen. Het bedrag van deze uitgaven wordt afgetrokken van de winstmarge.

Indien de bevoegde overheid deze uitgaven ook fiscaalrechtelijk verwerpt, en deze beslissing aanleiding geeft tot bijkomende belastingen of heffingen, kan het bedrag van deze belastingen of heffingen eveneens in mindering gebracht worden van de winstmarge. § 2. De beheersing van de in artikel 15/5 quater, § 3, 1°, van de wet van 12 april 1965 bedoelde beheersbare kosten, vereist, naast de toepassing van de in artikel 29 bedoelde indexeringsmechanisme, eveneens de toepassing van een factor voor een voor de netbeheerder haalbare productiviteits- en efficiëntieverbetering. Op voorstel van de commissie en na overleg met de beheerder, legt de Koning, na overleg in de Ministerraad, voor elke regulatoire periode, de waarde van deze factor vast. HOOFDSTUK XI. - Strafbepalingen

Art. 32.Worden gestraft met een geldboete van 50 tot 20.000 EUR zij die nalaten of weigeren de Commissie de informatie te verstrekken die door de Commissie wordt gevraagd en die zij gehouden zijn mee te delen krachtens dit besluit. HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen

Art. 33.Elke beheerder moet uiterlijk tegen 30 juni 2007 bij de Commissie zijn budget met tariefvoorstel indienen voor de eerste regulatoire periode van vier jaar.

Art. 34.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 35.Onze Minister van Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 8 juni 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie en Energie, M. VERWILGHEN

^