gepubliceerd op 19 januari 2006
Samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten
6 DECEMBER 2005. - Samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten
Gelet op Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op de Verordening (EEG) nr. 595/91 van de Raad van 4 maart 1991 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en terugvordering van bedragen die in dat kader onverschuldigd zijn betaald, alsmede de organisatie van een informatiesysteem op dit gebied en houdende intrekking van Verordening nr. 283/72;
Gelet op de Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op het Besluit van de Waalse Regering van 9 september 2004 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op het akkoord van 15 juli 2002 in de Interministeriële Conferentie Landbouw inzake de uitvoering van de overdracht aan de gewesten van de bevoegdheden van de landbouwpolitiek en specifiek inzake de toepassingsvoorwaarden voor de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003 tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij, in het bijzonder inzake de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten bedoeld bij hoofdstuk 5 van dit akkoord;
Overwegende het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij;
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, in de persoon van de Minister van Tewerkstelling, Economie, Energie en Huisvesting;
Zijn overeengekomen wat hierna volgt :
Artikel 1.De nationale reserve voor leveringen en de nationale reserve voor rechtstreekse verkopen zijn het verschil tussen de respectievelijke nationale referentiehoeveelheden en de respectievelijke sommen van de individuele referentiehoeveelheden, toegekend aan de producenten door de bevoegde overheden. Deze reserves worden jaarlijks herberekend, op nationaal niveau, zowel voor de leveringen als voor de rechtstreekse verkopen. Het Gewest van herkomst van de referentiehoeveelheden die eraan toegevoegd worden, wordt bepaald op basis van de zone waartoe die hoeveelheden behoren zoals gedefinieerd in artikel 2.
Art. 2.Het adres van de melkproductie-eenheid, uitgebaat door de producent, voor de productie van melk en van waaruit gedurende de maand maart 2002 de leveringen en/of de rechtstreekse verkopen gebeurden, of bij gebrek daaraan, de laatste leveringen en/of rechtstreekse verkopen van het tijdvak 2001-2002, bepaalt de zone waartoe de referentiehoeveelheid van de producent behoort.
De volgende zones worden onderscheiden : a) zone A : het grondgebied van het Waalse Gewest, waar het betaalorgaan van het Waalse Gewest de bevoegde overheid is;b) zone B : het grondgebied van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar het betaalorgaan van het Vlaamse Gewest de bevoegde overheid is. De situatie op 1 april 2002, 2003 en 2004 is opgenomen als bijlage van dit samenwerkingsakkoord. Deze situatie wordt, in voorkomend geval, jaarlijks aangepast door de bevoegde betaalorganen van de Gewesten.
Art. 3.De betaalorganen delen jaarlijks aan elkaar de gegevens mee met betrekking tot de producenten waarvan de zone van productie veranderd is en verzekeren de jaarlijkse opvolging. Voor deze producenten blijft het Gewest, waar hun referentiehoeveelheid zich bevond op 31 maart 2002, het Gewest dat die referentiehoeveelheid beheert.
Art. 4.De vaststelling en toepassing van de modaliteiten voor de overdrachten van referentiehoeveelheden, in toepassing van de bepalingen van artikel 17 en 18 van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot instelling van een heffing in de sector van de melk en zuivelproducten, evenals de modaliteiten voor het beheer van de referentiehoeveelheden en het beheer van de gegevens van de leveringen en de rechtstreekse verkopen, worden vastgelegd door de bevoegde overheden van elke zone. Deze zijn onderworpen aan de procedure van overleg zoals voorzien in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003.
De bevoegde overheden van elke zone plegen, in voorkomend geval, overleg met het oog op het toestaan van een overdracht van referentiehoeveelheden tussen producenten die onderling bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad en die tot een verschillende zone behoren. Bij dergelijke overdrachten, zijn de modaliteiten van de zone van de producent-overnemer van toepassing.
De hoeveelheden waarmee individuele referentiehoeveelheden worden verminderd ten gevolge van bepalingen in de wetgeving, worden toegevoegd aan de nationale reserve, tenzij anders gespecificeerd in die wetgeving.
Art. 5.§ 1. Bij een eventuele herverdeling van de nationale reserve moeten de principes van het akkoord van 15 juli 2002 in de Interministeriële Conferentie Landbouw worden gerespecteerd.
De Gewesten plegen hiervoor jaarlijks overleg, rekening houdend met hun respectievelijke bijdragen aan deze reserve, om de criteria en de modaliteiten van een herverdeling te bepalen.
De Gewesten komen overeen dat ieder Gewest elk tijdvak over 500.000 liter van de nationale reserve leveringen kan beschikken voor eventuele tijdelijke overdrachten aan instellingen, erkend door de bevoegde Minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen. § 2. In de zone A zullen producenten die tijdens de duur van een tijdvak niet minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel hebben gebracht, 50 % van hun niet geproduceerde referentiehoeveelheid aan de nationale reserve zien toegevoegd worden.
De termijn binnen dewelke de betrokken producenten minstens 70 % van hun gecumuleerde referentiehoeveelheid leveringen en rechtstreekse verkopen in de handel moeten brengen teneinde de referentiehoeveelheden, zoals bedoeld in § 2, eerste alinea, terug toegekend te krijgen, is vastgelegd op 31 maart van het tijdvak dat volgt op het tijdvak waarin de producenten niet voldoende melk of zuivelproducten in de handel hebben gebracht.
Art. 6.De maatschappelijke zetel van de koper bepaalt de zone, zoals gedefinieerd in het tweede lid van artikel 2, waartoe hij behoort. De Administraties kunnen evenwel, in gezamenlijk akkoord en om beheersredenen, bepalen dat de koper tot een andere zone behoort. Deze wijziging kan evenwel pas in voege gaan bij het begin van een nieuw tijdvak.
Art. 7.De producent kan enkel binnen de zone, waartoe zijn referentiehoeveelheid behoort op 31 maart 2002, zijn referentiehoeveelheid vrijmaken of tijdelijk overdragen. De criteria voor de vrijmaking en de tijdelijke overdrachten worden vastgelegd door de bevoegde overheden van elke zone. Ze zijn onderworpen aan de overlegprocedure zoals voorzien in het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2003.
Art. 8.De berekening van de heffing, die eventueel verschuldigd is voor de leveringen en/of voor de rechtstreekse verkopen, is een nationale berekening die samen door de betaalorganen van het Waals Gewest en van het Vlaamse Gewest dient te worden uitgevoerd op basis van de som van het geheel van respectievelijk de leveringen en de rechtstreekse verkopen die in beide zones geregistreerd zijn, rekening houdend, ingeval er een heffing verschuldigd zou zijn, met een reserve op de berekening, vastgelegd in gemeenschappelijk akkoord tussen de Gewesten.
Art. 9.§ 1. De ongebruikte referentiehoeveelheid voor leveringen (of voor rechtstreekse verkopen) van een producent is het verschil tussen de referentiehoeveelheid voor leveringen (of rechtstreekse verkopen) toegekend aan die producent en zijn leveringen (of rechtstreekse verkopen), voor zover dat verschil positief is.
De bijdrage van de producenten aan de betaling van de verschuldigde extra heffing wordt bepaald nadat de ongebruikte referentiehoeveelheden, enerzijds voor leveringen en anderzijds voor rechtstreekse verkopen, zijn verdeeld over alle producenten van beide zones die voor het tijdvak in kwestie hun referentiehoeveelheid respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen hebben overschreden. Deze verdelingen worden zo uitgevoerd, dat iedere producent een gelijke hoeveelheid krijgt, respectievelijk voor leveringen of voor rechtstreekse verkopen, onder voorbehoud dat die hoeveelheid niet hoger mag zijn dan zijn respectievelijke overschrijdingen en niet hoger dan 15.000 liter wat de leveringen betreft.
De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft leveringen : 1° de producenten van wie leveringen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;2° de producenten die aan een niet-erkende koper hebben geleverd; De volgende producenten hebben geen recht op verdelingen wat betreft rechtstreekse verkopen : 1° de producenten van wie rechtstreekse verkopen op een onjuiste manier werden medegedeeld of die niet werden medegedeeld;2° de producenten waarvan de inlichtingen en de verklaringen van de rechtstreekse verkopen van melk en zuivelproducten niet werden medegedeeld voor 15 mei, volgend op het betreffende tijdvak;3° de producenten die in het register dat hen ter beschikking gesteld wordt door de Administratie, hun productboekhouding niet hebben bijgehouden. Als een productie-eenheid of een gedeelte ervan in de loop van een tijdvak achtereenvolgens wordt beheerd en uitgebaat door meerdere producenten, komt alleen die laatste producent voor herverdeling van ongebruikte referentiehoeveelheden in aanmerking. § 2. In het geval van een bedrijfsovername in de loop van het tijdvak, wordt de berekening van de extra heffing en de berekening van de in de eerste paragraaf voor verdeling bedoelde beschikbare hoeveelheid vastgesteld na samenvoeging van de respectievelijke verkopen en leveringen van de betrokken producenten. In het voorkomend geval is de extra heffing verschuldigd door de producent of de producenten die de voor dit tijdvak verklaarde behouden of overgenomen referentiehoeveelheid hebben overschreden. § 3. De technische diensten van de betaalorganen bezorgen elkaar, in voorkomend geval, alle gegevens en een kopie van de betrokken dossiers, die noodzakelijk zijn voor de opvolging van de inning van de verschuldigde heffing. § 4. Voor wat de inning van de heffingen betreft, dienen de principes van artikel 11 van het samenwerkingsakkoord van 30 maart 2004 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de uitoefening van de geregionaliseerde bevoegdheden op het gebied van Landbouw en Visserij te worden nageleefd.
Art. 10.§ 1 Voor de tijdvakken voorafgaand aan het tijdvak dat begint op 1 april 2004, komen de betaalorganen samen de periode overeen binnen dewelke de te veel geïnde extra heffing in de loop van de tijdvakken na 31 maart 1999 zal worden terugbetaald pro rata van de liters van de referentiehoeveelheid leveringen op 1/04/2005. Het terugbetaalde bedrag per liter referentiehoeveelheid zal bepaald worden rekening houdend met het totaal van de te veel geïnde extra heffing op die datum.
De producenten die gedurende een van de tijdvakken na 31 maart 2001 hun aldus aangepaste referentiehoeveelheid met meer dan 15.000 liter zullen hebben overschreden, zullen het recht verliezen op eventuele terugbetalingen. § 2 Voor de tijdvakken vanaf 2004-2005 komen de betaalorganen, samen de periode overeen binnen dewelke, met toepassing van de bepalingen van artikel 13, punt 1, b van Verordening (EG) nr. 1788/2003 en van artikel 16, punt 2 van Verordening (EG) nr. 595/2004, de te veel geïnde extra heffing per tijdvak zal worden terugbetaald aan de producenten zodanig dat de terugbetaling plaatsvindt binnen de 15 maanden na afloop van het betrokken tijdvak van twaalf maanden.
Deze terugbetaling gebeurt pro rata van de liters van de referentiehoeveelheid leveringen van het betrokken tijdvak en bedrag per liter referentiehoeveelheid zal bepaald worden rekening houdend met het totaal van de te veel geïnde extra heffing van dat tijdvak.
De producenten die gedurende het betrokken tijdvak hun aldus aangepaste referentiehoeveelheid met meer dan 15.000 liter hebben overschreden, verliezen het recht op de eventuele terugbetaling voor dat tijdvak.
Art. 11.§ 1 De individuele referentiehoeveelheden die per 1 april 2003 worden toegekend aan de instellingen die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek en/of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen, komen van de nationale reserve van de rechtstreekse verkopen. De aldus toegekende referentiehoeveelheden vloeien terug naar de nationale reserve op de eerste dag van het volgende tijdvak in geval van een aanvraag tot overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf of in geval van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijmaking.
Het betrokken Gewest kan over deze hoeveelheden beschikken voor een tijdelijke overdracht zoals bedoeld in artikel 5, derde lid, naast de 500.000 liter. § 2 De Gewesten komen overeen om de supplementen van de nationale referentiehoeveelheden voor de tijdvakken 2006-2007, 2007-2008 en 2008-2009 zoals vermeld in bijlage I van de Verordening (EG) nr. 1788/2003 op een lineaire manier te herverdelen aan alle producenten.
Art. 12.Het samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten van 16 juli 2004 wordt opgeheven.
Art. 13.Dit samenwerkingsakkoord heeft uitwerking met ingang van 1 april 2005.
Opgemaakt te Brussel op 6 december 2005 in 3 exemplaren, waarvan iedere partij bevestigt een exemplaar ontvangen te hebben.
Voor het Vlaamse Gewest : De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervorming, Landbouws, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME Voor het Waalse Gewest : De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : De Minister van Tewerkstelling, Economie, Wetenschappelijk Onderzoek, Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp, B. CEREXHE
Bijlage aan artikel 2 van het samenwerkingsprotocol tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met betrekking tot de heffing in de sector van de melk en de zuivelproducten Melkquota in kg : Situatie op 1 april 2002 (Foto 2002), 1 april 2003 en 1 april 2004, excl. osmose en leasing Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld