gepubliceerd op 10 juni 2005
Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten
15 APRIL 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten
De Vlaamse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op Verordening (EG) nr. 595/2004 van de Commissie van 30 maart 2004 houdende vaststelling van de uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten;
Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw-, en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 1°, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 en 5 februari 1999, en bij de koninklijke besluiten van 25 oktober 1995 en 22 december 2001;
Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 en 2 april 2004;
Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 maart 2005;
Gelet op het overleg tussen de gewestregeringen en de federale overheid op 7 maart 2005;
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheden dat er overleg plaatsvond met de landbouworganisaties op 17 januari 2005 en 24 januari 2005 waaruit bleek dat het noodzakelijk is om de procedures voor overdracht van referentiehoeveelheden aan te passen en te versoepelen en dat de wijzigingen aan de wetgeving die voortvloeien uit dit overleg ten laatste in werking moeten treden aan het begin van het tijdvak 2005-2006, zijnde 1 april 2005;
Gelet op advies 38.287/3 van de Raad van State, gegeven op 31 maart 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;
Na beraadslaging, Besluit :
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de heffing : de heffing ten laste van de producent van koemelk op de leveringen en de rechtstreekse verkopen van melk of andere zuivelproducten, bedoeld in Verordening (EG) nr.1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten; 2° het tijdvak : het tijdvak van twaalf maanden dat van toepassing is op de heffing die loopt van 1 april tot 31 maart van het volgende jaar;3° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;4° het ministerie : het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;5° de administratie : de administratie die bij het ministerie in kwestie belast is met het beheer van de heffing in de sector melk en zuivelproducten;6° de producent : de natuurlijke persoon of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen of van beide, zoals gedefinieerd in artikel 5, c), van Verordening (EG) nr. 1788/2003, die zijn bedrijf op een autonome wijze beheert; 7° autonoom beheer : het beheer van een bedrijf op die wijze dat elke verwarring op het vlak van beheer, uitvoering van landbouwactiviteiten, productiemiddelen of het gebruik ervan, tussen twee of meer producenten uitgesloten is;8° landbouwer in hoofdberoep : a) hetzij de natuurlijke persoon die zelf het landbouwbedrijf uitbaat, die uit zijn bedrijf een nettobelastbaar inkomen verwerft dat meer dan 50 % bedraagt van het nettobelastbaar bedrag van zijn totale inkomen en die aan werkzaamheden buiten het bedrijf minder dan 50 % van zijn totale arbeidsduur besteedt;b) hetzij de rechtspersoon waarvan de statuten de uitbating van een landbouwbedrijf en de verhandeling van de hoofdzakelijk op dit bedrijf voortgebrachte producten tot voorwerp hebben.Deze rechtspersoon moet daarenboven voldoen aan een van de volgende voorwaarden : 1) de rechtspersoon is opgericht in de vorm van een landbouwvennootschap als bedoeld bij de wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van vennootschappen;2) de rechtspersoon is opgericht in een van de vormen, bedoeld in artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen, en voldoet bovendien aan de volgende voorwaarden : a.de rechtspersoon is opgericht voor een duur van ten minste twintig jaar; b. de aandelen of de deelbewijzen van de vennootschap zijn op naam;c. de aandelen of deelbewijzen van de vennootschap behoren voor ten minste 51 % toe aan de bestuurders of zaakvoerders;d. de bestuurders of zaakvoerders van de vennootschap worden aangewezen onder de vennoten;e. minstens een van de bestuurders of zaakvoerders van de vennootschap besteedt meer dan 50 % van zijn tijd aan landbouwwerkzaamheden in de vennootschap en haalt meer dan 50 % van het nettobelastbaar bedrag van zijn totale inkomen uit die activiteit;c) hetzij de groepering van natuurlijke personen of rechtspersonen of van beide waarin al de natuurlijke personen meer dan 50 % van hun totale arbeidsduur aan landbouwwerkzaamheden in de groepering besteden en uit die werkzaamheden meer dan 50 % van het nettobelastbaar bedrag van hun totale inkomen halen, en waarin al de rechtspersonen de onder punt 8°, b), vermelde voorwaarden vervullen en meer dan 50 % van hun werkzaamheden aan de landbouwwerkzaamheden van de groepering besteden;d) hetzij een groepering van natuurlijke personen, samengesteld uit twee echtgenoten waarvan alleen een van beide voldoet aan de onder punt 8°, a), vastgelegde voorwaarden;9° levering : iedere levering van melk, exclusief andere zuivelproducten, door een producent aan een koper, ongeacht of de producent, de koper, het bedrijf dat deze melk behandelt of verwerkt, dan wel een derde de melk vervoert;10° rechtstreekse verkoop : elke verkoop of overdracht van melk die rechtstreeks door de producenten aan de consument wordt verricht, alsmede elke door een producent verrichte verkoop of overdracht van andere zuivelproducten;11° de melkproductie-eenheid : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van melk.Die middelen omvatten, voor exclusief gebruik van de producent, de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkplaats met inbegrip van de melkinstallatie, de melkkoeien, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken. Het adres van de melkinstallaties, van waaruit gedurende de maand maart 2002 de leveringen of de rechtstreekse verkopen gebeurden, of bij gebrek daaraan, de laatste leveringen of rechtstreekse verkopen van het tijdvak 2001-2002, die door de administratie geboekt werden, bepaalt het adres van de melkproductie-eenheid; 12° het bedrijf : het geheel van de door de producent beheerde en uitgebate melkproductie-eenheden;13° de koper : de koper zoals gedefinieerd in artikel 5 van Verordening (EG) nr.1788/2003. Iedere koper waarvan de maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest ligt, moet erkend worden door de administratie, overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 595/2004; 14° overname van een bedrijf : overdracht van het geheel van de melkproductie-eenheden van een bedrijf, met inbegrip van de overeenkomende referentiehoeveelheden zoals geboekt door de administratie op 31 maart 2002;15° oprichting van een bedrijf : overdracht van gronden van een bedrijf, met inbegrip van zijn referentiehoeveelheden zoals op 31 maart 2002 geboekt door de administratie, naar een overnemer die over productiemiddelen beschikt voor de melkproductie die gedurende de laatste vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van een bedrijf en die gedurende de laatste vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van een productie-eenheid, beheerd door een melkproducent;16° verzamelaanvraag : de verzamelaanvraag, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 11 van Verordening (EG) nr.796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers; 17° zaakvoerder : zaakvoerder die voldoet aan de voorwaarde gesteld in 8°, b), 2), e;18° bestuurder : bestuurder die voldoet aan de voorwaarde gesteld in 8°, b), 2), e;19° naburige gemeenten : de gemeenten waarvan het centrum gelegen is binnen een straal van 30 kilometer van het centrum van de gemeente waar de installaties van de melkproductie-eenheid gelegen zijn, alsook de dichtst bijgelegen gemeenten die, indien nodig, toegevoegd moeten worden tot de oppervlakte van een cirkel met een straal van 30 kilometer bereikt wordt.
Art. 2.De individuele referentiehoeveelheden die beschikbaar zijn op het bedrijf voor leveringen of rechtstreekse verkopen, zijn de op 31 maart van het tijdvak beschikbare hoeveelheden.
De representatieve vetgehaltes die in aanmerking moeten worden genomen en de equivalentiecoëfficiënten die moeten worden gebruikt om de zuivelproducten om te zetten in liter volle melk worden vastgelegd in de bijlage.
Art. 3.Om rekening te houden met veranderingen die de leveringen of de rechtstreekse verkopen van de producent beïnvloeden, kan hij een deugdelijk gemotiveerd verzoek indienen om voor de duur van het tijdvak of definitief een verhoging of vaststelling te verkrijgen van een van zijn referentiehoeveelheden, tegen overeenkomstige verlaging of opheffing van de andere referentiehoeveelheid. Dit verzoek moet met aangetekende brief bij de administratie ingediend worden via het typeformulier dat beschikbaar is op de administratie. De termijn voor het indienen van dit verzoek wordt, behoudens in geval van toepassing van artikel 13, als volgt bepaald : 1° uiterlijk op 31 juli van het eerste tijdvak waarop deze wijziging betrekking heeft, als het gaat om een verzoek voor het verkrijgen van een definitieve wijziging of de definitieve bepaling van referentiehoeveelheden.In geval van vrijmaking van de referentiehoeveelheid in kwestie overeenkomstig artikel 15, mag het verzoek echter worden ingediend tot 30 november van hetzelfde tijdvak; 2° uiterlijk op 30 april van het tijdvak dat volgt op het tijdvak waarop deze wijziging betrekking heeft, als het gaat om een verzoek voor een tijdelijke wijziging of de tijdelijke bepaling van referentiehoeveelheden.
Art. 4.§ 1. De producent kan het gedeelte van zijn referentiehoeveelheid voor leveringen of van zijn referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen, dat hijzelf niet wil gebruiken, voor de duur van het tijdvak tijdelijk overdragen aan andere producenten. § 2. Deze overeenkomsten van tijdelijke overdracht van referentiehoeveelheden moeten gesloten worden via een typeformulier dat beschikbaar is op de administratie of bij de koper. Ze mogen slechts in aanmerking genomen worden als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de totale hoeveelheid die een producent tijdelijk mag overdragen is, behalve in geval van overmacht, beperkt tot 20 000 liter.Deze beperking is niet van toepassing als de totale referentiehoeveelheid die door de producent tijdelijk wordt overgedragen, een referentiehoeveelheid betreft waarvoor hij als overlater en tijdens hetzelfde tijdvak een aanvraag heeft ingediend voor definitieve vrijmaking zoals bepaald in artikel 15, § 1, 4°, of voor overdracht zoals bepaald in artikel 5. In dat laatste geval kan de referentiehoeveelheid alleen tijdelijk worden overgelaten aan de producent-overnemer aan wie de referentiehoeveelheid definitief zal worden overgedragen krachtens artikel 5; 2° de totale hoeveelheid die een producent mag overnemen op basis van overeenkomsten van tijdelijke overdracht wordt beperkt tot 20 000 liter.Deze beperking is niet van toepassing als de totale referentiehoeveelheid, die via tijdelijke overdracht wordt overgenomen, een referentiehoeveelheid betreft die definitief overgenomen zal worden krachtens artikel 5 en waarvoor tijdens het lopende tijdvak een aanvraag is ingediend; 3° voor de op basis van overeenkomsten voor tijdelijke overdracht overgenomen hoeveelheden kan de overnemer geen aanvraag indienen, zoals bedoeld in artikel 3. § 3. Om ontvankelijk te zijn, moeten de in § 1 bedoelde overeenkomsten uiterlijk op 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief naar de administratie worden gestuurd.
Art. 5.§ 1. Met behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 15 worden in de volgende gevallen de overeenkomstige referentiehoeveelheden overgedragen : 1° in geval van gehele of gedeeltelijke overdracht van een bedrijf aan een andere producent : a) door vererving, b) uit kracht van een akte waarbij de eigendom of het vruchtgebruik van onroerende goederen overgedragen of aangewezen wordt, c) door een akte van pacht, onderpacht of overdracht van pacht, d) door elke andere overdracht die voor de producent vergelijkbare gevolgen heeft, 2° in geval van samenvoeging van bedrijven door twee of meer producenten;3° in geval van wijziging van een beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder van een rechtspersoon. § 2. De overdrachten van de referentiehoeveelheden die overeenkomstig § 1 gebeuren, moeten aan volgende voorwaarden voldoen : 1° de overgedragen referentiehoeveelheid mag niet hoger zijn dan 20 000 liter per hectare grond voor de melkproductie.De producent-overlater bepaalt de gronden voor de melkproductie; deze gronden moeten deel uitmaken van het bedrijf van de overlater sinds ten minste een jaar en door de overlater, in voorkomend geval, aangegeven zijn in zijn verzamelaanvraag van het kalenderjaar dat voorafgaat aan de overdracht van de gronden; 2° de producent-overnemer moet gedurende minstens negen jaar vanaf de datum van de uitwerking van overname van de referentiehoeveelheid een bedrijfsoppervlakte uitbaten zodanig dat zijn totale referentiehoeveelheid per ha niet groter wordt dan 20 000 liter, behoudens in geval van overmacht of in geval van toepassing van artikel 6, 6°.Dit bewijs van het uitbaten van de gronden moet jaarlijks worden geleverd aan de hand van de verzamelaanvraag; 3° de producent-overlater die zijn gehele referentiehoeveelheid heeft overgelaten en waarbij de overdracht een cumul van referentiehoeveelheden voor de producent-overnemer heeft teweeggebracht, mag gedurende negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid geen (melk)producent meer zijn, noch als natuurlijk persoon, noch als beheerder of beherend vennoot, bestuurder of zaakvoerder van een rechtspersoon, noch als lid van een groepering behalve als de producent-overnemer een groepering van echtgenoten of van bloed- of aanverwanten in de eerste graad is en de producent-overlater hiervan deel uitmaakt;4° met behoud van de bijzondere voorwaarden, bepaald in artikel 6, mag de producent-overnemer gedurende het lopende tijdvak en de twee volgende tijdvakken geen referentiehoeveelheid overdragen als overlater, behoudens onder de volgende voorwaarden : a) in geval van overmacht;b) in geval van verkoop of vererving van de gronden voor de melkproductie;c) als de overlater en de overnemer bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad;d) als de overdracht geen enkele cumul van referentiehoeveelheden teweegbrengt voor de producent-overnemer die landbouwer in hoofdberoep is;5° de producent-overnemer moet landbouwer in hoofdberoep zijn of worden vanaf de datum van de uitwerking van de overname van de referentiehoeveelheid.Deze bepaling is niet van toepassing in geval van overdracht van een bedrijf krachtens artikel 6, 6°, of in geval van overdracht van een bedrijf of van een gedeelte ervan tussen echtgenoten of tussen bloed- of aanverwanten in de eerste graad, en voorzover de producent-overnemer slechts uit een natuurlijke persoon bestaat. De producent-overnemer moet bovendien gedurende minstens vijf jaar landbouwer in hoofdberoep blijven in zijn hoedanigheid van melkproducent op zijn bedrijf, behoudens in geval van overmacht of in geval van toepassing van artikel 6, binnen de periode van vijf jaar en voorzover de betreffende producent een bloed- of aanverwant is in de eerste graad met de overlater en, als de producent-overlater een groepering van natuurlijke personen of een rechtspersoon is, voorzover de persoon, beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder die uit de groepering of uit de rechtspersoon treedt, tijdens de vijf voorgaande tijdvakken ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest; 6° de productie-eenheden van een producent-overlater die zijn gehele referentiehoeveelheid heeft overgelaten en waarbij de overdracht een cumul van referentiehoeveelheden voor de producent-overnemer heeft teweeggebracht, mogen niet meer uitgebaat worden voor de melkproductie gedurende minstens negen jaar vanaf de datum van de overdracht van de referentiehoeveelheid.Deze bepaling is niet van toepassing als de producent-overnemer een bloed- of aanverwant is in de eerste graad met de overlater.
Art. 6.De overname en oprichting van een bedrijf gebeuren onder de volgende voorwaarden : 1° de overname van de referentiehoeveelheden heeft geen enkele cumul van referentiehoeveelheden voor de overnemer als gevolg;2° de overnemer mag alleen melk produceren op het overgenomen of het opgerichte bedrijf.Het als dusdanig overgenomen of opgerichte bedrijf moet daadwerkelijk uitgebaat worden voor de productie van melk gedurende ten minste vijf jaar vanaf de datum van de uitwerking van de overdracht van de referentiehoeveelheid en mag binnen deze periode niet geheel of gedeeltelijk worden ontmanteld of verhuisd, behalve als minstens 40 % van de totale referentiehoeveelheid wordt vrijgemaakt overeenkomstig artikel 15; 3° in geval van overname door een bloed- of aanverwant in de eerste graad met de overlater, die zelf geen bedrijf heeft overgenomen of opgericht gedurende de vijf voorgaande tijdvakken, noch gedurende het lopende tijdvak, behoudt de overnemer zijn referentiehoeveelheid als hij een keer gedurende een periode van vijf jaar vanaf de datum van de uitwerking van de overdracht van de referentiehoeveelheid, een andere productie-eenheid overneemt, op voorwaarde dat hij alleen melk produceert vanuit deze productie-eenheid, zonder afbreuk te doen aan artikelen 5, 9 en 10;4° gedurende deze periode van vijf jaar mag de overnemer slechts het gehele bedrijf of een gedeelte ervan overdragen aan een andere producent, voorzover die laatste op zijn beurt aan dezelfde voorwaarden voldoet als zijn overlater, en gedurende een nieuwe periode van vijf jaar zich ertoe verbindt dezelfde verplichtingen na te leven als zijn overlater;5° gedurende dezelfde periode kan de overnemer geen andere melkproductie-eenheden uitbaten, met uitzondering van de gronden voor de melkproductie, dan die welke deel uitmaakten van het overgenomen of opgerichte bedrijf, met behoud van de toepassing van punt 3°;6° als de overname voortvloeit uit een nalatenschap kunnen de overlevende echtgenoot of echtgenote of de overlevende natuurlijke personen van een groepering het bedrijf overnemen zonder dat ze hoeven te voldoen aan de voorwaarden genoemd in punt 1° tot en met 5°, maar ze moeten wel alle verplichtingen verder naleven die de overlater moest naleven;7° bij een overname en oprichting kan de overdracht van gronden van het bedrijf evenwel gedeeltelijk zijn voorzover eveneens de volgende voorwaarden zijn vervuld : a) de producent-overlater is een groepering van natuurlijke personen die onderling verwant zijn in een zijtak in de tweede graad en de producent-overnemer is een van de leden van deze groepering;b) de rest van de gronden wordt op dezelfde datum overdragen aan het andere lid van de groepering die een oprichting uitvoert.
Art. 7.§ 1. Bij gehele of gedeeltelijke overdracht van een bedrijf omdat de verpachter de pacht opgezegd heeft aan de producent, en voorzover hij voor de vrederechter geldigverklaring verkregen heeft, behoudens als de opzegging gedaan wordt op grond van artikel 7, 6°, 7° en 8°, van Boek II, Titel VIII, Hoofdstuk II, Afdeling 3, van het Burgerlijk Wetboek, laatst gewijzigd bij wet van 7 november 1988, en als de producent de melkproductie voortzet op een melkproductie-eenheid zonder afbreuk te doen aan artikel 5, 9 en 10, behoudt deze laatste een gedeelte of zijn gehele referentiehoeveelheid op voorwaarde dat de som van de behouden referentiehoeveelheid en de referentiehoeveelheid die overeenstemt met het bedrijf dat hij overneemt, niet groter is dan de referentiehoeveelheid waarover hij voor het verstrijken van de pachtovereenkomst beschikte. § 2. Voor de toepassing van deze regel wordt verstaan onder gedeeltelijke overdracht : 1° een opzeg van het geheel van de stallen en de melkinstallatie van de melkproductie-eenheid;2° een opzeg van gronden die tot gevolg heeft dat de door de producent behouden oppervlakte zodanig verminderd wordt dat de referentiehoeveelheid per hectare groter wordt dan 10 000 liter;deze oppervlakte wordt bepaald op basis van de verzamelaanvraag van de producent; 3° een combinatie van 1° en 2°. § 1 is van toepassing in geval van onteigening.
Art. 8.§ 1. Als gronden van de producent-overlater met hypotheek bezwaard zijn en de hypothecaire schuldeiser met een aangetekende brief zijn schuldenaar en de administratie ter kennis heeft gebracht dat hij zich verzet tegen iedere overdracht van referentiehoeveelheid per hectare die groter is dan de gemiddelde referentiehoeveelheid per hectare van gronden waarvan de producent het genot heeft, dan mag de referentiehoeveelheid per overgelaten hectare niet groter zijn dan de gemiddelde referentiehoeveelheid.
Het verzet is alleen geldig als het voorafgegaan wordt door de betekening van een exploot van beslag op onroerende grond of van een exploot van bevel als bedoeld in artikel 1564 van het Gerechtelijk Wetboek. § 2. In geval van gedwongen uitwinning van een bedrijf wordt de referentiehoeveelheid overgedragen aan de producent, bedoeld in artikel 1, 14°. Zo niet, wordt de referentiehoeveelheid verdeeld tussen de producenten in evenredigheid met de oppervlakten waarvan het genot door hen wordt overgenomen of bewaard.
Deze producenten mogen echter een overeenkomst sluiten waarin een andere verdeling wordt vastgesteld op voorwaarde dat de referentiehoeveelheid per hectare niet hoger is dan 20 000 liter.
Art. 9.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht als bedoeld in artikelen 5 en 13 en waarbij die overdracht een cumul van referentiehoeveelheden voor de producent-overnemer teweegbrengt of heeft teweeggebracht, worden verminderd met 90 % behoudens als de overdracht gebeurt tussen producenten die bloed- of aanverwant in de eerste graad zijn of tussen producenten die echtgenoten van elkaar zijn en waarbij de overlater bestaat uit een natuurlijke persoon of een landbouwvennootschap met een beherende vennoot of als de overdracht gebeurt in de tijdvakken 2005-2006 en 2006-2007 tussen producenten op dezelfde melkproductie-eenheid, zoals bedoeld in artikel 13, § 2, lid 2.
Deze vermindering is evenwel niet van toepassing wanneer de overlater minstens 40 % van zijn totale over te laten referentiehoeveelheid tijdens hetzelfde tijdvak definitief heeft vrijgemaakt overeenkomstig artikel 15, en voorzover de overnemer geen producent is zoals bedoeld in artikel 13, § 2, lid 2. § 2. Tussen de overlater en de producent-overnemer bestaat een bloed- of aanverwantschap in de eerste graad : 1° als de producent-overnemer een rechtspersoon vertegenwoordigt.In dat geval gelden de volgende voorwaarden : a) het bloed- of aanverwantschap tussen de overlater en de producent-overnemer bestaat ten minste bij een van de beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders die in de oprichtingsakte van de rechtspersoon werden benoemd of zonder onderbreking gedurende de negen voorgaande tijdvakken de hoedanigheid van beheerder, bestuurder of zaakvoerder van deze rechtspersoon hebben;b) alle beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders, bedoeld in a), moeten onderling bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad of echtgenoten zijn;2° als de producent-overnemer een groepering van natuurlijke personen is of vertegenwoordigt. In dat geval bestaat het bloed- of aanverwantschap tussen de overlater en de producent-overnemer ten minste bij een van de natuurlijke personen van de groepering. De leden van deze groepering voldoen aan de volgende voorwaarde : alle natuurlijke personen van de groepering zijn onderling bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad of echtgenoten. § 3. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken of uitgemaakt hebben van een overdracht worden in de volgende gevallen verminderd met 90 % : 1° de producent-overnemer is, behalve in geval van toepassing van artikel 6, 6°, een natuurlijke persoon die de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de drie voorgaande tijdvakken niet ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest;2° de producent-overnemer is, behalve in geval van toepassing van artikel 6, 6°, een groepering van natuurlijke personen of een vennootschap waarvan een van de personen, een van de beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt op 1 april van het volgende tijdvak en die gedurende de drie voorgaande tijdvakken niet ononderbroken landbouwer in hoofdberoep is geweest;3° de overdracht gebeurt met toepassing van artikel 8, § 2;4° de producent-overlater heeft, behalve in geval van toepassing van artikel 6, of in geval er een bloed- of aanverwantschap in de eerste graad bestaat tussen de overlater en de producent-overnemer, de leeftijd van 65 jaar bereikt op 1 april van het lopende tijdvak.In geval van een groepering van natuurlijke personen of een landbouwvennootschap is het de leeftijd van de jongste persoon of de jongste beherende vennoot die in aanmerking wordt genomen; 5° de productie-eenheid van de overlater van waaruit per 31 maart 2002 de leveringen en/of rechtstreekse verkopen gebeurden die door de administratie op de over te dragen referentiehoeveelheid geboekt werden, is niet gelegen op het grondgebied van de gemeente waar de installaties van de productie-eenheid van de overnemer zich bevinden, of op het grondgebied van een naburige gemeente, behalve indien de overnemer bloed- of aanverwant is in de eerste graad met de overlater.
Art. 10.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht als bedoeld in artikelen 5 en 13, en die buiten het geval van overname of oprichting van een bedrijf vallen en die niet beantwoorden aan een van de gevallen, bedoeld in artikel 9, § 3, worden verminderd met 90 % van de schijven die, samengevoegd met de referentiehoeveelheid van de overnemer voor de overdracht, de referentiehoeveelheid van de overnemer na overdracht verhogen tot boven 600 000 liter. § 2. Het plafond van 600 000 liter wordt op 800 000 liter gebracht als de producent-overnemer voldoet aan een van de volgende voorwaarden : 1° de producent-overnemer is een groepering waarvan alle natuurlijke personen onderling bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad zijn;2° de producent-overnemer is een rechtspersoon met minstens twee beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders en alle beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders zijn bloed- of aanverwanten in de eerste graad of bloedverwanten in een zijtak in de tweede graad. § 3. De vermindering, bedoeld in §§ 1 en 2, is evenwel niet van toepassing als het totaal van de door een producent overgenomen referentiehoeveelheden in de loop van een tijdvak, niet meer bedraagt dan 15 000 liter, vermenigvuldigd met het aantal tijdvakken die verstreken zijn sinds het laatste tijdvak, te tellen vanaf 1 april 2005, waarin de producent een referentiehoeveelheid van een andere producent heeft overgenomen, inclusief het lopende tijdvak. § 4. De vermindering is niet van toepassing als de producent-overlater en de producent-overnemer bloed- of aanverwant zijn in de eerste graad of als het een overdracht betreft tussen echtgenoten waarbij de producent-overlater bestaat uit een natuurlijk persoon of een landbouwvennootschap met een beherende vennoot. Als de overlater zijn referentiehoeveelheid echter binnen de vijf jaar na de overname of oprichting van zijn bedrijf overlaat overeenkomstig artikel 6, 2°, is de vermindering wel van toepassing. § 5. In de tijdvakken 2005-2006 en 2006-2007 is de vermindering niet van toepassing als het een overdracht betreft tussen producenten op dezelfde melkproductie-eenheid, zoals bedoeld in artikel 13, § 2, lid 2.
Art. 11.§ 1. De referentiehoeveelheden die het voorwerp uitmaken van een overdracht worden op nul gezet als het gaat om referentiehoeveelheden die de producent niet geheel of gedeeltelijk behoudt overeenkomstig artikel 7. § 2. Bij een overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf aan een persoon die geen producent is, met behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 15, wordt de overgedragen referentiehoeveelheid op nul gezet.
Art. 12.Van de referentiehoeveelheden die het voorwerp uitgemaakt hebben van een overdracht moet, in het geval dat een van de voorwaarden van artikel 5 of artikel 6 niet of niet meer worden nageleefd, een aanvraag voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15 ingediend worden binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing; in geval van niet-vrijmaking zullen deze referentiehoeveelheden op nul worden gezet.
Als de bepaling van artikel 5, 2°, niet wordt nageleefd, dan wordt de referentiehoeveelheid die moet worden vrijgemaakt evenwel zodanig berekend dat de referentiehoeveelheid waarover de producent beschikt na de vrijmaking niet meer dan 20 000 liter per ha bedraagt.
Art. 13.§ 1. Als de administratie vaststelt dat de productie van melk en zuivelproducten van twee of meer producenten afkomstig is van hetzelfde bedrijf, dan voert ze een ambtshalve samenvoeging uit van de betrokken producenten. In dat geval gaat de administratie over tot de rechtzetting van de referentiehoeveelheden die op dat bedrijf beschikbaar kunnen zijn, met toepassing van de beschikkingen van artikelen 5, 9, 10 en 14, § 1. § 2. Behoudens in geval van overmacht wordt de ambtshalve samenvoeging, bedoeld in § 1, eveneens uitgevoerd in geval van vaststelling van gebruik van dezelfde productiemiddelen van een melkproductie-eenheid door producenten, of in geval van tijdelijke overdracht tussen producenten, ofwel rechtstreeks, ofwel via derden, van het beheer van alle of van een gedeelte van de productiemiddelen van een melkproductie-eenheid, voor een periode die korter is dan 24 maanden.
Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de producenten die al actief waren voor 1 april 1996 op dezelfde melkproductie-eenheid en waartussen, uiterlijk tot en met het tijdvak 1995-1996, zich al een overdracht van het genoemde beheer heeft voorgedaan op dezelfde melkproductie-eenheid. Indien echter een dergelijke producent een aanvraag indient voor overdracht van een referentiehoeveelheid als overlater of als overnemer, wordt voorafgaandelijk aan die overdracht een ambtshalve samenvoeging uitgevoerd van zijn referentiehoeveelheid met die van de andere producenten die na 1 april 1996 actief geweest zijn op dezelfde melkproductie-eenheid. § 3. In geval van ambtshalve samenvoeging kan de betreffende producent, binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing, een aanvraag voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15 indienen voor het gedeelte waarmee de referentiehoeveelheden in geval van niet-vrijmaking zouden worden verminderd. § 4. Als de in artikel 3, § 1, bedoelde aanvraag volgt op een ambtshalve samenvoeging, kan ze tot 31 december van het tijdvak ingediend worden, voorzover het een referentiehoeveelheid betreft die conform artikel 15 wordt vrijgemaakt. § 5. Vanaf 1 april van het tijdvak dat volgt op de mededeling van de beslissing van de ambtshalve samenvoeging kunnen de referentiehoeveelheden, bedoeld in § 3, niet meer in aanmerking genomen worden voor de berekening van de heffing. Vanaf de mededeling van de beslissing kunnen dezelfde referentiehoeveelheden niet meer het voorwerp uitmaken van een overdracht door de producent zoals bedoeld in artikelen 5, 9 en 10. § 6. Als de administratie haar beslissing van ambtshalve samenvoeging meedeelt aan de betrokken producenten, kunnen die binnen een maand na de mededeling van de beslissing een beroep indienen bij de leidend ambtenaar van de administratie.
Als de leidend ambtenaar na het beroep de beslissing van ambtshalve samenvoeging handhaaft, wordt aan de betrokken producenten een nieuwe periode van een maand toegestaan voor vrijmaking als bedoeld in artikel 15.
Art. 14.§ 1. De overdrachten van referentiehoeveelheid, bedoeld in artikelen 5 tot 12, worden geregistreerd hetzij ambtshalve ofwel op aanvraag, gericht aan de administratie aan de hand van een typeformulier dat beschikbaar is bij de administratie. De overgedragen percelen moeten worden aangegeven op de kaarten van de verzamelaanvragen. § 2. Een aanvraag kan slechts betrekking hebben op een overdracht van het geheel of van een gedeelte van een bedrijf, die zich op zijn vroegst heeft voorgedaan op 1 april van het vorige tijdvak en zich uiterlijk voordoet op 31 maart van het lopende tijdvak. Om ontvankelijk te zijn, moet de aanvraag ingediend zijn uiterlijk op 30 november van het tijdvak en, in voorkomend geval, na indiening van de in artikel 15, § 1, 6°, c), bedoelde aanvraag. § 3. Behoudens in geval van overnames en oprichtingen van een bedrijf worden de overdrachten van referentiehoeveelheden, alsmede de overeenkomstige verminderingen, uitgevoerd met uitwerking op 1 april van het volgende tijdvak. In geval van overname of oprichting van een bedrijf, moet de overdracht van gronden plaatsvinden tussen 1 april van het voorgaande tijdvak en 31 maart van het huidige tijdvak.
In dat geval kunnen de referentiehoeveelheden op zijn vroegst overgedragen worden na de overdracht van gronden en kunnen ze op zijn vroegst uitwerking hebben op 1 april van het lopende tijdvak en uiterlijk op 1 april van het volgende tijdvak. De overeenkomstige verminderingen worden uitgevoerd met uitwerking op 1 april van het volgende tijdvak. § 4. De administratie verifieert of de voorwaarden van overdracht vervuld zijn en voert de overdracht uit. De administratie deelt haar beslissing mee aan de betrokken partijen, die een beroep kunnen indienen bij de leidend ambtenaar van de administratie binnen een maand die volgt op de mededeling van de beslissing.
Art. 15.§ 1. Bij het begin van een tijdvak kunnen de producenten, tegen voorafgaande betaling, de herverdeling verkrijgen van referentiehoeveelheden die definitief werden vrijgemaakt op het einde van het vorige tijdvak door andere producenten tegen betaling van een vergoeding die gelijk is aan de voornoemde betaling, mits aan de volgende voorwaarden voldaan wordt : 1° de vrijmaking en herverdeling worden enkel toegepast op de referentiehoeveelheden leveringen;2° voor de vrijgemaakte referentiehoeveelheid bedraagt de vergoeding 0,37 euro per liter melk;het bedrag van de vergoeding wordt verhoogd of verlaagd afhankelijk van het representatieve vetgehalte voor de referentiehoeveelheid voor leveringen, zoals gedefinieerd in artikel 2, naar rato van 0,0002 euro per 0,01 gram vet boven of onder 37 gram; 3° voor de te herverdelen referentiehoeveelheden geldt een referentievetgehalte dat gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de representatieve vetgehaltes van al de tijdens het tijdvak vrijgemaakte referentiehoeveelheden;de vergoeding per liter melk met het aldus berekende representatieve vetgehalte is gelijk aan het totale bedrag aan vergoedingen dat op basis van het bepaalde in 2° aan de producent-overlaters moet worden betaald, gedeeld door het totaal aantal liter vrijgemaakte referentiehoeveelheden; 4° de producent-overlater die zich ertoe verbindt om aan het einde van het tijdvak zijn referentiehoeveelheid voor leveringen, geheel of gedeeltelijk, definitief vrij te maken moet daartoe een aanvraag indienen, zoals bepaald in 6°;5° de producent-verkrijger die in aanmerking wil komen voor herverdeling van referentiehoeveelheden bij het begin van het volgende tijdvak, moet daartoe eveneens een aanvraag indienen zoals bepaald in 6°.In het in artikel 13, § 2, lid 2, bedoelde geval kan slechts een van de producenten in aanmerking komen voor de herverdeling van de referentiehoeveelheden; 6° voor de vrijmaking of de herverdeling van de referentiehoeveelheden moet de producent-overlater, respectievelijk de producent-verkrijger, een aanvraag indienen, aan de hand van typeformulieren die beschikbaar zijn bij de administratie.Voor de aanvragen, bedoeld in § 1, 4° en 5°, gelden de volgende voorwaarden : a) de onder § 1, 4°, bedoelde aanvragen voor vrijmaking van referentiehoeveelheden moeten, om ontvankelijk te zijn, tussen 1 april en 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief worden verstuurd naar de administratie.Deze termijn is niet van toepassing op de aanvragen tot vrijmaking, bedoeld in artikel 13; b) de onder § 1, 5°, bedoelde aanvragen voor herverdeling van referentiehoeveelheden moeten, om ontvankelijk te zijn, tussen 1 oktober en 30 november van het tijdvak in kwestie per aangetekende brief verstuurd worden naar de administratie;7° de vrijgemaakte referentiehoeveelheden worden herverdeeld tussen de hierna genoemde categorieën van producenten : a) de producenten die voldoen aan de volgende voorwaarden : 1) de producent is jonger dan veertig jaar op 1 april van het volgende tijdvak;voor producenten die beantwoorden aan de voorwaarde van artikel 1, 8°, d), wordt enkel de echtgenoot of de echtgenote in aanmerking genomen die de voorwaarden, bepaald in artikel 1, 8°, a), vervult; in geval van een groepering kan enkel de jongste natuurlijke persoon die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, 8°, a), in aanmerking genomen worden of, in geval van een vennootschap kan enkel de leeftijd van de jongste beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder die al actief was op het moment van de overname van de referentiehoeveelheid in aanmerking genomen worden; 2) de producent heeft tijdens het lopende tijdvak of tijdens een van de zes voorgaande tijdvakken een overname of oprichting, overeenkomstig artikel 6, gedaan en maakte voor deze overname of oprichting nog geen deel uit van een groepering of een vennootschap die een melkveebedrijf uitbaatte en is, in voorkomend geval, niet gehuwd met een lid van de groepering of een beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder van de vennootschap die het melkveebedrijf voor de overname uitbaatte.Als de betrokken producent een groepering van natuurlijke personen is of een vennootschap, maakte minstens een van de leden of minstens een van de beherende vennoten, bestuurders of zaakvoerders geen deel uit van een groepering of een vennootschap die een melkveebedrijf uitbaatte en is dat lid of die beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder niet gehuwd met een lid van de groepering of een beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder van de vennootschap die het melkveebedrijf voor de overname uitbaatte. De producenten die tijdens het lopende tijdvak of tijdens een van de zes voorgaande tijdvakken overnemer waren in een overdracht tussen eerstegraadsverwanten in opgaande lijn of tussen echtgenoten, komen niet in aanmerking; b) de andere producenten. De herverdeling gebeurt zodanig dat de in punt a) bedoelde producenten een hoeveelheid krijgen die viermaal de hoeveelheid is die herverdeeld wordt aan de producenten, bedoeld in punt b). Iedere producent die in aanmerking komt, krijgt in iedere categorie een gelijke hoeveelheid zonder dat die hoeveelheid hoger kan zijn dan de hoeveelheid waarvoor hij de aanvraag, bedoeld in punt 5°, heeft ingediend; 8° de administratie deelt haar beslissing mee aan de betrokken producenten die in beroep kunnen gaan bij de leidend ambtenaar van de administratie binnen een maand na de mededeling van de beslissing. § 2. Om in aanmerking te komen voor de herverdeling van de referentiehoeveelheden, voldoet de producent-verkrijger bovendien aan de volgende voorwaarden : 1° hij mag de leeftijd van 65 jaar nog niet bereikt hebben op 1 april van het volgende tijdvak;in geval van een groepering van natuurlijke personen of een vennootschap is het de leeftijd van de jongste persoon of de jongste beherende vennoot, bestuurder of zaakvoerder die in aanmerking wordt genomen; 2° hij moet landbouwer in hoofdberoep zijn en over een referentiehoeveelheid beschikken op 1 april van het volgende tijdvak. De voorwaarde van landbouwer in hoofdberoep is niet van toepassing op de instellingen, erkend door de minister, die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek of onderwijs in de sector van de melkproductie en op de erkende landbouwbeurzen.
Als de producent-verkrijger in gebreke blijft om de nodige bewijsstukken te leveren dat hij gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar van de indiening van de aanvraag, zoals bedoeld in § 1, 6°, of, in geval van beginnende activiteit gedurende heel de duur van het burgerlijke jaar dat volgt, landbouwer in hoofdberoep was, wordt de referentiehoeveelheid van deze producent opnieuw verminderd met de herverdeelde hoeveelheid; 3° hij mag voor de herverdeling niet beschikken over een totale referentiehoeveelheid voor leveringen en rechtstreekse verkopen van meer dan 20 000 liter per hectare bedrijfsoppervlakte;dit bewijs van het uitbaten van de gronden moet worden geleverd aan de hand van de verzamelaanvraag of, bij ontstentenis daarvan, door een verklaring op erewoord, die bevestigd moet worden door de verzamelaanvraag van het volgende burgerlijke jaar; bij ontstentenis van deze bevestiging wordt de referentiehoeveelheid van deze producent opnieuw verminderd met de herverdeelde hoeveelheid. 4° hij moet zich onherroepelijk ertoe verbinden de totale vergoeding voor de aan hem herverdeelde referentiehoeveelheden te betalen binnen een termijn van een kalendermaand die volgt op de datum van mededeling van het resultaat van de herverdeling. Bij verzuim van betaling binnen deze termijn zal de producent-verkrijger van rechtswege intresten verschuldigd zijn, berekend aan de wettelijke koers vanaf de eerste dag die volgt op deze termijn. Bovendien kan de producent die verzuimt binnen de voorgeschreven termijn te betalen de herverdeling van referentiehoeveelheden van het volgende tijdvak niet meer genieten. Op het ogenblik van de aanvraag maakt elke bestaande schuld deze aanvraag nietig; 5° hij mag geen definitieve overdracht van referentiehoeveelheden hebben gedaan als overlater, noch definitief een referentiehoeveelheid hebben vrijgegeven, gedurende het lopende tijdvak of gedurende de twee voorgaande tijdvakken;6° de producent-verkrijger mag geen aanvraag tot overdracht van een referentiehoeveelheid hebben ingediend als overnemer gedurende het lopende tijdvak, behalve bij overname en oprichting van een bedrijf, of behalve als hij voldoet aan de voorwaarden genoemd in § 1, 7°, a), en voorzover de referentiehoeveelheid na overdracht niet hoger is dan 600 000 liter of, in voorkomend geval, 800 000 liter;7° hij mag tijdens het lopende tijdvak geen aanvraag hebben ingediend om een referentiehoeveelheid tijdelijk over te dragen. § 3. De in de vorige tijdvakken herverdeelde referentiehoeveelheden worden, in geval van vrijmaking overeenkomstig artikel 9, § 1, voorafgaandelijk vrijgemaakt en worden derhalve niet in rekening gebracht om de minimaal vrij te maken hoeveelheid van 40 % te bepalen.
Art. 16.De referentiehoeveelheden die op 1 april 2003 werden toegekend aan de instellingen die een deel van hun activiteiten besteden aan wetenschappelijk onderzoek of onderwijs in de sector van de melkproductie en aan de erkende landbouwbeurzen, worden op de eerste dag van het volgende tijdvak op nul gezet in geval van een aanvraag tot overdracht van het geheel of een gedeelte van een bedrijf of in geval van een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke vrijmaking.
Art. 17.Elke referentiehoeveelheid die toegekend wordt aan een producent die tijdens de duur van een volledig tijdvak geen melk of andere zuivelproducten in de handel heeft gebracht van op een melkproductie-eenheid, wordt uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar op nul gezet, tenzij de producent voor deze datum de melkproductie heeft hervat.
Indien de producent uiterlijk aan het einde van het tweede tijdvak dat volgt op het tijdvak in kwestie de melkproductie hervat, zal de referentiehoeveelheid hem uiterlijk op 1 april na de datum waarop hij hierom verzocht, terug toegekend worden.
Art. 18.§ 1. Een koper moet erkend zijn door de administratie om melk te mogen aankopen bij producenten.
De koper moet elke maand aan de administratie alle gevraagde gegevens met betrekking tot de leveringen bezorgen; het totaal aantal liters en het gemiddelde vet en eiwitgehalte voor de twintigste van de maand die volgt op de maand waarin de leveringen plaatsvonden en alle gegevens per producent uiterlijk de laatste dag van die maand.
De koper of de persoon die voor rekening van de koper de melkophaling doet, moet tijdens elke ophaling een document invullen dat door de producent bewaard moet worden en waarop, per productie-eenheid, de datum van ophaling en het aantal opgehaalde liters worden genoteerd.
De kopers zijn verplicht alle gevraagde gegevens over de leveringen van het vorige tijdvak, uiterlijk op 30 april, volgend op het tijdvak in kwestie, te bevestigen aan de administratie. Als die gegevens niet meegedeeld zijn op 15 mei van het volgende tijdvak, geldt de boete die vastgesteld is in artikel 8, punt 3, van Verordening (EG) nr. 595/2004. Als de gegevens niet meegedeeld zijn op 1 juli van het volgende tijdvak, geldt het bepaalde in artikel 8, punt 4, van Verordening (EG) nr. 595/2004.
De kopers moeten alle documenten, genoemd in artikel 24 van Verordening (EG) nr. 595/2004, ter beschikking houden gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het jaar waarin de documenten zijn opgesteld. De kopers houden de ophaalplannen ter beschikking.
Als de administratie constateert dat een koper een onjuiste verklaring van de leveringsgegevens heeft ingediend of als de koper niet voldaan heeft aan zijn verplichtingen, kan de administratie de erkenning intrekken of een boete opleggen die in verhouding staat tot de hoeveelheid melk in kwestie en de ernst van de onregelmatigheid.
Als de administratie constateert dat een producent levert aan een niet erkende koper, kan de administratie een boete opleggen aan de producent die in verhouding staat tot de hoeveelheid melk in kwestie en de ernst van de onregelmatigheid. § 2. De producent die tijdens het tijdvak in kwestie melk of zuivelproducten rechtstreeks heeft verkocht of die beschikte over een referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen, moet conform de bepalingen in artikelen 11 en 24 van Verordening (EG) nr. 595/2004 aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° in het register dat hem ter beschikking gesteld wordt door de administratie, houdt hij een productboekhouding bij.Hij houdt dit register en de bijbehorende bewijsstukken gedurende vijf jaar ter beschikking van de administratie; 2° hij vult het verklaringsformulier van de verkoop van melk en zuivelproducten per tijdvak in;dit formulier is ingevoegd in het register, bedoeld in 1°; 3° hij stuurt dit formulier naar de administratie, per aangetekende brief en uiterlijk op 30 april van het volgende tijdvak.Eventueel voegt hij er de aanvraag tot tijdelijke wijziging of tot tijdelijke vaststelling van de referentiehoeveelheid bij, bepaald in artikel 3, § 1. Als die verklaring op 14 mei van het volgende tijdvak niet verstuurd is, geldt de boete die vastgesteld is in artikel 11, punt 3, van Verordening (EG) nr.595/2004. Als de verklaring niet is ingediend voor 1 juli van het volgende tijdvak, geldt het bepaalde in artikel 11, punt 4, van Verordening (EG) nr. 595/2004.
Als een producent een onjuiste verklaring van de verkoop van melk en zuivelproducten heeft ingediend, kan de administratie een boete opleggen die in verhouding staat tot de hoeveelheid melk in kwestie en de ernst van de onregelmatigheid en die ten hoogste gelijk is aan de theoretische heffing over de hoeveelheid melk na toepassing van de correctie, vermenigvuldigd met 1,5.
Art. 19.§ 1. De administratie is belast met de inning van de heffing. § 2. Wat de leveringen betreft moet de heffing door de heffingsplichtige koper betaald worden voor 22 augustus van het volgende tijdvak. Als die termijn niet wordt nageleefd, wordt de driemaandelijkse referentierentevoet (Euribor) die op 1 september van het jaar in kwestie geldt, vermeerderd met een procentpunt, op jaarbasis toegepast op de verschuldigde bedragen.
De heffing moet betaald worden door de koper aan wie de verschuldigde producent levert op het ogenblik dat de heffing wordt berekend na het einde van het tijdvak in kwestie.
De koper houdt het verschuldigde bedrag in op de prijs die hij voor de melk verschuldigd is aan de producent die de uiteindelijke schuldenaar is, of int het verschuldigde bedrag op een andere wijze met passende middelen.
Als de door een producent geleverde hoeveelheden de referentiehoeveelheid overschrijden waarover hij beschikt, mag de koper, als voorschot op de verschuldigde heffing, het bedrag van de prijs van de melk inhouden van alle leveringen van die producent die de ter beschikking staande referentiehoeveelheid overschrijden, zoals die bekend is op het ogenblik van de inhouding. § 3. Wat de rechtstreekse verkopen betreft, moet de heffing door de producent betaald worden voor 1 september van het volgende tijdvak.
Als die termijn niet wordt nageleefd, wordt de driemaandelijkse referentierentevoet (Euribor) die op 1 september van het jaar in kwestie geldt, vermeerderd met een procentpunt, op jaarbasis toegepast op de verschuldigde bedragen. § 4. De administratie neemt de nodige maatregelen in de gevallen waarin de koper of de producent niet in staat is de verschuldigde heffing te betalen.
Art. 20.Voor de toepassing van dit besluit kan rekening worden gehouden met de gegevens die verstrekt zijn door de producenten overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 2 april 2001 met betrekking tot de organisatie van een jaarlijkse landbouwtelling in de maand mei, uitgevoerd door het Nationaal Instituut voor de Statistiek, en met de gegevens van de verzamelaanvragen.
Art. 21.De minister kan alle nodige aanvullende maatregelen nemen voor de toepassing van de heffing.
Art. 22.Overtredingen van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1788/2003 en van Verordening (EG) nr. 595/2004, van de bepalingen van dit besluit en van de bepalingen die genomen zijn krachtens dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.
Art. 23.Het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003 betreffende de toepassing van de extra heffing in de sector melk en zuivelproducten gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 en 2 april 2004, wordt opgeheven.
Art. 24.De producent met een lopende verbintenis, aangegaan op basis van het opgeheven koninklijk besluit van 2 oktober 1996 of van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juni 2003, kan ervoor opteren de nieuwe voorwaarden en de verplichtingen die ingesteld zijn bij dit besluit na te leven ter vervanging van de voorwaarden en verplichtingen die bij het aangaan van deze lopende verbintenis werden opgelegd. In voorkomend geval en nadat de producent het aangetoond heeft, wordt hij geacht eveneens aan zijn lopende verbintenis te voldoen.
Art. 25.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 april 2005.
Art. 26.De minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 15 april 2005.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME
Bijlage Representatieve vetgehaltes en equivalentiecoëfficiënten a) representatieve vetgehaltes : De representatieve vetgehaltes worden vastgesteld voor referentiehoeveelheden voor leveringen en voor referentiehoeveelheden rechtstreekse verkopen die geheel of gedeeltelijk aangewend worden voor leveringen aan een koper.1. basisvetgehalte : - voor de referentiehoeveelheid voor leveringen : het representatieve vetgehalte dat verbonden is aan de referentiehoeveelheid die beschikbaar is op 31 maart 2002. - voor de referentiehoeveelheid voor rechtstreekse verkopen : 39,14 g/liter melk 2. bij aanpassing van een referentiehoeveelheid, zoals bepaald in artikel 3 : - het representatieve vetgehalte van de definitief verhoogde referentiehoeveelheid is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid voor de verhoging en het representatieve vetgehalte van de geheel of gedeeltelijk overgedragen referentiehoeveelheid - het representatieve vetgehalte van de verminderde referentiehoeveelheid verandert niet 3.bij het sluiten van overeenkomsten van tijdelijke overdracht, zoals bepaald artikelen 4 : - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overnemer is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van zijn initiële referentiehoeveelheid en van de tijdelijk overgedragen referentiehoeveelheid - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater verandert niet 4. bij een definitieve wijziging van de referentiehoeveelheid, zoals bepaald in artikel 5 en 6 : - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overnemer is gelijk aan het gewogen gemiddelde van het representatieve vetgehalte van zijn initiële referentiehoeveelheid en van de definitief overgedragen referentiehoeveelheid - het representatieve vetgehalte van de referentiehoeveelheid van de producent-overlater verandert niet b) equivalentiecoëfficiënten om in de handel gebrachte zuivelproducten om te rekenen in liter volle melk Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze coëfficiënten werden vastgesteld, uitgaande van volle melk, met 39,14 gram vet per liter.Als de producent kan bewijzen dat de hoeveelheden die werkelijk voor de vervaardiging van de producten in kwestie zijn gebruikt verschillend zijn, worden de equivalentiecoëfficiënten op die basis gewijzigd.
Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 april 2005 betreffende de toepassing van de heffing in de sector melk en zuivelproducten.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME